Organisatie | Midden-Drenthe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 gemeente Midden-Drenthe |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 gemeente Midden-Drenthe |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Art. 35 lid 5 jo. art. 8 lid 1 aanhef en onder g Wwb; art. 48 lid 4 Wwb
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-07-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | nieuwe regeling in verband met wijziging Wwb per 1 jan. 2012 | 28-06-2012 Gemeenteberichten in de Krant van Midden-Drenthe d.d. 4 juli 2012 | Onbekend |
Hoofdstuk 2. Recht op PC regeling in natura voor maatschappelijke participatie
Uitsluitend een belanghebbende met een ten last komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, zoals bedoeld in artikel 35, vijfde lid WWB, en met een in aanmerking te nemen inkomen van ten hoogste een inkomen zoals bedoeld in artikel 35, negende lid WWB, kan in aanmerking komen voor categoriale bijzondere bijstand in de vorm van een PC regeling op grond van deze verordening, indien voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in artikel 4, lid 4, 5 en 6.
De aflossing van de lening bedraagt € 9,- per maand gedurende 36 maanden. De aflossingsverplichting gaat in met ingang van de maand volgend op de maand waarin de PC regeling wordt toegekend. De aflossing vindt zo veel mogelijk plaats in een aaneengesloten periode. Nadat een bedrag van 36 maal € 9,- is afgelost, wordt het restant van de lening kwijtgescholden.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad,
gehouden op 28 juni 2012,
de griffier,
C.J. Onderwater
de voorzitter,
J.Broertjes
Als gevolg van een wetswijziging per 1 januari 2012 is in de WWB een nieuwe –tijdelijke- verordeningsplicht opgenomen en wel met betrekking tot maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen.
Artikel 8, eerste lid, onderdeel g WWB bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem of haar ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt met betrekking tot de kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind.
Hierbij moet in ieder geval worden bepaald op welke wijze invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’ (artikel 8, tweede lid, onderdeel d WWB). Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand wordt uitsluitend verstrekt aan mensen met maximaal een inkomen van 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (artikel 35, negende lid, WWB).
Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling zo min mogelijk worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst.
De wetgever beoogt inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede te late komen en vindt het daarom wenselijk dat de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag wordt verleend. Dit is vastgelegd in artikel 48, vierde lid, WWB.
Tijdelijk karakter van deze verordening
De wetgever heeft bepaald dat deze verordening op voorhand geen structureel karakter krijgt. In artikel 78v WWB staat namelijk dat artikel 8, eerste lid, onderdeel g en tweede lid, onderdeel d, vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De effecten van de verordeningsplicht op de participatie van de betreffende doelgroep, worden door het rijk na twee jaar geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.
Welke regeling komt in de nieuwe verordening?
Strekking van de verordeningsplicht is dat gemeenten werk maken van maatschappelijke participatie van kinderen. Twee regelingen kwamen in aanmerking om deels overgeheveld te worden naar de nieuwe verordening: de PC regeling en/of de uitkering voor activiteiten. Beiden kunnen namelijk zowel voor kinderen als voor volwassenen ingezet worden.
In onze gemeente is de minimaregeling “uitkering voor activiteiten” bij uitstek bedoeld om maatschappelijke participatie – en daarmee het voorkomen of doorbreken van sociaal isolement- te bevorderen. Toch is ervoor gekozen om niet deze regeling, maar de PC-regeling om te bouwen naar een kind-regeling en een volwassenen-regeling.
Uitvoeringstechnisch is het erg lastig om de uitkering voor activiteiten te splitsen, omdat alle gezinsleden recht hebben op een bedrag indien de ouders aan de criteria voldoen. Dat zou betekenen dat er twee aanvragen op basis van verschillende verordeningen zouden moeten worden gedaan: een voor de volwassenen in het gezin op basis van de Verordening Minimaregelingen en een aanvraag voor de kinderen in het gezin op basis van de nieuwe Verordening Maatschappelijke Participatie van schoolgaande kinderen. Bovendien zou dit het probleem opleveren, wat te doen met de kinderen in het gezin die nog niet schoolgaand zijn, maar in onze huidige regeling wel rechthebbend zijn. Dat is niet wenselijk.
Om aan te geven dat ook de uitkering voor activiteiten bijdraagt aan
maatschappelijke participatie, wordt hier in artikel 5 naar verwezen.
PC regeling voortaan in twee verordeningen
De PC regeling voor kinderen is om bovengenoemde redenen overgeheveld naar de Verordening Maatschappelijke Participatie van schoolgaande kinderen.
Personen van 21 jaar of ouder die aanspraak willen maken op de PC regeling omdat een PC nodig is voor hun re-integratie naar arbeid, kunnen een beroep doen op die regeling op grond van de Verordening Minimaregelingen 2012.
Particulier initiatief ter bevordering van maatschappelijke participatie
Maatschappelijke participatie is niet een exclusieve taak van de overheid. Ook allerlei maatschappelijke instellingen dragen daaraan bij. Ook door het ondersteunen van dergelijke instellingen kan de gemeente bijdragen aan het bevorderen van maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen.
Een goed voorbeeld van een dergelijk particulier initiatief is Stichting Jarige Job. Deze stichting werkt nauw samen met de Voedselbanken in het land en heeft tot doel het verstrekken van een verjaardagsbox aan klanten van de Voedselbank met kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar.
Vaak hebben mensen die een Voedselpakket ontvangen zulke grote financiële tekorten, dat een verjaardag van een kind erbij in kan schieten. Dit is voor het kind een enorme teleurstelling, omdat het rechtstreeks de armoede ervaart als er geen geld is voor een cadeau of traktatie op school. Om ervoor te zorgen dat deze kinderen toch een leuke verjaardag hebben met een cadeau en lekkers, is de Stichting Jarige Job opgericht.
In onze gemeente heeft de Voedselbank Midden-Drenthe een samenwerkingsverband met deze Stichting Jarige Job. De Voedselbank deelt namens hen de verjaardagsboxen uit aan afnemers van de Voedselbank met kinderen die kort daarna hun verjaardag hebben.
Door de ouders – en niet het kind - de box te geven, wordt bewerkstelligd dat de kinderen niet hoeven te weten dat de ouders de inhoud hebben gekregen via de Voedselbank. In de box zit een –op de leeftijd en geslacht van het kind afgestemd- cadeau dat de ouders het kind kunnen geven op hun verjaardag. Daarnaast zitten er slingers en andere spullen in om er een feestelijk dag van te maken. Ook is gedacht aan een traktatie voor alle kinderen in de schoolklas, een traktatie voor de juf of meester en wat chips en snoepgoed voor de verjaardagsvisite thuis.
Ondersteuning van de Voedselbank draagt dus indirect ook bij aan maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Begrippen die in de WWB of de Awb voorkomen, hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB of Awb. Ten aanzien van begrippen die als zodanig niet in de WWB of Abw zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening.
In artikel 1:2 Awb wordt belanghebbende gedefinieerd als “degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken”. In deze verordening wordt onder “belanghebbende” mede verstaan het gezin. Door de term “gezin” op te nemen in de definitie, wordt voorkomen dat elders in deze verordening de term “belanghebbende” moet worden aangepast.
Artikel 2 Maatschappelijke participatie
In artikel 8, tweede lid, onderdeel d WWB, is expliciet bepaald dat de gemeenteraad
in de verordening “maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen” regels moet stellen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke
In artikel 2 van deze verordening is aangegeven dat het oogmerk van maatschappelijke participatie het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement is. Er is slechts sprake van bijstandsverlening indien voor belanghebbenden kosten worden weggenomen die zij anders wel zouden maken. Daarom is voor de toepassing van deze verordening slechts sprake van maatschappelijke participatie, indien het oogmerk van bijstandsverlening het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement is.
In artikel 3 wordt aangegeven welke doelgroep in aanmerking komt voor categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 vijfde lid WWB. In artikel 3, lid 1 van deze verordening wordt voor de duidelijkheid verwezen naar de voorwaarden die volgen uit de wet. Het betreft:
- het behoren tot de doelgroep zoals neergelegd in artikel 35, vijfde lid WWB: “aan een persoon, met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, [kan bijzondere bijstand] worden verleend met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind, zonder dat wordt nagegaan of ten behoeve van dat kind die kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot dergelijke noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan”.
- het hebben van een “in aanmerking te nemen inkomen van ten hoogste 110% van de op hem toepasselijke bijstandsnorm”, zoals is neergelegd in artikel 35, negende lid WWB.
In het eerste lid wordt aangegeven dat een belanghebbende tevens dient te voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 4, lid 4, 5 en 6 van deze verordening. Dit betekent dat belanghebbende minimaal 2 jaar lang een laag inkomen moet hebben gehad en bovendien dat er slechts één keer gebruik kan worden gemaakt van de PC regeling. In artikel 4, lid 6 wordt de situatie beschreven van een gezin dat gebruik heeft gemaakt van de PC regeling, maar waarvan de ouders uit elkaar zijn gegaan en er in ieder van die huishoudens kinderen zijn die voldoen aan de leeftijdscriteria. De ouder die de PC niet heeft meegenomen, kan – gegeven de nieuwe situatie- in aanmerking komen voor de PC regeling.
In artikel 3 lid 2 wordt de doelgroep afgebakend naar inwoners van de gemeente Midden-Drenthe.
Het derde lid van artikel 3 is toegevoegd omdat bijstand alleen verstrekt mag worden aan belanghebbenden die voldoen aan het gestelde in artikel 11 WWB (rechthebbenden).
Het eerste lid geeft het doel van de regeling weer.
In het tweede en derde lid wordt aangegeven dat dit een verstrekking in natura betreft die in de vorm van een renteloze lening verstrekt wordt.
Tevens wordt aangegeven waar men minimaal over kan beschikken als men gebruik maakt van deze regeling.
In het vierde lid wordt de doelgroep nauwkeurig afgebakend.
In het vijfde lid wordt bepaald dat een huishouden maximaal één keer gebruik kan maken van deze regeling. Hiervoor zijn twee belangrijke redenen:
- Omdat het een lening met een aflossingstermijn van drie jaar betreft, is het onwenselijk om de huishoudens die gebruik willen maken van de PC regeling na afloop van hun eerste schuld, weer een nieuwe schuld aan te laten gaan.
- Huishoudens hebben de mogelijkheid om de langdurigheidstoeslag hiervoor aan te wenden als zij langer dan vijf jaar tot de minima gerekend worden en voldoen aan alle voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag.
Omdat een huishouden maximaal één keer gebruik kan maken van deze regeling, is de minimumleeftijd gesteld op 7 jaar. Een kind heeft dan immers leren lezen en schrijven en kan op een verantwoorde manier (leren) omgaan met een PC met toebehoren. Het is aan de ouders of zij van de regeling gebruik willen maken als hun (oudste) kind 7 jaar is, of dat zij de PC regeling aanvragen voor een kind als het bijvoorbeeld naar de middelbare school gaat.
In het zesde lid wordt expliciet verwoord dat er een nieuwe situatie ontstaat als een echtpaar dat gebruik heeft gemaakt van de regeling, uit elkaar gaat door een (echt)scheiding en beide ouders een thuiswonend, ten laste komend kind hebben in de leeftijd van 7 tot en met 17 jaar. (zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 1)
Het zevende en achtste lid spreken voor zich.
In het negende lid wordt expliciet aangegeven dat het restant van de lening wordt kwijtgescholden als men voldaan heeft aan de in dit lid genoemde aflossingsverplichtingen.
In het tiende lid wordt bepaald dat men alleen schriftelijk accoord kan gaan met de voorwaarden voor de lening voor de PC.
Het elfde lid spreekt voor zich.
Artikel 5 Maatschappelijke participatie in andere gemeentelijke regelingen
Aan de opgelegde verordeningsplicht wordt voldaan als maatregelen ter bevordering van participatie van schoolgaande kinderen opgenomen worden in deze WWB-verordening.
Voorzieningen die maatschappelijke participatie stimuleren kunnen ook gevonden worden in andere gemeentelijke regelingen. In Midden-Drenthe is dat het geval voor de uitkering voor activiteiten. Ook deze minimaregeling heeft tot doel om kinderen in gezinnen met lage inkomens te stimuleren om deel te nemen aan activiteiten op het gebied van sport, educatie en cultuur. Zo mag de uitkering voor activiteiten o.a. gebruikt worden voor lidmaatschap van sportverenigingen, zwemles, schoolreisjes, werkweken van school, cursusaanbod voor kinderen, dagjes weg naar bijvoorbeeld een dierentuin, zwembad of speeltuin.
De uitkering voor activiteiten is ondergebracht in de Verordening Minimaregelingen, omdat ook volwassenen gebruik kunnen maken van de uitkering voor activiteiten. Op deze wijze kunnen ouders en kind maatschappelijk participeren.
Omdat de uitvoering van het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand is opgedragen aan het college, kunnen ten behoeve van de uitvoering nadere beleidsregels worden gesteld. Deze beleidsregels dienen als handvat voor de uitvoering.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012, aangezien de gemeenteraad per deze datum verplicht is een verordening vast te stellen over het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem of haar ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt met betrekking tot de kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind.