Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijkerk

Referendumverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReferendumverordening
CiteertitelReferendumverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-10-2005nieuwe regeling

22-09-2005

De Stad Nijkerk, 12-10-2005

rvs. 2005-056

Tekst van de regeling

Intitulé

Referendumverordening

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelet op de motie, aangenomen in de raadsvergadering van 30 juni 2005;

gelezen het collegevoorstel van 16 augustus 2005;

gelet op artikel 149 Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Verordening op het referendum (referendumverordening).

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder

  • a.

    referendum: een raadplegende volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een door de raad te nemen besluit.

  • b.

    kiesgerechtigden: diegenen die op de drieënveertigste dag voorafgaande aan de dag waarop het referendum wordt gehouden overeenkomstig artikel B3 Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Nijkerk;

  • c.

    voorgenomen besluit: een raadsuitspraak waarin het voornemen tot het nemen van een besluit kenbaar wordt gemaakt;

  • d.

    besluit: een schriftelijke beslissing van de raad.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het hele grondgebied van de gemeente of een gedeelte daarvan.

Artikel 3 Uitzonderingen

Een referendum kan niet worden gehouden over besluiten:

  • a.

    over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen;

  • b.

    over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

  • c.

    over verordeningen op het gebied van de gemeentelijke belastingen;

  • d.

    over bestemmingsplannen;

  • c.

    waarvan de raad van mening is dat er andere dan bovengenoemde dringende redenen zijn om geen referendum te houden.

Artikel 4 Initiatief en besluit

  • 1.

    Het initiatief tot het houden van een referendum kan worden genomen door de raad, door het college in een voorstel aan de raad of - met toepassing van de verordening Burgerinitiatief - door een voldoende aantal inwoners van de gemeente.

  • 2.

    De raad besluit tot het houden van een referendum over een voorgenomen besluit.

Artikel 5 Datum

  • 1.

    De raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum plaatsvindt binnen drie maanden nadat de raad besloten heeft tot het houden van een referendum.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde termijn kan met drie maanden worden verlengd.

Artikel 6 Vraagstelling

  • 1.

    De raad stelt de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

  • 2.

    De vraagstelling wordt weergegeven op de oproepingskaart.

Artikel 7 Advies en toezicht

  • 1.

    De raad laat zich bij het vaststellen van de vraagstelling adviseren door een onafhankelijke deskundige.

  • 2.

    De raad stelt deze deskundige aan.

Artikel 8 Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum. Het college regelt de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie.

Artikel 9 Budget

  • 1.

    De raad stelt, nadat is besloten tot het houden van een referendum, een budget beschikbaar voor voorlichting en organisatie.

  • 2.

    De raad kan bepalen dat een deel van het budget beschikbaar wordt gesteld aan maatschappelijke organisaties die betrokken zijn bij het onderwerp waarop het referendum betrekking heeft.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming uit het in het tweede lid bedoelde budget.

Artikel 10 De stemming

  • 1.

    Stemgerechtigd zijn degenen die op de drieënveertigste dag vóór de dag waarop het referendum wordt gehouden, kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad.

  • 2.

    De bepalingen van de Kieswet zijn voor wat betreft de raadsverkiezingen voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Geldigheid van de uitslag

  • 1.

    Het referendum wordt als geldig beschouwd, indien meer dan 30% van de kiesgerechtigden een stem heeft uitgebracht.

  • 2.

    De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 12 De beslissing van de raad

Binnen drie maanden na de dag waarop het referendum wordt gehouden, vindt besluitvorming plaats over het voorgenomen raadsbesluit dat aan het referendum is onderworpen.

Artikel 13 Strafsanctie

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, danwel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van haar bekendmaking.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Referendumverordening'.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Nijkerk

d.d. 22 september 2005

de griffier

F.E. CONTANT

de plv. voorzitter

C.H. VAN BAAK

Toelichting op de Referendumverordening

Algemeen

De tijdelijke referendumwet in sinds 1 januari 2005 vervallen. Een nieuwe landelijke regeling voor een correctief referendum laat op zich wachten.

Op grond van de huidige bepalingen in de Grondwet en de Gemeentewet hebben gemeenten al wel de mogelijkheid tot het houden van een raadplegend referendum. Er zijn geen uniforme regels voor het raadplegend referendum op lokaal niveau. Het kabinet was destijds van mening dat de vraag of en zo ja, hoe op lokaal niveau raadplegende referenda worden gehouden, een zaak is die door gemeenten zelf moet worden beslist binnen de randvoorwaarden die de Grondwet en Gemeentewet stellen. Bij de vernietiging van de referendumverordening van de gemeente Amsterdam in 1996 zijn deze randvoorwaarden nog eens onderstreept:

  • -

    het is de gemeenteraad die per geval beslist of een raadplegend referendum wordt gehouden;

  • -

    ieder raadslid beslist individueel in hoeverre hij zich aan de uitslag van het referendum gebonden zal achten;

  • -

    de gemeenteraad neemt een definitief besluit over het onderwerp van het referendum, nadat het referendum is gehouden.

    Bevoegdheid

    De bevoegdheid van de raad om een referendumverordening vast te stellen vloeit voort uit de algemene verordenende bevoegdheid, opgenomen in artikelen 149 van de Gemeentewet.

    Samenloop met inspraak

    Een referendum komt niet in de plaats van voorgeschreven inspraakmogelijkheden. Het is raadzaam om een referendum in een vroegtijdig stadium van een procedure te houden. Voorlichting over het referendumonderwerp kan dan bijvoorbeeld in praktische zin gekoppeld worden aan voorlichting over hetzelfde onderwerp in het kader van de voorgeschreven inspraak.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    In deze verordening gaat het om het raadplegend referendum. Dat wil zeggen een referendum dat niet bij voorbaat bindend is voor de raad en plaatsvindt voordat door de raad een definitief besluit over het onderhavige onderwerp wordt genomen. Een correctief referendum, waarbij de bevolking een besluit dat de raad al heeft genomen achteraf bindend kan verwerpen, is op dit moment wettelijk nog niet mogelijk.

  • b.

    Degenen die kiesgerechtigd zijn voor de raadsverkiezingen zijn ook gerechtigd om deel te nemen aan een referendum. Daarom is aangesloten bij artikel B3 van de Kieswet. Ook voor de genoemde termijn is aangesloten bij de Kieswet, artikel J1.

  • c en d.

    Hier zijn verschillende mogelijkheden aan de orde. Gekozen is voor de mogelijkheid om een 'voorgenomen besluit' door middel van een referendum aan de bevolking voor te leggen. Zie ook het tweede lid van artikel 4. Hierbij kondigt de Raad het voornemen tot een besluit aan. Vervolgens wordt het referendum gehouden en de Raad neemt pas een eindbesluit nadat het referendum is gehouden. De verdergaande mogelijkheid om een referendum mogelijk te maken nadat de raad een besluit heeft genomen is niet overgenomen. Bij die variant wordt de uitvoering van het raadsbesluit opgeschort. De uitslag van het referendum kan dan leiden tot heroverweging van het eerdergenomen besluit.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Een referendum kan zich niet uitstrekken tot buiten het grondgebied van de gemeente waarin een referendum wordt gehouden. Het is echter wel mogelijk het referendum te beperken tot een deel van de gemeente, wanneer een aangelegenheid slechts een deel van de gemeente (wijk, binnenstad etc.) treft.

Artikel 3 Uitzonderingen

Alleen voorgenomen besluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. Er is geen referendum mogelijk over voorgenomen besluiten van het college of de burgemeester. Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit neemt, leent zich echter minder goed voor een referendum. In de verordening is de lijst met uitzonderingen beperkt gehouden. Daarnaast is er een algemene uitzonderingsgrond ter beoordeling van de raad.

De raad kan daarbij rekening houden met de volgende uitzonderingen die in verordeningen voor raadgevende referenda worden gehanteerd.

  • -

    deelname aan gemeenschappelijke regeling of wijziging daarvan;

  • -

    beslissingen over grenscorrecties door gelijkluidende besluiten van meerdere gemeenteraden;

  • -

    wijziging van de aam van de gemeente;

  • -

    besluiten ter uitvoering van een besluit van het rijk of de provincie waarbij de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • -

    besluiten waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de daarmee gemoeide spoedeisende gemeentelijke belangen..

Artikel 4 Initiatief en besluit

De raad kan zelf het initiatief nemen tot het houden van een referendum. Andere mogelijkheden zijn dat het college de raad een referendum voorstelt of dat het initiatief tot het houden van een referendum via een burgerinitiatief op de agenda van de raad wordt geplaatst. In dat geval moet worden voldaan aan de eisen die de verordening burgerinitiatief stelt. Een samenvatting is opgenomen in de bijlage bij deze toelichting.

In alle gevallen beslist de raad of een referendum wordt gehouden; het moet dan gaan om een referendum over een voorgenomen besluit, rekening houdend met het bepaalde in artikel 3 ten aanzien van de onderwerpkeuze.

Artikel 5 Datum

Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden is voorbehouden aan de raad. Deze datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. In de regel zal een referendum plaatsvinden binnen drie maanden nadat de raad daartoe heeft besloten. Het combineren van verkiezingen kan in sommige gevallen praktisch zijn, omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook kan een combinatie zorgen voor een reductie in de kosten van een referendum. Met het oog daarop is in het tweede lid bepaald dat de raad de termijn met drie maanden kan verlengen.

Artikel 6 Vraagstelling

De raad beslist of, hoe en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling, inclusief de antwoordmogelijkheden vast. Bij de antwoordmogelijkheden kan het gaan om:

  • -

    'ja' of 'nee';

  • -

    een keuze uit alternatieven;

  • -

    een combinatie van deze twee mogelijkheden.

Artikel 7 Advies en toezicht

De raad laat zich adviseren door een onafhankelijk deskundige. Daarbij gaat het om

  • -

    formulering van vraagstelling en antwoordcategorieën;

  • -

    toezicht op de organisatie van het referendum;

  • -

    toezicht op de objectiviteit van de voorlichting.

Artikel 8 Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum. Het college kan een advies- en begeleidingscommissie in te stellen ter coördinatie van de bestuurlijke en ambtelijke werkzaamheden. Het college wijst, zoals ook in de Kieswet wordt bepaald ten aanzien van (raads-)verkiezingen, de stemlokalen aan. In afwijking van de Kieswet mag wel worden besloten dat dit er minder kunnen zijn dan bij reguliere verkiezingen.

Artikel 9 Budget

De besteding van het budget kan worden overgelaten aan het college, als onderdeel van de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van het referendum (artikel 8). Ook kan de raad besluiten dat aan maatschappelijke organisaties die betrokken zijn bij het onderwerp van het referendum, een bedrag voor promotie-doeleinden wordt verstrekt.

Artikel 10 De stemming

Voor de procedures rond de stemming kan zoveel mogelijk worden aangesloten bij de gang van zaken rond de raadsverkiezingen.

Artikel 11 Geldigheid van de uitslag

Wanneer een bepaald percentage van de kiesgerechtigden zijn stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn. Het percentage kan lager zijn dan het gemiddelde opkomstpercentage bij de raadsverkiezingen, maar moet hoog genoeg zijn om een drempel op te werpen. Op deze wijze komen alleen onderwerpen aan bod die door een redelijk deel van de bevolking als van belang worden beschouwd, zonder dat het praktisch onmogelijk zal worden een geldige uitslag te krijgen. Een opkomstpercentage van 30% als ondergrens is gebruikelijk.

Artikel 12 De beslissing van de raad

Binnen een redelijke termijn nadat de uitslag van het referendum bekend is, moet de raad een besluit nemen over het voorgenomen besluit waarover een referendum is gehouden. Gekozen is voor een maximumtermijn van drie maanden, maar bij voorkeur vindt de besluitvorming plaats in de eerstvolgende raadsvergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is geworden.