Organisatie | Capelle aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling tot instandhouding en beheer van de DCMR Milieudienst Rijnmond |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling tot instandhouding en beheer van de DCMR Milieudienst Rijnmond |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De raad heeft op 5 juli 1999 besloten tot toetreding tot de gemeenschappelijke regeling. De datum van bekendmaking van dit besluit, alsmede de vindplaats daarvan, is onbekend. Gelet op artikel 142 Gemeentewet is de datum van inwerkingtreding geschat op 5 augustus 1999.
De raad heeft op 26 maart 2007 ingestemd met de 17e wijziging van deze gemeenschappelijke regeling. De datum van bekendmaking van dit besluit, alsmede de vindplaats is onbekend. Gelet op artikel 142 Gemeentewet is de datum van inwerkingtreding geschat op 26 april 2007.
Wet gemeenschappelijke regelingen
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-04-2007 | 06-07-2011 | 17e wijziging | 26-03-2007 Onbekend | Verzameling 2007, nummer 15 / b |
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
De raad van de gemeente, respectievelijk het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van Capelle aan den IJssel;
ieder voorzover het zijn bevoegdheid betreft;
gelezen het voorstel van het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling tot instandhouding van de DCMR Milieudienst Rijnmond;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders ;
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen. De Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de Gemeenschappelijke Regeling tot instandhouding van de DCMR Milieudienst Rijnmond;
in te stemmen met de navolgende wijzigingen (17e) van de Gemeenschappelijke Regeling tot instandhouding van de DCMR Milieudienst Rijnmond;
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING TOT INSTANDHOUDING EN BEHEER VAN
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Hoofdstuk II Inrichting, samenstelling en werkwijze van het bestuur
Hoofdstuk III Taken en bevoegdheden van het lichaam
Hoofdstuk IV Taken van de dienst
Hoofdstuk VI Financiële bepalingen
Hoofdstuk VII Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Hoofdstuk IX Archiefbescheiden
In deze regeling en de daarop berustende besluiten wordt
Gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, alsmede het rechtsgebied van de provincie Zuid-Holland, voor zover dit betreft het samenwerlingsgebied Rijnmond, zoals vastgesteld door provinciale staten van Zuid-Holland bij hun besluit van 19 november 1992;
f.de deelnemers: de aan deze Gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten en de provincie Zuid-Holland.
HOOFDSTUK II INRICHTING, SAMENSTELLING EN WERKWIJZE VAN HET BESTUUR
Het bestuur van het lichaam bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
1.Het algemeen bestuur bestaat uit 20 leden.
Provinciale staten wijzen 3 leden aan. Elk van deze leden heeft bij de besluitvorming in het algemeen bestuur 30 stemmen.
De raad van de gemeente Rotterdam wijst 2 leden van het algemeen bestuur aan. Elk van deze leden heeft bij de besluitvorming in het algemeen bestuur 45 stemmen.
De raden van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Capelle aan den IJssel, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne wijzen elk 1 lid van het algemeen bestuur aan. Elk van deze leden heeft bij de besluitvorming in het algemeen bestuur 4 stemmen.
In die gevallen waarin alle leden van het dagelijks bestuur zich krachtens enige bepaling van de Provinciewet van medestemmen in het algemeen bestuur dienen te onthouden, is de stemverhouding tussen de ter zake van de betreffende aangelegenheden stemgerechtigde leden van het algemeen bestuur, in afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid, als volgt:
de leden van het algemeen bestuur is op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
4.Indien ten gevolge van de toepassing van artikel 38 de financiële bijdragen van de deelnemers substantieel ten opzichte van elkaar wijzigen, doet het algemeen bestuur voorstellen aan de deelnemers om met toepassing van artikel 43 de stemverhouding als gegeven in het eerste en tweede lid van dit artikel te wijzigen.
De leden van het algemeen bestuur, gekozen door de raden, treden af op de dag met ingang waarvan de leden van de raden aftreden.
Het bestuursorgaan dat een of meer vertegenwoordigers in het algemeen bestuur heeft aangewezen, kan deze vertegenwoordigers ontslaan, indien dezen het vertrouwen van dit bestuursorgaan niet meer bezit. Artikel 50 van de Gemeentewet, dan wel artikel 50 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één der deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur van het lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt, met uitzondering van onderwijzend personeel.
Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van één der deelnemers dan wel van het lichaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijke recht werkzaam zijn.
Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennisdragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.
Op grond van de belangen genoemd in artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het dagelijks bestuur en de voorzitter dan het lichaam en door een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan de leden van het algemeen bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gedaan.
De krachtens het tweede lid aan het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigd meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht, wordt bekrachtigd.
De krachtens het tweede lid aan leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het onderwerp waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht.
Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.
De vice-voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eén lid voor financiële aangelegenheden wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Twee leden worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Capelle aan den IJssel Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne.
Het algemeen bestuur kan voor de door hem benoemde leden van het dagelijks bestuur uit zijn midden plaatsvervangende leden aanwijzen, die de door hem benoemde leden bij ontstentenis of verhindering vervangen. De aanwijzing tot plaatsvervangend lid vindt plaats op bindende voordracht van het (de) college(s) dat (die) het betreffende lid heeft (hebben) voorgedragen. Het plaatsvervangend lid dat de voorzitter vervangt, treedt pas in diens hoedanigheid van voorzitter indien de vice-voorzitter afwezig is. Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het dagelijks bestuur is op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het dagelijks bestuur haar opheft.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel het algemeen bestuur haar opheft.
De instelling van commissie, de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling alsmede de vaststelling van andere nadere regelingen met betrekking tot het functioneren van de commissies, geschiedt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 respectievelijk 25 juncto 52, eerste lid, onder e, f, g en h van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
HOOFDSTUK III TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN HET LICHAAM
Het lichaam heeft, in het kader van de in artikel 2, derde lid, vermelde zorg, tot taak het beheren en in stand houden van een gemeenschappelijke milieudienst: de DCMR Milieudienst
Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het dagelijks bestuur belast met en bevoegd tot:
Het bestuur van het lichaam stelt nadere regelen omtrent de openbaarheid van informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur, met als uitgangspunten:
Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden respectievelijk aan provinciale staten alle inlichtingen die door één of meer leden van die bestuursorganen worden verlangd, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet. Het reglement van orde van hetbetreffende bestuur regelt de wijze waarop hieraan uitvoering wordt gegeven.
HOOFDSTUK IV TAKEN VAN DE DIENST
De dienst heeft in ieder geval tot taak het in standhouden van een Centrale Meld- en Regelkamer en een Coördinatie- en Informatiepunt handhaving milieu-regelgeving, alsmede - met inachtneming van het terzake door de deelnemer geformuleerde beleid - voor de provincie Zuid-Holland:
controle op de naleving van de Wet milieubeheer en de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland, onderdeel bedrijfsafvalstoffen, alsmede het voeren van overleg met de Directie Water en Milieu van de provincie over mogelijke toepassing van handhavingsmiddelen ingeval van geconstateerde overtredingen;
Voor de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Capelle aan den Ijssel, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne:
Voor de gemeente Krimpen aan den IJssel, tevens:
-de uitvoering van onderzoeken naar mogelijke verontreiniging van de bodem en het adviseren over en begeleiden van bodemsaneringsprojecten voor zover deze niet onder vigeur van de Wet bodembescherming worden uitgevoerd;
Voor de gemeente Barendrecht, tevens:
-de uitvoering van de in het kader van de Wet geluidhinder te verrichten geluidmetingen;
in het kader van de uitvoering en handhaving van de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming uitvoeren van of begeleiden van bodemonderzoek, het nemen en analyseren van bodem- en grondwatermonsters, de beoordeling van de resultaten van bodemonderzoek, toetsen van bodemonderzoeken, saneringsverslagen, nazorg- en monitoringsrapporten, alsmede advisering over en begeleiding van onderzoek en sanering,met inbegrip van het toetsen van saneringsplannen;
uitvoeringen van taken samenhangend met de Verordening bodembescherming Rotterdam, het bouwstoffenbesluit, het Besluit opslaan in ondergrondse tanks, het Besluit verplicht bodemonderzoek op bedrijfsterreinen en het flankerend beleid hiervan, de ministeriële vrijstellingsregeling, de bedrijvenregeling en de bodemparagraaf in de Bouwverordening;
milieutechnische en beleidsadvisering over ruimtelijke plannen zoals locatiestudies, bestemmingsplannen en bouwplannen;
Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de in het tweede en vierde lid bedoelde taken, kan de dienst op verzoek van derden adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van de zorg voor het milieu verrichten. Onder derden worden verstaan: niet deelnemers aan de regeling. Het dagelijks bestuur besluit op een verzoek indien het incidentele werkzaamheden betreft. In andere gevallen beslist het algemeen bestuur.
Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, ter bescherming van het milieu, uitvoerende werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid van artikel 25 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die overeenkomstig artikel 25, tweede lid, aan de dienst zijn opgedragen.
Het dagelijks bestuur is, binnen het raam van de door het algemeen bestuur vastgestelde formatie, belast met het aanstellen als ambtenaar, het tewerkstellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijke recht en met het schorsen en ontslaan van het personeel van het lichaam, de directeur van de dienst uitgezonderd.
Waar in de in het eerste lid bedoelde regelingen gesproken wordt van "provinciale staten", "gedeputeerde staten" dan wel "hoofd van dienst" wordt voor de toepassing in het kader van deze gemeenschappelijke regeling respectievelijk gelezen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de directeur.
HOOFDSTUK VI FINANCIëLE BEPALINGEN
De raad van een deelnemende gemeente en provinciale staten kunnen omtrent de ontwerp-begroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden der deelnemende gemeenten en aan provinciale staten, die de minister van Binnenlandse Zaken ter zake van hun gevoelen kunnen doen blijken. Indien de begroting ongewijzigd wordt vastgesteld, kan worden volstaan met mededeling hiervan. Het algemeen bestuur zendt vervolgens de begroting ter kennisneming of, indien de minister dat ingevolge artikel 207 van de Provinciewet heeft bepaald, ter goedkeuring aan de minister van Binnenlandse Zaken.
De rekening wordt ingericht overeenkomstig de Provinciale Comptabiliteitsvoorschriften 1979, voor zover daarvan niet is afgeweken in bijlage 3.
Het algemeen bestuur stelt regelen vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het financieel beheer van het lichaam.
De kostensoorten "algemene kosten" en "overheadkosten" worden volgens de in bijlage 2 bij deze regeling aangegeven verdeelmethodieken over de verschillende kostendragers (taken) verdeeld. De directe personele, specifieke, materiële en kapitaalkosten worden direct over de kostendragers verdeeld.
Met het oog op de voor hen uit te voeren taken als bedoeld in artikel 25, tweede lid, verbinden de deelnemers zich tot de financiële verplichtingen welke na goedkeuring zijn opgenomen in de begroting 2004, inclusief de eerste wijziging daarop, als vertaling van de personele en materiële inzet ten behoeve van de uitvoering van die taken. De bedragen worden jaarlijks gecorrigeerd met het prijsindexcijfer voor de overheidsconsumptie.
Onverminderd het bepaalde in het volgende lid is een deelnemer gerechtigd, zonder wijziging van de regeling, wijzigingen in het niveau van uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taken te bewerkstelligen, voor zover de wijzigingen in financiële verplichtingen welke daarvan het gevolg zullen zijn, gezamenlijk niet meer dan 25% van die verplichtingen bedragen.
Indien het totaal van de verminderingen van de in het eerste lid bedoelde financiële verplichtingen, als gevolg van wijzigingen als bedoeld in het vorige lid, op enig moment meer dan 10% van die verplichtingen bedraagt, zal de betreffende deelnemer ter zake van de verschuiving in de verdeling van overheadkosten aan het lichaam een afkoopsom verschuldigd zijn welke door het algemeen bestuur wordt vastgesteld.
Indien daartoe naar het oordeel van het algemeen bestuur de noodzaak bestaat, is het gestelde in artikel 42, voor zover betrekking hebbende op de toewijzing van personeel, van overeenkomstige toepassing.
De in het vorige lid bedoelde beperking is niet van toepassing op wijzigingen in de uitvoering van taken welke bekostigd wordt door middel van projectsubsidies ten behoeve van de uitvoering van bodemsaneringsprogramma's of de zonering industrielawaai, indien en voor zover een wijziging optreedt in de verstrekking van die subsidies.
Indien aan het algemeen bestuur van het lichaam blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet, respectievelijk een verzoek aan de Minister tot toepassing van artikelen 198 en 199 Provinciewet.
HOOFDSTUK VII TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
De regeling wordt gewijzigd indien meer dan de helft van het aantal deelnemers, vertegenwoordigende ten minste 150/240 van het aantal stemmen in het algemeen bestuur, daartoe besluit.
Indien de aard van het geschil daartoe aanleiding geeft, dan wel indien een bestuursorgaan van de provincie partij is in het geschil, laat de commissaris zich bij de voorbereiding van het in het derde lid bedoelde advies bijstaan door twee door hem aan te wijzen burgemeesters van deelnemende, niet als partij bij het geschil betrokken gemeenten.
HOOFDSTUK X OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Gedeputeerde staten van Zuid-Holland zenden de regeling, alsmede de wijzigingen daarvan, aan de Kroon toe ter goedkeuring.
Het eerste boekjaar wordt geacht aan te vangen op 1 januari 1987, met dien verstande dat gedeputeerde staten van Zuid-Holland verantwoordelijk zijn voor het gevoerde financiële beheer tot aan het moment van in werking treden van deze gemeenschappelijke regeling.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van artikel 39 betalen de deelnemers uiterlijk op 1 april 1987 dan wel, indien deze regeling op dat tijdstip nog niet in werking is getreden, uiterlijk veertien dagen na de datum van inwerkingtreding een voorschot in de kosten van het eerste boekjaar ten bedrage van 50% van het jaarbudget.
Ten behoeve van de deelnemende gemeenten waarvan de bevoegdheid tot het verlenen van vergunningen ingevolge de Hinderwet krachtens de Wet opheffing openbaar lichaam Rijnmond tot 1 maart 1987 bij gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland berust, de gemeente Rotterdam uitgezonderd, geldt met betrekking tot de financiële verplichtingen, voortvloeiende uit de uitvoering van de in het tweede lid van artikel 25 genoemde taken, voor de jaren 1987, 1988 en 1989 een overgangsregeling in de vorm van een geldelijke tegemoetkoming ten behoeve van de uitvoering van de betreffende taken, zoals opgenomen in bijlage 4 bij deze regeling.
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling gaan alle rechten en verplichtingen, voor zover ze samenhangen met werkzaamheden en personeel die in deze regeling worden ingebracht, over van de provincie Zuid-Holland naar het lichaam.