Algemene voorzieningen
Artikel 3 Arbeidsdeskundig advies
- 1.
Het college kan voorafgaand aan een re-integratietraject een onderzoek (laten) doen naar de belastbaarheid van de belanghebbende ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden.
- 2.
Een arbeidsdeskundig advies bestaat uit een medisch/psychologisch onderzoek en een arbeidsdeskundig onderzoek.
- 3.
Een arbeidsdeskundig onderzoek heeft een doorlooptijd van maximaal twee maanden;
- 4.
Als aanvulling op een arbeidsdeskundig onderzoek kunnen aanvullende onderzoeken worden ingezet, dit ter beoordeling van het college.
Artikel 4 Loonkostensubsidie
- 1.
Het college kan een loonkostensubsidie aan een werkgever verstrekken om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij betreffende werkgever of een andere werkgever voor belanghebbende mogelijk te maken.
- 2.
Loonkostensubsidie aan werkgevers is alleen mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen die worden vervuld door belanghebbenden.
- 3.
a. De loonkostensubsidie wordt alleen verstrekt, indien voldaan is aan de voorwaarden zoals gesteld in de EC-groepsvrijstellingstellingsverordening werkgelegenheidssteun (nr. 800/2008, 6augustus 2008);
- b.
De loonkostensubsidie wordt alleen verstrekt als de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een uitkeringsgerechtigde voor de duur van ten minste 12 maanden en deze overeenkomst van kracht is.
- 4.
De loonkostensubsidie wordt gedurende maximaal 1 jaar verstrekt per belanghebbende en is volgens de volgende systematiek opgebouwd:
- -
Eerste zes maanden: maximaal 50 % van het geldende Wettelijk Minimum Loon excl. werkgeverslasten;
- -
Volgende zes maanden: maximaal 25 % van het Wettelijk Minimum Loon excl. werkgeverslasten;
- -
Wanneer er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 6 maanden wordt er over de gehele periode maximaal 25 % van het Wettelijk Minimum Loon excl. werkgeverslasten verstrekt.
- 5.
De loonkostensubsidie moet worden aangevraagd uiterlijk drie maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst. Voor het aanvragen van de loonkostensubsidie dient de werkgever gebruik te maken van een daarvoor beschikbaar gesteld formulier.
- 6.
Het college stelt de definitieve loonkostensubsidie telkens na afloop van het kalenderjaar of na afloop van de overeengekomen periode vast op basis van de door het college te bepalen en door de werkgever aan te leveren documenten.
- 7.
Het college kan voorschotten verstrekken als aan de voorwaarden van de subsidieverstrekking, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2 en 3, is voldaan.
- 8.
Voorschotten worden eerst verrekend met de definitief vastgestelde loonkostensubsidie of met voorschotten over eenzelfde of een volgend kalenderjaar. Als een werkgever meerdere loonkostensubsidies ontvangt, kunnen voorschotten op de ene subsidie met een definitief vastgestelde andere subsidie op grond van dit uitvoeringsbesluit worden verrekend.
- 9.
De loonkostensubsidie is mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen in organisaties met of zonder winstoogmerk.
- 10.
De loonkostensubsidie wordt alleen verstrekt wanneer er geen Persoongebonden re- integratiebudget voor de werkgever is toegekend.
- 11.
Het college kan een subsidieplafond voor loonkostensubsidies instellen.
Artikel 5 Persoongebonden re-integratiebudget voor de werkgever
- 1.
Het college kan een persoonsgebonden re-integratiebudget aan een werkgever verstrekken voor de aantoonbare begeleiding en/of scholing (al of niet door derden) van een belanghebbende tijdens het opdoen van werkervaring bij betreffende werkgever. De werkgever voert de regie en de belanghebbende levert een actieve bijdrage aan de invulling van de begeleiding en/of scholing.
- 2.
Voorwaarden voor het verkrijgen van dit persoonsgebonden re-integratiebudget zijn:
- -
De werkervaring maximaal 6 maanden achtereenvolgens wordt uitgevoerd en gedurende minimaal 32 uren per week wordt verricht. Als de omstandigheden van de belanghebbende daar aanleiding toe geven kan van 32 uur afgeweken worden, dit ter beoordeling van het college;
- -
De werkgever aangeeft om aansluitend op de werkervaringsperiode een arbeidsovereenkomst met belanghebbende te sluiten, zijnde minimaal 6 aaneengesloten maanden, en belanghebbende hierdoor uitkeringsonafhankelijk wordt. Als de omstandigheden van de belanghebbende daar aanleiding toe geven kan van de uitkeringsonafhankelijkheid worden afgeweken, dit ter beoordeling van het college.
- 3.
De hoogte van het persoonsgebonden re-integratiebudget is maximaal € 5000,-, betaalbaar te stellen door middel van offertes.
- 4.
Voor het aanvragen van een persoongebonden re-integratiebudget voor de werkgever dient de werkgever gebruik te maken van een daarvoor beschikbaar gesteld formulier.
- 5.
Het persoonsgebonden re-integratiebudget is mogelijk ten behoeve van organisaties met of zonder winstoogmerk.
- 6.
Het persoongebonden re-integratiebudget wordt alleen verstrekt wanneer er geen loonkostensubsidie aan de werkgever is toegekend.
- 7.
Het college kan een subsidieplafond voor het persoonsgebonden re-integratiebudget voor de werkgever instellen.
Artikel 6 Kinderopvang in verband met een voorziening gericht op werk
- 1.
Het college kan, aanvullend op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, een compensatie verstrekken voor de kosten ouderbijdrage kinderopvang.
- 2.
Het doel van de compensatie is om de uitkeringsonafhankelijkheid te bekorten en daarmee de uitstroom te bevorderen en te voorkomen dat burgers door de ouderbijdrage terugvallen op de participatieladder.
- 3.
De compensatie kan worden verstrekt indien:
- a.
Door de belastingdienst een kinderopvangtoeslag wordt verstrekt;
- b.
Er sprake is van een voorziening gericht op werk;
- c.
De compensatie bijdraagt aan het behoud van parttime werken en daarmee vermindering van bijstandsafhankelijkheid.
- 5.
De hoogte van de compensatie is gelijk aan de volledige ouderbijdrage. Als uitgangspunt geldt het maximum uurtarief wat de belastingdienst hanteert, tenzij een hoger tarief noodzakelijk is door beperkt aanbod van kinderopvangorganisaties in de eigen wijk.
- 6.
De compensatie geldt voor de gemeentelijke doelgroepen waaronder:
Artikel 7 Verwervingskosten
- 1.
Het college kan aan een belanghebbende een vergoeding voor verwervingskosten bieden.
- 2.
Verwervingskosten kunnen worden toegekend als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- -
Bij aanvaarding van arbeid voor minimaal 6 maanden dat leidt tot uitkeringsonafhankelijkheid van belanghebbende. Dit moet blijken uit een door de werkgever en belanghebbende getekende arbeidsovereenkomst;
- -
De arbeid wordt gedurende minimaal twaalf uren per week verricht;
- -
Als belanghebbende in het kader van een re-integratietraject noodzakelijk geachte verwervingskosten maakt, dit ter beoordeling van het college.
- 3.
Het college kan een subsidieplafond voor verwervingskosten instellen.
- 4.
De hoogte van de verwervingskosten is maximaal € 300,-.
Artikel 8 Proefplaatsing
- 1.
Het college kan een proefplaatsing aan een werkgever verstrekken voor het begeleiden van een belanghebbende voor maximaal 3 maanden.
- 2.
Voorwaarden voor het verkrijgen van deze proefplaatsing zijn:
- -
De proefplaatsing maximaal 3 maanden achtereenvolgens wordt uitgevoerd en gedurende minimaal 32 uren per week wordt verricht;
- -
De werkgever belanghebbende slechts werkzaamheden oplegt die passen binnen het doel en de opzet van de werkervaringsperiode;
- -
Aan de proefplaatsing een werkervaringsovereenkomst ten grondslag ligt;
- -
De werkgever de intentie uitspreekt om belanghebbende bij goed functioneren na de proefplaatsing in dienst te nemen.
- 3.
De belanghebbende werkt gedurende de proefplaatsing met behoud van uitkering.
- 4.
De proefplaatsing kan, indien wenselijk, verlengd worden met maximaal 3 maanden.
- 5.
De proefplaatsing is mogelijk ten behoeve van organisaties met of zonder winstoogmerk.
Voorzieningen in het kader van een re-integratietraject
Onverkort de voorzieningen zoals benoemd in artikel 3 tot en met 8, stelt het college in het kader van re-integratietrajecten extra voorzieningen ter beschikking.
Artikel 9 Participatieplaats
- 1.
Het college kan aan belanghebbende voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt een participatieplaats aanbieden zoals bedoeld in artikel 10A van de wet.
- 2.
De participatieplaats wordt onder de volgende voorwaarden aangeboden:
- -
Het moet gaan om additionele arbeid, werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid, en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt;
- -
Degene die niet beschikt over een startkwalificatie krijgt na een periode van zes maanden na aanvang van de werkzaamheden scholing of opleiding aangeboden. Hiervan kan worden afgeweken als naar de mening van het college de scholing of opleiding de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende te boven gaat of dat scholing of opleiding niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van belanghebbende
- -
Aan belanghebbende wordt, telkens nadat hij gedurende 12 maanden additionele werkzaamheden heeft verricht, een premie verstrekt als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j van de wet, indien hij naar het oordeel van het college in die 12 maanden voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces;
- -
Na een periode van negen maanden na de aanvang van de werkzaamheden beoordeelt het college of belanghebbende zijn inschakeling in het arbeidsproces heeft vergroot. Indien dat niet het geval is worden de werkzaamheden na twaalf maanden na aanvang van die werkzaamheden beëindigd;
- -
Voor afloop van de termijn van twee jaar beoordeelt het college of de voortzetting van de werkzaamheden de kans van belanghebbende op inschakeling in het arbeidsproces aanmerkelijk verbetert. Indien dat het geval is, kan het college de termijn van twee jaar verlengen met een jaar, onder de voorwaarde dat de belanghebbende in het derde jaar in een andere omgeving andere additionele werkzaamheden verricht dan die hij in de eerste twee jaar heeft verricht;
- -
Indien de termijn van twee jaar is verlengd, beoordeelt het college voor afloop van het derde jaar of de voortzetting daarvan de kans van belanghebbende op inschakeling in het arbeidsproces aanmerkelijk verbetert. Indien dat het geval is, kan het college de termijn nogmaals verlengen met een jaar.
- 3.
De participatieplaatsen kunnen ook beschikbaar worden gesteld voor personen aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt. Hierover dienen nadere afspraken met UWV te worden gemaakt.
Artikel 10 Stage arrangement
- 1.
Het college kan een stage arrangement aan een werkgever verstrekken ten behoeve van een belanghebbende van 27 jaar of ouder met grote afstand tot de arbeidsmarkt (trede 3/4 van de participatieladder) die gedurende de stageperiode normaal dagritme, sociale omgang en werknemersvaardigheden aanleert.
- 2.
Voorwaarden voor het verkrijgen van dit stage arrangement zijn:
- -
De stage maximaal 12 maanden achtereenvolgens wordt uitgevoerd en gedurende minimaal 32 uren per week wordt verricht. Als de omstandigheden van de belanghebbende daar aanleiding toe geven kan van 12 maanden / 32 uur afgeweken worden, dit ter beoordeling van het college;
- -
De werkgever samen met de belanghebbende een actieve bijdrage levert aan de begeleiding op het gebied van normaal dagritme, sociale omgang en werknemersvaardigheden waardoor stijging op de participatieladder wordt gerealiseerd en de afstand tot de arbeidsmarkt wordt verkleind
- 3.
De hoogte van het stage arrangement is maximaal € 9000,-, betaalbaar te stellen in maximaal 12 maandelijks termijnen van € 750,-.
- 4.
Voor het aanvragen van een stage arrangement dient de werkgever gebruik te maken van een daarvoor beschikbaar gesteld formulier.
- 5.
Het stage arrangement is mogelijk ten behoeve van organisaties met of zonder winstoogmerk.
- 6.
Het stage arrangement wordt alleen verstrekt wanneer er geen loonkostensubsidie aan de werkgever is toegekend.
- 7.
Het college kan een subsidieplafond voor het stage arrangement instellen.
Artikel 11 Arbeidsparticipatie
- 1.
Het college kan een traject gericht op arbeidsparticipatie aanbieden.
- 2.
Het arbeidsmarktgerichte traject bestaat in ieder geval uit:
- -
Diagnose leidende tot een diagnoseplan
- -
- -
- -
- 3.
Daarnaast kan ook aanbodversterking en werkervaring met behoud van uitkering of werkervaring in dienst van de werkgever worden ingezet. Dit gebeurt naar oordeel van de uitvoerder in overeenstemming met het college en de belanghebbende.
- 4.
Aan het werken met behoud van uitkering zijn de volgende voorwaarden verbonden:
- -
De duur van werken met behoud van uitkering in het kader van arbeidsparticipatie is maximaal 6 maanden;
- -
Er wordt aan de belanghebbende geen loon in dienstbetrekking betaald;
- -
Werkervaring met behoud van uitkering kan alleen ingezet worden indien door de plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door de plaatsing geen verdringing plaatsvindt;
- -
De belanghebbende heeft ingestemd om in het kader van een re-integratietraject werkervaring met behoud van uitkering op te doen;
- -
In het diagnoseplan worden tenminste vastgelegd het doel van het werken met behoud van uitkering alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.
- 5.
De duur van een traject arbeidsparticipatie is maximaal 6 maanden.
Artikel 12 Werknemersvaardigheden
- 1.
Het college kan een traject werknemersvaardigheden aanbieden.
- 2.
Het traject werknemersvaardigheden bestaat in ieder geval uit:
- -
- -
- -
Afronding traject en overdracht
- 3.
De begeleiding/training is gericht op het motiveren en ondersteunen van de klant door het aanbieden van activiteiten gericht op houding, gedrag en vaardigheden waaronder sollicitatie, presentatie, netwerk en empowerment. Doel is het ontwikkelen en verbeteren van competenties waardoor belemmeringen worden verminderd en/of weggenomen, zodat de klant bemiddeld kan worden naar regulier werk of reguliere opleiding. De eigen verantwoordelijkheid van de klant staat hierbij voorop.
- 4.
De duur van een traject werknemersvaardigheden is maximaal 2 maanden.
Artikel 13 Duale trajecten voor inburgeraars
- 1.
Het college kan een duaal traject voor inburgeraars aanbieden.
- 2.
Het duale traject voor inburgeraars bestaat in ieder geval uit:
- -
- -
- -
Uitvoering duaal inburgeringstraject
- -
- -
Afronden traject en overdracht
- 3.
De uitvoering van het traject koppelt het taalonderwijs direct aan activiteiten die betrekking hebben op de betreffende redzaamheid. De uitvoering gebeurt naar oordeel van de uitvoerder in overeenstemming met het college en de belanghebbende.
- 4.
De duur van een duaal traject voor inburgeraars is maximaal 18 maanden.
Artikel 14 Maatschappelijke Participatie
- 1.
Het college kan een traject maatschappelijke participatie aanbieden.
- 2.
Het traject maatschappelijke participatie bestaat in ieder geval uit:
- -
Diagnose leidende tot een diagnoseplan
- -
Begeleiding in het kader van maatschappelijke participatie
- -
Afronden traject en overdracht
- 3.
Onder begeleiding in het kader van maatschappelijke participatieworden die activiteiten verstaan die de uitvoerder onderneemt ter ondersteuning van de belanghebbenden van en naar reeds bestaande gemeentelijke voorzieningen. De exacte inhoud van de begeleiding is afhankelijk van de belemmeringen van de belanghebbende en kan bestaan uit motivatiegesprekken, fysieke begeleiding naar gemeentelijke voorzieningen, afstemming met gemeentelijke voorzieningen en voortgangsgesprekken met cliënt. Dit gebeurt naar oordeel van de uitvoerder in overeenstemming met het college en de belanghebbende.
- 4.
De duur van een traject maatschappelijke participatie is maximaal 12 maanden.
Artikel 15 Zwolle Werkt Aanpak
1. Het college kan een ZWA- traject aanbieden.
- 2.
Het traject Zwolle Werkt Aanpak bestaat in ieder geval uit:
- a.
Intensieve begeleiding gericht op arbeidsinschakeling
- b.
Bemiddeling naar reguliere arbeid
- 3.
Onder intensieve begeleiding en bemiddeling in het kader van ZWA-trajectworden die activiteiten verstaan die de uitvoerder onderneemt ter ondersteuning van de belanghebbenden gericht op arbeidsinschakeling. Dit gebeurt naar oordeel van de uitvoerder in overeenstemming met het college en de belanghebbende. De eigen verantwoordelijkheid van de klant staat hierbij voorop.
- 4.
De duur van een ZWA-traject is maximaal 3 maanden.
Artikel 16 Afbouw ID/WIW
- 1.
Het college kan een traject aanbieden aan ID/Wiw-medewerkers met een WSW-ïndicatie.
- 2.
Het traject bestaat uit het aanbieden van soortgelijke werkzaamheden als bedoeld in een WSW- dienstbetrekking. Dit gebeurt naar oordeel van de uitvoerder in overeenstemming met het college en de belanghebbende.
- 3.
De maximale duur van een traject wachtlijst WSW-geïndiceerd is 12 maanden eventueel te verlengen met een periode van 2 keer 12 maanden.
Artikel 17 Verlonen en detacheren Wezo
- 1.
Het college kan een traject Direct naar Werk aanbieden.
- 2.
Het traject Direct naar Werk bestaat uit het direct aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, in dienst van de contractpartij en onder intensieve begeleiding, gericht op uitstroom naar reguliere arbeid.
- 3.
De duur van een traject Direct naar Werk is maximaal 9 maanden na ingangsdatum contract.
Voorzieningen voor (startende) zelfstandigen
Artikel 18 Gevestigde zelfstandigen
- 1.
Aan een belanghebbende als bedoeld in artikel 2 eerste lid onder a en d van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, kan een door het college noodzakelijk geachte voorziening geboden worden, gericht op:
- a.
het behouden van het zelfstandig bestaan;
- b.
het beëindigen van het bedrijf of beroep als voortzetting van het bedrijf of beroep naar het oordeel van het college vanwege het ontbreken van levensvatbaarheid of een andere reden niet mogelijk is.
- 2.
Een voorziening als bedoeld in het eerste lid kan bestaan uit:
- a.
ondersteuning en of begeleiding door een door het college aan te wijzen deskundige;
- b.
een financiële tegemoetkoming anders dan bedrijfskapitaal als bedoeld in het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.
- 3.
De duur van de ondersteuning en of begeleiding als bedoeld in het tweede lid bedraagt ten hoogste 24 maanden.
- 4.
De kosten van de voorziening genoemd in het tweede lid bedragen in totaal ten hoogste € 5.000,--
5. Het college kan als de situatie van belanghebbende daartoe aanleiding geeft, afwijken van het gestelde in het derde of vierde lid.
Artikel 19 Begeleiding en ondersteuning zelfstandigen bij het verkrijgen van bedrijfskapitaal
- 1.
Aan een belanghebbende als bedoeld in artikel 2 eerste lid onder a of c van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, kan een door het college noodzakelijk geachte voorziening geboden worden, gericht op het verkrijgen van bedrijfskapitaal als bedoeld in het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.
- 2.
Een voorziening als bedoeld in het eerste lid kan bestaan uit:
- a.
ondersteuning en of begeleiding door een door het college aan te wijzen deskundige;
- b.
een financiële tegemoetkoming anders dan bedrijfskapitaal als bedoeld in het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.
- 3.
De duur van de ondersteuning en of begeleiding als bedoeld in het tweede lid bedraagt ten hoogste 24 maanden.
- 4.
De kosten van de voorziening genoemd in het tweede lid bedragen in totaal ten hoogste € 5000,--
- 5.
Het college kan als de situatie van belanghebbende daartoe aanleiding geeft, afwijken van het
gestelde in het derde of vierde lid.
Artikel 20 Startende zelfstandigen
- 1.
Aan een belanghebbende als bedoeld in artikel 2 eerste lid onder b van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, kan een door het college noodzakelijk geachte voorziening geboden worden, gericht op de uitstroom naar een zelfstandig bestaan.
- 2.
Een voorziening als bedoeld in het eerste lid kan bestaan uit:
- a.
ondersteuning en of begeleiding door een door het college aan te wijzen deskundige;
- b.
een financiële tegemoetkoming anders dan bedrijfskapitaal als bedoeld in het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.
- 3.
De duur van de ondersteuning en of begeleiding als bedoeld in het tweede lid bedraagt ten hoogste 24 maanden.
- 4.
De kosten van de voorziening genoemd in het tweede lid bedragen in totaal ten hoogste € 5.000,-
- 5.
Het college kan als de situatie van belanghebbende daartoe aanleiding geeft, afwijken van het gestelde in het derde en of vierde lid.
Artikel 21 Voorbereidingsperiode
- 1.
Aan een belanghebbende als bedoeld in artikel 2 lid 3 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 kan tijdens de voorbereidingsperiode voor het starten van een bedrijf of zelfstandig beroep een door het college noodzakelijk geachte voorziening worden geboden.
- 2.
Een voorziening als bedoeld in het eerste lid kan bestaan uit:
- a.
ondersteuning en of begeleiding door een door het college aan te wijzen deskundige;
- b.
een financiële tegemoetkoming voor de aan de voorbereiding verbonden kosten, zoals bedoeld in artikel 29 eerste lid van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.
- 3.
De duur van de ondersteuning en of begeleiding genoemd in het tweede lid onder a bedraagt ten hoogste de termijn die genoemd wordt in artikel 2 lid 3 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.
- 4.
De kosten van de voorziening als bedoeld in het tweede lid onder a verbonden kosten bedragen in totaal niet meer dan € 5.000,--.
- 5.
De aan de voorbereiding verbonden kosten als bedoeld in het tweede lid onder b komen voor vergoeding in aanmerking voor zover deze kosten door het college als noodzakelijk worden beschouwd en niet meer bedragen dan € 3.000,--
- 6.
De financiële tegemoetkoming, als bedoeld in tweede lid onder b wordt verleend overeenkomstig de bepalingen van artikel 29 lid 2 en 3 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.
- 7.
Het college kan als de situatie van belanghebbende daartoe aanleiding geeft, afwijken van het gestelde in het derde, vierde lid of vijfde lid.
Artikel 22 Niet uitkeringsgerechtigden
- 1.
Aan een belanghebbende die aan te merken is als een niet uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 1 onder e kan ter voorbereiding voor het starten van een bedrijf of zelfstandig beroep een door het college noodzakelijk geachte voorziening worden geboden.
- 2.
Een voorziening als bedoeld in het eerste lid kan bestaan uit:
- a.
ondersteuning en of begeleiding door een door het college aan te wijzen deskundige;
- b.
onderzoek en of uit te brengen advies door een door het college aan te wijzen deskundige.
- 3.
De duur van de ondersteuning en of begeleiding genoemd in het tweede lid onder a bedraagt ten hoogste de termijn die genoemd wordt in artikel 2 lid 3 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.
- 4.
De kosten van de voorziening als bedoeld in het tweede lid verbonden kosten bedragen in totaal niet meer dan € 5.000,--.
- 5.
Het college kan als de situatie van belanghebbende daartoe aanleiding geeft, afwijken van het gestelde in het tweede, derde lid en vierde lid.