Organisatie | Smallingerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke participatie WWB 2012 gemeente Smallingerland |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke participatie WWB gemeente Smallingerland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet Werk en Bijstand, art. 8, lid 2, onder d en art. 35, lid 5
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-01-2013 | 01-01-2012 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 08-01-2013 Breeduit, 17-01-2013 | 08-01-2013, volgnr. 6 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2. Maatschappelijke participatie
Uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie van een ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, komen in aanmerking voor bijstands-verlening op grond van deze verordening. Met maatschappelijke participatie wordt bedoeld dat het oogmerk van bijstandsverlening dient te zijn het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering
Van 8 januari 2013
De raad voornoemd.
De griffier, De voorzitter,
Algemene toelichting Verordening maatschappelijke participatie WWB gemeente Smallingerland 2012
Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. De wetgever beoogt inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede te late komen en vindt het daarom wenselijk dat de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag wordt verleend tenzij dit naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering van de wet. Dit is vastgelegd in artikel 48 lid 4 WWB.
Artikel 8 lid 1 onderdeel g WWB bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt met betrekking tot de kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind. Hierbij moet in ieder geval worden bepaald op welke wijze invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’ (artikel 8 lid 2 onderdeel d WWB).
In deze verordening wordt er voor gekozen het huidige beleid voort te zetten. Smallingerland kent als jarenlang een regeling maatschappelijke activiteiten en deze regeling vindt zijn grondslag in de kadernota Mensengeld van 2007. Alle bij de gemeente bekende minima met maximaal een inkomen van 110% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm krijgen jaarlijks het aanbod gebruik te maken van deze regeling. De regeling is dan ook een belangrijk instrument om mensen te laten deelnemen aan de samenleving. De kadernota Mensengeld is in 2011 geëvalueerd en de raad heeft besloten deze regeling te continueren. Door een verbeterde aanvraagprocedure en verbeterde bestandskoppelingen is het gebruik de laatste jaren toegenomen. Er is sprake van een doelmatige en effectieve uitvoering van deze regeling. De vergoeding bedraagt € 100,- per gezinslid en geldt dus ook voor de categorie kinderen als bedoeld in artikel 35 lid 5 van de WWB.
De regeling maatschappelijke activiteiten wordt derhalve ongewijzigd voortgezet echter de grondslag voor de verstrekking van de bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 35 lid 5 van de WWB wordt gevormd door de verordening maatschappelijke participatie WWB gemeente Smallingerland 2012. De grens van 110% werd in Smallingerland altijd al toegepast dus ook op dit punt is er geen sprake van een wijziging van het beleid.
Artikelsgewijze toelichting Verordening maatschappelijke participatie WWB 2012 gemeente Smallingerland
Artikel 1. Begrippen Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd. Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de voorzieningen voor maatschappelijke participatie geldt dat deze uitsluitend betrekking mogen hebben op sociaal-culturele, educatieve of sportieve activiteiten. In artikel 1 lid 2 onderdeel d van deze verordening is bepaald dat onder sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteit wordt verstaan: een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken. Er kan worden gedacht aan een lidmaatschap van een sportvereniging of toneelvereniging. Een lidmaatschap van een belangengroep, zoals een vakbond, is geen sociaal-culturele of sportieve activiteit.
Artikel 2. Maatschappelijke participatie
In artikel 8 lid 2 onderdeel d WWB is expliciet bepaald dat de gemeenteraad in de verordening maatschappelijke participatie regels moet stellen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’.
In artikel 2 van deze verordening is aangegeven dat uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie in aanmerking komen voor bijstandsverlening op grond van deze verordening. Dit volgt ook uit artikel 3 lid 2 van deze verordening. In artikel 2 van deze verordening is voorts aangegeven dat het oogmerk van maatschappelijke participatie het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement is.
In artikel 3 zijn algemene voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 5 WWB. In artikel 3 lid 1 van deze verordening wordt voor de duidelijkheid verwezen naar de voorwaarden die volgen
- het behoren tot de doelgroep zoals neergelegd in artikel 35 lid 5 WWB : een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind.
- het hebben van een in aanmerking te nemen inkomen van ten hoogste 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.
In artikel 3 lid 2 is de voorwaarde opgenomen dat voor de bepaling van het vermogen en de vermogensgrenzen wordt aangesloten bij het gestelde in artikel 34 WWB.
In artikel 3 lid 3 van deze verordening is voorts bepaald dat uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 2 in aanmerking komen voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening. Zie in dit verband ook de toelichting bij artikel 2 van deze verordening.
De vergoeding bedraagt per kalenderjaar € 100,- per kind.
Omdat de uitvoering van het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand is opgedragen aan het college worden ten behoeve van de uitvoering nadere beleidsregels gesteld. Deze beleidsregels dienen als handvat voor de uitvoering. Deze regels worden opgenomen in het besluit bijzondere bijstand. De volgende kosten vallen onder sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten.
-contributies en kosten van het lidmaatschap van sportverenigingen, volkstuinen , buurtverenigingen,zang -, toneel- , muziekverenigingen , speel-o-theek
-abonnementskosten voor dag- week- of maandbladen , openbare bibliotheek , zwembad, musea , internetaansluiting
-kosten bezoek theater , bioscoop of festival
-cursusgeld voor dansscholen muziekschool , leszwemmen, amateuristische kunstbeoefening
-bijdrage voor schoolactiviteiten
-bijdragen kosten peuterspeelzaal
Artikel 6. Inwerkingtreding en toepassingsbereik
Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2012.
In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.