De Algemene vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland;
Gezien het voorstel van de voorbereidingscommissie d.d. 24 december
2004;
Gelet op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
Besluit:
vast te stellen de Aansluitverordening Rijnland 2005
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
het college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van
Rijnland
- b.
afvalwater: alle water en/of afvalstoffen waarvan de houder zich
- met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens
is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
- c.
afvalstoffen: afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke
stoffen, in welke vorm ook, als bedoeld in artikel 1, eerste
lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
- d.
zuiveringtechnisch werk: een werk in beheer bij het waterschap
dat is ingericht en/of wordt aangewend voor transport en/of
behandeling van afvalwater;
- e.
openbaar riool: voorziening voor de inzameling en het transport
van afvalwater, als bedoeld in artikel 10.15, eerste lid, van de
Wet milieubeheer die wordt of is aangesloten op een
zuiveringtechnisch werk;
- f.
vervuilingseenheid (v.e.):
- voor zuurstofbindende stoffen: een inwoner-equivalent,
vertegenwoordigend het verbruik van 136 gram zuurstof per
etmaal;
- voor andere stoffen: elke in het heffingsjaar geloosde
kilogram van de stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver en
zink en elke in het heffingsjaar geloosde 100 gram van de
stoffen arseen, cadmium en kwik.
- g.
aansluitpunt: het laatste gedeelte van het openbaar riool vóór
de aansluiting op een zuiveringtechnisch werk;
Artikel 2 Aansluitvergunning
- 1.
Het is verboden zonder vergunning een
openbaar riool aan te sluiten op een zuiveringtechnisch werk en/of
afvalwater vanuit het openbaar riool in dit werk te brengen.
- 2.
Het college kan de in het eerste lid
bedoelde vergunning - hierna te noemen aansluitvergunning -
verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken.
- 3.
Aan de aansluitvergunning kunnen
voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften kunnen
uitsluitend strekken tot:
- a.
bescherming van de zuiveringtechnische werken en tot
verzekering van de doelmatige werking daarvan;
- b.
het tegengaan en het voorkomen van verontreiniging van het
oppervlaktewater waarin met behulp van het in het eerste
lid bedoelde zuiveringtechnisch werk afvalwater wordt
gebracht.
- 4.
In de aansluitvergunning kan worden
bepaald dat zij slechts geldt voor een daarbij vast te stellen
termijn.
Artikel 3 Gegevensverstrekking bij de aanvraag
- 1.
Bij de aanvraag tot verlening of wijziging
van een aansluitvergunning kan de aanvrager in ieder geval worden
verplicht de volgende gegevens te verstrekken:
- a.
de technische gegevens van het rioolstelsel, waaronder mede
begrepen de verschillende aansluitpunten en een
overzichtstekening van het rioleringsgebied;
- b.
het aantal particuliere huishoudens per aansluitpunt dat is
en zal worden aangesloten op de riolering;
- c.
het aantal en de aard van de bedrijven per aansluitpunt die
zijn en zullen worden aangesloten op het openbaar riool, met
uitzondering van de categorieën van bedrijven die zijn
aangewezen bij besluit van 4 november 1983, Stb. 577;
- d.
een raming van de per aansluitpunt te lozen hoeveelheid
afvalwater uitgedrukt in m3/h, gedifferentieerd naar
hoeveelheden droogweerafvoer en regenweerafvoer alsmede
gegevens over de pompovercapaciteit uitgedrukt in m3/h;
- e.
een raming van de per aansluitpunt te lozen hoeveelheden
afvalstoffen per aansluitpunt, uitgedrukt in v.e. en
gedifferentieerd naar inwoners en bedrijven;
- f.
per aansluitpunt het aantal hectare verhard oppervlak
waarvan het afvloeiend hemelwater wordt afgevoerd via het
openbaar riool;
- g.
gegevens over de in het kader van beheer en onderhoud van
het rioolstelsel te ondernemen activiteiten.
- 2.
De aanvraag om de aansluitvergunning maakt
deel uit van de vergunning, voorzover dat in de vergunning is
aangegeven.
- 3.
De aanvraag alsmede de in het eerste lid
bedoelde gegevens worden in zevenvoud verstrekt.
Artikel 4 Gegevensverstrekking op verzoek
- 1.
Op verzoek van het college verstrekt de
houder van een aansluitvergunning aan het college alle hem ter
beschikking staande informatie voorzover deze van belang kan worden
geacht voor de bescherming van de in artikel 2, derde lid, genoemde
belangen.
- 2.
Indien door de samenstelling en/of
hoeveelheid van het afvalwater, dat vanuit het openbaar riool in het
zuiveringtechnisch werk wordt gebracht, een verstoring van de
doelmatige werking van het betreffende zuiveringtechnisch werk
optreedt of dreigt op te treden en/of nadelige gevolgen voor de
kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater ontstaan of dreigen
te ontstaan, is de houder van de aansluitvergunning verplicht op
verzoek van het college onverwijld de gegevens te verstrekken die
nodig zijn om de oorzaken hiervan te achterhalen.
- 3.
In gevallen, als bedoeld in het tweede
lid, kan het college de houder van de aansluitvergunning in ieder
geval opdracht geven opgave te doen van hetzij direct hetzij
indirect op het openbaar riool aangesloten bedrijven en
instellingen.
- 4.
De in het derde lid bedoelde opgave kan
de volgende gegevens betreffen:
- a.
naam en adres van de bedrijven of instellingen;
- b.
aard en omvang van elk bedrijf of instelling afzonderlijk;
- c.
vermelding van de aard en samenstelling van het afvalwater
en een raming van de jaarlijks te lozen hoeveelheden
afvalstoffen;
- d.
afschrift van reeds verleende vergunningen of ontheffingen
krachtens de Wet milieubeheer dan wel afschrift van een
melding als bedoeld in artikel 8.41 van de Wet milieubeheer
voorzover deze (mede) betrekking hebben op het lozen van
afvalwater op het openbaar riool;
- e.
aanduiding van de aansluiting(en) per bedrijf of instelling
op een rioleringskaart.
Artikel 5 Doorvertaling van voorschriften
- 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2,
derde lid, kunnen in de aansluitvergunning voorschriften worden
gesteld ten aanzien van het brengen van afvalstoffen vanuit het
openbaar riool op het zuiveringtechnisch werk:
- a.
ter verzekering van de nakoming van voorschriften, die in
een vergunning op grond van artikel 1, eerste lid, van de
Wet verontreiniging oppervlaktewateren zijn gesteld voor
het brengen van afvalwater vanuit het zuiveringtechnisch
werk op oppervlaktewater;
- b.
ter bescherming van de doelmatige werking van de
zuiveringtechnische werken; en
- c.
met het oog op de realisering van de op het ontvangende
oppervlaktewater van toepassing zijnde
kwaliteitsdoelstellingen.
- 2.
De in het eerste lid bedoelde
voorschriften kunnen in ieder geval betrekking hebben op:
- a.
het stellen van emissiegrenswaarden voor daarbij aan te
wijzen stoffen;
- b.
het stellen van signaleringswaarden voor daarbij aan te
wijzen stoffen.
- 3.
Voor zover de houder van de
aansluitvergunning ter zake bevoegd is, houdt hij bij het stellen
van voorschriften en nadere eisen krachtens de Wet milieubeheer in
ieder geval rekening met de grenswaarden en signaleringswaarden,
als bedoeld in het tweede lid.
Artikel 6 Overschrijding grens- of signaleringswaarden
- 1.
Indien bij het brengen van afvalwater
vanuit het openbaar riool op het zuiveringtechnisch werk een in de
aansluitvergunning opgenomen grenswaarde en/of signaleringswaarde
als bedoeld in artikel 5, tweede lid, stelselmatig wordt
overschreden, doet het college hiervan schriftelijk melding aan de
houder van de aansluitvergunning.
- 2.
Indien door het college een melding, als
bedoeld in het eerste lid, is gedaan, kan aan de houder van de
aansluitvergunning in ieder geval de verplichting worden opgelegd
om door middel van het stellen van voorschriften en/of nadere eisen
ten aanzien van nieuw aan te sluiten lozingen op het openbaar riool
of ten aanzien van wijzigingen van bestaande lozingen, een toename
van de geconstateerde overschrijding van de betreffende
grenswaarde en/of signaleringswaarde te voorkomen.
Artikel 7 Onderzoeksverplichting
- 1.
In gevallen als bedoeld in artikel 6,
eerste lid, kan aan de houder van de aansluitvergunning de
verplichting worden opgelegd om onderzoek te verrichten naar de
oorzaken van de overschrijdingen en naar de mogelijkheden om de
overschrijdingen te voorkomen, te beperken of ongedaan te
maken.
- 2.
In de aansluitvergunning kunnen met
betrekking tot daarbij aan te geven grenswaarden,
signaleringswaarden en afvalstoffen voorschriften worden gesteld ten
aanzien van het onderzoek als bedoeld in het eerste lid.
- 3.
In de voorschriften, als bedoeld in het
tweede lid, kan worden bepaald dat het college nadere eisen kan
stellen met betrekking tot:
- a.
de termijn waarbinnen en de wijze waarop het onderzoek dient
te worden uitgevoerd;
- b.
de termijn waarbinnen en de wijze waarop de resultaten van
het onderzoek aan het college dienen te worden overgelegd.
- 4.
De houder van de aansluitvergunning is
verplicht op basis van de resultaten van het onderzoek maatregelen
te treffen teneinde de overschrijdingen, als bedoeld in het eerste
lid, ongedaan te maken, te beperken of te voorkomen. In de
aansluitvergunning kunnen voorschriften worden gesteld met
betrekking tot de wijze waarop en de termijn waarbinnen bedoelde
maatregelen dienen te worden uitgevoerd.
Artikel 8 Voorbereidingsprocedure
- 1.
Het college stelt in ieder geval de
navolgende overheidsorganen in de gelegenheid hem van advies te
dienen met betrekking tot het ontwerp van de beschikking op een
aanvraag tot verlening of wijziging van een aansluitvergunning
alsmede met betrekking tot het voornemen tot het ambtshalve
verlenen, wijzigen of intrekken van een aansluitvergunning:
- a.
de ter plaatse bevoegde Inspecteur van het staatstoezicht op
de Volksgezondheid belast met het toezicht op de hygiëne
van het milieu;
- b.
indien vanuit het zuiveringtechnisch werk waarop is of wordt
aangesloten afvalwater wordt gebracht op een
oppervlaktewater ten aanzien waarvan het waterschap niet is
belast met de zorg voor het waterkwaliteitsbeheer, het
openbaar lichaam dat met dit beheer is belast.
- 2.
De beschikking tot verlening, wijziging
of intrekking van een aansluitvergunning of tot weigering daarvan
wordt schriftelijk medegedeeld aan de Inspecteur van het
staatstoezicht op de Volksgezondheid belast met het toezicht op de
hygiëne van het milieu en het openbaar lichaam.
Artikel 9 Toezicht en strafbepaling
- 1.
De door het college aangewezen
ambtenaren, belast met het toezicht op de naleving van het bij of
krachtens deze verordening bepaalde, zijn bevoegd, voorzover dit
redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak noodzakelijk
is:
- a.
het afvalwater dat in een openbaar riool wordt
getransporteerd direct voorafgaande aan het brengen van dit
afvalwater op een zuiveringtechnisch werk te meten alsmede
monsters daarvan te nemen;
- b.
zich te doen vergezellen door personen, die daartoe door hen
zijn aangewezen alsmede de benodigde apparatuur mede te
brengen.
- 2.
De houder van de aansluitvergunning is
verplicht aan voornoemde ambtenaren alle medewerking te verlenen die
deze met het oog op de vervulling van hun taak behoeven.
Artikel 10 Strafbepalingen
- 1.
Overtreding van bij of krachtens deze
verordening gestelde voorschriften wordt gestraft met hechtenis van
ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag
van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek
van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke
uitspraak.
- 2.
Indien ten tijde van het plegen van de
in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen,
sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke
overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het
dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.
Artikel 11 Overgangsbepaling
Een aansluitvergunning, verleend vóór het tijdstip van inwerkingtreding
van deze verordening, wordt voor de toepassing van deze verordening
beschouwd als een aansluitvergunning in de zin van deze
verordening.
Artikel 12 Inwerkingtreding; citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking met
ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking en werkt terug
tot en met 1 januari 2005 en vervangt de Aansluitverordening, zoals
vastgesteld door de Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap
van Rijnland op 16 april 1997.
- 2.
Deze verordening kan worden aangehaald
als de “Aansluitverordening Rijnland 2005”.