Organisatie | Hoogheemraadschap van Rijnland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Reglement van Orde voor de Verenigde Vergadering en Commissies Rijnland 2005 |
Citeertitel | Reglement van Orde voor de Verenigde Vergadering en Commissies Rijnland 2005 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur – waterschappen |
Bevat bepalingen ten aanzien van de bijeenkomsten van de Verenigde Vergadering. Deze bepalingen zijn grotendeels van openbare orde. In het reglement van orde moeten in ieder geval regels worden gesteld omtrent wijze van oproeping tot de vergadering, de handhaving van de orde tijdens de vergadering en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 25-3-2009
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Witte Weekblad
Onbekend.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-03-2009 | 13-03-2019 | Geamendeerd besluit: wijziging art 51 lid 1, lid 2, lid 3, art. 52 lid 1, lid 6a, art 55 lid 2. | 25-03-2009 Witte Weekblad | 09.03143 | |
25-03-2009 | 25-03-2009 | wijzing Art. 51 eerste lid, tweede lid en derde lid art. 52 eerste lid, art 55 tweede lid | 25-03-2009 Witte Weekblad | 09.03143 | |
08-01-2009 | 25-03-2009 | wijzing Art. 52 | 08-01-2009 Witte Weekblad | 08.38578 | |
17-12-2008 | 08-01-2008 | wijzing Art. 1, 6, 52, 53 en 59. Vervallen paragraaf III.1 en hoofdstuk VII | 17-12-2008 Witte Weekblad | 08.34883 | |
01-01-2006 | 17-12-2008 | wijzing Art. 50 t/m 57, Vervangen begrip "Algemene Vergadering" in "Verenigde Vergadering" | 23-11-2005 Witte Weekblad | 05.22859 | |
31-03-2005 | 01-01-2005 | 31-12-2005 | nieuwe regeling | 03-01-2005 Witte Weekblad, 2005-03-23 | 05.02244 |
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
fractie: de leden van de Verenigde Vergadering, die door en uit de categorie ingezetenen zijn gekozen via de kandidatenlijst van een belangengroepering of de gezamenlijke kandidatenlijst van meer dan één belangengroepering, dan wel de leden van de Verenigde Vergadering die aan de voorzitter hebben bericht zich van een fractie te hebben afgescheiden.
Paragraaf II.1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 5 Dag en plaats van vergaderen
De voorzitter bepaalt de dag, het tijdstip en de plaats van de vergaderingen.
Artikel 8 Ter inzage leggen van stukken
De stukken, welke dienen ter toelichting van de voorstellen en niet in kopie aan de leden worden toegezonden, worden gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor de leden in het Rijnlandhuis ter inzage gelegd. Indien ná dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.
Paragraaf II.2 Orde van de vergaderingen
Artikel 13 Vergaderquorum, Opening vergadering
Op de vergadering bedoeld in het derde lid zijn het eerste en het tweede lid niet van toepassing. De Verenigde Vergadering kan echter over andere aangelegenheden dan die voor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering waren geagendeerd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De leden hebben het recht een voorstel tot verandering aan de Verenigde Vergadering te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. De in de eerste volzin bedoelde voorstellen dienen uiterlijk op de tweede dag voor de vergadering waarop de notulen worden vastgesteld schriftelijk bij de secretaris te worden ingediend.
Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, dan wel de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het desbetreffende lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
De voorzitter kan de Verenigde Vergadering voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de goede gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming ervan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk; zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de Verenigde Vergadering besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.
Artikel 20 Deelname aan de beraadslaging door anderen dan de voorzitter of de leden van de Verenigde Vergadering
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de Verenigde Vergadering tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Na de beraadslaging en beslissing over de eventuele amendementen en subamendementen wordt over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, een eindbeslissing genomen.
Paragraaf II.4 Procedures bij stemmingen
Artikel 36 Schriftelijke stemming
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 38 Stemming over zaken
Indien een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem heeft vergist, kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt alleen aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Paragraaf III.2 Vaste commissies van de Algemene Vergadering
Artikel 50 Algemene bepalingen vaste commissies
1. De Verenigde Vergadering kent de volgende vaste commissies:
2. De commissies adviseren de Verenigde Vergadering en het college desgevraagd of uit eigen beweging. Zij zijn overigens werkzaam ter bevordering van een goede samenwerking tussen de Verenigde Vergadering en het college.
3. Niet tot de taak van de commissies behoren die onderwerpen, die aan het oordeel van een bijzondere commissie uit de Verenigde Vergadering worden onderworpen, tenzij bij het besluit tot instelling van die bijzondere commissie anders is bepaald.
1. De commissie Voldoende water adviseert over alle aspecten van aangelegenheden die betrekking hebben op:
2. De commissie Veiligheid en gezond water adviseert over alle aspecten van aangelegenheden die betrekking hebben op
De commissie Bestuur, Organisatie en Dienstverlening adviseert over alle aspecten van aangelegenheden van algemeen bestuurlijke aard, waaronder begrepen bij de Verenigde Vergadering ingediende bezwaarschriften op grond van de Algemene wet bestuursrecht en – voor zover door het college gevraagd – bezwaarschriften over omslag en verontreinigingsheffing, alsmede alle aspecten van de overige algemene en concernaangelegenheden voor zover deze niet behoren tot het werkterrein van een van de andere commissies.
Artikel 52 Samenstelling commissies
1. De voorzitters van de commissies worden door de Verenigde Vergadering uit de leden van de Verenigde Vergadering aangewezen, met dien verstande dat geen leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden als zodanig kunnen worden aangewezen.
De commissie benoemt uit eigen midden een plaatsvervangend voorzitter.
De voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter, indien hij ter vergadering de voorzitter vervangt, heeft in de commissie een raadgevende stem.
2. De commissieleden worden door de Verenigde Vergadering uit haar midden benoemd en wel:
3. Een lid van een fractie in de categorie ingezetenen bestaande uit drie of meer leden kan slechts worden benoemd tot lid van één commissie.
4. Eén lid van een fractie in de categorie ingezetenen bestaande uit twee leden kan worden benoemd in twee commissies.
5. Het lid van een eenpersoonsfractie in de categorie ingezetenen kan worden benoemd in alle commissies.
6. In de plaats van het in het tweede lid onder d, het vierde of het vijfde lid van dit artikel bedoelde lid, kan op voordracht van de categorie of fractie
Artikel 53 Zittingsduur en vacatures
1. De voorzitters, plaatsvervangend voorzitters en leden van de commissies hebben zitting gedurende hun zittingsperiode in het College respectievelijk de Verenigde Vergadering.
2. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien volgens de procedure, zoals omschreven in artikel 52
Artikel 54 Ambtelijke bijstand
1. De secretaris wijst in overleg met de respectieve voorzitters voor elke commissie een secretaris en zo nodig een plaatsvervangend secretaris aan.
3. De verdere verlening van de ambtelijke bijstand geschiedt in overleg met de voorzitters van de commissies op aanwijzing van de secretaris.
1. Op de vergaderingen van de commissies is het bepaalde in hoofdstuk II van dit reglement van orde van overeenkomstige toepassing voor zover dit artikel ter zake geen afwijkende bepalingen bevat.
2. Een vergadering wordt niet gehouden indien blijkens de presentielijst minder dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is verschenen.
3. Wanneer de in het vorige lid vereiste aantal leden niet is verschenen, wordt een nieuwe vergadering belegd, met dien verstande dat er slechts vierentwintig uur tussen het tijdstip van de kennisgeving en het aanvangsuur van de vergadering behoeft te verlopen. Alsdan wordt de vergadering gehouden ongeacht het aantal leden, dat is verschenen.
4. De commissievergaderingen vinden overdag plaats, tenzij de commissie anders heeft bepaald.
5. De commissievergaderingen zijn openbaar, tenzij ten minste twee leden die de presentielijst hebben ondertekend verzoeken om een besloten vergadering of indien de voorzitter zulks nodig oordeelt. In dat geval is paragraaf II.5 van overeenkomstige toepassing.
6. De secretaris van de commissie zorgt ervoor dat de oproep voor de commissievergadering, zo mogelijk tegelijk met de in artikel 7 bedoelde toezending van stukken, tijdig aan de leden wordt toegezonden. De oproep vermeldt plaats, datum en uur van de vergadering, alsmede de agenda.
7. De secretaris van de commissie zorgt ervoor dat de commissievergadering door aankondiging in één of meer binnen het gebied van de commissie verschijnende dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen en verder op de voor afkondigingen bij het hoogheemraadschap gebruikelijke wijze ter openbare kennis wordt gebracht. De openbare kennisgeving vermeldt:
8. Ieder commissielid is bevoegd in een naar zijn mening spoedeisend geval tijdens de vergadering voor te stellen een onderwerp aan de agenda toe te voegen. De commissie beslist of, en zo ja, in hoeverre aan dit voorstel gevolg zal worden gegeven.
9. Bij staking van de stemmen of op verzoek van één of meer commissieleden worden de verschillende meningen, die in de commissie naar voren zijn gebracht, aan de Verenigde Vergadering respectievelijk het college meegedeeld.
10. Van hetgeen in de commissie is behandeld wordt onder de zorg van de secretaris van de commissie een kort verslag opgemaakt, dat na de vaststelling in de volgende vergadering door de voorzitter en de secretaris van de betreffende commissie wordt ondertekend.
11. Het ontwerpverslag van de commissievergadering wordt tijdig aan de leden van de Verenigde Vergadering toegezonden en waar nodig tijdens de vergadering door de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter van de commissie toegelicht.
Artikel 56 Bijwonen vergaderingen door leden van het college
De leden van het college zijn bevoegd de vergaderingen bij te wonen van de commissies waarin zij geen zitting hebben en hebben daarin een raadgevende stem.
Artikel 57 Verdeling onderwerpen
1. Onderwerpen worden in beginsel slechts een één commissie behandeld
2. Onderwerpen die het werkterrein van meer dan één commissie raken, kunnen door de dijkgraaf worden verwezen naar meer commissies. Zij worden in dat geval door de betreffende commissies afzonderlijk behandeld, tenzij de dijkgraaf behandeling in een gecombineerde vergadering nodig oordeelt. In het laatste geval wordt de vergadering gehouden onder voorzitterschap van een door het College uit zijn midden aangewezen lid.
3. Op een gecombineerde vergadering als bedoeld in het eerste lid, zijn de bepalingen ter zake van de vaste commissies van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf III.3 Commissie voor de geloofsbrieven
Artikel 58 De commissie voor de geloofsbrieven
1. Het onderzoek van de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden geschiedt door een bijzondere commissie bestaande uit drie leden, waaronder één lid van het college, dat als voorzitter van de commissie fungeert.
2. De leden van de commissie worden telkenmale door de voorzitter benoemd.
3. De commissie wordt bijgestaan door de secretaris of een door de secretaris aan te wijzen ambtenaar.
4. De commissie brengt na gedaan onderzoek van de geloofsbrieven, van de andere bij het Kiesreglement vereiste stukken en van de eventuele bezwaarschriften verslag uit aan de Verenigde Vergadering en doet daarbij een voorstel tot het nemen van een besluit ter zake van de toelating van nieuw benoemde leden. Van een minderheidsstandpunt wordt zonodig melding gemaakt.
5. Op vergaderingen van de commissie is het bepaalde in hoofdstuk II van dit reglement zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de vergaderingen niet openbaar zijn.
Paragraaf III.4 Bijzondere commissies van de Verenigde Vergadering
Artikel 59 Algemene bepalingen bijzondere commissies van de Verenigde Vergadering
1. De Verenigde Vergadering kan besluiten tot instelling van bijzondere commissies en regelt bij het instellingsbesluit de samenstelling, taak, werkwijze en zittingsduur van de commissie.
2. De commissie moet zodanig zijn samengesteld dat alle fracties en categorieën daarin zoveel mogelijk naar evenredigheid zijn vertegenwoordigd.
3. Op vergaderingen van bijzondere commissies zijn de bepalingen van dit reglement zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij in het instellingsbesluit anders is bepaalt.
4. De vergaderingen van bijzondere commissies zijn openbaar, tenzij ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft ondertekend verzoekt om een besloten vergadering of de voorzitter het nodig oordeelt. In dat geval is paragraaf II.5 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 60 Taakverdeling bijzondere commissies
1. De commissie benoemt uit haar midden een voorzitter en een rapporteur.
2. De voorzitter van de commissie is ook tot rapporteur benoembaar.
3. De commissie wordt, zo zij dit verlangt, bijgestaan door de secretaris.
4. De secretaris kan in zijn plaats een ambtenaar aanwijzen, die als secretaris van de commissie optreedt, tenzij de commissie uit haar midden een secretaris aanwijst. Deze laatste kan zich, indien de commissie dat verlangt, laten bijstaan door een door de secretaris aan te wijzen ambtenaar.
Artikel 61 Voorbereiding en uitbrengen verslag
1. De voorzitter zendt terstond de in handen van de commissie te stellen stukken aan de voorzitter van de commissie.
2. Ieder lid kan bij de commissie een door hem ondertekende nota inzenden, bevattende zijn opmerkingen over de zaak waarvan het onderzoek aan de commissie is opgedragen.
3. De commissie brengt, zo haar opdracht niet anders luidt, schriftelijk verslag uit.
4. Elk verslag bevat een bepaald advies, waartoe de commissie, hetzij met algemene stemmen, hetzij met meerderheid van stemmen heeft besloten.
5. Het gevoelen van een eventuele minderheid wordt, zo deze dit verlangt, in het verslag of in een afzonderlijke nota vermeld.
6. Indien geen meerderheid kan worden gevormd tot het uitbrengen van een bepaald advies, worden de onderscheiden meningen in het verslag vermeld.
7. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie. Indien aan de commissie geen secretaris is toegevoegd, wordt het verslag door al haar leden ondertekend.
8. Na ondertekening wordt het verslag aan de voorzitter gezonden, die de leden daarvan zo spoedig mogelijk een exemplaar doet toekomen.
Hoofdstuk IV Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 63 Verslag; verantwoording
Een lid dat door de Verenigde Vergadering is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken verslag te doen over zaken die in het desbetreffende algemeen bestuur aan de orde zijn. De voorzitter kan een door deVerenigde Vergadering gewenste bespreking van dit verslag verwijzen naar een of meer vaste commissies.
Hoofdstuk V Ambtelijke bijstand
Artikel 65 Informeren portefeuillehouder
De secretaris of de aangewezen ambtenaren geven van de door hen mondeling of schriftelijk verstrekte informatie, advies of bijstand kennis aan de betreffende portefeuillehouder in het college indien zulks in het belang is van een goede bestuursvoering.
Ter aanvulling op het bepaalde in titel II van de Waterschapswet, waarin bepalingen over de samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur zijn opgenomen, is het aan de daartoe bevoegde bestuursorganen overgelaten om ten aanzien van de bijeenkomsten van de Verenigde Vergadering nadere bepalingen te stellen. Deze bepalingen zijn grotendeels van openbare orde.
In artikel 15 van het Reglement voor het hoogheemraadschap van Rijnland wordt het reglement van orde, dat betrekking heeft op vergaderingen en andere werkzaamheden voorgeschreven. Met de aanduiding "andere werkzaamheden" wordt gedoeld op vergaderingen van commissies en dergelijke, alsmede op de wijze van bekendmaken van bestuursbesluiten, voor zover daarin niet op andere wijze is voorzien.
In het reglement van orde moeten in ieder geval regels worden gesteld omtrent wijze van oproeping tot de vergadering, de handhaving van de orde tijdens de vergadering en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden.
Op grond van het repressief toezicht, vastgelegd in artikel 23, eerste lid, sub e van het Reglement voor het hoogheemraadschap van Rijnland, dient het reglement van orde voor de Verenigde Vergadering aan Gedeputeerde Staten te worden toegezonden.
De voorzitter is ingevolge artikel 94 van de Waterschapswet voorzitter van de Verenigde Vergadering. Hij wordt, indien nodig, vervangen door een hoogheemraad, die door het college als waarnemend voorzitter is aangewezen.
De voorzitter heeft in de vergadering een raadgevende stem. De wetgever heeft de mogelijkheid dat de voorzitter tevens lid van de Verenigde Vergadering is en in de vergadering stemrecht heeft, gelet op de onafhankelijke positie van de voorzitter nadrukkelijk uit willen sluiten. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
De secretaris is de verbinding tussen het bestuurlijke en het ambtelijke deel van de waterschapsorganisatie. Ingevolge artikel 55 van de Waterschapswet heeft de secretaris zowel het recht als de plicht om in iedere vergadering aanwezig te zijn. Zonder hem kan dan ook geen sprake zijn van een formele vergadering met besluitvorming. Indien de secretaris een vergadering niet kan bijwonen, wegens normale afwezigheid, maar ook omdat de beraadslaging of besluitvorming hemzelf betreft, dient hij zich te doen vervangen door een waarnemer. De waarnemend of plaatsvervangend secretaris moet door de Verenigde Vergadering worden aangewezen.
Dit artikel spreekt voor zich. Van belang is wel dat ook een aantal leden van de Verenigde Vergadering de mogelijkheid heeft schriftelijk een extra vergadering te verzoeken.
Ook dit artikel spreekt voor zich.
Het college is belast met de voorbereiding van alles waarover door de Verenigde Vergadering zal worden beraadslaagd en besloten. De voorzitter plaatst de voorstellen op de agenda. Dit laatste geldt ook voor initiatiefvoorstellen die door leden van de Verenigde Vergadering worden ingediend (zie artikel 29 RvO).
Voorstellen die niet op de agenda zijn vermeld, zijn buiten de orde, tenzij de Verenigde Vergadering een besluit als bedoeld in het vierde lid heeft genomen.
De zorg voor de beschikbaarheid van de stukken is hier bij de voorzitter gelegd om de bestuurlijke verantwoordelijkheid daarvoor te accentueren.
Artikel 37 van de Waterschapswet geeft het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter, een commissie van het waterschap de mogelijkheid om op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur geheimhouding op te leggen omtrent de inhoud van de stukken die aan de vergadering worden overlegd.
Naast de geheime stukken, gaat het in dit artikel om de zogenaamde "achterliggende" stukken waarvan vaak in de voorstellen melding wordt gemaakt (bijv. ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). Het gaat hier niet om de - openbare - voorstellen. Daarvoor is in artikel 9 een regeling opgenomen.
Dit artikel is in overeenstemming met het voorschrift van artikel 19, tweede lid, Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemmingsquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 33 van dit reglement.
De vergaderingen zijn in beginsel openbaar, behoudens wanneer anderszins is besloten (zie paragraaf II.5)
De vergadering kan eerst aanvangen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is. Het gedeelte betreffende het quorum is overeenkomstig artikel 20 van de Gemeentewet.
Het recht om aanpassing voor te stellen (vierde lid) komt ook toe aan het lid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de Verenigde Vergadering om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling wordt geaccepteerd. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).
Omtrent de (aan de Verenigde Vergadering gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze met een voorstel van het college te worden voorbereid.
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een lid van de Verenigde Vergadering na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.
Indien de Verenigde Vergadering van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten.
De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
In dit artikel is aan de voorzitter de bevoegdheid gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen. Het vijfde lid biedt de voorzitter de mogelijkheid om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. Dit artikel is in overeenstemming met artikel 26 van de Gemeentewet.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring.
Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de drie laatste leden van dit artikel. De bevoegdheid van de voorzitter de toehoorders die de orde verstoren, of alle toehoorders te gelasten te vertrekken, is overeenkomstig artikel 26 van de Gemeentewet.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.
Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 17, eerste lid).
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 39 Waterschapswet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de Verenigde Vergadering bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.
Naast deelname aan de beraadslagingen door andere ambtenaren dan de secretaris of andere daarvoor in aanmerking komende personen, kunnen ook toehoorders – direct na de opening van de vergadering – in de gelegenheid worden gesteld het woord tot de Verenigde Vergadering te richten, waarbij het niet noodzakelijk is dat het onderwerp ook op de agenda van de vergadering staat. Men dient zich aan te melden en de spreektijd kan worden beperkt.
Een regeling als de onderhavige doet recht aan de noodzaak de ingelanden te betrekken bij het besturen van het waterschap.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.
Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.
De voorzitter legt aan de Verenigde Vergadering ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslagingen, besloten door de Verenigde Vergadering. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel te worden gevolgd (artikel 29).
Teneinde te bereiken dat de Verenigde Vergadering niet wordt “overvallen” door het feit dat van de vergadering beeld- of geluidregistraties worden gemaakt, dient het voornemen daartoe vooraf mededeling te worden gedaan aan de voorzitter.
Leden van deVerenigde Vergadering kunnen aan de Verenigde Vergadering wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander lid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het sub-amendement. Een (sub-)amendement kan worden ingediend op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub-) amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de Verenigde Vergadering besluiten tot een derde termijn (artikel 17). Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 40.
Voorstel tot splitsing van een voorgesteld besluit kan, indien aangenomen, meebrengen dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolgen is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 29 geregelde initiatiefvoorstellen.
Het is de taak van het college aan de Verenigde Vergadering de nodige voorstellen te doen. Toch zal een lid van de Verenigde Vergadering soms de behoefte kunnen hebben zelf een voorstel te doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een initiatiefvoorstel komt altijd op de agenda van de Verenigde Vergadering.
Het vragenrecht geeft aan de leden van de Verenigde Vergadering het recht schriftelijk informatie te vragen over aangelegenheden, die tot de bevoegdheid van het college of de voorzitter behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.
In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld een korte nadere toelichting omtrent het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien er behoefte bestaat aan een bredere discussie, kan het gegeven antwoord worden doorverwezen naar een adviescommissie. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de Verenigde Vergadering moet leiden, kan hij het recht van initiatief benutten om het onderwerp op de agenda van de Verenigde Vergadering te krijgen.
Het hier bedoelde vragenrecht is bedoeld om de leden van de Verenigde Vergadering ook in de gelegenheid te stellen ter vergadering nog informatieve vragen te stellen, waarop het college zo mogelijk ook direct mondeling antwoordt.
Dit artikel geeft uitwerking van het algemeen beginsel in het bestuursrecht dat leden van bestuursorganen niet deelnemen aan besluitvorming, waarbij zij of hun familieleden een persoonlijk belang hebben.
Op grond van dit artikel blijven vacatures en de leden, die op grond van artikel 32 niet aan de stemming mogen deelnemen, buiten beschouwing bij het bepalen van het stemquorum. Voor vergaderingen, die een voortzetting zijn van een eerdere vergadering, die wegens het ontbreken van een quorum niet konden worden geopend, geldt deze bepaling echter niet.
Hoewel aanwezige leden verplicht zijn aan de stemming deel te nemen (zich van stemming onthouden is op grond van artikel 38 niet mogelijk) kan het voorkomen dat leden zich de facto aan de stemming onttrekken door bijv. de vergaderzaal tijdelijk te verlaten. Bij de beantwoording van de vraag of een besluit wel of niet is aangenomen, blijven deze leden dan buiten beschouwing.
Besluiten kunnen zonder of met stemming worden aangenomen.
Alleen wanneer stemming plaatsvindt, bestaat er de tweedeling tussen schriftelijke en en niet-schriftelijke stemming. Dit laatste kan dan plaatsvinden bij handopsteken of hoofdelijk.
Deze artikelen geven uitwerking van het schriftelijk stemmen. Artikel 36 regelt de feitelijke gang van zaken bij de stemming en artikel 37 de herstemming.
Over benoemingen (niet ontslag) of het opstellen van een voordracht of aanbeveling van personen moet schriftelijk worden gestemd (artikel 35). Een voordracht is voor de Verenigde Vergadering bindend; de Algemene Vergadering heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de Verenigde Vergadering mag afwijken.
De regeling ter zake van de stemming over zaken is neergelegd in artikel 38. Zo bepaalt het eerste lid dat alle aanwezige leden, die aan de stemming mogen deelnemen, ook verplicht zijn daaraan deel te nemen, al zijn er geen sancties gesteld op het zich aan de stemming onttrekken door tijdelijk de vergaderzaal te verlaten.
Bij staken van de stemmen wordt besluitvorming uitgesteld naar de volgende vergadering, tenzij het een voorstel van orde betreft of de vergadering voltallig is. In dat laatste geval is uitstel niet noodzakelijk, omdat er geen afwezige leden zijn die de uitslag van de stemming nog kunnen beïnvloeden.
Een voorstel van orde is altijd verworpen als de stemmen daarover staken. Hetzelfde geldt voor een stemming over een voorstel in een voltallige vergadering of in de tweede vergadering, waarop het voorstel in stemming komt.
De manier waarop de hoofdelijke stemming plaatsvindt, is neergelegd in dit artikel en behoeft geen nadere toelichting.
Voor meer informatie omtrent een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 26 en 28 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement.
Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college; een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit
Over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet. Indien amendementen op een voorstel zijn ingediend, wordt daarover eerst gestemd, waarbij eerst het meest verstrekkende in stemming wordt gebracht. Als dat amendement is aangenomen, vervallen de andere amendementen automatisch.
Hetzelfde geldt voor amendementen op amendementen; de zogenaamde subamendementen.
Nadat over alle (sub)amendementen is gestemd, wordt vervolgens – zie artikel 23 – over het al dan niet gewijzigde voorstel in zijn geheel gestemd.
Een besloten vergadering is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het Reglement van orde in acht genomen dienen te worden. Artikel 35, tweede lid van de Waterschapswet geeft de mogelijkheid dat de deuren van de bijeenkomst van de Verenigde Vergadering worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft ondertekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. In de artikelen 35 en 36 van de Waterschapswet zijn aanvullende voorschriften voor het sluiten van de deuren opgenomen.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 37 van de Waterschapswet nodig (het opleggen van geheimhouding).
Vanzelfsprekend wordt aan de Verenigde Vergadering ook de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan haar behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus gaan om de situatie dat de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan een commissie heeft overgelegd. De commissie kan dan aan de Verenigde Vergadering verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de voorzitter daartoe niet bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen, waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Ingevolge artikel 17 van het Reglement kan de Verenigde Vergadering ook adviescommissies instellen. Deze paragraaf strekt tot het instellen van vier vaste commissies en regelt hun samenstelling, taak en werkwijze.
Bij de samenstelling van de commissies wordt gestreefd naar een “evenredige” verdeling over de categorieën en fracties. Het is aan de categorieën/fracties om een voordracht voor de benoeming van de leden van de commissie te doen.
Het aantal leden van de commissies is dan ook niet vastgelegd.
De voorzitters van de commissies worden door de VV uit haar midden benoemd; leden van het college kunnen niet tot voorzitter worden benoemd.
Voor fracties met minder dan drie leden bestaat de mogelijkheid één lid in meer commissies te benoemen. Ook kunnen zij ervoor kiezen in plaats van een benoeming in meer dan één commissie, de overige plaatsen te laten opvullen door personen, die geen lid zijn van de Verenigde Vergadering maar wel op de kandidatenlijst van de betreffende groepering waren geplaatst (categorie ingezetenen) of die door de categorie natuurterreinen zijn voorgedragen.
Aangezien er bij de vaste commissies sprake is van benoeming, dient de zittingstermijn en de wijze van vacaturevervulling te worden geregeld.
Voor de vergaderingen van de vaste commissies geldt dat hoofdstuk II van het Reglement van Orde van overeenkomstige toepassing is, inclusief de afwijkende quorumbepaling.
De commissie voor de geloofsbrieven is een bijzondere commissie, waarvan de leden telkenmale door de voorzitter worden benoemd. De geloofsbrief is de brief, waarbij de voorzitter van het hoofdstembureau aan de benoemde kennis geeft van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in het Kiesreglement vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de Verenigde Vergadering toegelaten te kunnen worden.
Ingevolge het Kiesreglement beslist de Verenigde Vergadering over de toelating van haar leden.
De Verenigde Vergadering kan bijzondere commissies instellen. Zij regelt de taak, zittingsduur en samenstelling van deze commissies. Anders dan bij de vaste commissies het geval is, het voorzitterschap van de commissie worden bekleed door een lid van het college. De commissie kiest op grond van artikel 60 uit haar midden een voorzitter en dat kan natuurlijk wel een lid van het college zijn, als de Verenigde Vergadering ook één of meer leden van het college tot lid van de commissie heeft benoemd.
De informatie- en verantwoordingsrechten en -verplichtingen zijn gebaseerd op de Wet Gemeenschappelijke Regelingen.
Leden van de Verenigde Vergadering (of in voorkomende gevallen de voorzitter of de secretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur dan wel als vertegenwoordiger van en in naam van het waterschap. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de Verenigde Vergadering, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de Verenigde Vergadering bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 38. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor een interpellatie. In het vierde lid is de wijze van ontslagverlening van een door de Verenigde Vergadering aangewezen lid van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling geregeld.
In de artikelen 64 tot en met 67 staat centraal de relatie tussen de leden van de Verenigde Vergadering en de ambtenaren. Deze relatie is gebaseerd op artikel 55 van de Waterschapswet, waarin is bepaald dat de secretaris het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter ter zijde staat bij de uitoefening van hun taak.
In dit reglement van orde is geen bepaling opgenomen voor die gevallen waarin de tot het verlenen van hulp aangewezen ambtenaar op grond van gewetensbezwaren daartoe niet bereid is. Wij zijn van mening dat er in een dergelijk geval sprake is van een rechtspositioneel probleem dat binnen de ambtelijke organisatie tot een oplossing dient te worden gebracht.
In dit artikel is uitgewerkt dat de coördinatie van de ambtelijke bijstand berust bij de secretaris. Hij is als hoofd van het ambtelijk apparaat daarvoor de aangewezen figuur.
Beoordeling of één van de genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de secretaris. Vanuit zijn wettelijke positie is dat ook de aangewezen weg.
In het vierde lid is aangegeven dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan het college. Uiteraard kan de Verenigde Vergadering via de gebruikelijke weg hierover het college verzoeken verantwoording af te leggen (artikel 89 Waterschapswet).
Het vijfde en zesde lid spreken voor zich. Wanneer - naar de mening van een lid van de Verenigde Vergadering - op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor wordt gegeven kan de zaak aan een functioneel hogere instantie worden voorgelegd. Voor wat betreft de secretaris aan het college, voor wat betreft anderen aan de secretaris die dan ook hier weer de functie van intermediair vervult.
In dit artikel is aangegeven dat het van belang is dat de betrokken portefeuillehouder op de hoogte is van door het ambtelijk apparaat verstrekte informatie, advies of bijstand. Hij kan dan in principe niet voor verrassingen komen te staan als gevolg van een kennisachterstand ten opzichte van het lid van de Verenigde Vergadering. Uiteraard heeft een en ander slechts betrekking op de zogenaamde politiek gevoelige onderwerpen. Alertheid hierop wordt dan ook bij de verstrekkers verondersteld.