Organisatie | Laarbeek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening onroerende-zaakbelasting 2013 |
Citeertitel | Verordening onroerende-zaakbelasting 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financien en economie |
Deze regeling vervangt de verordening onroerende-zaakbelasting 2013 van 12-12-2012
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-03-2013 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 20-02-2013 | Gemeenteblad nr. 224 |
Besluit van de raad d.d. 20 februari 2013 tot vaststelling van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2013 (vaststelling definitieve tarieven 2013).
De raad van de gemeente Laarbeek;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 januari 2013;
gelet op de artikelen 216 en 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;
vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2013.
Bij de gebruikersbelasting wordt:
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van
hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende
zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen
tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
In afwijking van artikel 3 wordt bij het bepalen van de maatstaf van heffing buiten aanmerking gelaten de waarde van:
werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
j. onroerende zaken, die in hoofdzaak worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van onroerende zaken die worden gebruikt voor het geven van onderwijs;
straatmeubilair, waaronder worden begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallatie, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;
Artikel 7 Termijn van betaling
De aanslagen die worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn een maand later.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de onroerende-zaakbelastingen.
Van de belasting als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b wordt geen kwijtschelding als bedoeld in artikel 255 van de Gemeentewet verleend. Van de belasting als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder a. wordt slechts kwijtschelding verleend aan natuurlijke personen.
De Verordening onroerende-zaakbelastingen 2013, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Laarbeek van 12 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.