Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Achtkarspelen

Re-integratie- en Participatieverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAchtkarspelen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratie- en Participatieverordening
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-07-2015Onbekend

07-03-2013

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratie- en Participatieverordening

De Re-integratie- en Participatieverordening 2013

 

Gemeente Achtkarspelen

Re-integratie- en Participatieverordening2013

Dienst Werk en Inkomen “De Wâlden”

Januari 2013

GemeenteAchtkarspelen

de Raad van de gemeente Achtkarspelen;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. @, met overneming van de daarin vermelde motieven,

gelet op:

  • -

    artikel 149, eerste lid, van de Gemeentewet;

  • -

    de artikelen 7 en 8, eerste lid onder a, van de Wet werk en bijstand;

  • -

    de artikelen 34, 35, eerste lid, onder a, en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers;

  • -

    de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimis-steun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke reïntegratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004).

besluit

vast te stellen:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze;

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen;

    • c.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen;

    • d.

      ondersteuning: het geheel van activiteiten en in te zetten instrumenten, al dan niet onderdeel uitmakend van een overeenkomst of plan van aanpak, dat bijdraagt aan de bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt dan wel aan het leveren van een tegenprestatie;

    • e.

      tegenprestatie: naar vermogen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. De tegenprestatie heeft een kortdurend karakter, zowel qua tijd als duur.

    • f.

      voorliggende voorziening: de voorziening als bedoeld in artikel 5, sub e, WWB;

    • g.

      uitkeringsgerechtigde: de personen in de leeftijd van 18 jaar of ouder maar jonger dan de leeftijd waarop het recht op AOW ontstaat genoemd in artikel 10, eerste en tweede lid WWB en artikel 5, eerste lid IOAW;

    • h.

      startkwalificatie: een afgeronde opleiding op MBO 2-niveau dan wel HAVO- of VWO-niveau;

    • i.

      algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid, niet zijnde werk in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, dat algemeen maatschappelijk is aanvaard en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden.

HOOFDSTUK 2 BELEID EN FINANCIËN

Artikel 2. Beleid

Het bieden van ondersteuning gebeurt met inachtneming van de bepalingen van de wet en deze verordening.

Artikel 3. Doelgroepen

Bij de uitvoering van de re-integratietaak onderscheidt het college de volgende doelgroepen:

  • a.

    zelfredzaam;

  • b.

    ondersteuning;

  • c.

    zorg.

Artikel 4. Opdracht aan het college

  • 1.

    Het college biedt uitkeringsgerechtigden ondersteuning aan bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk vindt, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen maakt het college een afweging, waarbij wordt gekeken of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3.

    Het college voert de re-integratietaak binnen de WWB en IOAW uit op basis van de volgende uitgangspunten:

  • a.

    een baan boven een uitkering;

  • b.

    de arbeidsmarkt is leidend;

  • c.

    de financiële middelen zijn leidend.

  • 4.

    Het college biedt geen ondersteuning:

    • a.

      wanneer betrokkene jonger is dan 27 jaar en uit ’s rijkskas bekostigd onderwijs volgt, dan wel nog kan volgen;

    • b.

      gedurende de vier weken (personenkring < 27 jaar) en drie weken (personenkring > 27) na melding waarbij de betrokkene van 18 tot de leeftijd waarop recht op AOW ontstaat, zelf alles in het werk moet stellen om algemeen geaccepteerde arbeid te vinden, tenzij er sprake is van een situatie waarbij dit redelijkerwijs niet van de klant kan worden gevraagd;

    • c.

      aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt.

  • 5.

    Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten.

  • 6.

    Het college stelt beleidsregels op over hoe invulling wordt gegeven aan de plicht tot tegenprestatie.

Artikel 5. Budgetplafonds

 

Artikel 5. Budgetplafonds

  • 1.

    Het Participatiebudget is leidend.

  • 2.

    Een tekort op het Participatiebudget is een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 3.

    Het college kan een plafond instellen ten aanzien van de afzonderlijke doelgroepen zoals genoemd in artikel 3 van deze verordening.

HOOFDSTUK 3 DE VORM VAN ONDERSTEUNING

Artikel 6. Aanspraak op ondersteuning

Er bestaat geen aanspraak op ondersteuning wanneer er sprake is van een voorliggende voorziening die naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van belanghebbende.

Artikel 7. De vorm van ondersteuning

  • 1.

    De overeenkomst of het plan van aanpak is afgestemd op de mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigde en kan bestaan uit verschillende vormen van ondersteuning.

  • 2.

    De overeenkomst of het plan van aanpak moet leiden tot het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid of het geven van invulling tot aan de plicht tot tegenprestatie.

  • 3.

    De vorm van de ondersteuning opgenomen in een overeenkomst of het plan van aanpak, is gericht op uitstroom en moet bijdragen aan deelname of terugkeer naar de arbeidsmarkt, of is gericht op het geven van invulling aan de plicht tot tegenprestatie en kan bestaan uit alle beschikbare activiteiten die hierop zijn gericht.

  • 4.

    Uitkeringsgerechtigden waarvan is vastgesteld dat zij door medische, sociale of psychische belemmeringen geen of voorlopig geen realistisch perspectief hebben om arbeid in welke vorm dan ook te verrichten, moeten naar vermogen een tegenprestatie leveren, tenzij er sprake is van een situatie waarbij dit redelijkerwijs niet van de uitkeringsgerechtigde kan worden gevraagd.

  • 5.

    Het college formuleert beleidsregels met betrekking tot de wijze waarop en de mate waarin de evaluatie van de overeenkomst of het plan van aanpak plaats vindt.

Artikel 8. Vergoedingen

  • 1.

    Aan personen die in aanmerking komen voor ondersteuning kan een vergoeding worden verstrekt gedurende de looptijd van de overeenkomst of het plan van aanpak, voor zover die direct gerelateerd zijn aan het gebruik maken van de voorzieningen en voor zover er geen aanspraak is op een voorliggende voorziening.

  • 2.

    Het college kan ten aanzien van dit artikel nadere beleidsregels stellen.

Artikel 9. Scholing

  • 1.

    Ten aanzien van het aanbieden van scholing en/of opleiding als vorm van ondersteuning bedoeld gelden de volgende regels:

    • a.

      De scholing / opleiding moet noodzakelijk zijn voor het slagen van de overeenkomst of het plan van aanpak;

    • b.

      de scholing / opleiding kan alleen ingezet worden als dit de kortste weg is naar algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      de scholing / opleiding dient bij voorkeur te worden ingezet voor het alsnog behalen van een startkwalificatie;

    • d.

      het college kan geen scholing / opleiding bieden aan de persoon jonger dan 27 jaar wanneer deze persoon (nog) uit ’s Rijks schatkist bekostigd onderwijs volgt of daarvoor in aanmerking komt.

  • 2.

    Het college kan ten aanzien van dit artikel nadere beleidsregels stellen.

Artikel 10. Premies

  • 1.

    Voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling kan aan de uitkeringsgerechtigde een premie worden verstrekt van maximaal het bedrag als bedoeld in artikel 31, lid 2 sub j, WWB.

  • 2.

    Het college stelt in beleidsregels de voorwaarden vast voor het recht op en de hoogte van een dergelijke premie.

HOOFDSTUK 4 BONUS WERKGEVER

Artikel 11. Onderhandelingsruimte

  • 1.

    Als onderdeel van een overeenkomst of het plan van aanpak kan aan de werkgever een bonus worden verstrekt, wanneer de belanghebbende een arbeidsovereenkomst wordt aangeboden.

  • 2.

    De bonus kan alleen worden verstrekt wanneer de concurrentieverhoudingen niet worden aangetast en er geen verdringing van arbeid plaats vindt.

  • 3.

    Het college stelt in beleidsregels de voorwaarden vast voor het recht op en de hoogte en de duur van een bonus.

HOOFDSTUK 5 VERPLICHTINGEN

Artikel 12. Verplichtingen aan het recht op ondersteuning

Wanneer naar het oordeel van het college recht op ondersteuning bestaat, verbindt het college hieraan nadere verplichtingen.

HOOFDSTUK 6 AFSTEMMING EN BEËINDIGING

Artikel 13. Afstemming en beëindiging

  • 1.

    Een persoon aan wie door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken, en wel op zodanige wijze dat uitstroom naar betaalde arbeid onverkort kan plaatsvinden.

  • 2.

    De persoon die gebruik maakt van een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie en de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden, na te komen.

  • 3.

    Het college kan een persoon die gebruik maakt van een voorziening en die niet voldoet aan het gestelde in het eerste of tweede lid een verlaging opleggen conform hetgeen is bepaald in de Afstemmings- en fraudeverordening.

  • 4.

    Het college kan een voorziening beëindigen van een persoon die hier gebruik van maakt en zich niet houdt aan de gemaakte afspraken.

HOOFDSTUK 7 INKOMSTENVRIJLATING

Artikel 14. Inkomstenvrijlating

  • 1.

    Voor de uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt en daarmee een inkomen verdient dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder n van de wet.

  • 2.

    Voor de uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarin een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder r van de wet.

  • 3.

    Vrijlating is alleen mogelijk wanneer dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan uitstroom van de uitkeringsgerechtigde:

    • a.

      er moet sprake zijn van een re-integratietraject gericht op uitstroom;

    • b.

      er moet sprake zijn van inkomsten uit arbeid en aanvullende bijstand;

    • c.

      de vrijlating kan in totaal nooit langer dan zes maanden duren.

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op jongeren tot 27 jaar.

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 15. Overgangsrecht

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde die op grond van de Re-integratie en Participatieverordening Achtkarspelen/Kollumerland c.a. een vergoeding aangeboden heeft gekregen en op grond van de bepalingen van de huidige verordening geen recht meer zou hebben op een vergoeding, behoudt zijn recht tot maximaal 3 maanden na inwerkingtreding van deze verordening of het vaststellen van een beleidsregel.

  • 2.

    Wanneer vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergoeding is ingediend waarop nog niet is beslist, is de Re-integratie- en Participatieverordening 2013 van toepassing.

  • 3.

    In gevallen waarin het overgangsrecht van 3 maanden niet billijk is, beslist het college en stelt daartoe wanneer nodig beleidsregels vast.

Artikel 16. Hardheidsclausule

  • 1.

    Door of namens burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon genoemd in artikel 1, tweede lid, onder g, worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, wanneer toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ”Re-integratie- en Participatieverordening 2013”.

Artikel 18. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2013.

  • 2.

    De Re-integratie en Participatieverordening Achtkarspelen/Kollumerland c.a., vastgesteld in de raadsvergadering van 4 februari 2010 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2013.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Achtkarspelen op 7 maart 2013

De Raad voornoemd,

de Raadsgriffier, de Voorzitter,

mr. R. van der Heide P. Adema

Toelichting Re-integratie- en Participatieverordening 2013

Algemene toelichting

De Wet werk en bijstand (WWB) verplicht gemeenten om uitkeringsgerechtigden te ondersteunen bij arbeidsinschakeling en deze personen voorzieningen aan te bieden die zijn gericht op arbeidsinschakeling. Het beleid dat gemeenten hanteren moet worden vastgelegd in een verordening. In 2010 heeft de raad van de gemeente Achtkarspelen deze verordening vastgesteld. In verband met wetswijzigingen en evaluatie van het gevoerde beleid is de verordening nu aangepast en moet de raad deze opnieuw vaststellen.

De aangepaste verordening regelt de aanspraak op ondersteuning en is gericht op de inschakeling in de arbeid en de tegenprestatie. Er is bewust in deze verordening ervoor gekozen zo min mogelijk instrumenten te benoemen. Op deze manier geven wij de afdeling de Wâlden de ruimte in de uitvoering van de re-integratie. In situatie waar het wenselijk is, stelt het college beleidsregels op.

Wijzigingen per 1 januari 2012Mensen mogen niet afhankelijk worden gemaakt van een uitkering en er moet worden voorkomen dat mensen te snel worden afgeschreven en permanent aan de kant staan. Werk biedt mensen perspectief, zelfrespect, sociale contacten en sociale betrokkenheid. De regering wil het aantal mensen dat aan de kant staat en langdurig afhankelijk is van een uitkering sterk terugdringen. Daarbij past dat de Wet werk en bijstand (WWB) er alleen is voor degenen die dat echt nodig hebben. Werk is de basis voor zelfstandigheid, het benutten en ontwikkelen van talenten en vaardigheden en de beste manier om uit armoede te komen. De WWB moet daarom optimaal activerend zijn richting werk.

Per 1 januari 2012 is de WWB samengevoegd met de Wet investeren in jongeren (WIJ). Daarnaast is de WWB per deze datum aangescherpt. De WWB bevat nu een aantal bepalingen die de tijdelijke vangnetfunctie van de WWB nog meer voorop stelt. De verplichtingen waaraan uitkeringsgerechtigden moeten voldoen zijn aangescherpt met het oog op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden. De aangescherpte WWB kent de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    De eigen verantwoordelijkheid van de burger staat nog meer als voorheen centraal. De aanscherping van de WWB richt zich allereerst op de toegang tot de bijstand. De eigen verantwoordelijkheid wordt in dit geval benadrukt doordat iedere aanvrager van 18 tot de leeftijd waarbij recht op AOW ontstaat de verplichting krijgt om eerst zelf vier weken (personenkring < 27 jaar) en drie weken (personenkring > 27) naar werk te zoeken voordat hij/zij aanspraak kan maken op ondersteuning.

  • 2.

    Het activerende karakter en de vangnetfunctie van de WWB moeten verder worden versterkt. Werk is de basis voor zelfstandigheid, voor het benutten en ontwikkelen van talenten en vaardigheden en de beste manier om uit armoede te komen.

  • 3.

    De verplichtingen van mensen met een uitkering zijn aangescherpt. Zo is de plicht tot tegenprestatie in de wet opgenomen en is de maximale verblijfsduur in het buitenland beperkt.

Sociaal Maatschappelijke Agenda en kanteling

Het college wil de re-integratietaak binnen de WWB uitvoeren op basis van het gedachtegoed van de Sociaal Maatschappelijke Agenda. Net als bij de uitvoering van de Wmo wordt er gekeken naar het maatschappelijk vraagstuk dat bij de situatie van de klant hoort vanuit de kantelingsgedachte. Kanteling is de omslag van claim- en aanbodgericht werken naar vraag- en resultaatgericht werken.

Dit alles is eerder al vastgelegd in de contourennotitie WWB die door de raad opiniërend is behandeld in de raadsvergadering van 22 november 2012. De door de raad aangegeven kaders vormen voor het college het vertrekpunt voor de ‘invulling van de nieuwe’ re-integratieverordening.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.

Een aantal definities zijn hier niet meer opgenomen omdat deze in de wet zijn opgenomen.

Er is sprake van een plan van aanpak voor uitkeringsgerechtigden jonger dan 27 jaar.

In het plan van aanpak wordt de vorm van de ondersteuning uitgewerkt en worden de verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling vastgelegd. Ook is vastgelegd wat de consequenties zijn wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen. Het plan van aanpak maakt onderdeel uit van het besluit tot toekenning van algemene bijstand. De overeenkomst omvat ook de vorm van de ondersteuning en ook hierbij worden de verplichtingen en de eventuele consequenties van het niet nakomen van de verplichtingen vastgelegd. De overeenkomst is voor uitkeringsgerechtigden van 27 jaar en ouder.

De term ‘tegenprestatie’ is nieuw in de wet en wordt toegelicht bij artikel 4.

Artikel 2.

Artikel 2.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 3

In dit artikel is vastgelegd welke doelgroepen het college bedient. De contourennotitie WWB vorm het vertrekpunt voor de bepaling van deze doelgroepen. Door de huidige indeling sluiten we niemand uit, maar kijken we naar de mogelijkheden van elke individu.

Artikel 4.

Het college biedt uitkeringsgerechtigden ondersteuning bij arbeidsinschakeling voor zover het college dat noodzakelijk vindt.

De uitgangspunten voor het uitvoeren van de re-integratietaak zijn:

  • -

    een baan boven een uitkering;

  • -

    de arbeidsmarkt is leidend;

  • -

    de financiële middelen zijn leidend.

In aanvulling op het uitgangspunt dat de arbeidsmarkt leidend is, geldt dat het college een corrigerende rol heeft voor wat betreft discriminatie van leeftijd, geloof, ras enz.

In dit artikel is ook geregeld dat het college gebruik maakt van de bevoegdheid om invulling te geven aan de plicht tot tegenprestatie.

Wat houdt de wettelijke plicht tot tegenprestatie naar vermogen in

Het college heeft de bevoegdheid om mensen met een uitkering op grond van de WWB en IOAW te verplichten om naar vermogen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten. Het doel van de verplichting is om een tegenprestatie te verlangen voor het beroep op de solidariteit van de samenlevingbronnen.

Het college bepaalt de aard, de duur en de omvang van de tegenprestatie. Hierbij kijkt het college naar de individuele omstandigheden en de onbeloonde maatschappelijke nuttige werkzaamheden die voorhanden zijn. Er moet dus sprake zijn van maatwerk.

Hierbij is het ook mogelijk dat de uitkeringsgerechtigde zelf – vrijwillig – een tegenprestatie aandraagt en die voorlegt aan het college.

Samenloop met arbeidsplicht en re-integratie

De plicht tot het leveren van een tegenprestatie staat los van de arbeidsplicht en het re-integratietraject. Het is niet bedoeld als re-integratie-instrument.

Artikel 5.

Ook voor dit artikel geldt dat de basis is gelegen in de contourennotitie WWB. Er is een relatie gelegd tussen doelgroepen en de beschikbare financiële middelen. Onderstaand schema is hierbij van toepassing.

Klantgroep

Rol gemeente

Voorbeelden instrumenten

Inzet

Participatie-budget

Zelfredzaam

Regie

Werkgeversdienstverlening

Groepsgewijze dienstverlening

Eigen verantwoordelijkheid

Handhaven

Minimaal

Ondersteunen

Uitvoerend & regie

Werkgeversdienstverlening

Jobhunten

Jobcoaching

Trainen werknemersvaardigheden

Participatie

Ja

Zorg

Regie

Verwijzen'1 gezin, 1 plan, 1 contactpersoon'

Minimaal, vnl gebruik maken van andere financierings-stromen

Artikel 6.

Er bestaat geen aanspraak op ondersteuning, wanneer er sprake is van een voorliggende voorziening die voor belanghebbende in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van belanghebbende.

Artikel 7.

Dit artikel geeft het kader aan waarlangs de overeenkomst of plan van aanpak vorm wordt gegeven. Uitgangspunt is hierbij dat de ondersteuning gericht moet zijn op aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid dan wel het leveren van een tegenprestatie.

Artikel 8.

Aan de klant kan een vergoeding voor reiskosten worden verleend of andere vergoedingen die bijdragen aan het welslagen van de overeenkomst of plan van aanpak. Hierbij valt te denken aan de kosten van kinderopvang, verhuiskosten, aanschaf werkkleding etc. Het college kan ten aanzien van de vergoedingen nadere beleidsregels gaan opstellen. Hierbij sluiten wij aan bij de uitgangspunten en het gedachtegoed van de WWB 2012 en de toekomstige WWNV.

Artikel 9.

In dit artikel is geregeld aan welke voorwaarden de inzet van dit instrument moet voldoen.

De scholing of opleiding moet altijd onderdeel uitmaken van een overeenkomst of plan van aanpak. Wanneer betrokkene niet beschikt over een startkwalificatie, staat dit veelal de arbeidsinschakeling in de weg. Studiefinanciering is een voorliggende voorziening. Jongeren tot 27 jaar die recht hebben op studiefinanciering moeten hier gebruik van maken.

Artikel 10.

Het is denkbaar dat het college, ter stimulering van de arbeidsinschakeling besluit een premie toe te kennen. Het college werkt dit nog uit in nader te formuleren beleidsregels.

Artikel 11.

Aan werkgevers kan een bonus worden verstrekt. Dit is een maatwerk instrument. Het beleid van de gemeente komt tot uitdrukking in de hoogte van de bonus (eventueel gekoppeld aan de mate van productiviteit), de termijn en de aan de bonus verbonden verplichtingen (b.v. bieden van scholing en begeleiding). Per klant wordt beoordeeld wat een passende bonus is.

Bij de inzet van dit instrument moet de Europese regelgeving in acht worden genomen.

Het tweede lid geeft aan, dat de concurrentieverhouding niet onverantwoord beïnvloed mogen worden. Feitelijk komt het er op neer, dat de werkgever geen onevenredig voordeel uit de bonus mag halen.

Het derde lid geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen over de hoogte van de subsidie, de termijn, en de praktische uitvoering (aanvraag, informatieverplichting, terugvordering, etc.).

Artikel 12.

Het college kan nadere verplichtingen verbinden aan het te volgen traject of aan het plan van aanpak. Dit kan bijvoorbeeld zijn het verplicht meewerken aan een traject van derden zoals GGZ, het Veiligheidshuis of schulddienstverlening.

Artikel 13.

Dit artikel biedt de verbinding met de Afstemmings- en fraudeverordening WWB en IOAW wanneer de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn of haar verplichtingen voldoet.

Artikel 14.

Dit artikel biedt de mogelijkheid inkomen vrij te laten voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de uitkeringsgerechtigde.

Op grond van artikel 31 lid 2 onder r is het college bevoegd om van de zogenaamde verlengde inkomensvrijlating gebruik te maken voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar. We kiezen er bewust voor om de vrijlating maximaal op 6 maanden te zetten. De vrijlating hoeft niet aansluitend te zijn. Hierbij sluiten wij aan bij de flexibele arbeidsmarkt, dus bij het accepteren van kortdurende arbeidscontracten / uitzendwerk. In de WWB is vastgelegd dat jongeren tot 27 jaar geen recht hebben op een inkomstenvrijlating.

Artikel 15.

In dit artikel is geregeld dat de belanghebbende die een vergoeding onder het oude 'regime' toegekend heeft gekregen en hiervoor op basis van de nieuwe aangescherpte regels niet meer in aanmerking komt, deze vergoeding in elk geval behoudt tot maximaal 3 maanden na inwerkingtreding van deze verordening.

In gevallen waarin een langere termijn dan 3 maanden noodzakelijk is beslist het college.

Artikel 16.

Dit artikel heeft betrekking op de hardheidsclausule en maakt het mogelijk in het voordeel van de cliënt af te wijken van wat in de verordening is vastgelegd.

Het college beslist in gevallen waarin deze verordening onverhoopt niet voorziet.

Artikel 17.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 18.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.