Organisatie | Wormerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | De Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren Wormerland 2009 |
Citeertitel | De Maatregelenverordening WIJ Wormerland 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | WIJ |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2013 | intrekking | 07-05-2013 Zaankanter, 22 Mei 2013 | - |
20-05-2010 | 01-10-2009 | 01-01-2013 | Onbekend | 02-03-2010 | Onbekend |
De raad van de gemeente Wormerland,
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Wormerland d.d. 9 februari 2010;
Gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, en de artikelen 12, eerste lid, onderdeel b en 41, eerste lid, van de Wet investeren in jongeren; Overwegende dat het noodzakelijk is het verlagen van uitkeringen van jongeren van 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar bij wijze van sanctie bij verordening te regelen;
Vast te stellen de Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren Wormerland 2009 inclusief de bijbehorende toelichting.
Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEPALINGEN
1.In deze verordening wordt verstaan onder:
benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als inkomensvoorziening, evenals de kosten die de gemeente maakt voor het ten onrechte toegekende en/of uitgevoerde werkleeraanbod op grond van de wet;
Onverminderd artikel 42 van de wet, verlaagt het college, overeenkomstig deze verordening, het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening, als de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, of de verordening zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a van de wet voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.
Artikel 3 Berekeningsgrondslag
De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassing zijnde WIJ-norm.
Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:
Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel
Onverminderd artikel 41, tweede lid, van de wet, ziet het college af van het opleggen van een maatregel als:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;
Artikel 8 Indeling in categorieën
Gedragingen van de jongere inhoudende het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 44 en 45 van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet tijdig inleveren van het periodiek in te leveren formulier (thans rechtmatigheidsformulier genoemd), ter vaststelling van het maandelijkse recht op inkomensvoorziening, waaronder mede dient te worden verstaan het niet ondertekenen van dat formulier of het niet bijvoegen van gevraagde specificaties omtrent inkomen of vermogen.
Artikel 9 De hoogte en duur van de maatregel
In afwijking van het eerste lid, onderdeel a kan van het opleggen van een maatregel worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Behalve als het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
In afwijking van het vorige lid kan de duur van de maatregel worden verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.
Artikel 10 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente
In afwijking van het eerste lid kan van het opleggen van een maatregel worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
In afwijking van het tweede lid kan de hoogte van de maatregel worden verdubbeld, als de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Artikel 11 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente
Artikel 12 Zeer ernstige misdragingen
Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.
In afwijking van het tweede lid kan een maatregel worden opgelegd van 100 procent van de WIJ-norm, als binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel als bedoeld in het eerste lid, is opgelegd, sprake is van een zelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Toelichting maatregelenverordeningg WIJ
Doelstelling van de Wet investeren in jongeren (WIJ) is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod vastgelegd. Het werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.
De WIJ biedt de gemeente de mogelijkheid om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren. Ook als de jongere een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft. De gemeente biedt jongeren in beginsel een werkleeraanbod aan. Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, als het werkleeraanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod enerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.
Aanvaardt de jongere het werkleeraanbod en is het inkomen ontoereikend, dan bestaat in beginsel recht op een inkomensvoorziening. Deze inkomensvoorziening volgt in grote lijnen de Wet werk en bijstand (WWB) voor wat betreft de voorwaarden die aan het recht zijn verbonden en de normering die geldt voor de hoogte van deze voorziening.
Evenals in de WWB geldt binnen de WIJ een stelsel van rechten en plichten. De gemeente is verplicht een werkleeraanbod en eventueel een inkomensvoorziening aan te bieden, de jongere is daartegenover verplicht zich te houden aan diverse verplichtingen. Worden deze verplichtingen geschonden, dan dient de inkomensvoorziening verlaagd te worden (artikel 41, eerste lid, WIJ). Die verlaging geschiedt conform de regels die in deze verordening zijn vastgelegd (artikel 12, eerste lid, onderdeel b, WIJ).
Artikel 1. Begripsomschrijving
Begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet investeren in jongeren.
In dit artikel is een aantal begrippen nader gedefinieerd om de leesbaarheid van de verordening te vergroten. Zo wordt in deze verordening meerdere malen de term ‘WIJ-norm’ gebruikt. Voor een goede toepassing van dit begrip, wordt in artikel 1 aangegeven wat onder dit begrip wordt verstaan.
In dit artikel is de hoofdregel neergelegd van deze verordening: het college dient een op te leggen maatregel af te stemmen op de individuele omstandigheden van de jongere en de mate van verwijtbaarheid.
Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen maatregel zal moeten nagaan of, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken jongere, afwijking van de hoogte en de duur van de voorgeschreven standaardmaatregel geboden is. Afwijking van de standaardmaatregel kan zowel een verzwaring als een matiging betekenen en kan zowel zijn gebaseerd op de ernst van de gedraging als de mate van verwijtbaarheid of de omstandigheden van de jongere afzonderlijk.
Dit betekent dat het college bij het beoordelen of een maatregel moet worden opgelegd, en zo ja welke, telkens de volgende drie stappen moet doorlopen:
De ernst van de gedraging komt tot uitdrukking in het standaardpercentage waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd.
Matiging van de opgelegde maatregel wegens persoonlijke omstandigheden kan bijvoorbeeld in de volgende gevallen aan de orde zijn:
Artikel 3. De berekeningsgrondslag
Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel
In dit artikel wordt aangegeven wat in het besluit in elk geval moet worden vermeld.
Artikel 5. Afzien van het opleggen van een maatregel
Naast de redenen genoemd in dit artikel waarin afgezien kan worden van het opleggen van een maatregel wordt verwezen naar artikel 41, tweede lid, WIJ waarin is vastgelegd dat van een maatregel wordt afgezien als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Daarnaast kan in plaats van het opleggen van een maatregel in een aantal situaties eerst een waarschuwing wordt gegeven.
Het opleggen van een maatregel vindt plaats door het verlagen van de WIJ-norm. Verlaging van de WIJ-norm kan in beginsel op twee manieren:
Deze laatste methode heeft de voorkeur. Een lik-op-stukbeleid, waarbij de straf zo kort mogelijk na het maatregelwaardige gedrag wordt toegepast.
De regeling voor de samenloop heeft betrekking op de schending van de verplichtingen genoemd in de wet (artikelen 44 en 45 WIJ). Als sprake is van één gedraging die als een schending van meerdere verplichtingen kan worden aangemerkt, dan dient voor het toepassen van de maatregel te worden uitgegaan van de verplichting waarop de zwaarste maatregel van toepassing is.
Is sprake van verschillende gedragingen (meerdaadse samenloop) dan dient voor iedere gedraging afzonderlijk het maatregelpercentage te worden berekend en gelijktijdig te worden opgelegd. Behalve als dit niet verantwoord is. Bijvoorbeeld omdat op grond van een individuele toets aan artikel 2, tweede lid matiging van de op te leggen maatregel noodzakelijk is.
Hoofdstuk 2 Het niet nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 44 en 45 van de wet
Artikel 8. De hoogte van de maatregel
Dit artikel richt zich op de voorwaarden verbonden aan het recht op een leerwerktraject en het recht op de inkomensvoorziening. De zwaarte van de toe te passen maatregelen is verdeeld in vier categorieën. De eerste categorie betreft maatregelwaardige gedraging die zich specifiek richt op het voldoen aan de verplichting om een volledig en correct ingevuld rechtmatigheidsformulier in te leveren.
De tweede categorie betreft de maatregelwaardige gedragingen, die het onderzoek of de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling frustreren, maar niet onmogelijk maken.
De maatregelen in de derde categorie worden belanghebbende zwaarder aangerekend, omdat het werkleeraanbod ernstig wordt belemmerd, onmogelijk wordt gemaakt of door de houding van belanghebbende kansen op re-integratie verloren gaan of zijn gegaan.
De vierde categorie betreft gedragingen waardoor de belanghebbende de kans loopt dat zijn arbeidsovereenkomst en/of werkleertraject beëindigd wordt of beëindigd is.
Artikel 9. De duur van de maatregel
Als binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarmee een eerdere maatregel is opgelegd sprake is van een herhaling van de verwijtbare gedraging, wordt de grotere mate van verwijtbaarheid tot uitdrukking gebracht in een verdubbeling van de duur van de maatregel.
Op basis van deze bepaling kan een recidivemaatregel slechts één keer worden toegepast. Als de jongere na een tweede verwijtbare gedraging wederom hetzelfde verwijtbaar gedrag vertoont, zal de hoogte en de duur van de maatregel individueel moeten worden vastgesteld, waarbij gekeken zal moeten worden naar de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de jongere. Het opleggen van een zwaardere maatregel staat dan op grond van artikel twee, tweede lid open.
Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht In dit hoofdstuk worden twee vormen van het niet nakomen van de informatieplicht onderscheiden:
het niet tijdig verstrekken van inlichtingen aan de gemeente. In deze situatie is artikel 40, eerste lid WIJ van toepassing. Het college kan in dat geval het recht op inkomensvoorziening opschorten en de jongere in de gelegenheid stellen binnen een door hem te stellen termijn het verzuim te herstellen. In dat geval kan ook een maatregel aan de orde zijn.
Artikel 44 WIJ: het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen aan de gemeente. Daardoor is het mogelijk dat er ten onrechte of een te hoog bedrag aan inkomensvoorziening is verstrekt of ten onrechte een werkleeraanbod is toegekend. Het is ook denkbaar dat het inlichtingenverzuim niet tot benadeling heeft geleid. In beide gevallen kan een maatregel aan de orde zijn.
Het kan ook voorkomen dat bepaalde gevraagde gegevens bij een aanvraag niet aan de gemeente worden verstrekt. In dat geval kan het college het recht op het werkleeraanbod en/of de inkomensvoorziening niet vaststellen.
Artikel 10. Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente
Als een jongere de voor het werkleeraanbod of de inkomensvoorziening van belang zijnde gegevens of gevorderde bewijsstukken niet op tijd verstrekt, schort het college het recht op inkomensvoorziening op (artikel 40, eerste lid, WIJ). Het college geeft de jongere vervolgens een termijn waarbinnen hij zijn verzuim kan herstellen (de hersteltermijn). Wordt de gevraagde informatie niet binnen de gestelde termijn aan de gemeente verstrekt, dan kan het college het besluit tot vaststelling van de inkomensvoorziening intrekken (artikel 40, vierde lid, tweede volzin, WIJ). Worden de gevraagde gegevens wél binnen de hersteltermijn verstrekt, wordt de inkomensvoorziening voortgezet, maar wordt tevens een maatregel opgelegd.
Dit artikel regelt de hoogte van de maatregel. Tevens wordt daarin de zogeheten 'nulfraude' geregeld: het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen, zonder dat deze gedraging gevolgen heeft voor het werkleeraanbod of de inkomensvoorziening. Een voorbeeld van nulfraude kan zijn het niet melden van een bankrekening met een zeer laag saldo.
Artikel 11. Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente
In artikel 44, eerste lid, WIJ is bepaald dat de jongere op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn werkleeraanbod of het recht op inkomensvoorziening.
De ernst van de gedraging komt tot uitdrukking in de hoogte van het benadelingsbedrag. Het benadelingsbedrag is het door de gemeente te veel betaalde bedrag aan inkomensvoorziening en de kosten van het werkleeraanbod.
Het opleggen van een sanctie in reactie op schending van de inlichtingenplicht is in beginsel een verantwoordelijkheid van de gemeente zelf. In de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude hebben de Procureurs-generaal richtlijnen gegeven onder welke omstandigheden ter zake van de aan de schending klevende strafrechtelijke delicten (veelal oplichting en valsheid in geschrifte) vervolging door het OM moet plaatsvinden. Uitgangspunt is het zogenaamde ‘una via’-beginsel. De jongere wordt hetzij door de gemeente, hetzij door de strafrechter gesanctioneerd. Niet door beide.
In het vijfde lid is vastgelegd dat van een maatregel wordt afgezien als inmiddels vervolging is ingesteld door het OM of als een schikking is getroffen. In dergelijke situaties is een maatregel niet meer opportuun.
Hoofdstuk 4. Zeer ernstige misdragingen
Artikel 12. Zeer ernstige misdragingen
Onder de term 'zeer ernstige misdragingen' kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel wordt beschouwd. Er kan alleen een maatregel worden opgelegd als er een verband staat tussen de ernstige gedraging en (mogelijke) belemmeringen voor de gemeente bij het vaststellen van het recht op een werkleeraanbod en/of een inkomensvoorziening. Daarom wordt in dit artikel bepaald dat de zeer ernstige misdragingen moeten hebben plaatsgevonden onder omstandigheden die rechtstreeks verband
houden met de uitvoering van de WIJ.
In artikel 41, eerste lid, WIJ wordt gesproken over “ het zich jegens het college zeer ernstig misdragen” . Dit betekent dat alleen (zeer) agressief gedrag tegenover leden van het college en hun ambtenaren aanleiding kan zijn voor het opleggen van een maatregel. Of dit ook “a contrario” betekent dat geen maatregel kan worden opgelegd als er sprake is van zeer ernstige misdragingen jegens externe uitvoerders van de WIJ, zoals het UWV Werkbedrijf, re-integratiebedrijven, opleidingsinstituten en dergelijke is niet duidelijk. De Centrale Raad van Beroep heeft zich daar tot dusver niet over uitgelaten. Het is in dat geval wellicht mogelijk om een maatregel op te leggen wegens het niet of onvoldoende gebruikmaken van een voorziening gericht op het niet of onvoldoende gebruik maken van een leerwerkaanbod (artikel 8 van de verordening).
Bij het vaststellen van de maatregel in de situatie dat de jongere zich ernstig heeft misdragen, zal evenzeer gekeken moeten worden naar de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de jongere. Wat betreft het vaststellen van de ernst van de gedraging, kunnen de volgende vormen van agressief gedrag in een oplopende reeks (steeds ernstiger) worden onderscheiden:
Voor het bepalen van de verwijtbaarheid van de misdraging zal gekeken moeten worden naar de omstandigheden waaronder de misdraging heeft plaatsgehad. In dit verband is het relevant een onderscheid te maken tussen instrumenteel geweld en frustratiegeweld. Van instrumenteel geweld is sprake als iemand het toepassen van geweld bewust gebruikt om een bepaal doel te bereiken, bijvoorbeeld het verkrijgen van een uitkering. Agressie die ontstaat door onmacht, ontevredenheid, onduidelijkheid en dergelijke kan worden aangeduid met frustratie agressie. De mate van verwijtbaarheid bij instrumenteel geweld is in beginsel groter dan bij frustratie geweld.
Het opleggen van een maatregel staat geheel los van het doen van aangifte bij de politie. Het college legt een maatregel op, terwijl de functionaris tegen wie de agressie zich richt, aangifte kan doen bij de politie.
In het vierde lid is vastgelegd dat evenals bij andere vormen van verwijtbaar gedrag soms een waarschuwing op zijn plaats kan zijn en gegeven kan worden.
In het vijfde lid komt evenals bij andere gedragingen tot uitdrukking dat recidive een reden kan zijn de maatregel te verhogen en/of te verlengen. Het is de wens van de wetgever om bij
herhaald zeer ernstige misdragingen de jongere (tijdelijk) uit te sluiten van een inkomensvoorziening. Daarom is bij recidive in beginsel een percentage van 100% van toepassing, gedurende de periode van uitsluiting van het werkleeraanbod. Er kan uiteraard ook gekozenworden voor een periode van een maand of enkele maanden. Wel geldt daarbij dat binnen
een maand de uitsluiting van het werkleeraanbod heroverwogen moet worden, vanwege degrote consequenties en gelet op het belang van duurzame arbeidsparticipatie.