Organisatie | Hoogheemraadschap van Rijnland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Inspraakverordening Rijnland 2005 |
Citeertitel | Inspraakverordening Rijnland 2005 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur – waterschappen |
Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht de waterschappen tot het vaststellen van een Inspraakverordening die van toepassing is op door de Algemene Vergadering te nemen besluiten. Deze algemene Inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Het doel van de inspraak is tweeledig. Aan de ene kant wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening omtrent een ontwerp-besluit van het waterschapsbestuur kenbaar te maken. Aan de andere kant is het voor het waterschap een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.
Wijzingingen per 17 juni 2009: artikel 3, artikel 4, eerste lid, artikel 5, nieuw 3e, 4e en 5e lid.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 17-6-2009
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Witte Weekblad
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-06-2009 | 21-06-2012 | nieuwe regeling | 17-06-2009 Witte Weekblad | Nr: 09.13578 | |
24-03-2005 | 01-01-2005 | 21-06-2012 | nieuwe regeling | 19-01-2005 Witte Weekblad, 2005-03-23 | Nr: 05.02247 |
1. Een ontwerpbesluit ten aanzien waarvan inspraak wordt geboden, wordt voor iedereen tenminste vier weken ter inzage gelegd in het Rijnlandshuis en de kantoren van de gemeenten binnen Rijnland en gepubliceerd op de website van Rijnland.
2. Indien het ontwerpbesluit als bedoeld in het eerste lid slechts betrekking heeft op een deel van het beheersgebied van Rijnland, kan naast de terinzagelegging in het Rijnlandshuis worden volstaan met terinzagelegging in de kantoren van de gemeenten in het desbetreffende gedeelte van het beheersgebied.
Artikel 5 Naar voren brengen van zienswijzen
Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in het derde lid, kan bij twijfel aan de authenticiteit aan degene, die langs elektronische weg een zienswijze naar voren heeft gebracht, worden verzocht de zienswijze binnen twee weken alsnog op de gebruikelijke wijze schriftelijk in te dienen. Het moment waarop de langs elektronische weg naar voren gebrachte zienswijze is ontvangen, is als dan bepalend voor de beantwoording van de vraag of de zienswijze binnen de voorgeschreven termijn is ingediend.
Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht de waterschappen tot het vaststellen van een Inspraakverordening die van toepassing is op door de Algemene Vergadering te nemen besluiten.
Deze algemene Inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Zo kent bijvoorbeeld de Waterschapswet een eigen inspraakregeling voor de begroting van het waterschap. Bij het opstellen van de Inspraakverordening is rekening gehouden met de Algemene wet bestuursrecht.
Het doel van de inspraak is tweeledig. Aan de ene kant wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening omtrent een ontwerp-besluit van het waterschapsbestuur kenbaar te maken. Aan de andere kant is het voor het waterschap een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.
Uit dit doel vloeit een aantal randvoorwaarden ten aanzien van de inspraak voort. Inspraak is slechts zinvol wanneer er voor het waterschapsbestuur een keuzemogelijkheid is. Indien het waterschap geen keuze heeft, hetgeen met name kan voorkomen indien het een gebonden besluit betreft dat voortvloeit uit een voorschrift van hoger gezag, kan het ook geen rekening houden met de meningen van belanghebbenden.
Inspraak komt het beste tot zijn recht indien het beleidsvoornemen c.q. de praktische consequenties van de verschillende keuzemogelijkheden zo concreet mogelijk aanwezig zijn. Dit betekent dat ambtelijke en bestuurlijke gedachtevorming omtrent het te nemen besluit moet hebben plaatsgevonden en dat eventuele keuzemogelijkheden voor de insprekers duidelijk zijn aangegeven.
Alhoewel bij de Inspraakverordening in een algemeen voor een ieder bestemde mogelijkheid tot inspraak is voorzien, ontslaat dit het waterschapsbestuur niet van zijn verantwoordelijkheid om na te gaan of ten aanzien van bepaalde direct belanghebbenden niet sprake is van een meer dan algemene betrokkenheid, die het gewenst maakt hun de ontwerp-besluiten ook rechtstreeks toe te zenden om commentaar.
In dit verband is overigens met nadruk op te merken dat het in veel gevallen zinvol is om in een vroeg stadium, bijvoorbeeld in het kader van de ambtelijke voorbereiding, voorlichting te geven omtrent het beleidsvoornemen c.q. om daarover overleg te voeren met de meest direct betrokken belanghebbenden. Op die wijze kunnen belanghebbenden immers al in een zeer vroeg stadium kennis nemen van voornemens van het waterschap, en met name door het aandragen van informatie er mede voor zorgdragen dat het waterschap een ontwerp-besluit in de inspraak brengt dat op juiste wijze inzicht geeft in de diverse aspecten van het ontwerp-besluit.
Het artikel geeft in lid 1 onder a tot en met d een opsomming van de besluiten van de Verenigde Vergadering die in ieder geval onder de werking van de Inspraakverordening vallen.
Lid 1 onder e biedt daarnaast de mogelijkheid om ook andere besluiten van algemene strekking, die naar aard of belang hiervoor in aanmerking komen onder de werking van de Inspraakverordening te laten vallen.
Daarnaast biedt het tweede lid de mogelijkheid om besluiten van het college, die naar het oordeel van het college hiervoor in aanmerking komen, onder de werking van de Inspraakverordening te brengen.
Dit artikel regelt de openbaarmaking door terinzagelegging van het ontwerp-besluit waarop belanghebbenden hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
Dit artikel regelt op welke wijze op ruime schaal bekendheid moet worden gegeven aan het feit dat een besluit met toepassing van de Inspraakverordening wordt voorbereid. Daarbij wordt voorgeschreven welke informatie de openbare kennisgeving moet bevatten opdat de inspraakprocedure goed kan verlopen.
Geregeld wordt door wie, binnen welke termijn en op welke wijze zienswijzen over de te nemen beslissing naar voren kunnen worden gebracht.
Lid 2 waarborgt dat de indiener van een zienswijze op de hoogte wordt gebracht van de beschouwingen van het college op zijn zienswijze.
Dit artikel kent belanghebbenden het recht toe om bij het college een klacht in te dienen over de wijze waarop toepassing is gegeven aan de Inspraakverordening.