Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening speelautomaten Gouda 2012 |
Citeertitel | Verordening speelautomaten Gouda 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | bijlage bij de Verordening speelautomaten Gouda 2012 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2012 | nieuwe regeling | 23-05-2012 De Goudse Post, 27 maart 2013 | 752698 |
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
beheerder: natuurlijke persoon die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in de hoogdrempelige inrichting of de speelautomatenhal;
behendigheidsautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder b, van de wet;
bedrijfsleider: degene die met de algemene leiding in de hoogdrempelige inrichting of de speelautomatenhal is belast;
exploitant: natuurlijke of rechtspersoon die de speelautomatenhal exploiteert;
hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de wet;
kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de wet;
laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de wet;
speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de wet;
speelautomatenhal: inrichting bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet;
weg: weg als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, alsmede kampeerplaatsen en de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
Paragraaf 2 Vergunning voor het exploiteren van een speelautomatenhal
Indien een in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de exploitant onder overlegging van een verklaring omtrent het gedrag van de beoogde nieuwe beheerder een nieuwe vergunning aan te vragen binnen twee weken nadat die verklaring omtrent het gedrag aan hem is verzonden.
De vergunning vervalt indien de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor het vestigen of exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden dan wel indien geen aanvraag is ingediend binnen zes maanden na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.
Paragraaf 3 Overige bepalingen
Overtreding van artikel 2 van deze verordening en van de aan de in artikel 2 bedoelde vergunning verbonden voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Met het toezicht op de naleving van het bij deze verordening bepaalde zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren.
1 Wet op de kansspelen; korte inleiding
Het doel van de Wet op de Kansspelen, Stb. 1964, 483 (hierna: de wet), strekt ter regulering van het beoefenen van een kansspel door middel van spelautomaten, welke uitzicht geven op winst. Daarbij mogen enerzijds de financieel zwakkere groepen in onze samenleving niet door speelautomaten zodanige verliezen leiden dat zij daardoor worden benadeeld, terwijl anderzijds een redelijke exploitatie van de speelautomaten mogelijk moet blijven om een vlucht in de illegaliteit te voorkomen. Gokactiviteiten zijn, vanwege het specifieke karakter ervan, van de werkingssfeer van de Dienstenrichtlijn uitgesloten.
De wet voorziet in een vergunningstelsel. Zo is vergunning nodig voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten in een hoogdrempelige inrichting en in een speelautomatenhal: de “aanwezigheidsvergunning”. Daarnaast is ook een vergunning noodzakelijk voor de exploitatie van een speelautomatenhal. Beide vergunningen worden verleend door de burgemeester. Voor het exploiteren van speelautomaten is ook een vergunning van de Minister van Economische Zaken nodig. Speelautomaten dienen daarbij te voldoen aan door de minister vastgestelde modeleisen.
2 Het aantal kansspelautomaten in hoog- en laagdrempelige inrichtingen en de speelautomatenhal
In het algemeen geldt dat cafés en restaurants als hoogdrempelig worden aangemerkt en snackbars, cafetaria’s, pizzeria’s en broodjeszaken als laagdrempelig.
Het is, met andere woorden, wettelijk bepaald dat twee kansspelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen moeten worden toegestaan indien daarvoor vergunning gevraagd wordt. Het mogen er niet méér zijn dan twee, maar de gemeente heeft op grond van de wet niet de vrijheid er slechts één toe te staan. De gemeentelijke overheid heeft dus geen enkele beleidsvrijheid op het gebied van kansspelautomaten in hoog- en laagdrempelige inrichtingen.
De speelautomatenhal is een ander type inrichting dan een hoogdrempelige inrichting, immers specifiek ingericht op het gelegenheid geven tot het spelen met kansspelautomaten (artikel 30c, eerste lid onder b. van de wet). Zie voor verder toelichting “3De aanwezigheidsvergunning” hieronder. Het maximum aantal kansspelautomaten in de hal dient in deze verordening te worden bepaald en is op maximaal twee honderd vastgelegd.
Een aanwezigheidsvergunning is de in artikel 30b, eerste lid van de wet bedoelde vergunning van de burgemeester voor het aanwezig hebben van één of meer kansspelautomaten.
Met ingang van 1 juli 2010 is de Wet van 20 mei 2010 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven (32 038) in werking getreden.
Direct gevolg daarvan is dat de aanwezigheidsvergunning voor behendigheidsautomaten is afgeschaft. Daarmee heeft de gemeente geen bevoegdheden meer ten aanzien van het aantal aanwezige behendigheidsautomaten in hoog- of laagdrempelige inrichtingen en speelautomatenhallen. Behendigheidsautomaten, zoals flipperkasten, keren geen geld uit maar kennen verlengde speelduur of het recht op gratis spellen toe als prijs.
De aanwezigheidsvergunning is daarmee alleen nog een vergunning voor het aanwezig hebben van één of meer kansspelautomaten. Op basis van de wet wordt in deze verordening het aantal kansspelautomaten vastgelegd per inrichting als bedoeld in artikel 30c, tweede lid van de wet. Deze inrichtingen zijn:
Aan de aanwezigheidsvergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Artikel 30d, eerste lid van de wet verplicht om in ieder geval aan de vergunning het voorschrift te verbinden dat alleen kansspelautomaten mogen worden opgesteld, welke in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van de in artikel 30h, eerste lid, van de wet bedoelde vergunning. Dit is de vergunning van de Minister van Economische Zaken om een of meer speelautomaten te exploiteren.
4 De exploitatievergunning speelautomatenhal
Op basis van artikel 30c, eerste lid onder b van de wet kan een vergunning voor het aanwezig hebben van een of meer speelautomaten in een speelautomatenhal slechts worden verleend “indien het houden van een zodanige inrichting krachtens een vergunning van de burgemeester bij gemeentelijke verordening is toegestaan.”
Dit houdt in dat de gemeentelijke wetgever de vrijheid heeft om bij verordening te bepalen of, en zo ja hoeveel, speelautomatenhallen krachtens een vergunning van de burgemeester zijn toegestaan. Indien van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt, heeft dit tot gevolg dat de burgemeester voor de vestiging en exploitatie van een speelautomatenhal geen vergunning kan verlenen en in feite een totaalverbod geldt om speelautomatenhallen in de gemeente te exploiteren.
De bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn van toepassing op deze verordening. Specifiek tegen besluiten, die op grond van titel Va van de wet zijn genomen en waardoor men rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen, is ingevolge artikel 30v van de wet beroep opengesteld bij het college van beroep voor het bedrijfsleven (CBB). Ingevolge artikel 7:1 Awb dient degene die van de mogelijkheid gebruik wil maken om tegen het besluit beroep in te stellen bij de administratieve rechter, eerst tegen dat besluit bezwaar te maken.
De Awb is ook wat betreft het toepassen bestuursdwang van overeenkomstige toepassing. In het kader van de vraag welk orgaan bevoegd is tot het doen uitgaan van een bestuursdwangaanschrijving tot sluiting van een speelautomatenhal en tot het verwijderen van speelautomaten, oordeelde de Afdeling Rechtspraak als volgt: ‘Blijkens het bepaalde in artikel 221 (oud; tegenwoordig artikel 174) van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de zorg voor het toezicht op onder meer alle voor het publiek openstaande gebouwen en samenkomsten alsmede op openbare vermakelijkheden. Bedoeld toezicht strekt zich naar het oordeel van de Afdeling mede uit tot het verrichten van uitvoeringshandelingen die daarmee samenhangen. Tot die uitvoeringshandelingen kan een aanzegging van bestuursdwang als de onderhavige worden gerekend. Dat klemt in dit geval te meer waar ingevolge de Wet op de kansspelen ook de bevoegdheid om vergunningen voor het aanwezig hebben van speelautomaten te verlenen bij de burgemeester is gelegd.’ (AR 26 juli 1992, Gst. 6041, nr. 8.)
Voor dit oordeel vindt de Afdeling tevens steun in de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet op de kansspelen. Uit de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 481, nr. 3) komt naar voren dat ook de wetgever ervan uitgaat dat het tot de taak van de burgemeester behoort op grond van artikel 221 (oud; tegenwoordig artikel 174) van de Gemeentewet toezicht uit te oefenen op plaatsen en gelegenheden waar speelautomaten staan opgesteld. Reeds in twee eerdere uitspraken heeft de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak Raad van State deze vraag op gelijke wijze beantwoord (Voorzitter AR, 6 december 1988, KG 1989, 119 en Voorzitter AR, 19 december 1988, Gst. 6877 nr.10). Met deze uitspraken zijn de zelfstandige bestuursdwangbevoegdheid en de uitvoeringsbevoegdheid aan elkaar gekoppeld en bij de burgemeester neergelegd.
Feiten die op grond van strafbaarstelling in de wet of de verordening van belang zijn in verband met de exploitatie van speelautomatenhallen zijn de navolgende:
Bij niet naleving van vorenstaande bepalingen en voorschriften is het in beginsel mogelijk bestuursdwang toe te passen en ook tot sluiting van de speelautomatenhal over te gaan, zo nodig naast de strafrechtelijke procedure. Overtreding van artikel 30b van de Wet op de kansspelen is op grond van artikel 1, onder 3, van de Wet op de economische delicten een economisch delict. Ingevolge artikel 5 WED mogen er ter zake van economische delicten, buiten de WED, geen andere voorzieningen worden getroffen met de strekking van straf- of tuchtmaatregel. Bestuursdwang kan niet gelijk gesteld worden met een straf- of tuchtmaatregel. Bestuursdwang is een administratieve sanctie die gericht is op een ongedaan maken van een illegale toestand en is niet persoonsgericht, zoals een straf- of tuchtmaatregel als bedoeld in artikel 5 WED. Ook bij overtreding van artikel 30b van de Wet op de kansspelen is het daardoor mogelijk om bestuursdwang toe te passen.
B. Artikelsgewijze toelichting
De in artikel 1 gegeven omschrijving van 'weg' is ruimer dan die van de wegenverkeerswetgeving.
Het mogen vestigen en exploiteren van een speelautomatenhal dient bij gemeentelijke verordening te worden toegestaan. Hierbij is een maximum van één hal vastgesteld en tevens het gebied aangewezen waarbinnen de hal gevestigd en geëxploiteerd mag worden. De burgemeester verleent deze exploitatievergunning speelautomatenhal, hij kan daaraan voorschriften en beperkingen verbinden. Het motief dat aan het vergunningvereiste ten grondslag ligt is de openbare orde, meer in het bijzonder de leef- en woonsituatie, te beschermen. Bij de weigeringsgronden wordt hierop nader ingegaan.
Het gaat dus om twee vergunningen: de exploitatievergunning voor een speelautomatenhal en de aanwezigheidsvergunning voor de aanwezigheid van de kansspelautomaten in de hal. Dit wekt verwarring omdat het onderscheid tussen beide vergunningen in de wet niet erg duidelijk is. De vergunningen kunnen gelijktijdig worden verleend.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat de eigenaar van de automaten ook nog een vergunning nodig heeft van de minister van Economische Zaken, dit voor de exploitatie van de speelautomaten. Tevens kunnen andere gemeentelijke vergunningen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld een horeca-exploitatievergunning.
Vijfde lid: lex silencio positivo
Deze vergunning beoogt met name de bescherming van de openbare orde. Daarnaast speelt het bestrijden van gokverslaving een belangrijke rol. Het is niet wenselijk dat deze vergunning van rechtswege verleend zou kunnen worden vóórdat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Op basis hiervan is paragraaf 4.1.3.3. Awb niet van toepassing verklaard.
De exploitant kan tevens eigenaar en beheerder zijn, maar het is ook mogelijk dat deze hoedanigheden niet samenvallen. De bescheiden die moeten worden overgelegd zijn afhankelijk van de concrete situatie die zich voordoet. De onder b. bedoelde verklaring kan bij voorbeeld een huurcontract zijn, waaruit de beschikkingsbevoegdheid blijkt.
Het KEMA-certificaat wordt als voorwaarde verbonden aan het verkrijgen en behouden van de speel-automatenhalvergunning. Het KEMA-certificaat garandeert een minimale kwaliteit op het gebied van onder andere beveiliging, personeel, het houden van toezicht, de keuring van speelautomaten en informatieverstrekking.
De VAN Speelautomaten Branche-organisatie, kortweg VAN genoemd, is sinds 1971 de branche-organisatie voor producenten, groothandelaren en exploitanten van speelautomaten in Nederland. De VAN heeft circa 214 leden. Samen vertegenwoordigen zij ruim 90% van de speelautomaten die in de Nederlandse markt uitstaan. De VAN rekent het tot haar taak om zich met hart en ziel in te zetten om de speelautomatenbranche positief te profileren.
Een belangrijk hulpmiddel hierbij is het werken aan een economisch en ethisch gezonde bedrijfsvoering van de individuele ondernemingen. De aangesloten exploitanten hanteren de voorschriften en kwaliteitsnormen die door de VAN zijn opgesteld: de VAN Ondernemerscode. Tevens heeft de VAN de “Criteria voor amsumentscentra” geaccepteerd als voorwaarden voor het verkrijgen van het “Certificaat Amusementscentra”. Gezien het voorgaande verbeteren het lidmaatschap van de VAN en het voldoen aan de eisen van het certificaat de economisch en ethisch gezonde bedrijfsvoering van een speelautomatenhal in Gouda. Dit biedt extra en betere bescherming van de openbare orde.
Ten opzichte van de oude verordening is het vereiste vervallen dat de exploitant zelf een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en fabrieken bij de vergunningaanvraag moet overleggen. De gemeente zal dit bewijs voortaan zelf online betrekken van de Kamer van Koophandel en de kosten doorberekenen in de leges.
De verklaring waaruit blijkt dat de exploitant gerechtvaardigd over de ruimte beschikt waarin de speelautomatenhal is gevestigd, is noodzakelijk in verband met de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). In dat kader wordt de hele organisatie, dus ook de huisvesting, beoordeeld. De vestigingsruimte speelt hierbij een wezenlijke rol, aangezien hieruit de financiering van de hal kan worden afgeleid.
Het aangeven van het aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten in de plattegrond, als bedoeld onder a, staat in verband met artikel 13 van het Speelautomatenbesluit. Het staat los van het in artikel 4, derde lid, onder c, van deze verordening bepaalde.
De vergunning wordt voor bepaalde tijd verleend. Op basis van onderdeel c. van het derde lid kunnen er voorschriften en beperkingen worden verbonden aan het aantal en type kansspelautomaten dat mag worden opgesteld. Bij de vaststelling van het aantal kan gewicht worden toegekend aan de plaats en de wijze van exploitatie. In een speelautomatenhal is het daarbij mogelijk productdifferentiatie in te voeren. Productdifferentiatie wil zeggen dat er andere (afwijkende) kansspelautomaten kunnen worden geplaatst dan in horeca-inrichtingen. De volgende automaten zijn toegestaan: meerspelers, kansspelautomaten met een gekoppeld jackpotsysteem, Pre-Nijpels-automaten, "Nijpels"-automaten.
Het is de bedoeling dat de aanvrager een evenwichtig en gespreid aanbod van speelautomaten (‘de ideale mix’) opstelt. Het Ministerie van Economische zaken, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn &Sport, de GGZ Nederland, de VNG en de VAN Speelautomaten Brancheorganisatie hebben de volgende richtlijn voor de ideale mix ontwikkeld voor een speelautomatenhal:
Toelichting op de richtlijn voor de “ ideale mix”
Het vereiste onder b. dient om een speelautomatenhal duidelijk van de openbare weg af voor een ieder herkenbaar te maken. Tevens om te voorkomen dat in een achteraf lokaal van een gebouw, waarin bij voorbeeld een horecabedrijf wordt uitgeoefend, een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd en deze automatenhal mede of uitsluitend via het andere bedrijf bereikbaar zou zijn. Ten aanzien van het vereiste onder c. is aansluiting gezocht met de regelgeving inzake de leeftijd van de beheerder in de Drank- en Horecawet.
Het criterium openbare orde is niet opgenomen in de verordening. De wet noemt dit criterium reeds in verband met de weigeringsgronden voor een aanwezigheidsvergunning van kansspelautomaten (artikel 30e van de wet). Ook ten aanzien van het zedelijk gedrag van de vergunningaanvrager, bedrijfsleiders en beheerders zijn bij of krachtens de wet (artikel 30d van de wet juncto artikel 4 Speelautomatenbesluit) regels gesteld die worden beoordeeld bij de aanvraag van de aanwezigheidsvergunning voor de aanwezigheid van de speelautomaten in de hal.
De strekking van de verordening is het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving van de hal. De jurisprudentie met betrekking tot artikel 30 van de wet geeft blijk dat bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een speelautomatenhal acht mag worden geslagen op de mogelijke gevolgen voor het leefklimaat. In het bepaalde onder e. komt tot uiting dat de vergunning dient te worden geweigerd, wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van (nog) een hal op ontoelaatbare wijze zal worden aangetast. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat, het winkelniveau aldaar en van de wijk waarin de speelautomatenhal is gelegen of zal komen te liggen. In de beoordeling van de aanvraag wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan betrokken.
Het is ook mogelijk om een vergunning te weigeren, wanneer er sprake is van een op ontoelaatbare wijze aantasten van het karakter van een (deel van) winkelstraat/-buurt/-centrum. Dit kan bij voorbeeld het geval zijn in een winkelstraat met winkels van een 'exclusief' karakter. Door de vestiging van een automatenhal zal er sprake (kunnen) zijn van een ontoelaatbaar spanningsveld, waardoor een te grote inbreuk mag worden gevreesd op de bestaande functie van de winkelstraat.
Onder f. is als weigeringsgrond opgenomen dat er geen sprake mag zijn van strijd met een geldend bestemmingsplan. Voor de toepassing van deze bepaling wordt handelen op grond van een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan beschouwd als handelen in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Doel van dit lid is de koppeling van de vereiste vergunning met het planologisch regime.
Vereist is dus niet dat de locatie waar vergunning voor wordt gevraagd is aangewezen als speelautomatenhal in het bestemmingsplan, maar dat een bestemmingsplan de vestiging niet mag uitsluiten. Op deze wijze wordt voorkomen dat op basis van deze verordening een vergunning moet worden verleend, terwijl later op grond van strijd met het bestemmingsplan tegen de vestiging moet worden opgetreden. Deze constructie is blijkens het KB van 2 januari 1980, AB 1980, 151, mogelijk. Zie ook ARRS 28 oktober 1983, AB 1984, 42.
Indien een exploitant de beheerder verliest, door overlijden of vertrek, behoeft de exploitant de bedrijfsuitoefening niet te staken, indien binnen de aangegeven termijn een nieuwe vergunning wordt aangevraagd. Het vervallen van de bestaande vergunning van rechtswege betekent dat belanghebbenden hiertegen geen bezwaar of beroep kunnen aantekenen, aangezien van een beschikking geen sprake is.
Onderbreking van de exploitatie voor een periode langer dan in de bepaling genoemd, behoeft niet in alle gevallen aanleiding te geven om de vergunning in te trekken. Gedacht kan bij voorbeeld worden aan een bijzonder langdurige verbouwing.
Het eerste lid van het artikel heeft tot doel aan de erfgenamen bij overlijden van een exploitant enige tijd te geven om zich te beraden over de al dan niet voortzetting van het bedrijf. Ingevolge het bepaalde in artikel 4, eerste lid, is de vergunning niet overdraagbaar en dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd door degene die de exploitatie voortzet. In afwachting hiervan behoeft de bedrijfsuitoefening niet te worden gestaakt, mits de aard van de inrichting en overige omstandigheden ongewijzigd blijven.
Bij wisseling van exploitant geldt eveneens dat de bedrijfsuitoefening niet behoeft te worden gestaakt gedurende de beslissingsperiode op een nieuwe aanvraag. Ook hier geldt als voorwaarde, evenals in het eerste lid, voor het voortzetten van de exploitatie dat de aard van de inrichting en de wijze van exploitatie ongewijzigd blijven.
De burgemeester is bij het verlenen van een aanwezigheidsvergunning aan de in dit artikel gestelde maxima gebonden. Zie voor nadere toelichting “2 Het aantal kansspelautomaten in hoog- en laagdrempelige inrichtingen en de speelautomatenhal” in de Algemene toelichting.
Dit artikel spreekt voor zich. Met betrekking tot de aanwezigheidsvergunning staan de strafbepalingen vermeld in artikel 31 van de wet. Dit betreft gedragingen in strijd met voorschriften vastgesteld bij of krachtens artikel 30b, eerste lid en 30d, eerste lid, tweede volzin van de wet.
Het college is bevoegd tot aanwijzing van de aanwijzen van toezichthouders. Er is daarbij sprake van:
De aanwijzingsbevoegdheid onder a. rust op artikel 30w, tweede lid van de wet. De aanwijzingsbevoegdheid vermeld onder b. vindt zijn grondslag in artikel 11 van deze verordening.
De verordening Speelautomaten, vastgesteld op 27 april 1987, is inmiddels onder andere als gevolg van gewijzigde landelijke regelgeving op een aantal punten verouderd en dient geactualiseerd te worden.