Overheidsorganisatie | Gemeente Noord-Beveland |
---|---|
Officiële naam regeling | Toeslagenverordening WWB 2013 gemeente Noord-Beveland |
Citeertitel | Toeslagenverordening WWB gemeente Noord-Beveland 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2013 | 04-05-2016 | Nieuwe regeling | 24-01-2013 Noord-Bevelands Advertentie- en Informatieblad, 2013, 5 | 20130124/8 |
1 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.
2 In deze verordening wordt verstaan onder:
a. de wet: de WWB
b. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland.
c. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Noord-Beveland.
d. de gehuwdennorm: norm als bedoeld in artikel 21 onderdeel c WWB.
e. woning: een woning zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel j Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel 3 lid 6 WWB;
f. woonkosten:
I. indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel d Wet op de huurtoeslag;
II. indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.
Deze verordening is uitsluitend van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn.
1 De toeslag, zoals bedoeld in artikel 25 WWB, bedraagt:
a. 20 procent van de gehuwdennorm voor een belanghebbende in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.
b. 10 procent van de gehuwdennorm voor belanghebbende die met één andere zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.
c. 0 procent van de gehuwdennorm voor belanghebbende die met twee of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.
2 Voor toepassing van dit artikel kunnen de noodzakelijke kosten van het bestaan in ieder geval niet geheel of gedeeltelijk worden gedeeld met een thuisinwonend kind van 18 jaar en ouder, wiens inkomen niet meer bedraagt dan het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.
3 In afwijking van het eerste lid bedraagt de toeslag voor een alleenstaande van 21 jaar:
a. 0 procent van de gehuwdennorm indien in zijn woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;
b. 0 procent van de gehuwdennorm indien hij met één of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.
4 In afwijking van het eerste lid bedraagt de toeslag voor een alleenstaande van 22 jaar:
a. 10 procent van de gehuwdennorm indien in zijn woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;
b. 0 procent van de gehuwdennorm indien hij met één of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.
1 De verlaging zoals bedoeld in artikel 26 WWB bedraagt
a. 10 procent van de gehuwdennorm voor een belanghebbende die met één andere zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.
b. 20 procent van de gehuwdennorm indien hij met twee of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.
2 Voor toepassing van dit artikel kunnen de noodzakelijke kosten van het bestaan in ieder geval niet geheel of gedeeltelijk worden gedeeld met een thuisinwonend kind van 18 jaar en ouder, wiens inkomen niet meer bedraagt dan het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.
De verlaging in verband met de woonsituatie zoals bedoeld in artikel 27 WWB bedraagt:
20 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden;
10 procent van de gehuwdennorm indien geen woning wordt bewoond;
10 procent van de gehuwdennorm indien de kosten worden gedeeld met een derde die niet het hoofdverblijf in de woning heeft.
1 De verlaging voor de belanghebbende die schoolverlater is zoals bedoeld in artikel 28 WWB bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm gedurende 6 maanden, gerekend vanaf het tijdstip van de beëindiging van de aanspraak op studiefinanciering of tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten.
2 Dit artikel is niet van toepassing ten aanzien van een belanghebbende op wie artikel 3 lid 3 of 4 van toepassing is.
De toepassing van de artikelen 3 tot en met 6 van deze verordening geschiedt zodanig dat de toepasselijke bijstandsnorm ten minste bedraagt:
a. 50 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande;
b. 70 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder;
c. 80 procent van de gehuwdennorm voor een gehuwden.
1 Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.
2 In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, onder intrekking van de Verordening toeslagen en verlagingen WWB gemeenten Goes en Noord-Beveland 2010.
Deze verordening wordt aangehaald als: Toeslagenverordening WWB gemeente Noord-Beveland 2013.
Voor de belanghebbende die op de datum waarop deze verordening in werking treedt een hogere toeslag ontvangt of op wiens norm een lagere korting wordt toegepast dan de toeslag of verlaging die op grond van deze gewijzigde verordening zou gelden, wordt de huidige toeslag of verlaging nog gedurende drie maanden voortgezet, tenzij een wijziging in de omstandigheden een eerdere aanpassing mogelijk maakt.