Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling welzijn gemeente Nijkerk |
Citeertitel | Subsidieregeling welzijn gemeente Nijkerk |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Nadere regeling waarderingssubsidies (jaarlijks sinds 2005)
Nadere regeling incidentele subsidies (jaarlijks sinds 2007)
Beleidsregel reserves en voorzieningen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-04-2016 | 17-04-2019 | artikel 1, 2, 12, 14 | 19-04-2016 | 706306 | |
15-07-2004 | 26-04-2016 | art. 1-18 en toelichting | 06-07-2004 De Stad Nijkerk, 14-7-2004 | cbsl. 06-07-2004/30 | |
14-03-2002 | 15-07-2004 | nieuwe regeling | 03-04-2002 De Stad Nijkerk, 13-3-2002 | cbsl. 04-03-2002/16 |
(geconsolideerde versie, geldend vanaf 15 juli 2004)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk;
gelet op de Algemene subsidieverordening gemeente Nijkerk en Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
besluit vast te stellen de volgende Subsidieregeling welzijn gemeente Nijkerk
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Toepassingsgebied en soorten subsidie
Binnen de budgetten en de uitgangspunten van beleid, die voor de in het eerste lid genoemde werkvelden en producten zijn opgenomen in de vastgestelde productenraming en eventuele van toepassing zijnde vastgestelde beleidsnota’s, verstrekt het college jaarlijks subsidies in de vorm van budgetsubsidies, waarderingssubsidies, incidentele subsidies en projectsubsidies, met inachtneming van het bepaalde in of krachtens deze regeling.
HOOFDSTUK 2 Structurele subsidies
Artikel 6 Inhoud van de beschikking
De activiteiten, bedoeld in het eerste lid en de nadere voorschriften, bedoeld in het tweede lid, kunnen, in samenhang met en als aanvulling op een beschikking tot het verlenen van een budgetsubsidie, worden opgenomen in c.q. worden uitgewerkt in een met de instelling te sluiten overeenkomst. Het bepaalde in artikel 7 van de algemene subsidieverordening is daarbij van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Subsidie-verantwoording
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Op de subsidieverstrekking door de gemeente zijn de artikelen over besluiten, beschikkingen, beslistermijnen, subsidies en bezwaar en beroep van de Awb automatisch van toepassing. Over het algemeen bevordert het letterlijk overnemen van bepalingen uit de Awb de duidelijkheid niet. Wetswijzigingen zouden er dan toe kunnen leiden dat de gemeente ook de subsidieverordening moet wijzigen.
Dit betekent wel dat degene die belast is met de behandeling van subsidie-aanvragen niet alleen van de betreffende verordening en regeling op de hoogte moet zijn, maar ook van de Awb, speciaal Titel 4.2 “Subsidies”.
Hierin is onder andere opgenomen een definitie van het begrip ‘subsidie’, bepalingen over de subsidievaststelling en betaling en terugvordering van subsidies. Hieronder wordt kort ingegaan op enkele voor de gemeentelijke subsidiepraktijk relevante artikelen uit de Awb.
Artikel 4:21, eerste lid Awb beschrijft het begrip ‘subsidie’ als volgt: ‘de aanspraak op financiële middelen, door de gemeente verstrekt, met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten’.
De Awb maakt een onderscheid tussen twee beschikkingen: de beschikking tot subsidieverlening en de beschikking tot subsidievaststelling. Subsidieverstrekking is een juridisch niet gedefinieerd begrip dat zowel de subsidieverlening als de subsidievaststelling omvat.
Bij subsidieverlening ontstaat een voorlopige aanspraak op subsidie, bij subsidievaststelling ontstaat een definitieve aanspraak op subsidie. In beide gevallen is er sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid Awb: ‘een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling’, waartegen op grond van de Awb bezwaar en beroep mogelijk is.
In artikel 4:23 van de Awb is bepaald dat een bestuursorgaan slechts subsidie verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
Voor de meeste subsidies fungeert de betreffende subsidieregeling, bedoeld in artikel 2 van de algemene subsidieverordening, als juridische basis. De overige beslissingen omtrent subsidies zijn gebaseerd op artikel 8 van de algemene subsidieverordening.
Door het samenstel van algemene subsidieverordening en meerdere subsidieregelingen wordt bereikt dat alle beslissingen op aanvragen om subsidie gebaseerd zijn op een wettelijk voorschrift.
Van de uitzonderingen die artikel 4:23 van de Awb kent behoeft dan ook geen gebruik te worden gemaakt (incidentele subsidies voor ten hoogste vier jaren, en subsidies waarbij bedrag en subsidie-ontvanger in de begroting zijn vermeld).
Zowel de algemene subsidieverordening, vastgesteld door de raad, als de subsidieregelingen, vastgesteld door het college, hebben het karakter van “wettelijk voorschrift” als bedoeld in artikel 4:23 van de Awb. Het onderscheid tussen “subsidieverordening” en “subsidieregeling” heeft geen juridische betekenis, maar is ingegeven door de wens om onderscheid te maken tussen een door de raad vastgesteld wettelijk voorschrift (hier verordening genoemd) en een door het college vastgesteld wettelijk voorschrift (hier voorzien van de naam regeling).
De subsidiebepalingen van de Awb zijn gelijkelijk van toepassing op de algemene subsidieverordening en de subsidieregelingen.
In de algemene subsidieverordening is de facultatieve mogelijkheid opgenomen om een subsidieplafond op grond van artikel 4:25 Awb in te stellen. Indien het college daarvan gebruik wil maken zal het subsidieplafond jaarlijks door het college (in de praktijk meestal na vaststelling van de begroting) bekendgemaakt moeten worden, daarbij aangevende welk verdeelcriterium wordt gehanteerd.
Het toepassen van een subsidieplafond is één van de manieren om het budget beheersbaar te houden.
Een andere mogelijkheid is om de subsidieaanvragen te laten indienen vóórdat de gemeentebegroting wordt vastgesteld, en de beslissing tot toekenning te nemen na vaststelling van de begroting.
Tenslotte voorziet de Awb in de mogelijkheid om in de beschikking tot subsidieverlening een zogenaamd begrotingsvoorbehoud op te nemen. Dit is met name van belang bij meerjarige subsidies.
Op grond van artikel 4:49 en 4:57 Awb, heeft de gemeente de bevoegdheid om de subsidievaststelling in te trekken of ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen.
Na het moment van subsidievaststelling kunnen de gronden voor intrekking van de subsidie zijn dat de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of dat de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Deze verplichtingen kunnen zijn opgelegd op grond van artikel 4:37 en 4:38 Awb. De intrekking of wijziging van de subsidie werkt terug tot het moment van subsidievaststelling, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald (artikel 4:49 Awb). In artikel 4:57 van de Awb, is de bevoegdheid van de gemeente vastgelegd om onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terug te vorderen. De gemeente hoeft daarom de bevoegdheid tot terugvorderen niet nogmaals vast te leggen in deze verordening.
In de artikelen 4:23, vierde lid, en 4:24 van de Awb, zijn voorschriften opgenomen over de verslaglegging en verantwoording van de subsidieverstrekking. Het college dient aan deze bepalingen invulling te geven, zodat de raad de werking van het subsidiebeleid kan controleren.
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Met ingang van het begrotingsjaar 2005 wordt de categorie structurele subsidies onderverdeeld in budgetsubsidies en waarderingssubsidies, elk met een eigen procedure.
Dit zijn de grotere subsidies (in het algemeen meer dan € 15.000 per jaar) die worden toegekend aan instellingen die activiteiten verrichten ter uitvoering van door de gemeente gestelde beleidsdoelen.
Over een aanvraag om budgetsubsidie wordt onderhandeld tussen de instelling en het college. Naar aanleiding van deze onderhandelingen wordt het benodigde bedrag in de gemeentebegroting opgenomen.
Dit zijn de kleinere subsidies (in het algemeen minder dan € 15.000 per jaar) die worden toegekend aan instellingen die een bijdrage leveren aan de door de gemeente gestelde beleidsdoelen. Voor waarderingssubsidies worden jaarlijks normbedragen per werksoort vastgesteld, passend binnen een van tevoren bepaald budget.
Met ingang van het begrotingsjaar 2005 wordt de categorie niet-structurele subsidies ingevoerd, onderverdeeld in incidentele subsidies en projectsubsidies, elk met een eigen procedure.
Dit zijn de eenmalige subsidies voor kortdurende activiteiten die zich binnen een jaar afspelen.
Dit zijn tijdelijke subsidies voor nieuwe of vernieuwende activiteiten in een bepaalde periode, van maximaal vier jaar.
Onder activiteiten worden ook prestaties begrepen. De VNG-publicatie over het hoofdstuk Subsidies in de Awb vermeldt daarover het volgende.
In de definitie van het subsidiebegrip in artikel 4:21, eerste lid, van de Awb komt het begrip prestaties niet voor. Inmiddels zijn er veel gemeenten die instellingen subsidiëren op grond van te leveren prestaties. Het stellen van prestatie-eisen is ook onder de Awb mogelijk. De subsidieverlener heeft de bevoegdheid aan de subsidieontvanger verplichtingen op te leggen met betrekking tot onder meer de aard en de omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt. Ook kan het bestuursorgaan andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Onder deze noemer kunnen de prestaties vallen.
(Zie ook paragraaf 5.5.2.5 van de betreffende publicatie “Verplichtingen van de subsidieontvanger”)
Als voorbeeld van hoe dit werkt geldt de gemeentelijke subsidie aan de bibliotheek op basis van het aantal openingsuren (activiteit) en het aantal uitleningen (prestatie). Blijkt de bibliotheek wel de openingsuren te realiseren maar niet het aantal uitleningen te halen, dan is het mogelijk dat de subsidie op een lager bedrag wordt vastgesteld. Voorwaarde is dat van tevoren goed moet zijn vastgelegd op grond van welke indicatoren de bibliotheek wordt afgerekend.
(Zie ook paragraaf 5.8 van de betreffende publicatie “Intrekken en wijzigen van subsidies”)
De verwijzing in deze definitie naar het begrip ‘algemeen belang’ moet niet te zwaar worden opgevat. Waar het om gaat is dat op voorhand duidelijk is dat aanvragers die uitsluitend particuliere belangen dienen, bijvoorbeeld een gezelligheidsvereniging of een commerciële organisatie, niet voor subsidie in aanmerking komen.
De definitie laat de mogelijkheid open om aanvragers die zowel particuliere als algemene belangen dienen wel voor subsidie in aanmerking te laten komen. Als voorbeeld kan dienen de subsidie aan een sportvereniging; er is daarbij sprake van een algemeen belang (het stimuleren van beweging als bijdrage aan de volksgezondheid) naast de particuliere belangen van de deelnemers. Als een instelling weliswaar een algemeen belang dient, maar ook activiteiten ontplooit die een commercieel doel of belang dienen, het karakter hebben van een specifiek godsdienstige of politieke bijeenkomst of als een besloten feest zijn aan te merken, komen dergelijke activiteiten niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 2 Toepassingsgebied en soorten subsidie
Dit artikel noemt de werksoorten en de (sub)producten uit de productenraming, waarvoor binnen het kader van de subsidieregeling welzijn, subsidies verstrekt kunnen worden. Daarbij is de relatie aangegeven met de programmabegroting.
Een herstructurering van de producten, als onderdeel van de productenraming, is denkbaar. Dit zal worden bezien bij de voorbereiding van de productenraming 2005. Eventuele gevolgen voor de tekst van artikel 2 worden meegenomen in een volgende wijziging van de subsidieregeling welzijn gemeente Nijkerk.
Een nadere regeling is een uitwerking van de subsidieregeling met dezelfde “juridische hardheid” als de subsidieregeling zelf. Het gaat in beide gevallen om algemeen verbindende voorschriften, ofwel voorschriften die voor de aanvrager en het college bindend zijn.
Dit in tegenstelling tot een beleidsregel, waarbij telkens moet worden afgewogen of er sprake is van bijzondere omstandigheden die leiden tot een afwijking in de toepassing ten gunste van de aanvrager.
HOOFDSTUK 2 Structurele subsidies
Een overzicht van de procedures van aanvraag en behandeling van structurele en incidentele subsidies is als bijlage bij deze toelichting opgenomen (Procedureschema subsidieaanvragen).
De meeste aanvragers beschikken nog over een ‘exploitatiebegroting’. Omdat het de bedoeling is om niet langer de exploitatie te subsidiëren, maar subsidie te verstrekken ten behoeve van omschreven activiteiten en prestaties, is het gewenst dat met name de grotere instellingen een productbegroting opstellen. In het overleg met de aanvragers wordt daar naar toegewerkt.
Het is ook mogelijk dat de betreffende informatie het eerste jaar nog niet of niet volledig beschikbaar was, bijvoorbeeld bij een stichting ‘in oprichting’.
De raad stelt conform de Gemeentewet de productbegroting vast vóór 15 november voorafgaand aan het begrotingsjaar.
De periode van 15 november tot 1 januari is voldoende voor het college c.q. de behandelende afdeling om de nodige beschikkingen te maken en te verzenden. Indien de productbegroting om wat voor reden dan ook niet tijdig wordt vastgesteld ontstaat een bijzondere situatie. Er kunnen dan geen subsidies worden vastgesteld, maar alleen worden verleend. De reden daarvoor is dat alleen in een beschikking tot subsidieverlening een begrotingsvoorbehoud kan worden opgenomen.
Dit artikel geeft de mogelijkheid om de wijze van subsidieverlening af te stemmen op de omvang en het karakter van de subsidie-aanvraag.
Een subsidietoekenning kan de vorm hebben van een beschikking tot het vaststellen van subsidie zonder voorafgaande subsidieverlening. Hiervan zal sprake zijn wanneer er van gemeentewege weinig behoefte is om de besteding van de subsidie te toetsen. Een beperkte vorm van toetsing is overigens altijd mogelijk, zie daarvoor artikel 13, tweede lid, en artikel 14, tweede lid, van deze subsidieregeling.
Bij subsidietoekenning door middel van een beschikking tot het verlenen van subsidie wordt deze, na afloop van het subsidiejaar, gevolgd door een beschikking tot het vaststellen van subsidie. Zo lang de subsidie niet is vastgesteld kan deze ook worden gewijzigd of ingetrokken. De betreffende procedures zijn geregeld in de artikelen 4:42 tot en met 4:51 van de Awb.
Zie ook de toelichting bij artikel 13 van deze subsidieregeling.
Bij meerjarige subsidies, die om meerdere redenen de voorkeur verdienen, dient altijd de methode van subsidieverlening, gevolgd door subsidievaststelling, te worden gehanteerd. Zou dit niet gebeuren, dan zou het college meerjarige definitieve financiële verplichtingen aan kunnen gaan, hetgeen kan worden beschouwd als een inbreuk op het budgetrecht van de raad. Daarom dient in de beschikking tot het verlenen van subsidie, met name voor het tweede en de volgende jaren, het begrotingsvoorbehoud te worden opgenomen als bedoeld in artikel 6, zesde lid, van deze subsidieregeling.
In artikel 5, onder a, van de algemene subsidieverordening is een bepaling opgenomen die er - kort gezegd - op neer komt dat het college geen ‘open einde regeling’ mag creëren.
Dit wordt voor wat betreft de structurele subsidies bereikt door het opnemen van de bepaling dat de subsidie wordt geweigerd indien de hiervoor benodigde gelden niet in de gemeentebegroting zijn opgenomen.
Het feit dat een instelling beschikt over financiële reserves betekent niet automatisch dat zij niet voor subsidie in aanmerking komt. Om te kunnen bepalen of een instelling in een dergelijke situatie aanspraak heeft op subsidie moet er een relatie worden gelegd tussen de hoogte van de reserves en de doeleinden waartoe deze zijn gevormd. Reservevorming is dus toegestaan, maar onder voorwaarden. Het college zal deze voorwaarden vaststellen in de vorm van een beleidsregel als bedoeld in Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarbij zullen de volgende uitgangspunten voorop staan:
De weigeringsgronden waarnaar wordt verwezen luiden als volgt:
Het college weigert de verstrekking van subsidie indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:
Daarnaast gelden standaard ook de weigeringsgronden die zijn vermeld in artikel 4:35 van de Awb. Zie daarvoor de betreffende wettekst.
Artikel 6 Inhoud van de beschikking
De hier bedoelde activiteiten zullen in het algemeen gericht zijn op prestaties. De nadere voorschriften kunnen zowel betrekking hebben op activiteiten als op prestaties. Zie ook de toelichting op artikel 1 ‘activiteit’.
De Awb stelt in de artikelen 4:37 tot en met 4:39 beperkingen aan de verplichtingen die aan de subsidie-ontvanger kunnen worden opgelegd. Zie de betreffende wettekst. In grote lijnen komt het er op neer dat er verplichtingen kunnen worden opgelegd die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie of op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.
De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt. Dit kan in de vorm van een nadere beschikking of in een overeenkomst met de aanvrager. Ook de aan de subsidie te verbinden verplichtingen kunnen in een dergelijke overeenkomst worden opgenomen.
In de praktijk zal van deze mogelijkheid in de toekomst hooguit bij enkele grote instellingen gebruik worden gemaakt.
Deze bepaling maakt het mogelijk voor de betaling een andere regeling te kiezen dan de standaardregeling in de wet. Die gaat uit van betaling binnen vier weken na vaststelling. Het kan verstandig zijn hiervan af te wijken en bijvoorbeeld pas te betalen nadat met de activiteiten een begin is gemaakt.
Afdeling 4.2.8 van de Awb bevat een uitgewerkte regeling voor ‘Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen’. Dit gedeelte is gericht op grotere organisaties die reeds om andere redenen over een professionele administratie beschikken. De eisen die Afdeling 4.2.8. stelt sluiten daarbij aan.
Volgens de eerder aangehaalde VNG-publicatie is Afdeling 4.2.8 het beste te vergelijken met een gemeentelijke verordening budgetsubsidiëring. De subsidieregeling geeft het college de bevoegdheid deze afdeling van de Awb indien gewenst geheel of gedeeltelijk van toepassing te verklaren.
HOOFDSTUK 3 Niet-structurele subsidies
Artikel 7 Subsidieplafond en verdeelmaatstaf
Dit artikel is van toepassing op de pot voor incidentele subsidies die al geruime tijd bestaat en op projectsubsidies die worden betaald uit de zgn. flexibele budgetten, zoals voor Kunst en Cultuur en Sportstimulering. De flexibele budgetten hebben een tijdelijk karakter. In de toekomst kunnen er voor andere doeleinden of projecten middelen beschikbaar worden gesteld. Dit is moeilijk in een subsidieregeling vast te leggen. Daarom is gekozen voor de oplossing dat het collegen een en ander opneemt in de nadere regeling, die jarlijks wordt vastgesteld of gewijzigd.
Als verdeelmaatstaf kunnen inhoudelijke criteria worden gehanteerd, bijvoorbeeld of een bepaalde activiteit vernieuwend is. In dat geval zal een systeem gehanteerd worden dat de aanvragen vóór een bepaalde datum moeten worden ingediend, waarna toetsing en beoordeling plaatsvindt aan de hand van de criteria.
Deze bepalingen spreken voor zich.
2.Zie over het onderwerp verlenen of vaststellen van subsidie de toelichting bij artikel 4.
In artikel 5, onder a, van de algemene subsidieverordening is een bepaling opgenomen die er - kort gezegd - op neer komt dat het college geen ‘open einde regeling’ mag creëren. Dit wordt voor wat betreft de niet-structurele welzijnssubsidies bereikt door het toepassen van een of meerdere subsidieplafonds als bedoeld in artikel 4:25 van de Awb.
Artikel 11 Inhoud van de beschikking
Zie de toelichting op artikel 6.
HOOFDSTUK 4 Subsidie-verantwoording
Met een verantwoording van de activiteiten wordt bedoeld een verantwoording van de uitgevoerde activiteiten waartoe ook kan behoren een overzicht van de prestaties. Het is mogelijk dit te combineren met het jaarverslag.
Het vastleggen in de subsidieregeling van een grensbedrag waarboven een accountantsverklaring wordt geëist is niet gewenst, omdat er redenen kunnen zijn een dergelijke verklaring ook bij een lager bedrag te eisen. Dit zal per subsidie-aanvraag worden bezien en zo nodig in de beschikking worden vastgelegd.
Artikel 13 Toetsing van de verantwoording van structurele subsidies
Deze procedure geeft invulling aan afd. 4.2.5. van de Awb. De subsidie kan - mede afhankelijk van wat daarover in de beschikking tot verlening is bepaald - eventueel op een lager bedrag of op ‘nihil’ worden vastgesteld.
Een subsidie die is toegekend door middel van een beschikking tot vaststelling zonder voorafgaande verlening kan - mede afhankelijk van wat daarover in de beschikking tot vaststelling is bepaald - eventueel worden herzien. De herziening kan eventueel leiden tot een lager vastgesteld subsidiebedrag of tot intrekking van de subsidie.
Indien er reeds subsidiebedragen zijn uitbetaald, al dan niet bij wijze van voorschot, en er volgt dan een beschikking tot vaststelling van de subsidie op een lager bedrag of tot intrekking, ontstaat een situatie dat de reeds betaalde bedragen kunnen worden aangemerkt als ‘onverschuldigd betaalde subsidiebedragen’.
Artikel 4:57 voorziet in de mogelijkheid van terugvordering van dergelijke bedragen.
Van deze mogelijkheid kan gebruik worden gemaakt indien ook het bestuursorgaan bij het nemen van de voorafgaande beschikkingen de betreffende wetsartikelen consequent heeft toegepast.
Artikel 14 Toetsing van de verantwoording van niet-structurele subsidies
Zie de toelichting op het vorige artikel.
HOOFDSTUK 5 Overige bepalingen
De in dit artikel opgenomen verplichtingen treden in werking indien zij in de subsidiebeschikking worden opgenomen, c.q. indien in de subsidiebeschikking naar deze bepalingen wordt verwezen.
Artikel 16 Bijzondere gevallen
Het gaat om situaties waarin de subsidieregeling niet voorziet, maar wel binnen de kaders en doelstellingen van de regeling.
De subsidieregeling welzijn treedt begin maart in werking, na de inwerkingtreding van de algemene subsidieverordening. De regeling zal van toepassing zijn op de subsidie-aanvragen voor 2003, die uiterlijk 1 mei 2002 moeten worden ingediend.