Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Rijnland

Mandaat- en volmachtbesluit Rijnland 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieHoogheemraadschap van Rijnland
Officiële naam regelingMandaat- en volmachtbesluit Rijnland 2005
CiteertitelMandaat- en volmachtbesluit Rijnland 2005
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

In dit besluit staat welke bevoegdheden door het college van dijkgraaf en hoogheemraden worden opgedragen aan de secretaris-algemeen directeur. De secretaris-algemeen directeur kan het hem verleende mandaat door middel van een ondermandaat opdragen aan door hem aan te wijzen functionarissen. Zie hiervoor het Besluit ondermandaten Rijnland 2008.

Wijziging van het mandaat- en volmachtbesluit per 1 juli 2008

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 22-1-2008

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Witte Weekblad,

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200813-08-2015nieuwe regeling

22-01-2008

Witte Weekblad,

08.01044
10-04-200801-06-200710-01-2015nieuwe regeling

22-01-2008

Witte Weekblad, 2007-04-09

08.01044
24-03-200501-01-200501-09-2014nieuwe regeling

23-03-2005

Witte Weekblad, 2005-03-23

05.04155

Tekst van de regeling

08.01044

Het college van Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland:

Gezien het voorstel van de secretaris-algemeen directeur;

Besluit:                            

het mandaat- en volmachtbesluit, zoals vastgesteld bij besluit van het college van 17 mei 2005 (05.04155), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 juni 2005 (05.13426) te wijzigen:

Inhoud

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Rijnland: het hoogheemraadschap van Rijnland;

b. college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland;

c. mandaat: de bevoegdheid om namens het college onder verantwoordelijkheid van het college en met inachtneming van aanwijzingen en richtlijnen van het college beslissingen te nemen, stukken van het college vast te leggen en te ondertekenen;

d. volmacht: de bevoegdheid om in naam van de dijkgraaf de met privaatrechtelijke rechts-handelingen samenhangende schriftelijke stukken te ondertekenen.

Artikel 2 Doel

Doel van het verlenen van mandaat en volmacht is:

  • verbetering van dienstverlening;

  • verduidelijking van verantwoordelijkheden;

  • verkorting van procedures;

  • verhoging van de doelmatigheid van de organisatie.

Artikel 3 Mandaat

1. De in de bijlage bij dit besluit opgenomen vermelde bevoegdheden en de ondertekening van genoemde stukken wordt opgedragen aan de secretaris-algemeen directeur.

2. De secretaris-algemeen directeur brengt tenminste eenmaal per jaar  aan het college verslag uit over de wijze waarop hij gebruik heeft gemaakt van de krachtens het eerste lid aan hem opgedragen bevoegdheden.

Artikel 4 Ondermandaat

1. De secretaris-algemeen directeur kan het hem verleende mandaat, behoudens wanneer zulks expliciet niet is toegestaan, door middel van een ondermandaat opdragen aan door hem aan te wijzen functionarissen.

2. De in het eerste lid bedoelde functionarissen kunnen het hen verleende ondermandaat, behoudens wanneer zulks expliciet is toegestaan, niet door middel van ondermandaat opdragen aan door hen aan te wijzen andere functionarissen.

3. Elk ondermandaat wordt opgenomen in een openbaar register, dat voor iedereen ter inzage ligt.

4. De secretaris-algemeen directeur kan aan het ondermandaat nadere voorschriften verbinden.

5. De sector-directeuren brengen elk afzonderlijk tenminste eenmaal per jaar aan de secretaris-algemeen directeur verslag uit over de wijze waarop zij en anderen binnen hun sector gebruik hebben gemaakt van het hen verleende ondermandaat.

6. De afdelingshoofden brengen elk afzonderlijk tenminste eenmaal per jaar aan de sector-directeur dan wel indien het de afdelingshoofden van de stafafdelingen betreft de secretaris-algemeen directeur, verslag uit over de wijze waarop zij en anderen binnen hun afdeling gebruik hebben gemaakt van het hen verleende ondermandaat.

Artikel 5 Plaatsvervanging

1. Bij afwezigheid van de secretaris-algemeen directeur wordt diens bevoegdheid als algemeen directeur uitgeoefend door een door het college uit de sectordirecteuren aan te wijzen plaats­vervanger.

2. Bij afwezigheid van een sectordirecteur wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door een andere, door de secretaris-algemeen directeur aan te wijzen sectordirecteur.

3. Bij afwezigheid van het hoofd van de staf Concerncontrol of de staf Bestuursondersteuning wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door de secretaris-algemeen directeur dan wel door een door de secretaris-algemeen directeur aan te wijzen (afdelings)hoofd.

4. Bij afwezigheid van een afdelingshoofd wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door een ander door de sectordirecteur, in voorkomende gevallen in overeenstemming met de sectordirecteur van betrokkene, aan te wijzen afdelingshoofd, dan wel in bijzondere gevallen door de sectordirecteur.

5. Bij afwezigheid van een team- of projectleider wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door het betreffende afdelingshoofd tenzij dit afdelingshoofd een andere team- of projectleider daartoe heeft aangewezen.

Artikel 6  Financieel mandaat

Indien de uitoefening van een mandaat tevens het beslissen over de besteding van budgetten met zich meebrengt, geschiedt dit overeenkomstig het bepaalde in de Verordening Financieel Beheer Rijnland en de budgethouders­regeling.

Artikel 7 Uitzonderingen op mandaat

1. Een mandaat kan niet worden gegeven ter zake van de bevoegdheid tot:

a. het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften;

b. het vaststellen van beleidsregels;

c. het beslissen op niet-fiscale beroep- of bezwaarschriften.

2. Een mandaat geldt niet voor:

a. zaken die een bestuurlijke afweging vereisen

b. gevallen waarin Rijnland aan zichzelf een vergunning verleent en daarbij tevens sprake is van een afwijking van de ter zake gestelde beleidskaders.

Artikel 8  Afdelingsoverschrijdende onderwerpen

1. Indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid méér dan een afdeling aangaat, dient over de uitoefening overeenstemming te bestaan tussen de respectieve afdelings­hoofden.

2. Bij het ontbreken van overeenstemming tussen afdelingshoofden van één sector legt de gemandateerde het onderwerp ter besluitvorming voor aan de sectordirecteur.

3. Bij ontbreken van overeenstemming tussen afdelingshoofden van meer dan één sector, de hoofden van de staf Concerncontrol en de staf Bestuursondersteuning daaronder begrepen, legt de gemandateerde het onderwerp ter besluitvorming voor aan de algemeen directeur en de desbetreffende sector­directeuren.

Artikel 9 Wijziging wetten en regelingen

De in de bijlage bij dit besluit opgenomen mandaten worden geacht te zijn gewijzigd voor zoveel en op het tijdstip dat de hierin genoemde wetten en regelingen zijn gewijzigd.

Artikel 10 Volmacht

De dijkgraaf verleent volmacht om namens hem de met privaatrechtelijke rechtshandelingen samenhangende geschriften te ondertekenen voor zover voortvloeiend uit de uitoefening van de krachtens dit besluit gemandateerde of ondergemandateerde bevoegdheden.

Artikel 11 Ondertekening

1. Een krachtens mandaat genomen besluit alsmede de op de gemandateerde bevoegdheden betrekking hebbende brieven worden door de gemandateerde als volgt ondertekend:

“Dijkgraaf en Hoogheemraden

namens dezen,

(handtekening)

(naam)

(functie)”

2. Het in een document vastleggen van een privaatrechtelijke rechtshandeling door de gemandateerde of ondergemandateerde functionarissen als bedoeld in artikel 10, geschiedt onder vermelding van in ieder geval de volgende in het hoofd van het document te vermelden tekst:

“Het hoogheemraadschap van Rijnland, gevestigd te Leiden, vertegenwoordigd door

(functienaam) van de sector (sectornaam), de heer/mevrouw (naam met eventuele titulatuur), hierna te noemen: Rijnland”

3. Het slot van het in het tweede lid bedoelde document vermeldt in ieder geval de volgende tekst:

“Aldus opgemaakt en in (…)voud ondertekend,

te: (plaatsnaam)

op: (datum)

(handtekening)

(naam)”       

Artikel 12 Inwerkingtreding; citeerartikel

1.    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking en

werkt terug tot en met 1 januari 2005 en vervangt:

  • de mandaatverordening Rijnland, zoals vastgesteld door het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland op 5 september 1995

  • de mandaatregeling personeelszaken, zoals vastgesteld door het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland op 20 januari 1998;

  • de mandaatregeling Rijnland 2000, zoals vastgesteld door het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland op 9 mei 2000;

  • de ambtelijke bevoegdhedenregeling, zoals vastgesteld door het college van dijkgraaf en heemraden en de dijkgraaf van het waterschap De Oude Rijnstromen d.d. 10 juni 2003;

  • het ondermandaatbesluit, zoals vastgesteld door de secretaris van het waterschap De Oude Rijnstomen d.d. 10 juni 2003;

  • het algemeen mandaatbesluit, zoals vastgesteld door het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Wilck en Wiericke op 13 oktober 2000.

2. Dit besluit kan worden aangehaald als het Mandaat- en volmachtbesluit Rijnland 2005.

Het mandaat- en volmachtbesluit is vastgesteld bij besluiten van het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden van 8 februari en 17 mei 2005 en gewijzigd bij besluit van:

1. 28 juni 2005 (05.13426) met betrekking tot artikel 5, derde en vierde lid.

2. 22 januari 2008 (08.01044) met betrekking tot artikel 5, eerste, derde en vierde lid, en artikel 7, tweede lid onder b.

Bijlage: Mandaat en Volmachtbesluit Rijnland 2005

Bijlage

Aan de secretaris-algemeen directeur is het volgende mandaat verleend:

1. Het voeren van correspondentie van beleidsgevoelige en niet-beleidsgevoelige aard voor zover deze naar zijn oordeel door hem­zelf kan worden afge­daan.

2. Toezending ter goedkeuring of ter informatie aan bestu­ren van overheids­licha­men van besluiten of stand­punten van het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de Verenigde Verga­dering.

3. Het voeren van correspondentie en het nemen van nadere besluiten ter uitvoering van besluiten van het college van dijkgraaf en hoogheem­raden of de Verenigde Vergadering.

4. Het besluiten tot het inwinnen van extern advies, alsmede het selecteren van en het voeren van correspondentie met deze adviseurs.

5. Het besluiten en voeren van correspondentie ter zake van de bedrijfsvoering van Rijnland, waaronder begrepen de inrichting van de ambtelijke organisatie.

6. Eigendommenbeheer:

a. Het kopen, ruilen en vervreemden van onroerende goederen,

b. het aangaan en verlenen, wijzigen en beëindigen van persoonlijke en zakelijke gebruik- en genotrechten, en

c. het kwijtschelden van vorderingen wegens huur, pacht en gebruik van onroerende eigendommen van het hoogheemraadschap, alles tot een bedrag van €100.000 per geval per jaar. Deze laatste beperking geldt niet voor de verkoop van de daartoe aangewezen dienstwoningen en overigens voor zover nodig een passend krediet is verleend.

7.  Personeel:

a. Het zonder de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat als bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden vaststellen, wijzigen dan wel intrekken van regelingen inzake:

  • de werktijden en de vakantie

  • het belonings- of functiewaarderingssysteem

  • de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim of het re-integratiebeleid

  • het aanstellings-, ontslag- en bevorderingsbeleid

  • de personeelsopleiding

  • de personeelsbeoordeling

  • het bedrijfsmaatschappelijk werk en de bedrijfsgezondheidsdienst

  • het werkoverleg

  • de behandeling van klachten van het personeel

  • het verwerken van alsmede de bescherming van de persoonsgegevens van de bij Rijnland werkzame personen

  • voorzieningen die gericht zijn op of geschikt te maken zijn voor waarneming van of controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van de bij Rijnland werkzame personen.

b. Het zonder de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat en met inachtneming van de ter zake geldende regelingen uitvoering geven aan de navolgende artikelen van de SAW:

  • artikel 7.1.2 t/m 7.1.4: het opleggen van disciplinaire straffen

  • artikel 8.1.3, tweede lid: het afwijken van ontslag bij bereiken pensioengerechtigde leeftijd

  • artikel 8.1.4: het verlenen van ontslag bij reorganisatie

  • artikel 8.1.5: het verlenen van ontslag bij ongeschiktheid wegens ziekte

  • artikel 8.1.6: het verlenen van ontslag bij onbekwaamheid en ongeschiktheid

  • artikel 8.1.7: het verlenen van ontslag op andere gronden

  • artikel 8.1.9: het verlenen van ontslag na functie in publiekrechtelijk college

  • artikel 8.2.1 en 8.2.2: schorsing.

c.Het met uitzondering van de aanstelling van sectordirecteuren en met inachtneming van de ter zake geldende regelingen uitvoering geven aan de overige bepalingen in de SAW.

d. Het met inachtneming van de ter zake geldende regelingen uitvoering geven aan de bepalingen in het Sociaal Statuut.

8. Financiën:

a. Het aantekenen van bezwaar tegen en/of akkoord gaan met door gemeenten afgegeven beschikkingen met betrekking tot de vastgestelde WOZ-waarde van Rijnlandse eigendommen (gebouwen, woningen en installaties).

b. Het na overleg met de portefeuillehouder aangaan van langgeldleningen tot een bedrag als aangegeven in de vastgestelde begroting van het hoogheemraadschap van het desbetreffende jaar.

c. Het aangaan van rekening-courantovereenkomsten tot een kredietlimiet als aangegeven in de vastgestelde begroting van Rijnland van het desbetreffende jaar.

d. Het uitlenen, beleggen of herbeleggen van kasgelden.

e. Het doen van af- en overschrijvingen per waterschapstaak, voor zover het budget onvoorzien in de exploitatiebegroting niet wordt aangesproken en het niet te koste gaat van de (afgesproken) prestaties.

f. Het bepalen van voorschotten en afrekeningen van kosten van wateronttrekkingen aan en waterlozingen op Rijnlands boezem.

g. Het bepalen van voorschotten en afrekeningen grensoverschrijdend afvalwater.

h. Het doen van aangiften omzetbelasting.

i. Het verlenen van vermindering of kwijtschelding aan hen die hebben aangenomen ten behoeve van het hoogheemraadschap iets te doen of te leveren voor zover een en ander een bedrag van € 25.000,-- niet te boven gaat.

j. Het krachtens artikel 123, derde lid onder e., Waterschapswet aanwijzen van belasting­deurwaarders.

k. Het doen uitgaan van dwangbevelen.

9. Handhaving:

a. De uitvoering van artikel 61 Waterschapswet juncto artikel 29 Wet Verontreiniging Oppervlakte­wateren juncto afdeling 5.3 en 5.4 Algemene wet bestuursrecht:

  • het toepassen van bestuursdwang, met uitzondering van het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden, om in een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner

  • het beslissen op verzoeken tot handhaving en gedogen

  • het opleggen van een last onder dwangsom.

b. De uitvoering van artikel 61 Waterschapswet juncto de Keur van het hoogheemraad­schap van Rijnland juncto de afdelingen 5.3 en 5.4 Algemene wet bestuursrecht:

  • het toepassen van bestuursdwang, met uitzondering van het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden, om in een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner

  • het beslissen op verzoeken tot handhaving en gedogen

  • het opleggen van een last onder dwangsom.

c. De uitvoering van artikel 18.12 en 18.14 Wet Milieubeheer juncto artikel 1 en artikel 29 Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren:

  • het geheel of gedeeltelijk intrekken van de WVO-vergunning als sanctie

  • het afwijzen van een verzoek tot toepassing van deze bevoegd­heid.

10.    Plantoetsing: 

a. De uitvoering van hoofdstuk 2 van de Wet ruimtelijke ordening: het voeren van (ambtelijk) vooroverleg over structuurvisies.

b. De uitvoering van artikel 3.1.1 en 5.1.1 Besluit ruimtelijke ordening juncto de artikelen 3.8, 3.11, 3.26 tot en met 2.29 Wet ruimtelijke ordening: het voeren van vooroverleg over bestemmings-, inpassings- en projectplannen (watertoets).

c. De uitvoering van artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening: het indienen van bedenkingen en het maken van bezwaar in het kader van wijziging of uitwerking van bestemmingsplannen.

d. De uitvoering van artikel 4.17, lid 3 Wet Milieubeheer: de voorbereiding van gemeentelijke milieubeleidsplannen.

e. De uitvoering van artikel 4.23, lid 1, Wet Milieubeheer: de voorbereiding van gemeentelijke rioleringsplannen.

f. De uitvoering van hoofdstuk 7 Wet Milieubeheer: het vooroverleg over en het indienen van bedenkingen ter zake van milieu-effectrapportages.

11. Vergunningverlening:

a. De uitvoering van artikel 1 lid 1 t/m 5 juncto artikel 7 en 7a Wet Verontreiniging Opper­vlakte­wateren: het verlenen, wijzigen, intrekken en weigeren van een vergunning of het behandelen van een melding in het kader van artikel 8.19 van de Wet milieu­beheer, alsmede het opleggen van nadere eisen, het voorschrijven van nadere maatregelen, het opvragen van nadere gegevens en het behandelen van een melding in het kader van op de Wet milieu­beheer en Wvo gebaseerde lozingenbesluiten.

b. Het krachtens artikel 22 van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland verlenen, wijzigen, intrekken en weigeren van een ontheffing van de verbods- en gebodsbepalingen als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 15 van de Keur.

c. Het krachtens artikel 24 van de Wet op de waterhuishouding verlenen, wijzigen, intrekken en weigeren van een vergunning voor het afvoeren naar, het aanvoeren uit, het lozen in of het onttrekken aan oppervlaktewater van de in artikel 18 van de Keur genoemde hoeveelheden water alsmede het krachtens artikel 17 van de Keur opleggen van een meetplicht voor de afgevoerde, aangevoerde, geloosde of onttrokken hoeveelheden water.

d. Het krachtens artikel 16 van de Verordening Waterbeheer Rijnland verlenen, wijzigen, intrekken of weigeren van een vergunning ten behoeve van een afwijking van het vastgestelde peil.

e. Het krachtens artikel 2 van de Aansluitverordening Rijnland  verlenen, wijzigen, intrekken en weigeren van een aansluitvergunning, alsmede het opleggen van de verplichting aan een vergunninghouder om aanvullende gegevens te verstrekken ter bescherming van het belang waarvoor de aansluit­vergunning is afgegeven, het opleggen van nadere lozingseisen en lozingsvoorschriften aan een vergunninghouder, die moeten worden doorvertaald naar de aangeslotenen en het opleggen van een onderzoeksverplichting aan een vergunninghouder naar de oorzaken van overschrijdingen van grens- en/of signaleringswaarden.

f. Het verlenen van vaarvergunningen als bedoeld in artikel van de Verordening vaarverboden en vaargelden Rijnland.

12. Subsidieregelingen:

a. De uitvoering van de Subsidieregeling Baggerkosten Rijnland.

b. De uitvoering van de Subsidieregeling Fonds Oeverherstel.

c. De uitvoering van de Subsidieregeling Natuurvriendelijke Oevers.

d. Het toekennen van bijdragen aan derden ter hoogte van maximaal 25% van de begrote kosten van incidentele activiteiten indien deze activiteiten:

  • binnen het gebied van Rijnland worden ontplooid of daarop betrekking hebben, en

  • aan water, de taken van Rijnland of Rijnland als organisatie zijn gerelateerd.

13.    Procesbesluiten:

a. Het nemen van procesbesluiten inzake tegen het hoogheemraadschap of een besluit van een bestuursorgaan van het hoogheemraadschap ingestelde rechts­gedingen voor burgerlijke en administratieve gerechten.

b. Het nemen van procesbesluiten inzake rechtsgedingen voor burgerlijke of administratieve gerechten, waarbij het hoogheemraadschap of een bestuursorgaan van het hoogheem­raad­schap als belanghebbende als bedoeld in artikel 8:26 Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt.

c. Het nemen van procesbesluiten ter zake van het voeren van rechtsgedingen voor burgerlijke en administratieve gerechten, waaronder begrepen het indienen van administratief bezwaar of het instellen administratief beroep, indien deze rechtsgedingen strekken of mede strekken tot uitvoering van door een bestuurorgaan van het hoog­heem­raadschap College genomen besluiten.

De bijlage bij het mandaat- en volmachtbesluit is vastgesteld bij besluiten van het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden van 8 februari en 17 mei 2005 en gewijzigd bij besluit van:

1. 28 juni 2005 (05.13383) m.b.t. toevoeging artikel 8.l.

2. 3 april 2007 (07.09250) m.b.t. artikel 6.

3. 22 januari 2008 m.b.t. artikel 2, 3, 5, 7.a., 8.b., 8.i., 8.j., 8.k., 8.l. (vervallen), 9.a., 9.b., 11, 12 en 13.