Organisatie | Huizen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Marktverordening 2013 |
Citeertitel | Marktverordening gemeente Huizen 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 149
Marktreglement
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-04-2013 | 01-03-2018 | nieuwe regeling | 14-02-2013 Nieuwsblad voor Huizen, 11 april 2013 | Onbekend |
HOOFDSTUK 2 BEPALINGEN OVER VERGUNNINGEN
Artikel 5 Standplaatsvergunning
Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.
Artikel 6 Anciënniteitlijst en wachtlijsten
Vergunninghouders van vaste standplaatsen worden ingeschreven op een doorlopend genummerde anciënniteitenlijst met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan hen een vergunning voor een vaste standplaats is toegewezen. Tevens wordt de soort artikelen die de vergunninghouder mag verhandelen en/of de branche waartoe hij behoort vermeld.
Wanneer een standplaats vrij komt voor toewijzing aan een nieuwe standplaatshouder, dan wordt aan de standplaatshouders die een vaste standplaats op de markt innemen, in volgorde van vermelding op de anciënniteitenlijst, de mogelijkheid geboden om van standplaats te wisselen om zo tot een standplaats-verbetering te komen. De aldus uiteindelijk vrijkomende standplaats wordt toegewezen aan een nieuwe standplaatshouder in volgorde van inschrijving op de wachtlijst voor de betreffende branche.
Voor toewijzing van een vaste standplaats komt uitsluitend in aanmerking, een handelingsbekwaam natuurlijke persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, die schriftelijk een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college
HOOFDSTUK 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 9 Intrekking en schorsing van vaste standplaatsvergunningen
Onverminderd het bepaalde in artikel 8 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder, diens vervanger of een persoon die hem bijstaat:
Artikel 10 Uitsluiting dagplaatshouder
Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats in het uiterste geval een jaar uitsluiten van de toewijzing van een dagplaats, indien deze:
Artikel 11 Onmiddellijke verwijdering
Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de markt-meesters en de bij besluit van het college aangewezen personen.
Artikel 13 Intrekking oude regeling
De marktverordening 2003, vastgesteld op 27 november 2003, wordt ingetrokken.
Aldus gewijzigd vastgesteld in de openbare vergadering van 14 februari 2013,
de griffier, de voorzitter,
Toelichting Marktverordening gemeente Huizen 2013
Deze toelichting is gebaseerd op de toelichting bij de modelverordening zoals die is opgesteld door de VNG in 2008. Waar nodig is deze toelichting aangepast of aangevuld. De verwijzingen naar jurisprudentie zijn, behalve daar waar deze nodig zijn ter verduidelijking, weggelaten.
In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd gedefinieerd.
Artikel 2 Dag, tijd, plaats en inrichting van de markt
In dit artikel is vastgelegd dat het college de locatie, tijden, aantal standplaatsen etc. van de markt kan vaststellen. Tevens heeft het college de bevoegdheid om een branche-indeling of andere indeling op basis van de verkochte producten vast te stellen en te bepalen hoeveel standplaatsen er maximaal per branche worden uitgegeven.
In het derde lid is vastgelegd dat het college kan bepalen dat de markt om een dringende reden verplaatst kan worden. Dit gaat dan zowel om verplaatsing qua tijdstip als locatie.
Deze verordening bevat de hoofdlijnen die van toepassing zijn voor het regelen van de orde op de markt. Het college is bevoegd om in de nadere regels de uitwerking van deze hoofdlijnen nader vorm te geven.
Artikel 4 Voorschriften en beperkingen
Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.
Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties.
Artikel 5 Standplaatsvergunning
De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 4). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.
De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voor-zien.
Artikel 6 Anciënniteitlijst en wachtlijsten
Als aan een marktkoopman voor het eerst een vergunning voor het innemen van een vaste standplaats wordt verleend, wordt hij ingeschreven op de anciënniteitlijst. Op deze lijst worden alle vergunninghouders ingeschreven op volgorde van de datum waarop aan hen een vergunning is verleend. Hierbij staat degene die als eerste een vergunning heeft gehad bovenaan en de meest recent verleende vergunning staat onder aan die lijst.
Als iemand een vergunning aanvraagt voor het innemen van een standplaats op markt, maar er is geen plaats beschikbaar dan kan die persoon worden ingeschreven op de wachtlijst. Op die lijst wordt – per branche – bijgehouden wie kenbaar heeft gemaakt graag een standplaats te willen innemen op de markt in Huizen. In lid twee van dit artikel zijn de gegevens beschreven die op die lijst opgenomen worden. De ondernemer die zich op de wachtlijst heeft ingeschreven, moet die inschrijving jaarlijks bevestigen. Dit om te voorkomen dat de wachtlijst ‘vervuild’ raakt met inschrijvingen van mensen die geen interesse meer hebben in een stand-plaats op de markt in Huizen. Die jaarlijkse bevestiging van de inschrijving bevat twee vereisten:
a) de bevestiging moet schriftelijk gebeuren voor 1 januari van het volgende jaar;
b) de leges voor handhaving op de wachtlijst moeten tijdig betaald worden.
Als iemand daar niet aan voldoet, wordt zijn inschrijving op de wachtlijst doorgehaald.
Het college heeft voor de markt een branche-indeling vastgesteld. Niet voor alle branches bestaat evenveel interesse van ondernemers om een standplaats in te nemen, bijvoorbeeld omdat een product niet overal aftrekt vindt, seizoensgebonden is of er weinig ondernemers zijn die dat product verkopen. Het college kan dan ook besluiten dat voor bepaalde branches geen wachtlijst wordt gehanteerd. Het vijfde lid bevat de redenen die aanleiding zijn voor het doorhalen van de inschrijving op de wachtlijst. De redenen spreken voor zich.
Zoals in lid 1 gesteld, wordt een anciënniteitlijst bijgehouden op basis van de datum van vergunningverlening. Ondernemers op de markt hebben het recht om te streven naar verbetering van hun plaats op de markt. Op het moment dat een standplaats vrijkomt wordt deze allereerst aangeboden aan de bestaande vergunninghouders, rekening houdend met de beperkingen die op die specifieke standplaats gelden. De bestaande vergunninghouders hebben dan de mogelijkheid van standplaats te wisselen. Hierbij is de volgorde op de anciënniteitlijst leidend. De standplaats die uiteindelijk vrij blijft wordt aangeboden aan de ondernemer die als eerste staat ingeschreven op de wachtlijst voor de vrijgekomen branche.
In het kader van de lastenverlichting zijn de indieningsvereisten uit de oude marktverordening kritisch bekeken. Er is voor gekozen de vereisten in de verordening tot een minimum te beperken en in het reglement aan te geven welke aanvullende zaken nodig zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen. In plaats daarvan is nu slechts het vereiste van een handelingsbekwaam natuurlijke persoon opgenomen, die de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt. Hiermee is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten en wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechts-persoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.
Artikel 8 Intrekking vaste standplaatsvergunning
Als de in het eerste lid genoemde gronden zich voor doen, wordt altijd tot intrekking van de vaste stand-plaatsvergunning overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden (‘kan’ betekent: is bevoegd, dat wil zeggen is niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning. Het college heeft hierbij dus een bepaalde vrijheid om te bepalen of de vergunning wordt ingetrokken of dat een andere sanctie wordt toegepast.
Bij dagplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de hand. Daarom is deze bepaling beperkt tot de vaste standplaatsvergunning. Ten aanzien van dagplaatsen zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 11.
Artikel 9 Intrekking en schorsing van vaste standplaatsvergunningen
In artikel 9 worden de gronden genoemd op basis waarvan een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. De zinsnede ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 8 geeft aan dat ook de intrekking op grond van artikel 8 een punitieve sanctie is.
In het door het college vastgestelde sanctiebeleid is aangegeven hoe het college omgaat met haar bevoegd-heid over te gaan tot schorsing dan wel intrekking van een verleende vergunning. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.
In onderdeel c wordt ervan uitgegaan dat het niet betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 1999 (JG 99.0184 m.nt. M. Geertsema) inzake het hoger beroep van S. Gonesh tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 6 november 1998, vormt naar ons inzicht voldoende basis om deze intrekkings- of schorsingsgrond in het model op te nemen. De Afdeling overwoog in deze zaak dat ingevolge de Verordening op de straathandel van de gemeente Amsterdam een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken ‘wegens het niet voldoen aan verplichtingen die voor de vergunninghouder voortvloeien uit de voor die markt geldende heffingsverordening’. Het stond tussen partijen vast dat Gonesh ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar reeds gedurende langere tijd niet aan zijn uit de geldende heffingsverordening voortvloeiende betalingsverplichtingen had voldaan. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam kon de aan Gonesh verleende vergunning derhalve intrekken.
Het moge duidelijk zijn dat deze intrekkings- of schorsingsgrond niet lichtvaardig mag worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) ‘wanbetalers’. Voor alle duidelijkheid wijzen wij erop dat deze uitspraak zich naar ons inzicht alleen uitstrekt tot betalingsverplichtingen op basis van publiekrechtelijke regelingen. De vraag of intrekking of schorsing ook mogelijk is bij het niet nakomen van privaatrechtelijke betalingsverplichtingen (huur of pacht) blijft in deze uitspraak onbeantwoord.
Artikel 10 Uitsluiting dagplaatshouder
In artikel 8 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen (dagplaatsen), maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 11) ook een vergun-ninghouder van een dagplaats van de markt te kunnen bestraffen voor overtredingen. In dat geval is uitsluiting van de vergunninghouder voor een bepaalde periode een voor de hand liggende sanctie. Dit kan zich bijvoor-beeld voordoen indien een vergunninghouder van een dagplaats zich niet houdt aan de voorschriften door zijn afval niet op te ruimen of op enige wijze de veiligheid of de orde op de markt in gevaar brengt.
In dit artikel 10 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunning-houder uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats. In de beschikking tot uitsluiting moet worden aangegeven voor welke overtreding de uitsluiting wordt opgelegd en om welke periode het gaat, voor hoe lang geldt de uitsluiting. Het in onderdeel d genoemde kan worden opgenomen ter bestraffing van niet-betalende dagplaatshouders. Zie verder de toelichting onder artikel 9, onderdeel c.
Artikel 11 Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuurs-dwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 11 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.
Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 11 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties.
In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. In dit verband is tevens artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat beschreven dat een toezichthouder bevoegd is van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Het ligt voor de hand de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen. Door toevoeging van de markt-meester is verzekerd dat deze na beëdiging als opsporingsambtenaar kan fungeren.
Een bepaling over buitengewone opsporingsambtenaren is overbodig en in strijd met Aanwijzing 92 van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Immers, in artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, is onder meer bepaald dat met de opsporing van strafbare feiten als buiten-gewoon opsporingsambtenaar zijn belast de personen die bijverordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voor zover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen, is een nadere regeling niet nodig. De aanwijzing als toezichthouder op grond van artikel 26 is de grondslag voor de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. Zij dienen op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aan eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid te voldoen en te zijn beëdigd door de procureur-generaal.
Artikel 13 Intrekken oude regeling
De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.
Een overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen.
In artikel 142 van de Gemeentewet is bepaald dat alle besluiten die algemeen verbindende voorschriften bevatten (waaronder alle verordeningen) in werking treden op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor is aangewezen.
De marktverordening is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 Gemeentewet). Wel is van belang dat de gemeente gehouden is dit besluit mee te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen (artikel 143 Gemeentewet).
In verband met artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht is het uiteraard niet mogelijk aan de bepalingen van een strafvordering terugwerkende kracht te verlenen.
In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.