Organisatie | Koggenland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rioolheffing2012 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 108 en 147
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 07-11-2011 Koggen Nieuws, 4 december 2011 | Onbekend |
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
ingeval een gedeelte van een perceel, niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4, voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
3Indien geen aanwijzing plaatsvindt volgens het eerste lid, wordt het recht geheven van degene die gelegenheid biedt tot het hebben van een directe of indirecte aansluiting op de gemeentelijke riolering.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
1.De heffing als bedoeld in artikel 2, bedraagt per perceel en belastingjaar:
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,-.
De heffing wordt bij wege van aanslag dan wel bij wege van schriftelijke, gedagtekende kennisgeving geheven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, voor niet-natuurlijke belastingplichtigen minder dan € 1.100,-- bedraagt en zo lang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zes gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt dan één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van rioolheffing.
1. De ‘Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2011’, wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2.Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de datum van