Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Rijnland

Mandaat- en volmachtbesluit Rijnland 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieHoogheemraadschap van Rijnland
Officiële naam regelingMandaat- en volmachtbesluit Rijnland 2005
CiteertitelMandaat- en volmachtbesluit Rijnland 2005
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Een regeling treedt pas in werking na bekendmaking.

De regeling werkt echter terug tot 1 januari 2005.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 23-3-2005

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Witte Weekblad, 2005-03-23

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-03-200501-01-200501-09-2014nieuwe regeling

23-03-2005

Witte Weekblad, 2005-03-23

05.04155

Tekst van de regeling

Nr. 05.04155

Het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland;

en

de Dijkgraaf van het hoogheemraadschap van Rijnland:

Gezien het voorstel van de secretaris-algemeen directeur d.d. 3 februari 2005,

Besluiten:

vast te stellen - elk voor zover dit tot hun wettelijke bevoegdheden behoort - het Mandaat en Volmachtbesluit Rijnland 2005

Inhoud

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Rijnland: het hoogheemraadschap van Rijnland;

b. college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland;

c. mandaat: de bevoegdheid om namens het college onder verantwoordelijkheid van het college en met inachtneming van aanwijzingen en richtlijnen van het college beslissingen te nemen, stukken van het college vast te leggen en te ondertekenen;

d. volmacht: de bevoegdheid om in naam van de dijkgraaf de met privaatrechtelijke rechts-handelingen samenhangende schriftelijke stukken te ondertekenen.

Artikel 2 Doel

Doel van het verlenen van mandaat en volmacht is:

  • verbetering van dienstverlening;

  • verduidelijking van verantwoordelijkheden;

  • verkorting van procedures;

  • verhoging van de doelmatigheid van de organisatie.

Artikel 3 Mandaat

1. De in de bijlage bij dit besluit opgenomen vermelde bevoegdheden en de ondertekening van genoemde stukken wordt opgedragen aan de secretaris-algemeen directeur.

2. De secretaris-algemeen directeur brengt tenminste eenmaal per jaar  aan het college verslag uit over de wijze waarop hij gebruik heeft gemaakt van de krachtens het eerste lid aan hem opgedragen bevoegdheden.

Artikel 4 

1. De secretaris-algemeen directeur kan het hem verleende mandaat, behoudens wanneer zulks expliciet niet is toegestaan, door middel van een ondermandaat opdragen aan door hem aan te wijzen functionarissen.

2. De in het eerste lid bedoelde functionarissen kunnen het hen verleende ondermandaat, behoudens wanneer zulks expliciet is toegestaan, niet door middel van ondermandaat opdragen aan door hen aan te wijzen andere functionarissen.

3. Elk ondermandaat wordt opgenomen in een openbaar register, dat voor iedereen ter inzage ligt.

4. De secretaris-algemeen directeur kan aan het ondermandaat nadere voorschriften verbinden.

5. De sector-directeuren brengen elk afzonderlijk tenminste eenmaal per jaar aan de secretaris-algemeen directeur verslag uit over de wijze waarop zij en anderen binnen hun sector gebruik hebben gemaakt van het hen verleende ondermandaat.

6. De afdelingshoofden brengen elk afzonderlijk tenminste eenmaal per jaar aan de sector-directeur dan wel indien het de afdelingshoofden van de stafafdelingen betreft de secretaris-algemeen directeur, verslag uit over de wijze waarop zij en anderen binnen hun afdeling gebruik hebben gemaakt van het hen verleende ondermandaat.

Artikel 5  Plaatsvervanging

1. Bij afwezigheid van de secretaris-algemeen directeur wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door een door het college uit de sectordirecteuren aan te wijzen plaatsvervanger.

2. Bij afwezigheid van een sectordirecteur wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door een andere, door de secretaris-algemeen directeur aan te wijzen sectordirecteur.

3. Bij afwezigheid van het afdelingshoofd Personeel en Organisatie of Communicatie wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door een door de secretaris-algemeen directeur aan te wijzen afdelingshoofd dan wel in bijzondere gevallen door de secretaris-algemeen directeur.

4. Bij afwezigheid van een afdelingshoofd van een sector wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door een ander, door de betreffende sectordirecteur aan te wijzen afdelingshoofd van die sector, dan wel in bijzondere gevallen door de betreffende sectordirecteur.

5. Bij afwezigheid van een team-, groeps- of projectleider wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door het betreffende afdelingshoofd tenzij dit afdelingshoofd een andere team-, groeps- of projectleider daartoe heeft aangewezen.

Artikel 6 

Indien de uitoefening van een mandaat tevens het beslissen over de besteding van budgetten met zich meebrengt, geschiedt dit overeenkomstig het bepaalde in de Verordening Financieel Beheer Rijnland en de budgethouders­regeling.

Artikel 7  Uitzonderingen op mandaat

1. Een mandaat kan niet worden gegeven ter zake van de bevoegdheid tot:

a. het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften;

b. het vaststellen van beleidsregels;

c. het beslissen op niet-fiscale beroep- of bezwaarschriften.

2. Een mandaat geldt niet voor:

a. zaken die een bestuurlijke afweging vereisen;

b. gevallen waarin Rijnland aan zichzelf een vergunning verleent.

Artikel 8 Afdelingsoverschrijdende onderwerpen

1. Indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid méér dan een afdeling aangaat, dient over de uitoefening overeenstemming te bestaan tussen de respectieve afdelings­hoofden.

2. Bij het ontbreken van overeenstemming tussen afdelingshoofden van één sector legt de gemandateerde het onderwerp ter besluitvorming voor aan de sectordirecteur.

3. Bij ontbreken van overeenstemming tussen afdelingshoofden van meer dan één sector, de hoofden van de afdelingen Personeel en Organisatie en Communicatie daaronder begrepen, legt de gemandateerde het onderwerp ter besluitvorming voor aan de algemeen directeur en de desbetreffende sector­directeuren.

Artikel 9  Wijziging wetten en regelingen

De in de bijlage bij dit besluit opgenomen mandaten worden geacht te zijn gewijzigd voor zoveel en op het tijdstip dat de hierin genoemde wetten en regelingen zijn gewijzigd.

Artikel 10     Volmacht

De dijkgraaf verleent volmacht om namens hem de met privaatrechtelijke rechtshandelingen samenhangende geschriften te ondertekenen voor zover voortvloeiend uit de uitoefening van de krachtens dit besluit gemandateerde of ondergemandateerde bevoegdheden.

Artikel 11 Ondertekening

1. Een krachtens mandaat genomen besluit alsmede de op de gemandateerde bevoegdheden betrekking hebbende brieven worden door de gemandateerde als volgt ondertekend:

“Dijkgraaf en Hoogheemraden

namens dezen,

(handtekening)

(naam)

(functie)”

2. Het in een document vastleggen van een privaatrechtelijke rechtshandeling door de gemandateerde of ondergemandateerde functionarissen als bedoeld in artikel 10, geschiedt onder vermelding van in ieder geval de volgende in het hoofd van het document te vermelden tekst:

“Het hoogheemraadschap van Rijnland, gevestigd te Leiden, vertegenwoordigd door

(functienaam) van de sector (sectornaam), de heer/mevrouw (naam met eventuele titulatuur), hierna te noemen: Rijnland”

3. Het slot van het in het tweede lid bedoelde document vermeldt in ieder geval de volgende tekst:

“Aldus opgemaakt en in (…)voud ondertekend,

te: (plaatsnaam)

op: (datum)

(handtekening)

(naam)”       

Artikel 12 Inwerkingtreding; citeerartikel

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking en

werkt terug tot en met 1 januari 2005 en vervangt:

  • de mandaatverordening Rijnland, zoals vastgesteld door het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland op 5 september 1995

  • de mandaatregeling personeelszaken, zoals vastgesteld door het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland op 20 januari 1998;

  • de mandaatregeling Rijnland 2000, zoals vastgesteld door het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland op 9 mei 2000;

  • de ambtelijke bevoegdhedenregeling, zoals vastgesteld door het college van dijkgraaf en heemraden en de dijkgraaf van het waterschap De Oude Rijnstromen d.d. 10 juni 2003;

  • het ondermandaatbesluit, zoals vastgesteld door de secretaris van het waterschap De Oude Rijnstomen d.d. 10 juni 2003;

  • het algemeen mandaatbesluit, zoals vastgesteld door het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Wilck en Wiericke op 13 oktober 2000.

2. Dit besluit kan worden aangehaald als het Mandaat- en volmachtbesluit Rijnland 2005.

Leiden,  5 februari en 17 mei 2005

het college van dijkgraaf en hoogheemraden voornoemd,

E.H. Togtema,

dijkgraaf

ir. A. Haitjema,

secretaris

Het mandaat- en volmachtbesluit is vastgesteld bij besluiten van het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden van 8 februari en 17 mei 2005 en gewijzigd bij besluit van:

1. 28 juni 2005 (05.13426) met betrekking tot artikel 5, derde en vierde lid.

Bijlage: Mandaat en Volmachtbesluit Rijnland 2005

Bijlage 

Aan de secretaris-algemeen directeur is het volgende mandaat verleend:

1. Het voeren van correspondentie van beleidsgevoelige en niet-beleidsgevoelige aard voor zover deze naar zijn oordeel door hem­zelf kan worden afge­daan.

2. Toezending ter goedkeuring of ter informatie aan bestu­ren van overheids­licha­men van besluiten of stand­punten van het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de Algemene Verga­dering.

3. Het voeren van correspondentie ter uitvoering van besluiten van het college van dijkgraaf en hoogheem­raden of de Algemene Vergadering.

4. Het besluiten tot het inwinnen van extern advies, alsmede het selecteren van en het voeren van correspondentie met deze adviseurs.

5. Het besluiten en voeren van correspondentie ter zake van de bedrijfsvoering van Rijnland.

6. Eigendommenbeheer:

a. het kopen, ruilen en vervreemden van onroerende goederen;

b. het aangaan en verlenen, wijzigen en beëindigen van persoonlijke en zakelijke gebruik- en genotrechten;

c. het kwijtschelden van vorderingen wegens huur, pacht en gebruik van onroerende eigendommen van het hoogheemraadschap;

alles tot een bedrag van €100.000 per geval per jaar. Deze laatste beperking geldt niet voor de verkoop van de daartoe aangewezen dienstwoningen en overigens voor zover nodig een passend krediet is verleend.

7.  Personeel:

a. Het zonder de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat als bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden vaststellen, wijzigen dan wel intrekken van regelingen inzake:

  • de werktijden en de vakantie

  • het belonings- of functiewaarderingssysteem

  • de veiligheid, de gezondheid of het welzijn in verband met de arbeid

  • het aanstellings-, ontslag en bevorderingsbeleid

  • de personeelsopleiding

  • de personeelsbeoordeling en functioneringsgesprekken

  • het bedrijfsmaatschappelijk werk en de bedrijfsgezondheidsdienst

  • het werkoverleg

  • de behandeling van klachten van het personeel.

b. Het zonder de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat en met inachtneming van de ter zake geldende regelingen uitvoering geven aan de navolgende artikelen van de SAW:

  • artikel 7.1.2 t/m 7.1.4: het opleggen van disciplinaire straffen

  • artikel 8.1.3, tweede lid: het afwijken van ontslag bij bereiken pensioengerechtigde leeftijd

  • artikel 8.1.4: het verlenen van ontslag bij reorganisatie

  • artikel 8.1.5: het verlenen van ontslag bij ongeschiktheid wegens ziekte

  • artikel 8.1.6: het verlenen van ontslag bij onbekwaamheid en ongeschiktheid

  • artikel 8.1.7: het verlenen van ontslag op andere gronden

  • artikel 8.1.9: het verlenen van ontslag na functie in publiekrechtelijk college

  • artikel 8.2.1 en 8.2.2: schorsing.

c. Met uitzondering van de aanstelling van sectordirecteuren, het met inachtneming van de ter zake geldende regelingen uitvoering geven aan de overige bepalingen in de SAW.

d. Het met inachtneming van de ter zake geldende regelingen uitvoering geven aan de bepalingen in het Sociaal Statuut.

8. Financiën:

a. Het aantekenen van bezwaar tegen en/of akkoord gaan met door gemeenten afgegeven beschikkingen met betrekking tot de vastgestelde WOZ-waarde van Rijnlandse eigendommen (gebouwen, woningen en installaties).

b. Het in overeenstemming met de portefeuillehouder aangaan van langgeldleningen tot een bedrag als aangegeven in de vastgestelde begroting van het hoogheemraadschap van het desbetreffende jaar.

c. Het aangaan van rekening-courantovereenkomsten tot een kredietlimiet als aangegeven in de vastgestelde begroting van Rijnland van het desbetreffende jaar.

d. Het uitlenen, beleggen of herbeleggen van kasgelden.

e. Het doen van af- en overschrijvingen per waterschapstaak, voor zover het budget onvoorzien in de exploitatiebegroting niet wordt aangesproken en het niet te koste gaat van de (afgesproken) prestaties.

f. Het bepalen van voorschotten en afrekeningen van kosten van wateronttrekkingen aan en waterlozingen op Rijnlands boezem.

g. Het bepalen van voorschotten en afrekeningen grensoverschrijdend afvalwater.

h. Het doen van aangiften omzetbelasting.

i. De afrekening van subsidies.

j. Het verlenen van vermindering of kwijtschelding aan hen die hebben aangenomen ten behoeve van het hoogheemraadschap iets te doen of te leveren voorzover een en ander een bedrag van € 25.000,-- niet te boven gaat;

k. Het aangaan van, wijzigen en beëindigen van transacties en regelingen op het gebied van roerende zaken, vermogensrechten en persoonlijke rechten, waaronder begrepen onder­houdscontracten voorzover een en ander een bedrag van € 25.000,-- niet te boven gaat.

l. Het na overleg met de portefeuillehouder besluiten tot afwijken van de in de subsidieregeling riolering buitengebied neergelegde vormvoorschriften en procedures.

9. Handhaving:

a. De uitvoering van artikel 61 Waterschapswet juncto artikel 29 Wet Verontreiniging Oppervlakte­wateren juncto afdeling 5.3 en 5.4 Algemene wet bestuursrecht:

  • het toepassen van bestuursdwang, met uitzondering van het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden, om in een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner

  • het opleggen van een last onder dwangsom.

b. De uitvoering van artikel 61 Waterschapswet juncto de Keur van het hoogheemraad­schap van Rijnland juncto de afdelingen 5.3 en 5.4 Algemene wet bestuursrecht:

  • het toepassen van bestuursdwang, met uitzondering van het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden, om in een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner

  • het opleggen van een last onder dwangsom.

c. De uitvoering van artikel 18.12 en 18.14 Wet Milieubeheer juncto artikel 1 en artikel 24 Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren:

  • het geheel of gedeeltelijk intrekken van de WVO-vergunning als sanctie

  • het afwijzen van een verzoek tot toepassing van deze bevoegd­heid.

10.    Planvorming:

a. De uitvoering van artikel 4a, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening: het voeren van (ambtelijk) vooroverleg over streekplannen.

b. De uitvoering van artikel 10 Besluit op de Ruimtelijke Ordening juncto de artikelen 7 en 10 Wet op de Ruimtelijke Ordening: het voeren van vooroverleg over structuur- en bestemmingsplannen en het uitbrengen van de watertoets.

c. De uitvoering van artikel 17 en 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening: het indienen van bedenkingen en het maken van bezwaar in het kader van het verlenen van een tijdelijke vrijstelling resp. het verlenen van een vrijstelling van het bestemmingsplan.

d. De uitvoering van artikel 4.17, lid 3 Wet Milieubeheer: de voorbereiding van gemeentelijke milieubeleidsplannen.

e. De uitvoering van artikel 4.23, lid 1, Wet Milieubeheer: de voorbereiding van gemeentelijke rioleringsplannen.

f. De uitvoering van hoofdstuk 7 Wet Milieubeheer: het vooroverleg over en het indienen van bedenkingen ter zake van milieu-effectrapportages.

11. Vergunningverlening:

a. De uitvoering van artikel 1 lid 1 t/m 5 juncto artikel 7 en 7a Wet Verontreiniging Opper­vlakte­wateren: het verlenen, wijzigen, intrekken en weigeren van een vergunning of het behandelen van een melding in het kader van artikel 8.19 van de Wet milieu­beheer, alsmede het behandelen van een melding in het kader van op de Wet milieubeheer en Wvo gebaseerde lozingenbesluiten.

b. Het krachtens artikel 29 van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland verlenen, wijzigen, intrekken en weigeren van een ontheffing van de verbods- en gebodsbepalingen als bedoeld in:

  • artikel 8: verbodsbepalingen ter zake van waterkeringen

  • artikel 13: verbodsbepalingen ter zake van wateren

  • artikel 23a: het opleggen van een meetplicht waterhoeveelheden aan degene die het water afvoert naar, aanvoert uit, loost in of onttrekt aan het oppervlaktewater

  • artikel 23a: vergunningplicht voor het afvoeren naar en lozen in oppervlaktewater van meer dan 500 m3 water per uur, alsmede voor het aanvoeren uit en onttrekken aan oppervlaktewater van meer dan 1000 m3 water per uur

  • artikel 23a: vergunningplicht om waterstand te brengen op een peil dat afwijkt van het bestaande vastgestelde peil

  • artikel 27: verbodsbepalingen ter zake van kunstwerken

  • artikel 28: verbodsbepalingen ter zake van vissen, varen of anderszins een vistuig te leggen of hebben binnen 50 meter van Rijnlands sluis of gemaal

c. De uitvoering van de Aansluitverordening Rijnland

  • artikel 2: het verlenen, wijzigen, intrekken en weigeren van een aansluitvergunning

  • artikel 4: het opleggen van de verplichting aan een vergunninghouder om aanvullende gegevens te verstrekken ter bescherming van het belang waarvoor de aansluit­vergunning is afgegeven

  • artikel 6: het opleggen van nadere lozingseisen en lozingsvoorschriften aan een vergunninghouder, die moeten worden doorvertaald naar de aangeslotenen

  • artikel 7: het opleggen van een onderzoeksverplichting aan een vergunninghouder naar de oorzaken van overschrijdingen van grens- en/of signaleringswaarden

d. De uitvoering van de Verordening vaarverboden en vaargelden Rijnland:

  • het verlenen van een vaarvergunning voor de in deze verordening bedoelde wateren.

De bijlage bij het mandaat- en volmachtbesluit is vastgesteld bij besluiten van het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden van 8 februari en 17 mei 2005 en gewijzigd bij besluit van:

1. 28 juni 2005 (05.13383) m.b.t. toevoeging artikel 8.l.

2. 3 april 2007 (07.09250) m.b.t. artikel 6.