Organisatie | Hoogheemraadschap van Rijnland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Legesverordening Rijnland 2011 |
Citeertitel | Legesverordening Rijnland 2011 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën – belastingen |
Leges worden geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag van door Rijnland te verlenen diensten, zoals de verzending van kopie bestuursstukken of inlichtingen uit het archief of de behandeling van een aanvraag voor vergunning of ontheffing.
Een regeling treedt pas in werking na bekendmaking.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 1-6-2011
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Witte Weekblad
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2011 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 01-06-2011 Witte Weekblad | 11.13752 | |
24-03-2005 | 31-12-2013 | nieuwe regeling | 23-03-2005 Witte Weekblad, 2005-03-23 | 05.02245 |
Artikel 1 Aard van de heffing en belastbaar feit
Onder de naam leges worden rechten geheven terzake van het behandelen van aanvragen door het hoogheemraadschap tot het verlenen van watervergunningen, genoemd in de bij deze verordening behorende Tarieventabel.
Belastingplichtig is de aanvrager van de watervergunning dan wel degene ten behoeve van wie de watervergunning is aangevraagd.
1. De leges worden geheven naar de maatstaf en het tarief, opgenomen in de bij deze verordening behorende Tarieventabel.
2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van de in de Tarieventabel genoemde eenheid als volle eenheid aangemerkt.
In afwijking van het bepaalde in artikel 9 van de Invorderingswet 1990, is de legesaanslag invorderbaar één maand na dagtekening van het aanslagbiljet.
1. Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges wordt verleend, zoals aangegeven in artikel 2 van de bij deze verordening behorende Tarieventabel.
2. Bij het verlenen van gehele of gedeeltelijke teruggaaf als bedoeld in het eerste lid is invorderingsrente verschuldigd op basis van artikel 28, leden 4 en 5 van de Invorderingswet 1990.
Artikel 8 Nadere regels door het dagelijks bestuur
Het college van dijkgraaf en hoogheemraden kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges.
Artikel 9 Intrekking, inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel
1. Met ingang van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde datum vervalt de Legesverordening Rijnland 2005 met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2011.
3. Deze verordening wordt aangehaald als "Legesverordening Rijnland 2011".
Tarieventabel behorende bij de legesverordening
Artikel 1 Behandeling aanvragen tot watervergunning
Legestabel behandeling aanvragen tot watervergunning
Onder bouwkosten wordt in deze tabel verstaan de aannemingssom als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken, "UAV", voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Het betreft de bouwkosten die betrekking hebben op het deel van het werk dat binnen de kern- en beschermingszone valt.
Artikel 2 Niet berekenen van leges
1. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1,
a. niet-ontvankelijk wordt verklaard of buiten behandeling gesteld, worden geen leges in rekening gebracht.
1. vóórdat advertenties zijn geplaatst, wordt 50% van de leges gerestitueerd.
2. nadat advertenties zijn geplaatst, worden geen leges gerestitueerd.
2. Indien de aangevraagde watervergunning wordt vernietigd, wordt het hele bedrag van de geheven leges gerestitueerd.
Toelichting Legesverordening Rijnland
Toelichting Legesverordening Rijnland
De bevoegdheid van waterschappen om leges te heffen vloeit voort uit artikel 115, eerste lid, onderdeel c, van de Waterschapswet. Op dit moment kent Rijnland een legesverordening, die van kracht is sinds 2005. De legesverordening is niet meer actueel omdat:
1. de tarieven sinds 2005 niet zijn gewijzigd;
2. de verordening niet meer aansluit op de praktijk;
3. op 22 december 2009 de Waterwet in werking is getreden met een daarin opgenomen watervergunning.
Dit was voor de Verenigde Vergadering reden om de legesverordening te herzien. Daarbij is gestreefd naar vereenvoudiging van de legesverordening door:
Wat resteert is een legesverordening, waarin alleen nog leges wordt geheven voor enkele grotere en complexe werken. De reden hiervoor is dat de behandeling van aanvragen voor watervergunningen voor grote infrastructurele werken (zoals bijvoorbeeld de HSL, het A4- aquaduct, de verbreding van de A4, N201 etc.), grootschalige ontwikkelingen (nieuwbouwwijk, bedrijventerrein) en complexe grote grondwateronttrekkingen (bijv. een parkeergarage in stedelijk gebied of een NoordZuidlijn) een grote ureninzet van Rijnland vraagt. In de nieuwe legesverordening wordt zo tegemoet gekomen aan de wens tot administratieve lastenverlichting voor particulieren (veelal aanvrager van de kleine/eenvoudige vergunningen) en naar het vinden van een oplossing om opbrengsten te blijven genereren voor die werken die veel tijd vragen van Rijnland.
Artikel 1 Aard van de heffing en belastbaar feit
Het legesplichtig feit is het in behandeling nemen van de aanvraag voor een watervergunning en niet de verlening daarvan. Leges worden dan ook geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag en niet voor het honoreren van een aanvraag. De reden is dat ook bij een niet gehonoreerde aanvraag aanmerkelijke kosten kunnen zijn gemaakt voor de behandeling van de aanvraag. De tarieventabel bepaalt echter dat in bepaalde gevallen gedeeltelijke teruggave van leges mogelijk is als een dienst niet wordt verleend, maar een aanvraag wel in behandeling is genomen. Voor een melding kunnen geen leges worden geheven. Algemeen geldt dat een dienst moet zijn aangevraagd. Bij ongevraagde diensten, zoals ambtshalve verlening van watervergunningen, worden geen leges geheven.
Belastingplichtig is de aanvrager van de watervergunning, ook als de aanvrager van de watervergunning een ander is dan degene voor wie de watervergunning wordt aangevraagd. Door het gebruik van de woorden "dan wel" is bedoeld te voorkomen dat voor dezelfde dienst van twee belastingplichtigen, de aanvrager en degene ten behoeve van wie de aanvraag wordt gedaan, leges zullen worden geheven. In eerste instantie zal de indiener van de aanvraag in de heffing worden betrokken. Als dat niet mogelijk is dan kan degene ten behoeve van wie de aanvraag is gedaan als legesplichtige worden aangemerkt.
De bij de verordening behorende tabel geeft aan naar welke maatstaf de leges worden geheven en volgens welk tarief. De Waterschapswet bepaalt dat de geraamde baten niet mogen uitgaan boven de voor de watervergunning gemaakte kosten. Er hoeft niet in ieder individueel geval een rechtstreeks verband te zijn tussen de hoogte van de leges en de omvang van de verleende dienst, maar wel moet in het algemeen enig verband bestaan tussen de hoogte van de leges en de kosten van dienstverlening. De tariefstructuur mag niet leiden tot onredelijke en onwillekeurige inning van leges.
Bij de heffing bij wege van aanslag is het volgende van belang. Het belastbare feit voor de leges is het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een watervergunning. Op het moment van het in behandeling nemen van deze aanvraag, zal de volle omvang van de werken in sommige gevallen nog niet definitief vaststaan. Als de ambtenaar belast met de heffing van de leges op dat moment de aanslag reeds vaststelt, is het niet ondenkbaar dat dit tot een te laag bedrag gebeurt. De ambtenaar kan deze aanslag echter niet zondermeer laten volgen door een of meer nadere aanslagen. Dit laatste kan alleen indien sprake zou zijn van een feit, waarmee de ambtenaar belast met de heffing bij het opleggen van de eerste aanslag niet bekend was en redelijkerwijs ook niet bekend had kunnen zijn (de eis van het zogenaamde nieuw feit), behoudens in het geval waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw zou zijn.