Organisatie | Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Holland Rijnland 2012 |
Citeertitel | ''Algemene subsidieverordening Holland Rijnland 2012'' |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Subsidieverordening |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | Onbekend | 14-12-2011 Website Holland Rijnland en Gemeentelijke pagina's deelnemende gemeenten | 11/ 3023 |
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van activiteiten al dan niet in de vorm van bijzondere incidentele projecten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het Dagelijks Bestuur slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;
voorziening: vermogensbestanddelen voor toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren omvatten, die onvermijdelijk en nu reeds te voorzien zijn, die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen kunnen worden, hun oorzaak in het verleden hebben en kwantificeerbaar en / of berekenbaar zijn.
Artikel 4 Bevoegdheden Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de begroting van Holland Rijnland opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd, onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld;
Bij subsidies die worden verstrekt uit middelen die daartoe door de Provincie of het Rijk beschikbaar worden gesteld en waarvoor het samenwerkingorgaan Holland Rijnland verantwoording aan de Provincie of het rijk dient af te leggen, is het Dagelijks Bestuur bevoegd om voorwaarden en verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden, die erop zijn gericht om het samenwerkingsorgaan in staat te stellen tijdig en volledig aan haar verantwoordingsverplichting jegens de Provincie of het Rijk te voldoen.
Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie, beslistermijn en weigeringsgronden
Artikel 6 Bij aanvraag in te dienen gegevens
Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:
een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
Hoofdstuk 4 Reserves, voorzieningen en eigen vermogen
1.Een instelling die structurele subsidie ontvangt, kan slechts met daarvoor
voorafgaande schriftelijke toestemming van het Dagelijks Bestuur een bestemmingsreserve vormen.
Het vormen van of het doen van toevoegingen aan een bestemmingsreserve metsubsidiegelden is uitsluitend mogelijk indien er bij de structureel gesubsidieerde instelling sprake is van een positief jaarresultaat. Dit voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt.
Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 16 Tussentijdse rapportage
Bij subsidies, hoger dan € 60.000,- kan het Dagelijks Bestuur de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.
Artikel 18 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
Indien het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, is de subsidieontvanger in de gevallen zoals genoemd in artikel 4:41 lid 2 Awb, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het Dagelijks Bestuur. De vergoeding wordt bepaald naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de vermogensvorming heeft bijgedragen. Het Dagelijks Bestuur kan een lagere vergoeding vaststellen.
Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Artikel 19 Verantwoording subsidies tot € 25.000,-
verleend, waarbij het Dagelijks Bestuur – voordat het tot ambtshalve vaststelling overgaat – de aanvrager verplicht om op de door hem aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Artikel 22 Vaststelling subsidie
Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het Dagelijks Bestuur de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling;
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
Het Dagelijks Bestuur kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 4 en 9 voor zover toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of de subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard;
De Algemene subsidieverordening samenwerkingorgaan Holland Rijnland vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland op 31 oktober 2007 wordt ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland van 14 december 2011.
De secretaris, De voorzitter,
w.g. R. van Netten w.g. H.J.J. Lenferink
TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING HOLLAND RIJNLAND 2012
In de Algemene wet bestuursrecht (titel 4.2) staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijke grondslag. Deze eis komt voort uit de wens van de wetgever, dat de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en subsidieontvanger voldoende is gewaarborgd. Door middel van een wettelijke regeling is beter te toetsen op mogelijk willekeurig handelen van de overheid of nalatigheid van de subsidieontvanger.
Voor Holland Rijnland betekent dit dat de subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een verordening. In 2007 is hiervoor de Algemene subsidieverordening samenwerkingsorgaan Holland Rijnland door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Deze verordening is destijds gebaseerd op het model dat de VNG hiervoor ontwikkeld had. In het kader van de deregulering is het model van de VNG aangepast, waarbij met name het onderscheid tussen de verschillende subsidies is teruggebracht tot een onderscheid tussen eenmalige/incidentele subsidies en jaarlijkse subsidies.
Ook in de Algemene subsidieverordening Holland Rijnland 2011 is het onderscheid teruggebracht tot eenmalige subsidies en jaarlijkse subsidies. Daarnaast is de afhandeling van de verantwoording en vaststelling van lage subsidies eenvoudiger gemaakt. Bovendien bestond de wens om de verordening aan te passen, met name om de termijnen voor het aanvragen van subsidie en de verantwoording en vaststelling van subsidies beter af te stemmen op de huidige praktijk.
Om de bepalingen uit de Awb over subsidie op een juiste wijze toe te passen, is het belangrijk om duidelijk te hebben wat er nu precies onder het begrip subsidie wordt verstaan. De definitie van subsidie wordt gegeven in artikel 4:21 Awb. Er is sprake van subsidie wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het betreft een aanspraak op financiële middelen: het woord “aanspraak” geeft aan dat het niet de daadwerkelijke overhandiging van het geld hoeft te zijn, maar dat aanspraak daarop voldoende is. Deze aanspraak is rechtens afdwingbaar. Van belang is niet de daadwerkelijke beschikbaarstelling, maar het besluit van het Dagelijks Bestuur dat de voorgenomen activiteiten worden gesubsidieerd. Voor het Dagelijks Bestuur ontstaat na het toekennen van de aanspraak op financiële middelen de verplichting om aan de gesubsidieerde, na uitvoering van de activiteiten en nakoming van zijn overige opgelegde verplichtingen, tot betaling over te gaan. Wanneer geen financiële middelen, maar andere zaken worden verstrekt is er geen sprake van subsidie.
Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager: een subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. De wetgever heeft bepaald dat er sprake moet zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ontvanger. De bestedingsrichting van de middelen moet dus duidelijk zijn. Zonder duidelijkheid kan ook niet getoetst worden of de gelden op de juiste wijze zijn besteed.
In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, dat in de verordening wordt gehanteerd.
Eenmalige- en jaarlijkse subsidie
In de praktijk worden allerlei benamingen gebruikt voor de verschillende soorten subsidies. Zo worden termen als exploitatiesubsidie, waarderingssubsidies, productsubsidie en incidentele subsidie veel gebruikt. De juridische betekenis van dergelijke benamingen is echter beperkt. De subsidietitel van de Awb is immers materieel: het is afhankelijk van de feitelijke situatie en niet van de benaming of de financiële verstrekking voldoet aan het subsidiebegrip, zoals omschreven in artikel 4:21 Awb.
In de “oude” Algemene subsidieverordening werd dit onderscheid wel gemaakt, maar leverde dit in de dagelijks praktijk juist onduidelijkheid op.
Daarom is nu gekozen voor slechts twee benamingen: eenmalige subsidies en jaarlijkse subsidies. Deze benamingen zijn minder strikt dan deze op het eerste gezicht lijken. Zij geven het verschil aan tussen de in principe jaarlijks aan instellingen te verstrekken subsidie en de overige (eenmalige) subsidies.
Daarbij is overigens niet gezegd dat een subsidie die kan worden aangemerkt als een jaarlijkse subsidie ook zonder meer tot in het einde der dagen (jaarlijks) verstrekt wordt. Er kunnen zich omstandigheden voordoen dat een jaarlijkse subsidieverstrekking op enig moment stop gezet zal worden. De subsidie ontvanger zal hier altijd tijdig van op de hoogte worden gesteld.
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Er is voor gekozen om geen opsomming te geven van de beleidsterreinen voor de toepassing van deze verordening, maar gekozen is om te verwijzen naar de belangenbehartiging op grond van artikel 4 van de Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland en de taken en bevoegdheden zoals omschreven in artikel 5 van de Gemeenschappelijke regeling.
Artikel 3 subsidiegerechtigden
In principe wordt een subsidieverzoek slechts gehonoreerd indien subsidie wordt gevraagd door een rechtspersoon, die geen winst beoogd te halen uit de door het samenwerkingsorgaan te subsidiëren activiteit.
Het tweede lid van dit artikel geeft het Dagelijks Bestuur echter wel de mogelijkheid om uitzondering te maken op deze hoofdregel, waardoor in bijzondere omstandigheden het toch mogelijk is voor een natuurlijk persoon of een groep van natuurlijke personen om subsidie te verkrijgen. Daarnaast kan een rechtspersoon in oprichting wanneer hiervoor aanleiding bestaat ook in aanmerking voor een subsidie.
Artikel 4 Bevoegdheden Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur besluit op basis van het bepaalde in het eerste lid binnen de kaders die door het Algemeen Bestuur zijn vastgesteld. Deze kaders betreffen de begroting en deze verordening zelf. Dit besluiten houdt niet alleen in het verlenen van subsidie, maar betreft het gehele subsidieproces, van bevoorschotten tot vaststellen en eventueel op grond van artikel 4:57 Awb terugvorderen.
Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
In de artikelen 4:25 tot en met 4:28 Awb zijn de belangrijkste bepalingen ten aanzien van een subsidieplafond gegeven. In dit artikel wordt het Algemeen Bestuur de mogelijkheid geboden om daadwerkelijk een subsidieplafond in te stellen, dit kan per beleidveld afzonderlijk. Dit hoeft niet expliciet in een besluit tot vaststelling van een subsidieplafond, maar kan ook zijn verwoord in bestuurlijke afspraken zoals deze bijvoorbeeld zijn gemaakt voor de RAS in de bestuurlijke overeenkomst Regionale Agenda Samenleving 2009-2012.
Daarnaast wordt de bevoegdheid aan het Dagelijks Bestuur gegeven om nadere regels over de verdeling van de gelden gegeven.
Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, voordat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbar is. Maar vooral is van belang dat subsidieaanvragen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond is bereikt (d.w.z. met slechts een verwijzing naar het bereiken van het subsidieplafond).
Belangrijk is de verplichting om nadere regels te stellen over de verdeling van de beschikbare bedragen. Er zijn twee mogelijkheden. De meest eenvoudige vorm is een verdeelmechanisme op volgorde van binnenkomst: “wie het eerst komt, het eerst maalt”, waarbij aanvragen in volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag worden behandeld.
Een andere vorm is een tendersysteem, waarbij het beschikbare budget wordt verdeeld over de complete aanvragen door middel van een onderlinge vergelijking van de aanvragen en dat de beste aanvragen voor subsidie in aanmerking komen. Van belang bij dit systeem is dat helder is voor de aanvrager op basis van welke criteria de aanvragen worden getoetst en in rangorde worden gezet. De criteria, waaraan een aanvraag wordt getoetst, dienen zoveel mogelijk eenduidig te zijn.
Artikel 6 Bij aanvraag in te dienen gegevens
In dit artikel is neergelegd welke stukken moeten worden meegestuurd bij het indienen van een verzoek om subsidie. Daarbij heeft het Dagelijks Bestuur de bevoegdheid om daar waar nodig extra informatie op te vragen, maar ook de mogelijkheid om te bepalen dat bepaalde reeds bekende instellingen minder stukken hoeven in te dienen dan op basis van dit artikel noodzakelijk zou zijn. Dit laatste ter vermindering van de administratieve lastendruk.
Ook ten aanzien van de termijnen voor het indienen van een verzoek om subsidie wordt onderscheid gemaakt tussen eenmalige subsidies en jaarlijkse subsidies.
De termijn van 1 april is zo gesteld in verband met het vaststellen van de begroting van Holland Rijnland voor 1 juli.
De mogelijkheid om een andere termijn te stellen is opgenomen omdat Holland voor bepaalde subsidies weer afhankelijk is van de termijnen die bijvoorbeeld de provincie stelt. Voor een groot aantal subsidies op het terrein van de Sociale Agenda moet het Dagelijks Bestuur zelf een verzoek om subsidie doen bij de Provincie voor 1 oktober.
In het eerste lid is bepaald dat binnen 13 weken na ontvangst van een volledige aanvraag om een eenmalige subsidie door het Dagelijks bestuur een besluit moet zijn genomen. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen. In de regel wordt een termijn van acht tot dertien weken redelijk geacht. Vanwege de langere doorlooptijd in het besluitvormingstraject door het Dagelijks Bestuur ten opzichte van colleges van burgemeester en wethouders is dan ook gekozen voor een termijn van dertien weken.
De termijn van 1 april zoals genoemd in het tweede lid houdt verband met het besluitvormingstraject van de Provincie, op basis waarvan (v.w.b. de sociale Agenda) pas een besluit om de subsidieverzoeken gericht aan het Dagelijks Bestuur kan worden genomen.
De in het derde lid opgenomen mogelijkheid voor het Dagelijks Bestuur om een andere beslistermijn te bepalen, brengt met zich mee dat deze termijn wel tijdig aan de aanvrager bekend moet worden gemaakt. Dit zal gebeuren bij de ontvangstbevestiging van de subsidieaanvraag.
Nu de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking is getreden, bestaat het risico dat bestuursorganen, die zich niet aan de door zichzelf gestelde termijnen houden, met een dwangsom kunnen worden geconfronteerd. De nu in de verordening opgenomen termijn is zo gesteld dat het risico op niet tijdig beslissen tot een minimum beperkt blijft.
In artikel 4:35 Awb staan de algemene weigeringsgronden. De in het eerste lid van dit artikel genoemde weigeringsgronden zijn hierop een aanvulling en zijn toegesneden op het samenwerkingsorgaan zelf. Hierdoor kunnen op eenvoudige wijze subsidies die worden gevraagd die geen enkele relatie heeft met de taken en bevoegdheden van Holland Rijnland eenvoudig geweigerd worden.
De in het tweede en derde lid genoemde weigeringsgronden zijn meer van algemene aard en eveneens een aanvulling op de algemene regels zoals opgenomen in artikel 4:35 Awb.
Artikel 10, 11, 12 en 13 Reserves, voorzieningen en eigen vermogen
Deze artikel geven aan wanneer en onder welke voorwaarden reserves, voorzieningen en eigen vermogen gevormd mag worden.
Dit artikel geeft het Dagelijks Bestuur de bevoegdheid om naast de standaardverplichtingen die in artikel 4:37 Awb worden gegeven nadere verplichtingen op te leggen bij het verlenen van een subsidie. Dit geeft het Dagelijks Bestuur de mogelijkheid tot het leveren van maatwerk.
Artikel 15 Betaling en bevoorschotting
Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de bevoorschotting plaats vindt, niet in de verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in verleningbeschikking genoemd.
Artikel 16 Tussentijdse rapportage
In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is er voor gekozen om slechts bij subsidies hoger dan € 60.000,- waarvan de activiteiten over meerdere jaren verspreid zijn een tussentijdse rapportage te vragen.
Artikel 17 Meldingsplicht en steekproefsgewijze controle
De meldingsplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in de vorm van onder andere het niet standaard verantwoording afleggen van lagere subsidies, het minder vragen van tussenrapportages en de automatische bevoorschotting.
De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij het samenwerkingsorgaan als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor het uitvoeren van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo’n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.
Artikel 18 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
In dit artikel zijn de overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen, als ook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan het Dagelijks Bestuur. Overigens moet “schriftelijk” hier niet al te letterlijk worden opgevat, een melding per e-mail kan ook voldoende zijn. Niets belet het Dagelijks Bestuur om bij twijfel direct contact op te nemen met de subsidieontvanger en om nadere stukken te vragen.
Artikel 19, 20 en 21 Verantwoording subsidies
Voor wat betreft de genoemde bedragen is hier aansluiting gezocht bij de budgethoudersregeling zoals vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland op 13 januari 2011.
Artikel 19 Verantwoording subsidies tot € 25.000,-
In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten, hoeft de subsidieontvanger voor subsidies tot € 25.000,- niet standaard verantwoording af te leggen. Bovendien hoeft de subsidieontvanger ook geen aanvraag om vaststelling te doen.
Indien de subsidie direct wordt vastgesteld, worden de bewijsstukken van de prestatie direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie en risicoafweging van de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar leidt alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude tot terugvordering.
In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid onder b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen dertien weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker.
Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling zijn er juridisch meer mogelijkheden om op te treden, indien het Dagelijks Bestuur bemerkt dat de activiteit niet (geheel) zijn gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij verstrekking reeds vastgesteld. De subsidieontvanger dient, desgevraagd, op een door het Dagelijks Bestuur in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De bewijslast ligt in dit geval bij de subsidie ontvanger. Dit in tegenstelling tot bij terugvordering, dan ligt de bewijslast bij het Dagelijks Bestuur die moet aangeven waarom wordt teruggevorderd.
Artikel 20 Verantwoording subsidies vanaf € 25.000,- tot € 60.000,-
In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidieontvanger de verleende subsidie aan het Dagelijks Bestuur dient te verantwoorden. In het besluit tot verlening van de subsidie wordt de wijze waarop de verantwoording moet plaatsvinden al aan de ontvanger bekend gemaakt.
Het tweede lid bepaalt, dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Daarbij zal vooraf door de subsidieverstrekker al moeten zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Hiervan wordt dan ook in het tweede lid een overzicht gegeven.
Wederom in het kader van het terugdringen van de administratieve lasten, is het op grond van het derde lid mogelijk om ten aanzien van een specifieke subsidieverlening minder eisen dan wel aanvullende eisen stellen ten aanzien van de verantwoording. Voordeel is dat de omvang van de eisen kan worden aangepast aan de omstandigheid.
Artikel 21 Verantwoording subsidies vanaf € 60.000,-
Bij subsidies van € 60.000,- of meer wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij de financiële verantwoording mag de subsidieverstrekker een door een accountant opgesteld stuk vragen. Het bepaalde in het derde lid biedt de mogelijkheid om van vorengenoemde verplichtingen af te wijken.
Vast gebruik is voor Holland Rijnland om ten behoeve van de RAS bij subsidieverstrekking boven € 100.000,- een accountantsverklaring te vragen.
Artikel 22 Vaststelling subsidie
In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het Dagelijks Bestuur besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie.
Ingevolge het derde lid kan het Dagelijks Bestuur, naast deze Algemene subsidieregeling, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend.
Hierdoor worden zowel op de lasten voor de subsidieaanvrager als het Dagelijks Bestuur bespaard.
Artikel 23 Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen
Ten behoeve van de rechtszekerheid van de aanvrager kan het Dagelijks Bestuur bepalen dat gebruik wordt gemaakt van standaardberekeningswijze van uurtarieven en uniformering van begrippen.
De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen.
Het is van belang om de Algemene subsidieverordening samenwerkingsorgaan Holland Rijnland zoals in 2007 door het Algemeen Bestuur vastgesteld in te trekken.
De subsidieverordening Stimuleringsfond bossingels en houtwallen en de subsidieverordening Stimuleringsfonds Erfbeplanting en Haagbeplanting blijven in stand.
Het opstellen van een “nieuwe”Algemene subsidieverordening heeft ook geen invloed op de Beheersverordening Regionaal Investeringsfonds.
Artikel 26 Overgangsbepaling, artikel 27 Inwerkingtreding en artikel 28 Citeertitel
Voor deze artikelen zijn de standaardbepalingen overgenomen uit de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving.
Voor instellingen die een aanvraag om subsidie hebben ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening of die ten behoeve van de definitieve vaststelling van de subsidie die is verleend voor de inwerking van deze verordening zal de Algemene subsidieverordening 2012 van toepassing zijn. Dit heeft als voordeel dat dit minder administratieve lasten voor hen met zich meebrengt.