Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Rijnland

Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieHoogheemraadschap van Rijnland
Officiële naam regelingReglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland
CiteertitelReglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Besluit van Provinciale Staten van Noord- en Zuid-Holland, waarin staat wat het gebied van Rijnland is en welke taken en onderhoudsverplichtingen Rijnland heeft. Verder bevat het Reglement bepalingen over het bestuur, de samenstelling daarvan en de bevoegdheden en verplichtingen

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 30-1-2008

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Witte Weekblad

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, 78
  2. Wet op de waterkering, 1, art. 13

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-03-200831-12-2009nieuwe regeling

30-01-2008

Witte Weekblad

voorstel
31-03-200501-01-200531-03-2008nieuwe regeling

23-03-2005

Witte Weekblad, 2005-03-23

voorstel

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. waterkeringen: zeewering, dijken, kaden en andere kunstmatige of natuurlijke hoogten, onder welke benaming ook, die dienen tot kering van zee-, rivier-, boezem- of polderwater; deze worden naar functie onderscheiden in:

1. primaire waterkeringen: waterkeringen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de waterkering en als zodanig zijn aangegeven op de overzichtskaart als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de waterkering ;

2. overige waterkeringen: kunstmatige of natuurlijke hoogten onder welke benaming ook, die dienen tot kering van wateren en als zodanig zijn aangegeven, respectievelijk zijn vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet;

b. wateren: oppervlaktewateren die dienen voor de afvoer en/of aanvoer en/of berging van water; deze worden naar functie onderscheiden in:

1. primaire wateren: wateren en watergangen onder welke benaming ook, die als zodanig zijn aangegeven, respectievelijk vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet;

2. overige wateren: wateren en watergangen onder welke benaming ook, niet zijnde primaire wateren, die als zodanig zijn aangegeven, respectievelijk vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet;

c. kunstwerken: waterstaatkundige werken die van belang zijn voor de taakuitoefening van het hoogheemraadschap;

d. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, tenzij anders is aangegeven.

e. watersysteem: samenhangend geheel van één of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.

Hoofdstuk 2 Gebied, taken en onderhoudsverplichtingen

Artikel 2.

1. De begrenzing van het gebied waarin de onderscheidene taken, bedoeld in artikel 3 worden uitgeoefend, is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de begrenzing zonodig nader in detail te bepalen.

2. Een gewaarmerkt exemplaar van de in het eerste lid bedoelde kaart berust bij de provincies Zuid-Holland en Noord-Holland en bij het hoogheemraadschap.

Artikel 3.

1. Het hoogheemraadschap heeft tot taak de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen.

2. Deze taak omvat:

a. de zorg voor het watersysteem;

b. de zorg voor de zuivering van afvalwater, hieronder mede begrepen het afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheersgebied van een aangrenzende waterbeheerder en dat krachtens artikel 15a, eerste lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het hoogheemraadschap;

c. de zorg voor de vaargelegenheid in de wateren die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

3. Als uitvloeisel van de taak, bedoeld in het tweede lid, onder a, is het hoogheemraadschap tezamen met de aangrenzende waterschappen belast met de zorg voor de instandhouding van de landscheidingen tussen het hoogheemraadschap enerzijds en de aangrenzende waterschappen anderzijds.

4. De taak van het hoogheemraadschap omvat mede de zorg voor de toepassing van de Scheepvaartverkeerswet, voor zover het wateren betreft waarvoor het hoogheemraadschap is aangewezen als bevoegd gezag.

5. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland wijzen, als bedoeld in artikel 5a van de Waterschapswet, de waterstaatswerken, gelegen in de gemeente Haarlem aan, die op een door hen te bepalen datum in beheer van het hoogheemraadschap overgaan.

Artikel 4.

1. Het onderhoud van primaire en overige waterkeringen berust, voor zover het betreft het instandhouden van stabiliteit en profiel bij het hoogheemraadschap.

2. Het onderhoud van primaire wateren berust bij het hoogheemraadschap.

3. Het onderhoud van kunstwerken berust bij het hoogheemraadschap, tenzij een derde daartoe wettelijk verplicht is, of, indien zodanige verplichting ontbreekt of niet bekend is, bij de zakelijk gerechtigde tot het kunstwerk.

Artikel 5.

1. De onderhoudsplichtigen en de onderhoudsverplichtingen betreffende waterkeringen en wateren worden aangegeven respectievelijk vastgelegd in de legger, bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.

2. In de legger wordt vermeld wat de functie is van het desbetreffende waterstaatswerk, wie met het onderhoud is belast en wat het onderhoud omvat.

3. Ten aanzien van de vaststelling van de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet zijn de artikelen 73 en 74 van de Waterschapswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. vervallen

Hoofdstuk 3 Zetel en bestuur

Artikel 7.

De zetel van het hoogheemraadschap is gevestigd te Leiden.

Artikel 8.

Het bestuur van het hoogheemraadschap bestaat uit een algemeen bestuur, aangeduid onder de benaming verenigde vergadering, een dagelijks bestuur, aangeduid onder de benaming dijkgraaf en hoogheemraden en een voorzitter, aangeduid onder de benaming dijkgraaf.

Artikel 9.

1. Het algemeen bestuur bestaat uit dertig leden.

Van deze leden vertegenwoordigen:

a. eenentwintig leden de categorie ingezetenen, als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, van de Waterschapswet;

b. vier leden de categorie ongebouwd als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeelb, van de Waterschapswet;

c. één lid de categorie natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van de Waterschapswet;

d. vier leden de categorie bedrijven als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, van de Waterschapswet.

2. a. De leden bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden benoemd door de Land- en Tuinbouworganisatie Noord, met dien verstande dat bij de benoeming acht word geslagen op een adequate vertegenwoordiging van de verschillende bedrijfssectoren binnen de land en tuinbouw in het gebied.

b. De leden bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden gezamenlijk benoemd door de Kamer van Koophandel en Fabrieken Rotterdam, de Kamer van Koophandel en Fabrieken Den Haag en de Kamer van Koophandel en de Fabrieken Amsterdam, met dien verstande dat de Kamers bij de benoeming acht slaan op een adequate vertegenwoordiging van de categorie bedrijven in het gebied van elke Kamer, voor zover gelegen binnen het gebied van het hoogheemraadschap.

Artikel 10. vervallen

Artikel 11.

1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en ten hoogste vijf andere leden.

2. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 41, tweede lid, van de Waterschapswet.

Artikel 12.

De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur na de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling.

Artikel 13.

1. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het doet daarvan schriftelijk bericht aan het algemeen bestuur.

2. Schorsing van en tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengen terstond schorsing van, onderscheidenlijk verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee.

Artikel 14. vervallen

Hoofdstuk 4 Bevoegdheden en verplichtingen bestuur

Artikel 15.

Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 16.

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Het zendt dit reglement aan het algemeen bestuur.

Artikel 17.

1. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen commissies instellen die hen van advies dienen over onderwerpen die het belang van het hoogheemraadschap betreffen.

2. In het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur en voor de vergaderingen van het dagelijks bestuur worden, indien toepassing wordt gegeven aan het gestelde in het eerste lid, regels gesteld omtrent de benoeming, de zittingsduur, de adviestaken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissie.

3. Indien adviescommissies worden ingesteld ten behoeve van het algemeen bestuur, is op die commissies artikel 35 van de Waterschapswet van toepassing.

Artikel 18.

Artikel 86, vierde lid, van de Waterschapswet blijft ten aanzien van de daarin genoemde beslissingen van het dagelijks bestuur buiten toepassing.

Artikel 19.

Het dagelijks bestuur is bevoegd tot uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen, waarin de medewerking wordt gevorderd van het hoogheemraadschap, tenzij hiervoor uitdrukkelijk het algemeen bestuur of de dijkgraaf is aangewezen.

Artikel 20.

De eed (verklaring en belofte) als bedoeld in artikel 50 van de Waterschapswet, wordt door de voorzitter afgelegd ten overstaan van de Commissarisder Koningin in de provincie Zuid-Holland.

Hoofdstuk 5 Toezicht

Artikel 21.

Het toezicht op het hoogheemraadschap wordt uitgeoefend door Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten bepalen in onderling overleg op welke wijze de voorbereiding en besluitvorming zal plaatsvinden over hetgeen ter zake van het gemeenschappelijk toezicht moet worden beslist.

Artikel 22.

1. Aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten zijn onderworpen de peilbesluiten als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de waterhuishouding.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zijn Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, respectievelijk Gedeputeerde Staten van Noord-Holland het tot goedkeuring bevoegde bestuursorgaan indien en voorzover goedkeuringsplichtige besluiten betrekking hebben op het grondgebied van de provincie Zuid-Holland, respectievelijk de provincie Noord-Holland.

3. Voor de toepassing van artikel 153, eerste lid, onder a en b van de Waterschapswet zijn, al naar gelang het administratief beroep betrekking heeft op het grondgebied van de provincie Zuid-Holland of van de provincie Noord- Holland, Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland, onderscheidenlijk Gedeputeerde Staten van Noord-Holland afzonderlijk het bevoegde bestuursorgaan.

Artikel 23.

1. Overeenkomstig het daaromtrent in dit hoofdstuk bepaalde worden aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, onderscheidenlijk aan een van deze colleges, toegestuurd:

a. besluiten tot vaststelling of wijziging van de leggers als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet en in artikel 13, sub b, van de Wet op de waterkering;

b. besluiten tot het vaststellen van extern werkende verordeningen, voor zover deze niet aan goedkeuring zijn onderworpen;

c. besluiten tot aanleg en/of verbetering van waterstaatswerken, waarvan in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen is te verwachten, voor zover deze niet reeds aan goedkeuring zijn onderworpen;

d. besluiten tot oprichting van of deelneming in een rechtspersoon;

e. het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur.

2. Het dagelijks bestuur zendt aan Gedeputeerde Staten de besluiten, bedoeld in het eerste lid, toe binnen vier weken na de datum van vaststelling.

Artikel 24. vervallen

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 25.

Provinciale Staten van Zuid-Holland zijn bevoegd tot besluitvorming omtrent wijziging van dit reglement van bestuur en van het overgangsreglement, voor zover een dergelijke wijziging zich niet uitstrekt over onderdelen waaromtrent artikel 5, van de Waterschapswet het vereiste van goedkeuring van de Minister van Verkeer en Waterstaat stelt, alsmede over de onderdelen die zijn geregeld in artikel 22 van dit reglement van bestuur.

Artikel 26.

Nadere voorzieningen ter uitvoering van dit reglement vereist, doch waaromtrent een regeling ontbreekt, worden door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland getroffen.

Artikel 27.

1. Onder de zorg voor het watersysteem, bedoeld in artikel 1, onder e van dit reglement wordt tot de inwerkingtreding van de Waterwet niet verstaan het grondwaterbeheer, voor zover dit beheer niet al bij het hoogheemraadschap berust.

2. Voor de bij de inwerkingtreding van dit besluit zitting hebbende leden van het bestuur treden onderdeel E en G van dit besluit niet eerder in werking dan op 8 januari 2009.

3. Artikel 14 vervalt voor de bestaande afdelingen op 8 januari 2009.

4. Voor het gebied dat bij de inwerkingtreding van dit besluit deel gaat uitmaken van het hoogheemraadschap dan wel deel gaat uitmaken van een ander waterschap, en als zodanig is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart, blijft het recht ten aanzien van de heffing of invordering van de omslagen en verontreinigingsheffing zoals het gold vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, tot 1 januari 2009 van toepassing.

De bestuursorganen die tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit bevoegd waren ten aanzien van de bedoelde heffing of invordering, oefenen de bevoegdheden tot 1 januari 2009 uit.

Deze bestuursorganen blijven na 1 januari 2009 als enige bevoegd ten aanzien van de in de eerste volzin bedoelde belastingen, die betrekking hebben op belastingtijdvakken die zijn aangevangen vóór 1 januari 2009, en op belastbare feiten die zich voor dat tijdstip hebben voorgedaan.

5. De op de dag, vooraf aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit voor het gebied, bedoeld in het vierde lid, geldende waterschapsbesluiten blijven van kracht zolang het bevoegde bestuursorgaan niet anders beslist. De bevoegde bestuursorganen oefenen met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit de bevoegdheden die samenhangen met de in de eerste volzin bedoelde besluiten uit, zolang de besluiten hun rechtskracht behouden.