Organisatie | Zoeterwoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Lozingsverordening riolering |
Citeertitel | Lozingsverordening riolering 1991 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage 1: als bedoeld in artikel 4, lid 5, van de Lozingsverordening riolering, houdende voorschriften inzake te treffen voorzieningen en wijzen van gebruik. Bijlage 2: Lozingsverordening riolering kennisgeving Bijlage 3 Kennisgevingsformulier Bijlage 4 Aanvraagformulier Bijlage 4a Lozingsverodening riolering toelichting bij aanvraag vergunning Bijlage 5 bepalingen lozingen amalgaamresten Bijlage 6 Beschikking Bijlage 7 Lozingsvoorschriften |
Deze regeling vervangt de Lozingsverordening riolering 1988.
Besluit vrijstelling van de kennisgevingsplichkt op grond van de Lozingsverordening riolering van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude van 4 februari 1992.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-05-2011 | 08-02-2016 | nieuwe regeling | 14-04-2011 Leids Nieuwsblad, 04-05-2011 | og/91-227a |
De raad der gemeente Zoeterwoude ;
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 maart 1991, nr. og/91-227a;
Dat het in verband met het tegengaan en het voorkomen van verontreiniging van oppervlaktewateren krachtens artikel 1, tweede lid, juncto het eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren verboden is zonder vergunning met behulp van de gemeentelijke riolering afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in oppervlaktewateren te brengen, tenzij de voorschriften die zijn gesteld door de beheerder van het oppervlaktewater dan wel de beheerder van een rioolwaterzuiveringsinstallatie of enige ander werk, waarop de riolering is aangesloten, worden nageleefd, welke uitzondering overigens weer niet geldt voor bij AMvB aangewezen soorten van inrichtingen en stoffen;
Dat het, teneinde de naleving van deze aan de gemeente gestelde voorschriften te kunnen verzekeren, wenselijk is ook met het oog daarop regels te stellen;
Dat het voorts ter bescherming van de riolering en de goede werking daarvan, van de belangen van derden tegen nadelen welke hieruit kunnen voortvloeien, alsmede ter bescherming van de kwaliteit van het rioolslib, wenselijk is regels te stellen omtrent het lozen van afvalwater op de gemeentelijke riolering;
Gelet op artikel 168 van de gemeentewet en mede in beschouwing genomen de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
Vast te stellen de navolgende Lozingsverordening riolering.
[In deze verordeningtekst zijn opgenomen de wijzigingen op grond van:
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen.
In deze verordening wordt verstaan onder:
waterbeheerder: de beheerder van een rioolwaterzuiveringsinstallatie of enig ander werk waarop de riolering is aangesloten, dan wel het gezag dat bevoegd is tot het verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, tot het brengen van afvalstoffen, verontreinigde of schadelijke stoffen in het oppervlaktewater waarop de riolering uitkomt;
Hoofdstuk 2. Bepalingen ter uitvoering van de door de waterbeheerder aan de gemeente gegeven voorschriften.
Afdeling 1. Verbod zonder vergunning door middel van een werk afvalstoffen te lozen vanuit nader genoemde bedrijven of instellingen.
Afdeling 2. Bepalingen betreffende lozingen door middel van een werk vanuit overige bedrijven of instellingen.
Artikel 3. Kennisgevingsplicht.
Degene die voornemens is door middel van een werk afvalstoffen in de riolering te lozen vanuit andere bedrijven of instellingen dan genoemd in artikel 2, tweede lid, moet hiervan acht weken voordat de lozing zal aanvangen aan burgemeester en wethouders schriftelijk kennis geven met inachtneming van hetgeen hierna daaromtrent bepaald is.
Een kennisgeving als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt ondertekend en ingediend door degene die het werk feitelijk zal gebruiken of gebruikt, dan wel degene die de lozing laat plaatshebben. In het geval waarin een gemachtigde optreedt dient bij de kennisgeving een machtiging te worden overgelegd.
Artikel 4. Algemene voorschriften.
Voor bedrijven en instellingen waarvoor een kennisgevingsplicht als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, geldt en die bovendien genoemd zijn in het derde lid, is het toegestaan door middel van een werk afvalstoffen in de riolering te lozen met inachtneming van de in het tweede lid genoemde algemene voorschriften voor zover deze in het derde lid op de daarin genoemde bedrijven en instellingen van toepassing zijn verklaard.
Teneinde aan de lozingsvoorschriften van dit artikel te kunnen voldoen zijn de bedrijven en instellingen van de in lid 3 genoemde categorie verplicht de voorzieningen te treffen die in Bijlage 1 van deze verordening zijn opgenomen, welke bijlage integraal deel uitmaakt van deze verordening. De voorzieningen dienen te worden gebruikt op de in de Bijlage 1 aangegeven wijze.
Hoofdstuk 4. Algemene bepalingen betreffende vergunning en nadere voorschriften.
Artikel 11 Overleg met de waterbeheerder over de vergunningsaanvraag.
Tenzij burgemeester en wethouders reeds bij een eerste beoordeling van de aanvraag menen dat de vergunning behoort te worden geweigerd, treden zij over de aanvraag binnen vier weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen, in overleg met de waterbeheerder onder overlegging van de aanvraag en alle daarop betrekking hebbende bescheiden. Artikel 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Indien met het oog op het geheel of gedeeltelijk inwilligen van de aanvraag een wijziging of aanvulling van de aan de gemeente gegeven voorschriften voor het brengen van het rioolwater in oppervlaktewater of naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie of enig ander werk waarop de riolering is aangesloten noodzakelijk is, dienen burgemeester en wethouders binnen vier weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen een daartoe strekkend verzoek schriftelijk in bij de waterbeheerder. Artikel 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12 Beslissingstermijn vergunning.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid beslissen burgemeester en wethouders binnen vier weken na het van kracht worden van de beslissing van de beheerder als bedoeld in artikel 11, tweede lid, of van een daarvoor in de plaats getreden beslissing in beroep, indien deze beslissing genomen wordt later dan twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.
Artikel 13 Toezending beschikking.
Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de beslissing aan de waterbeheerder en de regionale inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid, belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu.
Indien de vergunning wordt verleend, wordt bij de beschikking een gewaarmerkt exemplaar van de op de vergunning betrekking hebbende tekeningen en bescheiden gevoegd.
Artikel 16 Anticipatie op toekomstige ontwikkelingen.
Burgemeester en wethouders houden bij hun beslissing op de aanvraag om vergunning rekening met de te verwachten ontwikkelingen in de lozingen op de riolering die van belang zijn met het oog op de uitvoering van de voorschriften van de waterbeheerder aan de gemeenten onderscheidenlijk de bescherming van de in artikel 7, eerste lid, genoemde belangen, en in het bijzonder met die welke veroorzaakt kunnen worden door:
Artikel 20 Weigering vergunning.
De vergunning wordt in ieder geval geweigerd indien het verlenen van de vergunning in strijd zou zijn met de voorschriften welke door de waterbeheerder aan de gemeente zijn gegeven, een verzoek van de gemeente tot wijziging van deze voorschriften is afgewezen en die afwijzing onherroepelijk is geworden.
Hoofdstuk 5. Straf-, overgangs- en slotbepalingen.
Artikel 24 Verstrekken van inlichtingen e.d.
Een ieder is verplicht aan de ambtenaren belast met de zorg voor de naleving van één of meer bepalingen van deze verordening alle medewerking te verlenen en op eerste vordering alle inlichtingen te verstrekken, inzage te verschaffen in bescheiden en hen in de gelegenheid te stellen daarvan afschrift te nemen, een en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
Artikel 25 Kennisgeving van bijzondere omstandigheden.
Indien wordt vastgesteld of het vermoeden bestaat dat door bijzondere omstandigheden zoals storing in het produktieproces afvalwater wordt geloosd of zal worden geloosd die door samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid:
een nadelige invloed heeft op de verwerking van het uit de riolering verwijderde slib, is degene die afvalwater op de riolering loost verplicht kennis te geven aan burgemeester en wethouders of een daartoe door hen aangewezen ambtenaar en onmiddellijk alle maatregelen te nemen die gevaar, schade of hinder kunnen beperken.
Burgemeester en wethouders dan wel de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaar doen van de in dat lid bedoelde kennisgeving terstond melding aan de waterbeheerder, indien de bijzondere omstandigheden, als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, gevaar, schade of hinder kunnen opleveren van de rioolzuiveringsinstallatie of het ontvangende oppervlaktewater.
Overtreding van de volgende artikelen en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak: artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde en zevende lid, artikel 8a en artikel 24, voor zover betreft het toezicht op naleving van artikel 8 en 8a, en artikel 25, eerste lid, onder c en d.
Artikel 27 Opsporingsambtenaren.
De opsporing van de in artikel 23 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aanhen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft, die in de aanwijzing zijn vermeld.
Artikel 28 Het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoner.
Zij die belast zijn met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 29 Nemen van monsters.
De in artikel 27 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd de lozing van afvalwater in de riolering te meten, alsmede monsters daarvan te nemen, een en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. De resultaten van de metingen, alsmede de uitslag van het onderzoek van de monsters worden ten spoedigste ter kennis van de betrokken lozers gebracht.
Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens de Lozingsverordening riolering van 1988 blijven – voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Lozingsverordening riolering van 1988 blijven, voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken, na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Degene bedoeld als in artikel 3, lid 1, van deze verordening is vrijgesteld van de in lid 1 en lid 2 van dat artikel vervatte verplichting tot schriftelijke kennisgeving, voor zover voor de onderwerpelijke lozingen vergunning of ontheffing is verleend krachtens de Lozingsverordening riolering van 1988.
Indien voor het tijdstip van Inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe dan genaamd – op grond van de Lozingsverordening riolering van 1988 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning, ontheffing, voorschrift of beperking, bedoeld in het eerste of tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 30, tweede lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroeps- termijn wordt beslist met toepassing van de Lozingsverordening riolering van 1988.
De vergunning, ontheffing of het voorschrift of de beperking, bedoeld in het eerste of tweede lid blijft, onverminderd het in het eerste en tweede lid blijft, onverminderd het in het eerste of tweede lid bepaalde, van kracht totdat onherroepelijk is beslist op een beroep- of bezwaarschrift, bedoeld in het vijfde lid.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad, gehouden op 27 maart 1991.
De secretaris,
J.W. Kliffen, loco
De voorzitter,
Ing. A.J.M. Houdijk
Bijlagen Lozingsverordening riolering als pdf-document:
Bijlage 1: als bedoeld in artikel 4, lid 5, van de Lozingsverordening riolering, houdende voorschriften inzake te treffen voorzieningen en wijzen van gebruik.
Bijlage 2: Lozingsverordening riolering kennisgeving
Bijlage 3 Kennisgevingsformulier
Bijlage 4a Lozingsverodening riolering toelichting bij aanvraag vergunning
Bijlage 5 bepalingen lozingen amalgaamresten
Bijlage 7 Lozingsvoorschriften
Bijlage: Vrijstelling van de kennisgevingsplicht op grond van de Lozingsverordening riolering
Onderwerp: Vrijstelling van de kennisgevingsplicht op grond van de Lozingsverordening riolering.
Burgemeester en wethouders van Zoeterwoude;
Overwegende, dat op grond van artikel 3, lid 1, van de Lozingsverordening riolering, degene die voornemens is door middel van een werk afvalstoffen in de riolering te lozen vanuit een niet-vergunningplichtig(e) bedrijf of instelling, hiervan twee maanden voordat de lozing zal aanvangen schriftelijk kennis moet geven aan hun college;
Dat hun college ingevolge artikel 3, lid 6, van genoemde verordening categorieën van bedrijven of instellingen vrijstelling kan verlenen van deze kennisgevingsplicht;
Dat het, naar de mening van hun college niet noodzakelijk is, dat bedrijven of instellingen die, net als woonruimten, alleen huishoudelijk afvalwater in kleine hoeveelheden lozen, een kennisgeving indienen;
Dat hun college voor bedoelde bedrijven en instellingen van de vrijstellingsmogelijkheid uit voornoemd artikel 3, lid 6, gebruik wil maken;
Dat hun college, zoals vereist, overleg heeft gevoerd met de waterbeheerder over het voornemen, van de vrijstellingsmogelijkheid gebruik te maken’
Dat het Hoogheemraadschap van Rijnland op 15 januari 1992 medegedeeld heeft, akkoord te gaan met het voornemen;
Gelet op artikel 3 van de Lozingsverordening riolering: