Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Rivierenland

Nadeelcompensatieregeling voor Waterschap Rivierenland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Rivierenland
Officiële naam regelingNadeelcompensatieregeling voor Waterschap Rivierenland
CiteertitelNadeelcompensatieregeling voor Waterschap Rivierenland
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerprecht – bezwaar en klachten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Advertentie in diverse huis-aan-huis-bladen in het hele gebied van het waterschap in week 1, 2005, oa. in Zakengids 05-01-2005.

Een verordening treedt pas 8 dagen na bekendmaking in werking. Deze verordening werkt echter terug tot 1 januari 2005.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 3-1-2005

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Zakengids, 05-01-2005.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 59
  2. Waterschapswet, art. 78

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-01-200501-01-200504-05-2007nieuwe regeling

03-01-2005

Zakengids, 05-01-2005.

2004-17858

Tekst van de regeling

Aanhef

Het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland;

gelezen het voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden d.d. 23 december 2004;

gelet op artikel 59 van de Waterschapswet;

B E S L U I T :

vast te stellen de Nadeelcompensatieregeling voor Waterschap Rivierenland:

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. dagelijks bestuur: het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland; 

  • b. waterstaatswerken: waterkeringen, watergangen en kunstwerken als bedoeld in het reglement voor het    Waterschap Rivierenland, de keur voor waterkeringen en wateren van het Waterschap Rivierenland, de keur scheepvaartregeling van het Waterschap Rivierenland en overigens andere werken ter bestrijding van waterverontreiniging;

  • c. schade: het financieel nadeel dat de belanghebbende lijdt ten gevolge van de in artikel 2 genoemde overheidsdaad;

  • d. belanghebbende: een natuurlijke of rechtspersoon die schade lijdt tengevolge van de in artikel 2 genoemde overheidsdaad;

Hoofdstuk 2 Procedurebepalingen inzake schadevergoeding

Artikel 2 De aanvraag tot schadevergoeding
  • 1. Een belanghebbende die schade lijdt of zal lijden als gevolg van het nemen, intrekken of wijzigen van een besluit tot het aanleggen, wijzigen, onderhouden of verwijderen van waterstaatswerken, kan bij het waterschap een aanvraag tot verlening van een schadevergoeding indienen.

  • 2. Een schadevergoeding wordt verstrekt indien de aanvrager onevenredige schade lijdt als gevolg van rechtmatige besluiten of handelingen van het waterschap als bedoeld in lid 1, indien die schade redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van de belanghebbende behoort te blijven, niet behoort tot het normaal maatschappelijk risico en de vergoeding van de schade niet anderszins is verzekerd.

Artikel 3 Toepasselijkheid verordening
  • 1. Deze verordening is niet van toepassing op schade welke het gevolg is van besluiten en uitvoeringshandelingen van het waterschap die voortvloeien uit of samenhangen met besluiten van andere bestuursorganen (zoals de Rijksoverheid) waarvoor een afzonderlijke nadeelcompensatieregeling geldt, die ook op het besluit/de uitvoeringshandeling van het waterschap van toepassing is verklaard.

  • 2. Deze verordening is van toepassing op de aanvraag als bedoeld in artikel 2 lid 1, met dien verstande dat indien het betrekking heeft op een specifieke (project c.q. themagerichte) nadeelcompensatieregeling van Waterschap Rivierenland een besluit zal worden genomen op basis van die specifieke regeling.

Artikel 4 Informatieplicht

Het waterschap maakt de ingelanden opmerkzaam op het bestaan van deze regeling. Indien een belanghebbende zich tot het waterschap wendt omtrent geleden schade informeert het waterschap belanghebbende over de mogelijkheden van het verkrijgen van schadevergoeding en de wijze van het indienen van een aanvraag tot schadevergoeding.

Artikel 5 Indienen van een aanvraag
  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2 wordt gericht aan het dagelijks bestuur. De aanvraag kan daartoe worden ingediend tot een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf het moment dat:

    • -

      het besluit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onherroepelijk is geworden, of

    • -

      de werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, zijn uitgevoerd.

  • 2. Een aanvraag die naar het oordeel van het waterschap betrekking heeft op schade als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt door het waterschap ter verdere afhandeling doorgezonden naar het orgaan dat op grond van de betreffende nadeelcompensatieverordening bevoegd is om op het verzoek om nadeelcompensatie te beslissen. De aanvrager ontvangt hiervan bericht.

  • 3. Indien de schade zich niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn manifesteert, kan de aanvraag worden ingediend gedurende een termijn van uiterlijk zes weken nadat de aanvrager het ontstaan van de schade redelijkerwijs heeft kunnen constateren.

  • 4. De aanvraag bevat een opgave van de aard en omvang van de schade en zo mogelijk een specificatie van het bedrag van de schade. Tevens bevat de aanvraag een opgave van de feiten die tot het ontstaan van de schade aanleiding hebben gegeven.

  • 5. Het dagelijks bestuur bevestigt schriftelijk de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 6 Kennelijke (on)gegrondheid van de aanvraag

Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur een aanvraag als bedoeld in artikel 2 eerste lid kennelijk ongegrond is, dan wel zonder nader onderzoek voor toewijzing vatbaar is, kan het dagelijks bestuur daaromtrent beslissen, zonder zich te laten adviseren door de commissie als bedoeld in artikel 7 en zijn de artikelen 7 tot en met 12 niet van toepassing.

Artikel 7 Advisering over de aanvraag door de adviescommissie
  • 1. Indien geen toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 6, stelt het dagelijks bestuur de aanvraag, binnen twee weken na ontvangst daarvan, in handen van de adviescommissie.

  • 2. De aanvrager wordt schriftelijk door het dagelijks bestuur in kennis gesteld van het feit dat de adviescommissie over de aanvraag zal adviseren.

Artikel 8 Samenstelling van de adviescommissie
  • 1. De adviescommissie bestaat uit drie deskundigen, die geen deel uitmaken van en niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het waterschap. In eenvoudige gevallen, zulks ter beoordeling van het dagelijks bestuur, kan worden volstaan met de commissie bestaande uit twee deskundigen, die geen deel uitmaken van en niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het waterschap.

  • 2. Het dagelijks bestuur benoemt de adviescommissie en wijst tevens de voorzitter aan.

  • 3. Het dagelijks bestuur benoemt een commissiesecretaris en voorziet in een of meer plaatsvervangers.

Artikel 9 Vereisten voor de vervulling van de adviestaak
  • 1. De aanvrager en het waterschap stellen de adviescommissie alle gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van de adviestaak.

  • 2. De door de adviescommissie naar het oordeel van het dagelijks bestuur noodzakelijk te maken kosten worden door het waterschap vergoed.

Artikel 10 Horen van de aanvrager
  • 1. De adviescommissie stelt het waterschap en de aanvrager en/of diens gemachtigden in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen binnen zes weken nadat de commissie in kennis is gesteld van de schadeclaim.

  • 2. Het waterschap zendt daartoe in opdracht van de adviescommissie tenminste twee weken voorafgaande een schriftelijke uitnodiging aan de aanvrager.

  • 3. Op verzoek van het waterschap en/of de aanvrager kunnen meegebrachte deskundigen worden gehoord.

  • 4. Van hetgeen overeenkomstig de voorgaande leden naar voren is gebracht wordt een verslag gemaakt. Het verslag maakt deel uit van het advies van de commissie.

Artikel 11 Behandeling door adviescommissie
  • 1. De adviescommissie adviseert of er sprake is van schade die redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van de aanvrager behoort te blijven. Indien, naar het oordeel van de commissie, aan de aanvrager een schadevergoeding toekomt, adviseert zij over de aard en omvang van de schadevergoeding.

  • 2. De adviescommissie stelt binnen zes weken nadat het verzoek haar ter hand is gesteld of in de gevallen waarin een hoorzitting is gehouden, binnen zes weken na de hoorzitting, een schriftelijk conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt toegezonden aan de aanvrager en aan het waterschap.

  • 3. De aanvrager en het waterschap reageren binnen vier weken schriftelijk op het conceptadvies bij de adviescommissie.

  • 4. Binnen zes weken na de uiterlijke termijn voor het indienen van reacties op het conceptadvies stelt de adviescommissie een definitief advies op en adviseert over de aard en de omvang van de schadevergoeding.

  • 5. Het waterschap is gehouden om dit advies te voegen bij het besluit van het dagelijks bestuur omtrent de aanvraag tot schadevergoeding en aan de aanvrager toe te zenden.

  • 6. Indien daartoe aanleiding bestaat kan het dagelijks bestuur op verzoek van de commissie de termijn voor advisering verdagen. De aanvrager wordt hiervan door het dagelijks bestuur schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 12 Beslissing op de aanvraag tot schadevergoeding

Het dagelijks bestuur beslist binnen zes weken na ontvangst van het definitief advies van de commissie op de aanvraag tot schadevergoeding, tenzij het dagelijks bestuur gemotiveerd aangeeft dat voor besluitvorming een langere termijn vereist is.

Artikel 13 Schadevergoedingsvormen

De schadevergoeding wordt voldaan in geld of in een andere vorm dan betaling van een geldsom.

Artikel 14 Schadevergoedingsvormen

Indien de aanvrager gebruik maakt van deskundigen zijn de daaraan verbonden kosten tot een door de adviescommissie te bepalen bedrag voor rekening van het waterschap voor zover zowel het inschakelen van de deskundigen als de omvang van de deskundigenkosten redelijk zijn, en mits de adviescommissie van oordeel is dat schade is geleden en tot vergoeding van schade dient te worden overgegaan.

Artikel 15 Gederfde rente

Van de schadevergoeding maakt deel uit een vergoeding van gederfde en/of betaalde rente.

Artikel 16 Voordeeltoerekening

Indien het betrokken besluit of de betrokken handeling voor de aanvrager naast schade tevens voordeel oplevert, wordt dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade verrekend.

Artikel 17  Voordeeltoerekening
  • 1. Aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze regeling en reeds in behandeling zijn genomen zullen overeenkomstig de oude regelingen worden afgewikkeld.

  • 2. De adviescommissie Nadeelcompensatie zoals deze bij besluit van 2 januari 2002 is ingesteld door het voorlopig algemeen bestuur van het waterschap Rivierenland wordt geacht te zijn ingesteld als de adviescommissie Nadeelcompensatie op basis van artikel 8, tweede lid van deze verordening.

  • 3. De specifieke (project c.q. themagerichte) nadeelcompensatieregelingen met de daarbij behorende adviescommissies van het voormalige Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden worden gecontinueerd.

Artikel 18 Inwerkingtreding
  • 1. Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2005.

  • 2. Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, vervallen:

  • - de Verordening nadeelcompensatie waterschap Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch, zoals vastgesteld bij besluit van de Vergadering van Hoofdingelanden van het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch van 16 juni 1999;

  • - de Nadeelcompensatieregeling voor het waterschap Rivierenland, zoals vastgesteld door het voorlopig algemeen bestuur van het waterschap Rivierenland bij besluit van 2 januari 2002.

  • Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland van 3 januari 2005 te Tiel.

  • de secretaris-directeur, drs. H.C. Jongmans.

  • de dijkgraaf, ir. G.N. Kok.

Algemene toelichting

Onrechtmatig overheidsoptreden

Aan ieder overheidsoptreden (besluiten en feitelijk handelen) dient een zorgvuldige afweging van alle rechtstreeks betrokken belangen vooraf te gaan. De nadelige gevolgen van het overheidsoptreden mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat optreden te dienen belangen. De eventuele aantasting van belangen van derden moet zo gering mogelijk zijn. Indien aan deze vereisten niet is voldaan, is het overheidsoptreden onrechtmatig. Het mag dan geen doorgang vinden. Gebeurt dit wel dan is de overheid wegens het onrechtmatige karakter van het optreden gehouden de schade die daarvan eventueel het gevolg is aan de getroffenen te vergoeden.

Rechtmatig overheidsoptreden

Een op zichzelf rechtmatig overheidsoptreden kan evenwel een niet te voorkomen benadeling van derden tot gevolg hebben. Het optreden is dan op zich rechtmatig maar niet zonder meer aanvaardbaar. Afgewogen moet worden of er sprake is van nadelige gevolgen die redelijkerwijze niet ten laste van belanghebbende behoren te blijven; ook als niet bij wettelijke regeling is voorzien in de vergoeding van schade.

Doel van de schadevergoedingsregeling

Doel van een wettelijke regeling van de vergoeding van schade veroorzaakt door rechtmatig overheidsoptreden is om deze kwestie als zodanig niet langer onderdeel te laten zijn van de totale belangenafweging die aan het overheidsoptreden vooraf dient te gaan, maar tot een zelfstandige vraag te maken. Deze vraag komt pas aan de orde op het moment dat het overheidsoptreden zelf onaantastbaar is geworden en de rechtmatigheid daarvan derhalve vaststaat.

Voor een omvangrijk scala van optreden van waterschappen is niet voorzien in een wettelijke schadevergoedingsregeling. Dit betreft met name de autonome bevoegdheidsuitoefening op basis van de keur en het feitelijk handelen. Anders dan in geval waarin een schadevergoedingsregeling van toepassing is, betrekt de rechter het schadevergoedingsaspect van het overheidsoptreden bij de toetsing van het optreden zelf. Na te hebben getoetst of het optreden op zich rechtmatig is, komt het schadevergoedingsaspect aan de orde. Komt de rechter tot de conclusie dat het op zich rechtmatige optreden schade veroorzaakt die redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven, terwijl niet in vergoeding van deze schade is voorzien, dan zal het optreden zijn “rechtmatigheid” verliezen. Op deze wijze ontstaat zowel voor de overheid als voor de benadeelde een ongewenste situatie. De benadeelde is niet uit op een veroordeling van het betrokken optreden zelf, maar wil een vergoeding voor de door hem geleden schade. De rechter kan weliswaar ingeval van vernietiging van een besluit een schadevergoeding toekennen. Van die bevoegdheid wordt echter sporadisch gebruik gemaakt.

Veelal zal het betrokken overheidsorgaan opnieuw over de zaak moeten beslissen met inachtneming van de rechterlijke uitspraak. Voor de overheid heeft de rechterlijke uitspraak tot gevolg dat een besluit vooralsnog niet kan worden uitgevoerd, uitsluitend vanwege het feit dat geen beslissing is genomen omtrent de schadeaspecten. Met de onderhavige schadevergoedingsregeling wordt beoogd een, zowel voor de benadeelde als voor het waterschap, eenvoudiger en efficiëntere gang van zaken te bewerkstelligen. Degene die meent schade te lijden door overheidsoptreden als omschreven in deze regeling, behoeft niet langer het betreffende optreden zelf aan te vechten, teneinde zijn schade vergoed te kunnen krijgen. De onderhavige regeling voorziet in een met waarborgen omklede procedure voor de behandeling van een aanvraag tot schadevergoeding.

Door het schadevergoedingsaspect in een aparte procedure te bezien en als het ware van het overheidsoptreden los te koppelen kan de overheidstaak efficiënter worden uitgevoerd. Doordat de regeling aangeeft op welke wijze en in welk geval een aanvraag tot schadevergoeding kan worden gedaan staat het waterschap niet voor de veelal onmogelijke taak reeds bij de voorbereiding van zijn optreden vast te stellen welke schade toebrenging het optreden in het concrete geval tot gevolg zal kunnen hebben.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2, eerste lid

Aangegeven wordt wie in welk geval op grond van deze regeling een verzoek om vergoeding van schade kunnen indienen. Onder een belanghebbende wordt ingevolge artikel 1:2, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) verstaan: “degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken”. Voor de toepassing van de onderhavige regeling dient onder een belanghebbende tevens te worden verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij het feitelijk handelen als bedoeld in artikel 2 is betrokken.

Indiening van een aanvraag tot schadevergoeding is mogelijk in geval van het nemen, intrekken of wijzigen van een besluit. Onder een besluit wordt ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb verstaan: “een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling”. Een aanvraag tot schadevergoeding is evenzeer mogelijk indien een belanghebbende meent schade te lijden door het aanleggen, wijzigen of onderhouden van waterstaatswerken.

Artikel 2, tweede lid

In geval van rechtmatig overheidsoptreden bestaat slechts een beperkte aansprakelijkheid van het waterschap. Het waterschap is slechts gehouden tot vergoeding van schade veroorzaakt door zijn rechtmatig overheidsoptreden, voor zover die schade redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven en de schade niet behoort tot het normaal maatschappelijk risico.

Het waterschap kan aansprakelijk zijn indien tenminste aan de volgende voorwaarden is voldaan.

  • Het betreffende overheidsoptreden moet rechtmatig zijn.

    Het rechtmatigheidsvereiste impliceert dat als onoordeelkundig of onzorgvuldig wordt opgetreden de daardoor ontstane schade niet kan worden aangemerkt als het gevolg van een rechtmatig handelen. Er is dan sprake van onrechtmatig handelen, in welk geval de benadeelde recht heeft op “volledige”

    schadevergoeding.

  • Er moet schade zijn.

  • De schade moet veroorzaakt zijn door het rechtmatige optreden.

    Tenminste moet sprake zijn van een oorzakelijk verband in de zin van een conditio sine qua non tussen het rechtmatige optreden van het waterschap en het gestelde nadeel. Gelijktijdig kunnen buiten het overheidsoptreden van het waterschap gelegen factoren van invloed zijn op de oorspronkelijke situatie. Deze invloed kan dermate groot zijn dat het ontstane nadeel geacht moet worden geheel te zijn veroorzaakt door (een van) deze factoren. Zonder het overheidsoptreden zou de schade ook zijn veroorzaakt. 

Is aan deze drie voorwaarden voldaan, dan staat daarmee nog niet de aansprakelijkheid van het waterschap vast. Aan de drie voorwaarden moet noodzakelijkerwijze zijn voldaan voor het vestigen van aansprakelijkheid. Indien aan een van de voorwaarden niet is voldaan, komt men aan de vraag of de schade redelijkerwijze niet ten laste van belanghebbende behoort te blijven niet meer toe.

Is wel aan bovengenoemde voorwaarden voldaan dan dient onderzocht te worden of de schade redelijkerwijze niet ten laste van de benadeelde behoort te blijven. De aansprakelijkheid van het waterschap is immers beperkt tot een vergoeding van schade die redelijkerwijze niet ten laste van belanghebbende behoort te blijven. In de jurisprudentie is deze formule nader geconcretiseerd.

De schade mag niet behoren tot het normaal maatschappelijk risico

De schade komt niet voor vergoeding in aanmerking indien en voorzover de schade geacht moet worden te behoren tot het normaal maatschappelijk risico van de belanghebbende. Ieder die onderdeel uitmaakt van een gemeenschap ondervindt daarvan voor- en nadelen, die - in geval van nadelen tot op zekere hoogte - geaccepteerd (moeten) worden. Indien sprake is van normaal maatschappelijk risico is er geen plaats voor nadeelcompensatie. Het geleden nadeel was reeds verankerd in de positie van de betrokkene. Anders gezegd, als schadevergoeding wordt overwogen kan daarbij uitsluitend worden betrokken het nadeel dat uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico.

Het schadeveroorzakend optreden mag niet in de lijn der verwachtingen liggen

Schade voortvloeiende uit zodanig optreden komt in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking. Of een bepaald optreden in de lijn der verwachtingen ligt, kan afhankelijk zijn van bijvoorbeeld de planologische ontwikkelingen in een bepaald gebied, maatschappelijke ontwikkelingen, het (waterhuishoudkundig) beleid van de overheid. Zo liggen reconstructiewerkzaamheden, het afsluiten of het verleggen van wegen, het uitbaggeren van wateren, de bouw van vaste oeververbindingen, het versterken van dijken en dergelijke in beginsel in de lijn der verwachtingen. Zij zijn immers niet meer dan een logisch gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen en derhalve voor een ieder kenbaar. Indien echter een benadeelde abnormale schade lijdt, kan dit reden tot vergoeding van schade zijn. Veelal zullen nadelige ontwikkelingen tot op zekere hoogte in de lijn der verwachtingen liggen. Dan zal slechts een deel van de schade voor rekening van de benadeelde behoren te blijven.

Er zijn echter situaties denkbaar waarin weliswaar het schadeveroorzakend optreden in de lijn der verwachtingen ligt, doch belanghebbende desondanks geacht moeten worden er geen rekening mee te hebben kunnen houden. Deze situatie zal zich voordoen indien het optreden van een abnormale omvang is. Tot deze categorie van gevallen kan onder bepaalde omstandigheden worden gerekend de schade voortvloeiende uit de op grond van artikel 11, eerste lid, Waterstaatswet 1900 rustende ontvangst- (en verspreidings)plicht van de aangeland voor bij het onderhoud aan wateren vrijkomende specie. In bijzondere omstandigheden kan het voorkomen dat zodanig grote hoeveelheden specie vrijkomen dat het handhaven van de ontvangst- (en verspreidings)plicht niet zonder meer aanvaardbaar is. In dat geval kan het redelijk zijn dat het waterschap de betreffende aangeland een schadevergoeding toekent.

Eigen schuld, risicoaanvaarding en dergelijke

Voorts kan het schadetoebrengende optreden niet of slechts ten dele niet in de lijn der verwachtingen liggen, maar had de benadeelde er in het concrete geval toch rekening mee kunnen en behoren te houden. Eigen schuld, risicoaanvaarding en dergelijke bepalen in hoeverre benadeelde nog rekening kon en behoorde te houden met het schadeveroorzakende optreden.

Er is sprake van eigen schuld, in de betekenis dat de benadeelde onredelijk/onzorgvuldig handelt met het oog op zijn eigen belangen, wanneer de schade behalve aan het overheidsoptreden mede te wijten is aan een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, dan wel die omstandigheid tot zijn risicosfeer behoort. Onredelijk handelen van de belanghebbende is aanleiding om de schade voortvloeiende uit het rechtmatig overheidsoptreden geheel of gedeeltelijk voor rekening van de benadeelde te laten. Eigen schuld leidt er derhalve toe dat een gedeelte, maar vaak ook de gehele schade voor rekening van de benadeelde blijft. Indien de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde en de vergoedingsplichtige kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden aan de schade hebben bijgedragen.

In hoeverre de schade als gevolg van de opzegging of wijziging van een voor onbepaalde tijd verleende vergunning het gevolg is van omstandigheden die aan de vergunninghouder kunnen worden toegerekend, wordt onder meer bepaald door de volgende factoren. 

  • De te verwachten ongestoorde liggingsduur

    In Nederland moet er bijvoorbeeld van uit worden gegaan dat primaire waterkeringen met enige regelmaat moeten worden versterkt. Zo is het een ervaringsfeit dat vergunningsplichtige werken gemiddeld eens in de 20 jaar moeten wijken voor het dijkbelang, indien het primaire waterkeringen betreft. Ten aanzien van de primaire waterkeringen kan aansluiting worden gezocht bij de Nadeelcompensatieregeling 1999 voor het verleggen van kabels en leidingen in Rijkswaterstaatswerken, Staatscourant 1999, nr 97.

  • Vindt opzegging of wijziging van een vergunning plaats na verloop van de te verwachten ongestoorde liggingsduur, dan is de schade die de vergunninghouder daardoor lijdt het gevolg van een omstandigheid die aan de vergunninghouder kan worden toegerekend. Vindt de opzegging plaats binnen de te verwachten ongestoorde liggingsduur dan is, afhankelijk van het tijdsverloop tussen de verlening van de vergunning en het opzeggen daarvan en het al dan niet tijdelijke karakter van de vergunning, schade die de vergunninghouder daardoor lijdt in mindere mate het gevolg van een omstandigheid die aan de vergunninghouder kan worden toegerekend.

  • Extra kwetsbaarheid door het doen van buitengewoon hoge investeringen op een bepaald onderdeel.

    Men aanvaardt daarmee de kwade kans dat van bepaalde wijzigingen in de bestaande situatie een onevenredig grote schade het gevolg is, zodat die onevenredige schade het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend.

  • Het maken van een specifieke keuze uitsluitend in verband met het kostenaspect.

    Bijvoorbeeld door te kiezen voor maken van werken op/in waterkeringen en niet op/in de aangrenzende aanzienlijk minder risicodragende particuliere gronden, uitsluitend omdat dan geen hoge vergoedingen aan particuliere grondeigenaren behoeven te worden betaald.

  • Het door benadeelde aannemen van een afwachtende, berustende houding.

    Een (potentieel) benadeelde moet alle maatregelen nemen ter beperking of voorkoming van de schade voortvloeiende uit rechtmatig overheidsoptreden, voorzover dat voor hem mogelijk is en redelijkerwijze van hem kan worden gevergd. Indien niet aan de verplichting tot schadebeperking wordt voldaan is er geen aansprakelijkheid voor de meerdere schade die daarvan het gevolg is. Kosten gemaakt ter beperking of voorkoming van de schade komen volledig voor vergoeding in aanmerking, mits sprake is van een redelijk handelen. Beslissend is daarbij wat op het moment van het nemen van de maatregel redelijk was.

Naast de eigen schuld speelt de risicoaanvaarding bij het vaststellen van de aansprakelijkheid een bescheiden rol. Er is onder meer sprake van risicoaanvaarding indien de benadeelde heeft ingestemd met de uitsluiting van de aansprakelijkheid of als deze willens en wetens het risico heeft aanvaard van op korte termijn intredende, nadelige gebeurtenissen.

Bagatelschade

Toepassing van de formule “schade welke redelijkerwijze niet ten laste van belanghebbende behoort te blijven” brengt mee dat ook de omvang van de door de benadeelde geleden of te lijden schade van belang is voor de aansprakelijkheid.

Bagatelschade komt niet voor vergoeding in aanmerking. Slechts vergoed wordt schade die qua aard en omvang van enige betekenis is. Indien de schade qua aard en omvang gering is, wordt die geacht te behoren tot het normale maatschappelijk risico of bedrijfsrisico dat voor rekening van de benadeelde komt.

Artikel 3,eerste lid

Het kan voorkomen dat besluiten moeten worden genomen in het kader van plannen of besluiten van andere bestuursorganen waarop, naast de nadeelcompensatieregeling van het waterschap, al een nadeelcompensatieregeling van toepassing is. In dat geval wordt de nadeelcompensatieregeling van het waterschap buiten toepassing verklaard en wordt de aanvraag ter verdere afhandeling doorgezonden naar het orgaan dat op grond van de betreffende nadeelcompensatieverordening bevoegd is om op het verzoek om nadeelcompensatie te beslissen.

Artikel 3, tweede lid

Bijzondere regelingen van Waterschap Rivierenland gaan boven deze algemene regeling.

Artikel 4

Deze bepaling richt zich tot het bestuur van het waterschap en beoogt te verzekeren, dat de belanghebbende tijdig geïnformeerd wordt over de schadevergoedingsmogelijkheden en over de wijze van het indienen van een aanvraag.

Artikel 5

Het is niet mogelijk voor alle gevallen een vaste termijn te bepalen waarbinnen de aanvraag tot schadevergoeding moet zijn ingediend. Soms zal schade zich pas na langere tijd voordoen, bijvoorbeeld in geval van zettingschade. Indien een vaste termijn voor indiening van de aanvraag zou worden bepaald zou dat als onredelijk gevolg hebben dat velen niet op basis van deze regeling een aanvraag zouden kunnen indienen. In geval dat al direct bij het betreffende optreden blijkt dat schade wordt toegebracht is het niet redelijk dat langer dan nodig met het indienen van de aanvraag wordt gewacht.

Naast de in het vierde lid genoemde vereisten waaraan het verzoek om schadevergoeding moet voldoen stelt artikel 4:2 Awb eisen aan het indienen van de aanvraag. De aanvraag bevat tenminste: 

  • de naam en het adres van de aanvrager;

  • de dagtekening;

  • een aanduiding van hetgeen wordt gevraagd.

In de aanvraag moet worden aangegeven wat de aard en omvang is van geleden schade. Indien mogelijk moet een gespecificeerde opgave van de schade worden overgelegd. Indien niet is voldaan aan eisen voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag kan ingevolge artikel 4:5 Awb worden besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bestuursorgaan te bepalen termijn het verzoek aan te vullen.

De ontvangst van de aanvraag wordt schriftelijk door het dagelijks bestuur bevestigd. Dit geschiedt in beginsel in de vorm van afzonderlijke schriftelijke kennisgeving. Indien het dagelijks bestuur de aanvraag in handen stelt van de adviescommissie wordt de schriftelijke kennisgeving daarvan (artikel 7, tweede lid) tevens als een voldoende bevestiging van ontvangst van de aanvraag aangemerkt.

Artikel 6

Indien reeds na summier onderzoek blijkt dat de aanvraag niet kan worden gehonoreerd, dan wel zonder nader onderzoek kan worden toegewezen is sprake van kennelijke ongegrondheid respectievelijk kennelijke gegrondheid van de aanvraag. De kennelijke (on)gegrondheid van de aanvraag moet duidelijk zijn zonder dat nader op de inhoudelijke merites van de zaak wordt ingegaan.

Artikel 7

Indien de aanvraag niet kennelijk (on)gegrond is, wordt deze in handen gesteld van een adviescommissie. De keuze om, alvorens het dagelijks bestuur beslist op de aanvraag, een onafhankelijke commissie te laten adviseren is ingegeven door de wens de legitimiteit van de besluitvorming zo goed mogelijk te waarborgen.

Artikel 9

De gegevensverstrekking door het waterschap aan de adviescommissie is geregeld in artikel 3:7 Awb. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek van de adviseur, de gegevens ter beschikking stelt die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

Het tweede lid van artikel 3:7 Awb verklaart artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

De adviescommissie behoort uiteraard rekening te houden met het ter zake door het Rijk, de provincie of het waterschap gevoerde beleid, mits een zorgvuldig onderzoek daardoor niet wordt belemmerd. De adviescommissie dient bij haar advies over de aard en de omvang van de schadevergoeding rekening te houden met de schadevoorkomende maatregelen die door het waterschap zijn genomen om de te voorziene nadelen reeds bij voorbaat te compenseren.

Indien de adviescommissie concludeert dat er sprake is van schade welke op grond van deze regeling voor vergoeding in aanmerking komt, adviseert zij zowel over de omvang als over de meest gerede vorm van vergoeding.

Het dagelijks bestuur kan de adviestermijn verlengen teneinde te voorkomen dat de adviescommissie in de problemen zou geraken indien de voorliggende zaak erg gecompliceerd is en een zorgvuldige advisering meer tijd vergt dan er ingevolge de daarvoor gestelde termijn beschikbaar is.  

Artikel 12

Alvorens op de aanvraag te beslissen vormt het dagelijks bestuur zich een zelfstandig oordeel omtrent alle van belang zijnde aspecten van de zaak.

Artikel 3:9 Awb bepaalt hierover dat indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, het bestuursorgaan zich er van moet vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. In het onderhavige geval is sprake van een zogenaamd deskundigenadvies, zodat de vereiste toetsing daarvan door het dagelijks bestuur zich zal kunnen beperken tot een marginale deugdelijkheidstoets. Voor een volledige toetsing door het dagelijks bestuur ontbreekt immers de deskundigheid.

De beslistermijn van het dagelijks bestuur is in beginsel gesteld op zes weken na ontvangst van het definitief advies. Indien het dagelijks bestuur gemotiveerd aangeeft dat voor besluitvorming een langere termijn vereist is, kan van deze termijn worden afgeweken.

Artikel 15

In het bijzonder bij besluiten omtrent het verlenen van schadevergoeding kan de beslistermijn soms erg lang zijn zonder direct als onredelijk lang bestempeld te kunnen worden. Bij gecompliceerde zaken is een beslistermijn variërend van een half jaar tot een jaar niet ongewoon. Het is in beginsel niet redelijk de gedurende de beslistermijn door de benadeelde gederfde winst of betaalde rente voor zijn rekening te laten. De benadeelde maakt in beginsel aanspraak op vergoeding van gederfde of betaalde interest vanaf het moment waarop de schade zich voordoet tot het moment van het toekenningsbesluit, waarna direct betaling van de schadevergoeding volgt. Over het uit te betalen schadebedrag wordt gederfde of betaalde reële rente vergoed. De interesten maken derhalve deel uit van de totale schadevergoeding.

Artikel 16

Voordeeltoerekening wordt beschouwd als een ongeschreven rechtsregel van ons recht. Indien eenzelfde gebeurtenis voor de benadeelde tevens voordeel oplevert, wordt dit voordeel voorzover redelijk bij de vaststelling van de schade verrekend.

Artikel 17, derde lid

Het voormalige Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden heeft met diverse gemeenten afspraken gemaakt in het kader van dijkversterkingsprojecten. Aangezien nog niet alle dijkversterkingsprojecten zijn opgeleverd en nog niet alle claims zijn afgewikkeld is het mede vanwege de gemaakte afspraken noodzakelijk dat deze specifieke nadeelcompensatieregelingen gecontinueerd worden. Daarnaast is nog een aantal andere specifieke nadeelcompensatieregelingen vastgesteld door het voormalige hoogheemraadschap die überhaupt niet vóór 1 januari 2005 konden worden opgezegd.