Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling onderhoud monumenten 2001 |
Citeertitel | Subsidieregeling onderhoud monumenten 2001 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-01-2007 | intrekking | 12-12-2006 De Stad Nijkerk, 20-12-2006 | Rvs. 12-12-2006/6 | |
01-01-2002 | 01-01-2007 | nieuwe regeling | 20-12-2001 De Stad Nijkerk, 19-12-2001 | Rvs. 2001-094 A |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Het College van Burgemeester en wethouders kent op grond van deze regeling subsidie toe in de kosten van onderhoud van monumenten ten behoeve van het behoud van het karakteristieke aanzien van stad, dorp en landschap in de gemeente Nijkerk.
Het subsidie als bedoeld in artikel 2 kan uitsluitend worden verstrekt aan de natuurlijke of de rechtspersonen die krachtens enig zakelijk of duurzaam persoonlijk recht het genot heeft van een monument.
Onverminderd het bepaalde in de voorgaande artikelen kan het subsidie in de kosten van onderhoud uitsluitend worden verstrekt indien het monument, waaraan de werkzaamheden worden verricht naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
De aanvrager van subsidie dient een door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige of deskundige instantie of ambtena(a)r(en) in dienst van de gemeente Nijkerk desgewenst de gelegenheid te bieden het monument en de wijze waarop de gesubsidieerde activiteiten worden of zijn uitgevoerd te inspecteren.
Artikel 9 Subsidiabele onderhoudswerkzaamheden en -kosten
DE AANVRAAGPROCEDURE EN -VOORSCHRIFTEN
Indien toepassing is gegeven aan het vierde lid en de aanvrager niet binnen de in het vijfde lid bedoelde termijn van 2 weken de ontbrekende gegevens heeft overgelegd, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen met ingang van de dag, volgend op de laatste dag van de in dat lid bedoelde termijn van 2 weken tenzij terzake een ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 21 van deze regeling.
Artikel 14 Onafhankelijk deskundig advies
Onverminderd het bepaalde in artikel 14 wordt op een aanvraag, ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders een advies hebben gevraagd niet beslist dan nadat de betreffende deskundige of deskundige instantie gedurende 8 weken in de gelegenheid is gesteld haar gevoelens hieromtrent kenbaar te maken.
Artikel 15 Melding en uitvoeringstermijn
Om in aanmerking te komen voor verlening van subsidie mag met de uitvoering van de restauratie, de conserveringswerkzaamheden of het haalbaarheidsonderzoek niet worden begonnen, dan nadat deze subsidie is verleend en voor zover voor de werkzaamheden een vergunning ingevolge de vastgestelde gemeentelijke monumentenverordening is vereist, deze vergunning door burgemeester en wethouders is afgegeven.
Artikel 16 Wijze van uitvoering
Het College van Burgemeester en wethouders kan - naast de bij de subsidieverlening van toepassing verklaarde bepalingen uit de provinciale "Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van onderhoud en restauratie van monumenten"- aanwijzingen geven met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve waarvan subsidie is verleend.
SUBSIDIEVASTSTELLING EN -UITBETALING
Artikel 17 Naleving uitvoeringsvoorschriften/ gereedmelding
Het subsidie kan uitsluitend overeenkomstig het verleende subsidie worden vastgesteld als de wijze waarop de onderhoud is uitgevoerd, heeft plaatsgevonden overeenkomstig de subsidieverlening en de van toepassing verklaarde provinciale "Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van restauratie en onderhoud van monumenten 1997" en aanvullende aanwijzingen, bedoeld in artikel 15, tweede lid.
Ter vaststelling van het subsidie voor onderhoud wordt binnen 4 maanden na de feitelijke beëindiging van de werkzaamheden aan het College van Burgemeester en wethouders overgelegd:
indien de betaalbewijzen mede betrekking hebben op kosten van personeel dat in loondienst is bij het bedrijf van aanvrager dan wel op door de aanvrager in loondienst genomen personeel voor het uitvoeren van de restauratiewerkzaamheden, of op door de aanvrager ten behoeve van zijn bedrijf verrichte arbeid, een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt hoeveel arbeidstijd en voor welk bedrag door dat personeel of de aanvrager aan die restauratiewerkzaamheden is besteed, alsmede de wijze waarop deze kosten zijn voldaan;
Bij de vaststelling van het subsidie worden in ieder geval niet als subsidiabele kosten aangemerkt de kosten die uitgaan boven de raming van het totaal aan subsidiabel geachte kosten in de begroting, die aan de subsidieverlening ten grondslag heeft gelegen. Meer- en minderwerk voor uitgevoerde werkzaamheden, mits subsidiabel geacht, kunnen binnen dit totaal met elkaar worden verrekend.
Artikel 19 Wijziging/intrekking subsidievaststelling / Terugvordering subsidie
Indien een aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt of de in deze regeling vastgestelde voorschriften niet nakomt, kunnen burgemeester en wethouders de eerder ten behoeve van een subsidie krachtens deze regeling vastgestelde beschikking wijzigen en uitbetaalde subsidie terugvorderen.
Artikel 20 Ontheffing en bijzondere voorschriften.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen:
Artikel 21 Machtiging tot betreden van ruimten en plaatsen ( niet zijnde woningen)
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze regeling dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.
Monumenten kunnen uit hoofd- en bijgebouwen en andere aanhorigheden bestaan of een samengesteld geheel van aparte onderdelen betreffen.
Tot de bijgebouwen en andere aanhorigheden worden gerekend koetshuizen, pompen, hekken, hooibergen, schuren, bakhuisjes etc.
Bij interieuronderdelen kan worden gedacht aan: schouwen, balustrades, trappen, plafonds (in stuc of hout), schilderingen, vloeren, portalen etc.
In het kader van deze regeling mogen bij de onderhoudskosten de kosten van zelfstandige onderdelen van het monument in de subsidieaanvraag voor het hoofdobject (mede) opgenomen zijn.
De redengevende omschrijving in de gemeentelijke monumentenlijst is in dat geval bepalend, dat wil zeggen, dat of een onderdeel tot het hoofdobject behoort uit de omschrijving moet zijn af te leiden.
Deze regeling is van toepassing zowel op objecten, die zijn opgenomen in het rijksmonumentenregister en de gemeentelijke monumentenlijst en op objecten, waartoe -ingevolge het gemeentelijke beleid - het voornemen bestaat deze in te schrijven op de gemeentelijke lijst. Een voorgenomen inschrijving wordt zowel van rijks- als provinciewege niet acceptabel geacht voor de verstrekking van onderhoudssubsidie. Conform de gemeentelijke praktijk komen ook rijksmonumenten in aanmerking voor een gemeentelijk onderhoudssubsidie.
De begripsomschrijving van “onderhoud” is zodanig geformuleerd, dat daaronder zowel begrepen kunnen worden de werkzaamheden, die erop gericht zijn de bouwkundige staat van een monument op peil te houden als de werkzaamheden, die worden uitgevoerd om de orgels bespeelbaar te houden. (zie hiervoor artikel 10, lid 1 onder q).
In artikel 10 wordt per categorie aangegeven welke werkzaamheden als onderhoudswerkzaamheden worden aangemerkt. Voorschriften voor de uitvoering van onderhoud, die tot doel (kunnen) hebben de monumentale waarde van het object te waarborgen zijn geregeld in de uitvoeringsvoorschriften.
Onder meer in het geval, dat door verstrekking van het subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden dient de aangevraagde subsidie te worden geweigerd (art.4-:25, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht). Ook al heeft een eigenaar voldaan aan alle eisen van de regeling dan nog ontvangt hij geen subsidie indien er geen gelden (meer) ter beschikking staan voor de onderhavige regeling. De uitkering vindt dan plaats in het daaropvolgende jaar.
De aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst volgens het principe "wie het eerst komt, die het eerst maalt".
Artikel 5: uitsluitingen van subsidie
Onderdeel c: vestigingsvergunning bedrijven
In de Vestigingswet en hierop gebaseerde Vestigingsbesluiten wordt bepaald, dat het verboden is het aannemersbedrijf, schildersbedrijf, rietdekkersbedrijf etc. uit te oefenen zonder vergunning van de Kamer van Koophandel en Fabrieken.
Voor het verkrijgen van een vergunning moet worden voldaan aan eisen van handelskennis en vakbekwaamheid. In relatie tot de in het kader van deze regeling uit te voeren onderhoudswerkzaamheden wordt hiermee de basis gelegd voor een goede kwaliteit van deze werkzaamheden alsmede een correcte bedrijfsvoering.
Artikel 6: criteria monumenten
Gebruikelijk is een periode van 50 jaar te hanteren. Om evenwel ook subsidiëring van monumenten uit de zogenaamde wederopbouw van Nederland mogelijk te maken (een periode die cultuurhistorisch steeds belangrijker wordt) is gekozen voor een criterium van 40 jaar.
Dit onderdeel geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om geen subsidie te verlenen aan onderhoud van monumenten met een (zeer) geringe cultuurhistorische betekenis, zelfs indien deze monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst staan vermeld.
Bij de bepaling van de cultuurhistorische betekenis van een monument zal worden gelet op:
Gaafheid Verkeert het object nog in "oorspronkelijke staat"?. Deze vraag dient dynamisch te worden opgevat. Een monument is in de regel samengesteld uit verschillende stijlen en vormelementen die de neerslag vormen van dynamische, maatschappelijke processen uit achtereenvolgende episodes. Deze zijn voor de bepaling van de cultuurhistorische betekenis van een monument van essentieel belang. Dit impliceert, dat ook latere toevoegingen van recente datum alsmede nieuwe bij de restauratie te realiseren toevoegingen bij de bepaling van de cultuurhistorische waarde betrokken kunnen worden.
Bij onderhoud kan, in het geval dat een bouwkundige staat van het monument dusdanig slecht een subsidieverzoek afwijzend worden beslist. Hiermee wordt voorkomen, dat onderhoudssubsidies niet "verspild" worden aan monumenten, die in zo'n slechte staat verkeren dat het doel van het subsidie ("instandhouding van het monument") toch niet meer gerealiseerd kan worden.
Voorts kan op grond van dit onderdeel een subsidieverzoek worden afgewezen indien nog geen onderhoud noodzakelijk was vanwege de goede staat van onderhoud van het monument in kwestie (het voorgaande moet onder meer blijken uit het over te leggen inspectierapport).
Ook achterstallig onderhoud kan in beginsel voor subsidie in aanmerking komen. Het is echter niet de bedoeling door middel van subsidiëring van het onderhoud te subsidiëren in de kosten van "restauratie" van een monument.
Artikel 9: subsidiabele onderhoudswerkzaamheden en kosten van onderhoud
De subsidiabele onderhoudswerkzaamheden en de met de uitvoering daarvan gemoeid zijnde subsidiabele kosten zijn afgestemd op de provinciale “Subsidieverordening Monumentenfonds Gelderland 1997 “ (met toelichting) waarnaar - kortheidshalve - wordt verwezen.
Lid 1: subsidiabele onderhoudswerkzaamheden
Deze werkzaamheden kunnen ook betrekking hebben op zwakke plekken van de binnenzijde buitenmuur als gevolg van externe oorzaken, zoals bijvoorbeeld lekkage.
Deze werkzaamheden kunnen ook betrekking hebben op het interieur wanneer het uit preventief oogpunt noodzakelijk wordt geacht het hele pand te behandelen.
Met name kan hierbij worden gedacht aan torenuurwerken, specifieke technische installaties in monumenten van bedrijf en techniek, die vanwege hun aard als bijzondere elementen kunnen worden aangemerkt; vervolgens elementen van landschapsstoffering van bouwkundige aard, historische bestratingen en interieuronderdelen van monumentale waarde (schouwen e.d.)
Lid 2: subsidiabele onderhoudskosten
Voor wat betreft een uiteenzetting van de directe en indirecte kosten en BTW over de uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden wordt kortheidshalve verwezen naar de vermelde provinciale Subsidieverordening.
Artikel 10, lid 2, onderdeel c: bij subsidieaanvraag in te dienen bescheiden
Bij een andere onafhankelijke deskundige of onafhankelijk deskundige instelling die een model-inspectierapport kan uitbrengen kan tevens worden gedacht aan de Monumentenwacht, een niet bij het project betrokken zelfstandig gevestigde architect of architectenbureau, deskundig op het terrein van de monumentenzorg.
Van gemeentewege wordt ook bij de kosten van schilderwerk als bedoeld in artikel 10, eerste lid onderdeel a - conform de tot dusverre gehanteerde regeling – een ondergrens van € 680 gehanteerd.
Artikel 13: (subsidieverlening) beschikkingstermijn
Indien niet alle over te leggen bescheiden, als bedoeld in artikel 11, derde en vierde lid zich bij de aanvraag bevinden telt de periode van 12 weken na ontvangst van de laatst ontbrekende bescheiden. De aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst.
Naast de met de voorbereiding van beschikkingen verband houdende artikelen, zoals art. 4:5 (aanvulling ontbrekende gegevens) zijn de artikelen 4:29 tot en met 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 17: (subsidievaststelling) naleving uitvoeringsvoorschriften / gereedmelding
Indien in belangrijke of overwegende mate niet is voldaan aan de van toepassing verklaarde op 7 januari 1997 door het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgestelde "Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van restauratie en onderhoud van monumenten 1997", kan tot intrekking van het subsidie worden overgegaan.
Op de subsidievaststelling zijn van toepassing de artikelen 4:42 tot en met 4:47 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 19: terugvordering en intrekking subsidie