Organisatie | Borne |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Borne |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Borne 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de APV 2009
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-12-2013 | 01-01-2015 | Ingevoegd in hoofdstuk 2: afdeling 8a (Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet) | 12-11-2013 | onbekend | |
30-04-2010 | 20-12-2013 | Nieuwe regeling | 13-04-2010 Bornse Courant, 22-04-2010 | 10int00228/1 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:1a Begripsbepalingen Wabo
Na inwerkingtreding van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:
Artikel 1:9 Wel lex silencio positivo
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10c Vrij te stellen categorieën
Het verbod in het eerste lid van artikel 2:10a geldt niet voor objecten, als aan elk van de volgendevoorwaarden wordt voldaan:
Het is verboden een terras te exploiteren tenzij aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Op wegen of weggedeelten, bestaande uit een rijbaan en een trottoir, wordt het terras zodanig op de rijbaan of op het trottoir geplaatst dat tussen het terras en de rijbaan of geplaatste objecten een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1,5 meter aanwezig is (voor voetgangers, invaliden- en kinderwagens).
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.
Het is de exploitant of feitelijk leidinggevende van een horecabedrijf, niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten tussen 02.00 uur en 06.00 uur op zaterdag en zondag en tussen 01.00 uur en 06.00 uur op andere dagen. Tussen 02.00 uur en 03.00 uur op zaterdag en zondag en tussen 01.00 uur en 02.00 uur op andere dagen kunnen bezoekers die zich reeds in het horecabedrijf bevinden hier verblijven (ten behoeve van een geleidelijke uitstroom van bezoekers).Met de zondag worden gelijkgesteld, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste Kerstdag, tweede Kerstdag, en de dag waarop de verjaardag van de Koning(in) wordt gevierd.
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.
Afdeling 8a Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34A Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met 1 uur voor aanvang en eindigende met 1 uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon. (wijkt af van VNG-model)
Artikel 2:34B Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging.
Artikel 2:34C Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven
De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank. (wijkt af van VNG-model)
Artikel 2:34F Verbod happy hours
Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit of op het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, waar gelegenheid wordt gegeven te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen of waar gelegenheid wordt gegeven tot het beoefenen van enig ander kansspel waarvoor de Wet op de kansspelen een regeling kent;
Artikel 2:39e Overdraagbaarheid vergunning
De vergunning is niet overdraagbaar, is gebonden aan de speelgelegenheid waarvoor zij is verleend, en wordt voor ten hoogste 3 jaar verleend.
De exploitant en de beheerder van een speelgelegenheid:
zijn niet binnen de laatste vijf jaar exploitant of beheerder geweest van een inrichting die voor een periode van ten minste vijf weken door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 2:39c, eerste lid, is ingetrokken,tenzij aannemelijk is dat hen ter zake geen verwijt treft;
De artikelen uit afdeling 8 (Toezicht op horecabedrijven) zijn van overeenkomstige toepassing op speelgelegenheden die geen horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 2:27.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 van deze verordening, kan het bevoegde bestuursorgaan de vergunning voor een speelgelegenheid intrekken, indien:
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Het is toegestaan zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, voor zover dit beperkt blijft tot de daarin gelegen wegen, paden en gazons, mits door dit gebruik geen beschadigingen plaatsvinden.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling, schoolterrein of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:50a Verblijfsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die zich gedraagt in strijd met de artikelen 2:47, 2:48, 2:49 en 2:50 een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van 24 uur te bevinden op het in dat verbod aangewezen gebied, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad (verblijfsontzegging).
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie binnen zes maanden na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd, dat hij zich opnieuw gedraagt in strijd met de in het eerste lid genoemde artikelen, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste veertien dagen te bevinden op in dat verbod aangewezen gebieden, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1º dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2º van een verandering van de onder a, sub 1º, bedoelde adressen;
3º als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4º dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:73c Vrijstelling verbod
Artikel 2:73e Aanwijzing gebieden zonder vrijstelling
Het bevoegd bestuursorgaan kan ter voorkoming van gevaar, schade of overlast of in het belang van de natuurbescherming, een of meer gedeelten van de gemeente of een of meer bepaalde plaatsen aanwijzen waar het gestelde in artikel 2:73c niet van toepassing is.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk druggebruik
Het is verboden binnen een door het college aangewezen gebied (waarin begrepen wegen en voor publiek toegankelijke plaatsen of gebouwen) middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Afdeling 16 Toezicht op growshops, smartshops en headshops c.a.
Artikel 2:78a Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer vaak wordt aangeduid als een smartshop, headshop of growshop;
Artikel 2:78b Vergunningplicht
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een inrichting te exploiteren.
De burgemeester kan nadere regels vaststellen voor wat betreft het aantal inrichtingen waarvoor vergunning kan worden verleend alsmede voor die inrichting geldende nadere voorwaarden.
Artikel 2:78i Aanwezigheid leidinggevende
Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevendeaanwezig is die vermeld staat op een vergunning met betrekking tot die inrichting.
Artikel 2:78j Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning intrekken, indien:
aannemelijk is, dat een leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
Artikel 2:78k Vervallen vergunning
De vergunning vervalt indien een vergunning, strekkende ter vervanging van een eerdere vergunning voor dezelfdeinrichting, is verleend.
Artikel 2:78l Sluiting van inrichtingen
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 2:78m Toegang opsporingsambtenaren
De leidinggevende van een inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering alsmede de ambtenaren die door burgemeester en wethouders of de burgemeester met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, vanaf de weg onmiddellijk en
onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf:
STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS E.D.HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHTINGEN, ESCORTBEDRIJVEN,
Afdeling 1 Begripsbepalingen en nadere regels
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een inrichting voorzien van een darkroom, een seksclub, een parenclub, een erotisch café, een prostitutiehotel, een privéhuis of een prostitutiebedrijf waaronder een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, escortbedrijven, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Bij de aanvraag om een vergunning wordt in ieder geval vermeld, dan wel bij de aanvraag wordt in ieder geval gevoegd:
een bedrijfsplan, waarin in ieder geval beschreven de maatregelen die waarborgen dat tegen de prostituees geen enkele dwang wordt uitgeoefend en die tevens de veiligheid van de prostituees waarborgen. Het bedrijfsplan beschrijft tevens de geneeskundige zorg en voorlichting op het gebied van beroepsgerelateerde ziektes ten behoeve van bij het bedrijf werkzame prostituees.
Artikel 3:5 Eisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 453 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens, overtreding van:
De exploitant en de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor tenminste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning genoemd in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Verplichtingen exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf dienen er voortdurend op toe te zien dat tijdens of in verband met de exploitatie waarvoor de vergunning is verleend er:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XIV (misdrijven tegen de zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De exploitant en de beheerder dienen er zorg voor te dragen dat dagelijks een actuele bedrijfsadministratie bij wordt gehouden, dat deze administratie in het bedrijf aanwezig is en op eerste vordering van een ambtenaar belast met toezicht op het bepaalde in dit hoofdstuk of op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage wordt afgegeven.
door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, op of aan de weg, op of in voor het publiek toegankelijke plaatsen (winkels daaronder begrepen), in deuropeningen, dan wel zich binnenshuis bevindende zichtbaar voor het publiek, iemand tot prostitutie uit te nodigen of aan te lokken, dan wel op deze uitnodiging of uitlokking in te gaan;
Indien door het college gebruik is gemaakt van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, dan is de weigeringsgrond genoemd in artikel 3:13, eerste lid, onder b, op een reeds bestaande sekswinkel niet van toepassing, voor zover de perso(o)n(en) die deze sekswinkel exploiteerde(n), de exploitatie daarvan sindsdien onafgebroken heeft of hebben voortgezet en de bruto vloeroppervlakte van deze sekswinkel sindsdien ongewijzigd is gebleven. Deze bepaling is niet van toepassing indien ná voormelde dag tevens een andere persoon of andere personen de exploitatie van een in dit lid bedoelde sekswinkel op zich heeft of hebben genomen.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslistermijn, tenaamstelling en geldigheidsduur, weigerings- en intrekkingsgronden, sluiting
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Onverminderd het elders in de APV of in deze verordening bepaalde, kan de vergunning worden geweigerd indien de aanvrager bij een eerdere verlening van een vergunning de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet of ten dele niet is nagekomen en het vermoeden gerechtvaardigd is dat indien de vergunning wordt verleend, de aanvrager ook de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zal naleven.
Artikel 3:14 Intrekkingsgronden
Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbenden(n) worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar het oordeel van het bevoegde orgaan, voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Afdeling 4 Wijziging dan wel beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3:16 Wijziging of beëindiging exploitatie
In afwijking van het bepaalde in lid 2 en 3 vervalt, behoudens zwaarwegende omstandigheden en feiten, de vergunning verleend voor een sekswinkel niet indien, bij de wijziging bedoeld in lid 1, aangegeven is dat de bedrijfsactiviteiten door een ander worden voortgezet en een aanvraag voor een nieuwe vergunning binnen 2 weken na de mededeling is ingediend totdat op de aanvraag een besluit is genomen.
Artikel 3:17 Wijziging of beëindiging beheer
In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer reeds voorlopig worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend en, met betrekking tot de nieuwe beheerder, door de politie een positief advies is uitgebracht.
DE GEMEENTEHOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Het college kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten de werkzaamheden als bedoeld in het derde lid te verbieden, dan wel daaraan nadere voorwaarden te verbinden, indien door die werkzaamheden de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
Artikel 4:6a Geluidhinder door dieren
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
Artikel 4:6b Geluidhinder door bromfietsen e.d.
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.
Artikel 4:6c Geluidhinder door vrachtauto’s
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op zodanige wijze te laden of te lossen dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Afdeling 2 Bodem-, weg en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HUISHOUDING DER GEMEENTEHOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, dan wel een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college een
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, , havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid dient het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet op het binnentreden in acht te worden genomen.
De gemeenteraad heeft de bestaande modeltoelichting van de VNG in zijn algemeenheid aangewezen als "de" toelichting op de Bornse APV.
Bij wijzigingen in die modeltoelichting is het dan niet nodig om deze opnieuw door de raad te laten vaststellen.
Deze APV voor Borne wijkt op een aantal punten af van de model-APV van de VNG. Deze “Bornse” toelichting is dus aanvullend op de algemene modeltoelichting van de VNG.
Artikel 2:6 Verspreiden van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Dit artikel is gewijzigd in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009. De praktijk zal moeten uitwijzen of dit beleid in deze vorm houdbaar is.
Het aanwijzen van een gebied waar het verboden is als straatartiest op te treden zal doorgaans op initiatief van het college zelf gebeuren, en niet op aanvraag. Mocht er wel een aanvraag aan de orde zijn, dan bestaan er geen duidelijke bezwaren tegen een lex silencio positivo. Een ontheffing van het verbod zal vaker op aanvraag gebeuren, maar ook een ambtshalve ontheffing zal voorkomen, bijvoorbeeld bij bepaalde festiviteiten. Ook bij een ontheffing op aanvraag is geen reden om van een lex silencio af te zien. Paragraaf 4.1.3.3 Awb wordt op het gehele artikel van toepassing verklaard. Zie Ledenbrief VNG 09/123.
Een doorlopende ontheffing is voor deze activiteit niet aangewezen. De aard van de ontheffing verzet zich tegen een ontheffing met onbeperkte duur.
Artikel 2:10a tot en met 2:10e
Deze artikelen zijn gewijzigd in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009.
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het reeds bestaande tweede lid van dit artikel is wél in de Bornse APV opgenomen, in afwijking van het VNG-model (supplement 18; NB het tweede artikellid is wél in de VNG-toelichting opgenomen). Navraag bij de VNG (oktober 2009) leert dat het tweede lid abusievelijk is weggevallen, en dat het dus wel in het VNG-model hoort te staan.
De in het vierde lid genoemde (gemeentelijke) telecommunicatieverordening is op 25 maart 1999 door de gemeenteraad vastgesteld en trad op 1 juni 1999 in werking.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Het bestemmingsplan mag volgens jurisprudentie niet als weigeringsgrond in dit artikel worden opgenomen. De APV en het bestemmingsplan zijn wat de uitwegen betreft verschillende toetsingskaders.
Deze artikelen betreffende evenementen zijn gewijzigd in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009.
Lex silencio positivo betreffende artikel 2:25
Kleinere evenementen zijn al vergunningsvrij. Deze vergunning ziet derhalve op grotere evenementen. Daarbij is een lex silencio positivo niet wenselijk, gezien de impact die een groot evenement kan hebben, met name op de openbare orde. Ook vragen vele aspecten van een groot evenement, zoals brandveiligheid, geluid, aanvoer, afvoer en parkeren van bezoekers, om maatwerk dat alleen een inhoudelijke vergunningsbeschikking kan bieden. Er zijn derhalve verschillende dwingende redenen van algemeen belang, met name de openbare orde, openbare veiligheid en milieu om van een lex silencio positivo af te zien. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Een doorlopende vergunning is voor deze activiteit niet aangewezen. De aard van de vergunning verzet zich tegen een vergunning met onbeperkte duur.
Artikel 2:28 m.b.t. exploitatievergunningen horecabedrijf
In Borne worden geen exploitatievergunningen verstrekt, zodat het artikel betreffende dit onderwerp voorlopig wordt gereserveerd.
Deze vergunning richt zich met name op de openbare orde. Een lex silencio positivo is dan ook niet wenselijk om deze dwingende reden van algemeen belang. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Artikelen 2:39 tot en met 2:40 m.b.t. speelgelegenheden
In plaats van de VNG-modelartikelen 2:39 en 2:40 is met ingang van 2005 het regionaal gehanteerde beleid in hoofdstuk 2 opgenomen. Voor de toelichting: zie de hierna volgende teksten.
Deze vergunning beoogt de bescherming van met name de openbare orde. Daarnaast speelt het bestrijden van gokverslaving een rol. Het is hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Artikel 2:39a Begripsbepalingen
Het begrip “speelgelegenheid” als omschreven in het eerste lid, betreft iedere openbare gelegenheid waarin de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren. De houder van een café waarin bezoekers het kaartspel kunnen beoefenen, hoeft niet zonder meer over een vergunning te beschikken maar slechts indien de mogelijkheid daartoe bewust met enig winstoogmerk wordt geboden.
In de definitiebepaling van “speelgelegenheid” is opgenomen dat het moet gaan om een bedrijfsmatige exploitatie. Dit om het organiseren van werkelijk recreatieve spelen met een prijsje buiten de regelgeving te houden. Omdat de ervaring heeft geleerd dat men soms met behulp van allerlei constructies aan het predikaat “bedrijfsmatig” tracht te ontkomen zijn de woorden “of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is” toegevoegd.
De woorden “winnen” en “verliezen” wijzen op een inleg van geld op welke wijze dan ook.
Artikel 2:39b Bevoegd bestuursorgaan
In afwijking van de algemene regel van artikel 162 Gemeentewet dat het college van burgemeester en wethouders belast is met de uitvoering van raadsbesluiten, is op grond van artikel 174 van de Gemeentewet de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op de voor publiek openstaande gebouwen en de daarbij behorende erven. Daarom dient deze bevoegdheidsafbakening hier te worden opgenomen.
Artikel 2:39c Exploitatie van een speelgelegenheid
De vergunningplicht geldt het (doen) exploiteren van een speelgelegenheid. Dit artikel heeft een ander motief dan de Wet op de kansspelen. Dit artikel heeft namelijk het beschermen van de openbare orde en het woon- en leefklimaat als doel.
Oogmerk van de Wet op de kansspelen is het in goede banen leiden van kansspelen, waarbij de consument beschermd dient te worden en gokverslaving en criminaliteit moeten worden tegengegaan.
De Wet op de kansspelen geeft de burgemeester noch het college de bevoegdheid om een illegale speelgelegenheid te sluiten. In de praktijk is dit evenwel vanwege de negatieve uitstraling en het illegale karakter van de speelgelegenheid vaak wel wenselijk. Daarom is in dit artikel een vergunningsplicht opgenomen, met in artikel 2:39g, tweede lid, de mogelijkheid om de vergunning te weigeren als naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid. Met behulp van deze bepaling is het echter niet mogelijk om op te treden tegen een speelgelegenheid die weliswaar de Wet op de kansspelen overtreedt, maar geen overlast veroorzaakt of anderszins het woon- en leefklimaat aantast. Hiervoor is een handhavingsbevoegdheid voor de burgemeester nodig en die ontbreekt thans. Op dit moment is niet duidelijk of een dergelijke bevoegdheid er zal komen.
De regeling is op grond van het tweede lid niet van toepassing op de in de Wet op de kansspelen genoemde kansspelen. Daardoor is de regeling slechts van toepassing op het spelen met geld waarbij de spelers door hun behendigheid de kans om te winnen kunnen vergroten. Op deze wijze wordt voorkomen dat de gemeente treedt in hetgeen de Rijkswetgever heeft bepaald. De minister van Justitie is volgens de Wet op de kansspelen bevoegd voor casino’s (Titel IV B) en de Kamer van Koophandel is bevoegd voor winkelweekacties (artikel 7b van de wet).
Speelautomatenhallen vallen eveneens niet onder de bepaling. Het is mogelijk in een speelautomatenhallenverordening te bepalen dat bij de beoordeling van een aanvraag om vergunning voor het exploiteren van een speelautomatenhal rekening wordt gehouden met de woon- en leefsituatie. De VNG heeft een model-speelautomatenhallenverordening opgesteld.
Voor de goede orde wordt er op gewezen dat de Wet op de kansspelen gemeenten ten aanzien van een aantal kansspelen (als de kleine kansspelen zoals bingo en ten aanzien van speelautomaten) voldoende bestuurlijke instrumenten geeft. Het bepaalde onder e is opgenomen omdat het mogelijk is dat er, thans niet voorziene, bedrijfsmatige speelgelegenheden zijn in de zin van de voorliggende regeling, waarvan regulering uit een oogpunt van openbare orde of woon- en leefklimaat niet noodzakelijk is.
Een dergelijke categorie bedrijven kan het bevoegde bestuursorgaan als zodanig aanwijzen, waardoor de gemeente én de exploitant administratieve lasten bespaard kunnen blijven.
Deze bepaling spreekt voor zich.
Artikel 2:39e Overdraagbaarheid vergunning
Ofschoon in artikel 1:5 reeds is aangegeven dat in de APV de persoonsgebondenheid van een vergunning voorop staat is voor alle duidelijkheid in artikel 2:39e tot uitdrukking gebracht dat de vergunning niet overdraagbaar is, omdat zowel de persoon van de exploitant en de beheerder hierbij een rol spelen als de inrichting van de speelgelegenheid.
Artikel 2:39f Eisen aan de exploitant en de beheerder
De bepaling dat de exploitant en de beheerder niet “van slecht levensgedrag” mogen zijn komt uit de Drank- en Horecawet. Het begrip is in de APV onder andere ook opgenomen bij de exploitatievergunning voor seksinrichtingen e.d. Achtergrond van deze bepaling is dat de exploitatie van een speelgelegenheid, gezien de al eerder gesignaleerde vage grens met illegale activiteiten, van de exploitant en de beheerder een bijzondere verantwoordelijkheid eist, die niet verenigbaar is met crimineel gedrag of een crimineel verleden.
Uit jurisprudentie blijkt dat er geen beperkingen zijn opgelegd ten aanzien van de feiten en omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag kunnen worden betrokken (ABRvS 12 maart 2001, nr. 200000361/1, Gst. 2001, 7141, nr. 2). Zo kunnen veroordelingen maar ook bijvoorbeeld processen-verbaal van de politie in deze een rol spelen. De feiten en omstandigheden dienen uiteraard wel gerelateerd te zijn aan de exploitatie van een speelgelegenheid.
Artikel 2:39g Gronden voor weigering vergunning
Voor een toelichting op de weigeringsgronden wordt hier primair verwezen naar de toelichting onder 2:39c. Ten aanzien van het bepaalde onder d in het tweede lid wordt nog het volgende opgemerkt.
Het is in de praktijk gebleken dat wanneer toezichthouders of opsporingsambtenaren een speelgelegenheid (waarin illegaal wordt gegokt) binnentreden, het spel onmiddellijk wordt stilgelegd, waardoor het niet meer mogelijk is te constateren of er sprake is van een kansspel of een behendigheidsspel. Door middel van dit artikellid kan het bevoegde bestuursorgaan in een dergelijk geval tot het oordeel komen dat de vergunning geweigerd moet worden.
Artikel 2:39h Verplichtingen van de exploitant en beheerder
Deze bepaling spreekt voor zich.
Artikel 2:39i Exploitatietijden
Deze bepaling spreekt voor zich.
Artikel 2:39j Gronden voor intrekking van de vergunning
Het onder h bepaalde is opgenomen in verband met het ervaringsfeit dat met name bij de illegale gelegenheden het toezicht op de naleving wordt bemoeilijkt doordat het spel onmiddellijk wordt stilgelegd als een toezichthouder of opsporingsambtenaar de zaak betreedt.
In een dergelijk geval kan het bevoegde bestuursorgaan op grond van het hier bepaalde tot het oordeel komen dat de vergunning moet worden ingetrokken.
Artikel 2:39k Sluiting speelgelegenheid
In het eerste lid is het bevoegd bestuursorgaan een expliciete sluitingsbevoegdheid gegeven. Deze bevoegdheid is te onderscheiden van de bevoegdheid tot aanzegging van bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:21 van de Awb die door artikel 2:39k onverlet wordt gelaten. Met toepassing van bestuursdwang wordt kort gezegd beoogd een onrechtmatige situatie weer in overeenstemming te (doen) brengen met het recht.
De in het eerste lid opgenomen sluitingsbevoegdheid moet daarentegen veel meer worden gezien als een (bestuursrechtelijke) sanctie op inbreuken op het in dit hoofdstuk bepaalde.
Indien nodig kan de naleving van een krachtens het eerste lid gegeven sluitingsbevel worden afgedwongen door toepassing van bestuursdwang. Om een opeenstapeling van bestuursrechtelijke procedures te voorkomen, verdient het aanbeveling te bezien of met het sluitingsbevel tevens (preventief) bestuursdwang kan worden aangezegd. Daarvoor is wel vereist dat er een klaarblijkelijke dreiging bestaat dat de desbetreffende overtreding daadwerkelijk zal plaatsvinden.
Artikel 2:39l Beëindiging exploitatie speelgelegenheid
De strekking van dit artikel is een exploitant in de gelegenheid te stellen zijn bedrijf aan een ander te vervreemden, waarbij de exploitatie doorloopt. Onder beëindiging wordt tevens verstaan wijziging van de naam van de exploitant of van een of meerdere namen van de exploitanten. Een nieuwe vergunning moet dan worden aangevraagd. Het bevoegd bestuursorgaan heeft er belang bij een actueel overzicht te kunnen hebben van de in de gemeente actieve exploitanten; in verband daarmee is in het eerste lid bepaald, dat binnen twee weken na de feitelijke beëindiging van de exploitatie daarvan moet worden kennisgegeven.
Om misbruik van de regeling te voorkomen zijn in het derde lid de woorden “behoudens zwaarwegende omstandigheden” toegevoegd. Van zwaarwegende omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de vorige exploitant de Wet op de kansspelen heeft overtreden en vervolgens snel een nieuwe exploitant voordraagt.
Op 1 juni 2000 is het gewijzigde hoofdstuk van de Wet op de kansspelen over de speelautomaten in werking getreden (weer gewijzigd per 1 november 2001). De wetgever heeft bij de definities van hoog- en laagdrempelige inrichtingen aansluiting gezocht bij de jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB).
Een inrichting is hoogdrempelig als aan een aantal vereisten is voldaan:
Een laagdrempelige inrichting wordt gezien als een inrichting die het publiek niet in de eerste plaats pleegt te bezoeken voor het nuttigen van alcohol en/of een (restaurant)maaltijd. Alle inrichtingen die dus niet voldoen aan de vereisten om als hoogdrempelig te kunnen worden aangemerkt zijn laagdrempelig.
In de memorie van toelichting is een niet uitputtende lijst opgenomen met voorbeelden. Als laagdrempelig worden onder andere genoemd: discotheek, cafetaria, lunchroom, grillroom/shoarmazaak, café-sporthal, café-camping.
De wet bepaalt dat voor een hoogdrempelige inrichting vergunning kan worden verleend voor maximaal twee kansspelautomaten. Het staat de gemeente vrij te bepalen hoeveel behendigheidsautomaten zijn toegestaan in laagdrempelige inrichtingen. In Borne is gekozen voor een maximum van 3 behendigheidsautomaten per laagdrempelige inrichting.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Destijds is op verzoek van de plaatselijke politie de tekst over geprepareerde tassen opgenomen als tweede lid van dit artikel, vanwege een gevoelde noodzaak in de praktijk. Zie ook de toelichting op de model-APV van de VNG betreffende dit artikel. Daarin wordt geadviseerd een dergelijk artikellid niet op te nemen, mede omdat de VNG de kans groot acht dat een dergelijke verbodsbepaling door de rechter onverbindend wordt verklaard. Desondanks wordt er in Borne voor gekozen om dit artikellid voorlopig te handhaven.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Het modelartikel VNG is gangbaar. Er is echter gekozen voor een alternatief waarbij plantsoenen e.d. ook buiten de paden betreden mogen worden.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in of op voor publiek toegankelijke ruimten
Aan dit artikel zijn schoolterreinen toegevoegd.
Artikel 2:50a Verblijfsontzeggingen
Met dit artikel kan aan iemand een straatverbod worden opgelegd bij bepaalde vormen van hinderlijk gedrag.
Artikel 2:57 Loslopende honden
Het opgenomen artikel is strenger dan het model-artikel van de VNG, maar is in overeenstemming met het gewenste beleid in Borne: binnen de bebouwde kom moeten honden altijd aangelijnd zijn, uitgezonderd op privé-terreinen en op door het college aangewezen plaatsen en uitgezonderd de categorie (blinden-) geleidehonden.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Het opgenomen artikel is strenger dan het model-artikel van de VNG, maar is in overeenstemming met het gewenste beleid in Borne: binnen de bebouwde kom moet de eigenaar of houder van een hond de hondenpoep meteen opruimen, uitgezonderd op privé-terreinen en op door het college aangewezen plaatsen.
In 2004 is een proef gestart ten behoeve van de aanpak van het hondenpoepprobleem. Een instrument hierbij is het in de APV opnemen van de verplichting voor degene die de hond uitlaat om een opruimmiddel zichtbaar bij zich te dragen (lid 4) op door het college aangewezen plaatsen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke en hinderlijke honden
Van dit artikel is lid 3 gewijzigd en lid 4 vervallen in verband met de intrekking van de Regeling Agressieve Dieren (RAD) per 1 januari 2009 (VNG Ledenbrief 09/081 d.d. 22 juni 2009).
Artikel 2:73a (e.v.) Carbidschieten
Het Servicepunt milieuhandhaving (SEPH) Overijssel heeft in 2005 een voorstel gedaan voor een aantal artikelen die in de APV kunnen worden opgenomen om zo het carbidschieten te reguleren. Het bestuurlijk provinciaal handhavingsoverleg (BPHO) heeft op 29 september 2005 geadviseerd om deze voorbeeldartikelen over te nemen. In Borne zijn deze artikelen ingaande 2010 in de APV opgenomen (net als eerder is gebeurd in o.a. Enschede, Hengelo, Dinkelland, Oldenzaal).
Artikel 2:74a Openlijk druggebruik
Er is gekozen voor een opzet van het artikel waarbij, via een gebiedsaanwijzing door het college, een blowverbod kan worden ingesteld. Zodra een breder beleid op dit punt wordt ingezet (met bv. een vervolgtraject zoals bij alcohol, het AlcoholHalt-traject) kan het college een gebied aanwijzen voor het instellen van een blowverbod.
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
Voor Borne wordt dit middel te zwaar geacht. De reeds bestaande bevoegdheden van de burgemeester op het gebied van de openbare orde bieden voldoende mogelijkheden tot ingrijpen.
Afdeling 16 Toezicht op growshops, smartshops en headshops c.a.
Deze vergunning beschermt wezenlijke belangen, met name de openbare orde en volksgezondheid. Het is hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Artikel 2:78a Begripsbepalingen
Vanuit het motief van openbare orde en overlast- en drugsbestrijding is het wenselijk om de exploitatie van head-, smart- en growshops te reguleren door de invoering van een vergunningstelsel in de APV. De
categorie inrichtingen is beperkt tot die inrichtingen die in hoofdzaak of als nevenactiviteit productenproducten die dienst (kunnen) doen voor het gebruik of de productie van cannabis. (zoals ecodrugs) en/of verdovende middelen, die niet verboden zijn op grond van de Opiumwet, of verkopen die omschreven kunnen worden als hallucinerende middelen, dan wel psychotrope stoffen
Artikel 2:78c Eisen leidinggevende
De leidinggevende moet aan een aantal zedelijksheidseisen voldoen en minimaal 21 jaar oud zijn.
Deze bepaling maakt het mogelijk voor de burgemeester om het aantal winkels te maximaliseren en
door het stellen van nadere voorwaarden in te spelen op de actuele situatie.
Artikel 2:78e Vergunningaanvraag
Voor de behandeling van een aanvraag om een growshopvergunning is een aantal specifieke gegevens vereist, welk vereiste in deze bepaling is opgenomen. Bij de toepassing van het derde lid geldt als
uitgangspunt, dat de in de tijd eerst ingediende aanvraag in behandeling wordt genomen. Tweede enopvolgende aanvragen voor één winkel worden niet in behandeling genomen.
In deze bepaling is afgeweken van de algemene beslistermijn van acht weken, omdat doorworden overschreden. informatieinwinning bij in ieder geval het regionaal steunpunt Bibob de termijn van acht weken zal
Artikel 2:78g Weigeringsgronden
In de regeling wordt uitdrukkelijk aangegeven dat weigering van een vergunning mogelijk is wegensaantasting van de openbare orde en/of nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat. Voor de
beoordeling of zich een dergelijke omstandigheid voordoet is een aantal criteria opgenomen (overigens niet limitatief). Bovendien biedt de aanvraag om vergunning de mogelijkheid om de ondernemer te
screenen (Bibob-toetsing) en zonodig op die grond een vergunning te weigeren.
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de gegevens die in de vergunning moeten worden vermeld. Tevens wordt vastgelegd dat – analoog aan de vergunning voor een seksinrichting – de
vergunning voor een beperkte duur (van 3 jaar) wordt verleend. Na die periode dient een nieuwevergunning te worden aangevraagd en kan wederom een zogeheten Bibob- toetsing plaatsvinden.
Artikel 2:78i Aanwezigheid leidinggevende
Het artikel bevat het verbod een winkel geopend te houden als er geen op de vergunning vermelde leidinggevende in de winkel aanwezig is. Deze eis is opgenomen omdat van verantwoorde
bedrijfsuitoefening geen sprake kan zijn als niet ten minste één van de leidinggevenden aanwezig is, die
de verantwoordelijkheid daarvoor draagt. Het inzetten van een zogenaamde ‘stroman’ wordt daarmee
Artikel 2:78j Intrekkinggronden
Buiten de algemene intrekkingsgronden van artikel 1:6 van de APV geldt voor de growshopvergunningnog een aantal specifieke intrekkingsgronden.
Artikel 2:78k Vervallen vergunning
De in dit artikel beschreven omstandigheid dat een nieuwe vergunning is verleend leidt tot het vervallenvan de eerdere vergunning.
Artikel 2:78l Sluiting van inrichtingen
Tot geslotenverklaring kan ook worden overgegaan indien één van de intrekkingsgronden zich voordoet.
Een tijdelijke sluiting kan in bepaalde situaties namelijk eerder aan de orde zijn dan een (definitieve)intrekking van de vergunning.
Artikel 2:78m Toegang opsporingsambtenaren
Om de controletaak van opsporingsambtenaren te vergemakkelijken wordt in dit artikel de leidinggevende van de inrichting de verplichting opgelegd er voor te zorgen dat deze ambtenaren
onbelemmerd de inrichting kunnen betreden gedurende de tijd dat deze voor het publiek geopend is.
Indien echter het vermoeden bestaat dat gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn er tochbezoekers aanwezig zijn, dient de beheerder er evenzeer voor te zorgen dat de opsporingsambtenaar zijn
Artikel 2:78n Overgangsbepaling
Deze bepaling bevat een overgangsbepaling teneinde eventuele bestaande growshops, smartshops of headshops in de gelegenheid te stellen een vergunning aan te vragen.
Enkele gemeenten hebben in hoofdstuk 2 van hun APV een artikel opgenomen waarin het nachtvissen in openbare wateren verboden wordt.
Landelijk is er een verbod op nachtvissen, met uitzondering van de maanden juni tot en met augustus. Wettelijk gezien is het niet mogelijk om op gemeentelijk niveau dit recht op nachtvissen in deze maanden in algemene zin in te perken. Slechts de minister heeft de bevoegdheid om wateren aan te wijzen waar het nachtvissen verboden wordt, echter alleen vanuit visserijkundig oogpunt of uit oogpunt van natuurbescherming.
In privaatrechtelijke zin geldt dat om in een vijver te mogen vissen, men toestemming moet hebben van de eigenaar van de vijver. Dat geldt echter niet zolang men met maximaal 2 hengels vist.
Bepaalde overlast gerelateerd aan het vissen wordt reeds bestreken door andere wetgeving (rommel op de oever afvalstoffenverordening; kamperen Verordening op de Verblijfsrecreatie Borne; geluidsoverlast artikel 4:6 APV betreffende ‘overige geluidhinder’). Via verpachting van het visrecht kan het nachtvissen niet worden ingeperkt.
In deze APV is derhalve geen artikel opgenomen waarin het nachtvissen wordt verboden dan wel, via een ontheffingsmogelijkheid, wordt gereguleerd.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, escortbedrijven, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Het regionaal prostitutiebeleid is het uitgangspunt voor het gemeentelijk beleid. Regionaal is uitgesproken dat straat- en raamprostitutie wordt geweerd en dat de bij de gemeenten bekende en gedoogde seksinrichtingen en escortbedrijven als uitgangspunt gelden voor een zogenaamd regionaal (afnemend) maximum.
Met de wijziging van 2009 zijn ook bedrijfsmatige vertoningen van erotisch-pornografische aard vergunningplichtig gemaakt. Verder zijn seksbioscopen en seksautomatenhallen als seksinrichting aangemerkt en zijn sekswinkels eveneens onder de werking van dit hoofdstuk van de APV gebracht. Met het uitbreiden van de vergunningplicht wordt ook tegemoetgekomen aan de behoefte tot nauwere afstemming met de APV’en van de Twentse regiogemeenten.
Bovenstaande biedt tevens de mogelijkheid om een aantal aanvullingen en wijzigingen op te nemen. Zo is het begrip seksuele handeling gedefinieerd. Tevens is een aantal verplichtingen van zowel de exploitant als de beheerder nader geëxpliciteerd, zoals het voeren van een deugdelijke bedrijfsadministratie en het in een bedrijfsplan vastleggen van waarborgen betreffende de veiligheid en gezondheid van prostituees. Met betrekking tot de moeilijk(er) te controleren (minder-locatiegebonden) escortbedrijven worden meer waarborgen vereist om te kunnen vaststellen of deze wel in de gemeente gevestigd zijn.
Verder is ter wille van de leesbaarheid soms gekozen voor andere bewoordingen en zijn bepaalde begrippen verduidelijkt. Zo is bijvoorbeeld, waar mogelijk, de term “bevoegd orgaan” vervangen door college of burgemeester.
Prostitutie. Na wijziging wordt hieronder niet alleen verstaan “het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding” maar ook “het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met of voor een ander tegen vergoeding”. Voorbeeld: de klant die een prostituee bestelt/ betaalt, maar slechts toekijkt en zelf niet actief meedoet.
Lid c is nieuw. In de APV ontbrak een begripsomschrijving van wat een seksuele handeling was. Vooral bij allerlei vormen van massages werd een seksuele handeling nogal eens betwist. De in lid c verwoorde definiëring is ontleend aan een uitspraak van de Rechtbank Leeuwarden. Onder seksuele handeling wordt verstaan: in ieder geval een aanraking van de geslachtsorganen welke niet medisch is, en lust- of gemoedstoestand opwekkend is.
Seksinrichting. Door ook de voor het publiek toegankelijke ruimte waarin vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden hieronder te brengen is de werking van de APV aanzienlijk uitgebreid. Daarnaast is de opsomming van voorbeelden van een seksinrichting, ten behoeve van meer duidelijkheid, uitgebreid met: seksbioscoop, seksautomatenhal, een inrichting voorzien van een darkroom, seksclub, erotisch café, prostitutiehotel, privé-huis.
Escortbedrijf. Inhoudelijk heeft er geen verandering plaatsgevonden. Er is alleen een taalkundige wijziging doorgevoerd. Onder een escortbedrijf wordt verstaan het bedrijf waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, bemiddeld wordt in prostitutie, die op een andere plaats wordt uitgeoefend dan waar de bemiddeling plaatsvindt.
Sekswinkel. Met deze verordening is ook de sekswinkel onder de werking van Hoofdstuk 3 gebracht. Onder een sekswinkel wordt verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk zaken van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd. In het woordenboek Van Dale wordt onder sekswinkel begrepen een winkel waarin in hoofdzaak goederen worden verkocht die dienen voor de bevordering of opwekking van seksuele gevoelens. Bij de invulling van het begrip “hoofdzakelijk” is volgens recente jurisprudentie (200608187/1) niet alleen maatgevend het aantal seksartikelen in verhouding tot het aantal “niet-seksartikelen” maar komt ook gewicht toe aan onder meer het vloeroppervlak dat door de betreffende artikelen in beslag wordt genomen en de uit de verkoop van die artikelen behaalde omzet.
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
Inhoudelijk geen wijziging. Het begrip ‘College van burgemeester en wethouders’ is vervangen door college. Krachtens de Gemeentewet is de burgemeester het bevoegde orgaan m.b.t. seksinrichtingen (voor publiek toegankelijke ruimten/openbare orde); maar is het college bevoegd m.b.t. escort/escortbedrijven. Het verdient voorkeur dat het college die bevoegdheid mandateert aan de burgemeester zodat toezicht en handhaving met betrekking tot het gehele prostitutiegebeuren in een hand komen. Dit ook omdat regelmatig een combinatie van beide vormen wordt aangeboden door hetzelfde bedrijf.
In 2000 zijn nadere regels vastgesteld. Die zijn (inclusief toelichting) achterin deze APV opgenomen.
Artikel 3:4 Vergunningplicht seksinrichting of escortbedrijf
Het reeds in 2000 genomen besluit om maximaal één seksinrichting of escortbedrijf toe te staan (maximumbeleid), is in dit artikel opgenomen.
In lid 1 is ‘bevoegd gezag” vervangen door: “burgemeester respectievelijk college” en niet door “burgemeester”. De raad stelt een verordening in, maar is niet bevoegd om de collegebevoegdheid m.b.t. escortbedrijven te mandateren aan de burgemeester; daartoe is alleen het college zelf bevoegd.
Lid 3 verplicht de aanvrager om bij een aanvraag gebruik te maken van een vastgesteld en door hem volledig in te vullen formulier en om daarbij bepaalde informatie te verstrekken.
Lid 3 sub d is gewijzigd, de plicht tot het overleggen van een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de bedrijfsruimte is uitgebreid tot de exploitant van een escortbedrijf. Gelet op de mogelijkheid van telefoonlijnen, internet, 06-nummers ed. is het in het bijzonder bij deze niet-locatiegebonden bedrijven van belang, om vast te stellen welke gemeente bevoegd is.
In lid 3 zijn nieuw ingevoegd sub g tot en met m.
Lid 3 sub g verplicht de exploitant om vooraf aan te geven onder welke telefoonnummers er gewerkt gaat worden zodat een betere controle mogelijk is.
Door opname van lid 3 sub h kan een betere inschatting worden verkregen van het aantal in Borne werkzame prostituees.
Lid 3 sub i vereist een bedrijfsplan. Hierin moeten in ieder geval beschreven worden die maatregelen die waarborgen dat tegen de prostituees geen enkele dwang wordt uitgeoefend en die tevens de veiligheid van de prostituees waarborgen. Het bedrijfsplan beschrijft tevens de geneeskundige zorg en voorlichting op het gebied van beroepsgerelateerde ziektes ten behoeve van bij het bedrijf werkzame prostituees. De eisen t.a.v. een bedrijfsplan voor een seksinrichting respectievelijk escortbedrijf zullen deels overeenstemmen en deels verschillen. Zo heeft het bij een escortbedrijf weinig of minder zin om eisen te stellen aan de hygiëne maar temeer aan de veiligheid nu een prostituee naar allerlei plaatsen gestuurd kan worden die voorzienbaar tot onveilige situaties kunnen leiden.
Deze vergunning beschermt wezenlijke belangen, met name de openbare orde en volksgezondheid. Het zou hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Artikel 3:5 Eisen exploitant en beheerder
Lid 5 is (conform de modelverordening VNG) in artikel 3:5 gehandhaafd en niet als weigeringsgrond ex art. 3:13 opgenomen. Een reden hiervoor is dat de inhoud meer met de persoon van de exploitant/beheerder te maken heeft dan met de meer "objectieve" weigeringsgronden in 3:13 zoals bestemmingsplannen, maximering, openbare orde, pandgebondenheid.
Voor dit artikel is aangesloten bij het regionale beleid.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3:8 Verplichtingen exploitant en beheerder
Toegevoegd is een nieuw lid 2, dat de aanwezigheid van de exploitant of beheerder van een escortbedrijf regelt, dit analoog aan lid 1 voor een seksinrichting.
Lid 3 (het o.m. voorkomen van strafbare feiten) is opnieuw geformuleerd waardoor dit lid niet alleen geldt voor de exploitant en beheerder van een seksinrichting maar (met uitzondering van sub d) ook geldt voor die van een escortbedrijf.
Aan artikel 3:8 lid 3 zijn toegevoegd een sub c (minderjarige prostituee) en een sub d (toegang minderjarigen).
In artikel 3:8 lid 3 is de “veiligheid prostituee” niet opgenomen nu deze al in het bedrijfsplan conform artikel 3:4 lid 3 sub i is vereist.
Lid 5 is nieuw en verplicht tot het bijhouden van een bedrijfsadministratie op de plek van het bedrijf gevestigd is, vooral van belang voor de ”minder-locatiegebonden” escort.
Lid 6 is nieuw en biedt de mogelijkheid om nadere regels stellen ten aanzien van wat in de bedrijfsadministratie wordt opgenomen. Zolang dit niet is gebeurd is dit ter invulling aan de exploitant. In het algemeen kan onder een bedrijfsadministratie worden verstaan: een overzicht van inkomsten en uitgaven, bestellingen, afspraken/agendafunctie, overzicht personeel, werkrooster/tijden/schema’s etc.
Artikel 3:9 Raam- en straatprostitutie
Straat- en raamprostitutie komen niet voor binnen de regio Twente. Omdat deze vormen van prostitutie veelal gepaard gaan met de nodige overlast is daartegen in het verleden werend opgetreden. In het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat zijn deze vormen van prostitutie ook nu niet toegestaan.
Dit artikel is niet alleen tekstueel gewijzigd (waardoor het vereiste openbare karakter meer wordt benadrukt) maar ook inhoudelijk door potentiële klanten te verbieden op bedoelde verboden uitnodigingen in te gaan.
Aan dit voorheen “niet gebruikte” artikel is thans inhoud gegeven. Dit artikel krijgt echter pas werking indien het college gebruik maakt van de mogelijkheid om een gebied aan te wijzen. Nu dat nog niet het geval is zijn de overgangsbepalingen van artikel 3:18 (en m.n. lid 3 en 4) op sekswinkels niet van toepassing maar wel op seksbioscopen en seksautomatenhallen.
Lid 2 verklaart de gedragseisen (art. 3:5) van overeenkomstige toepassing. De vraag is gesteld of dat niet wat zwaar is. De toepasbaarheid van artikel 3:5 schrappen haalt echter de ziel uit artikel 3:10. Daarom is e.e.a. gehandhaafd.
Lid 3, 4 en 5 bevatten bepalingen die identiek zijn aan die voor ondernemers die een (gedoogde) seksinrichting exploiteerden op het moment van de invoering van hoofdstuk 3 APV.
Lid 6 probeert ongewenste nevenactiviteiten (naast verkoop/verhuur) te voorkomen.
Deze vergunning beschermt wezenlijke belangen, met name de openbare orde en volksgezondheid. Het zou hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Artikel 3:12 Beslistermijn, tenaamstelling en geldigheidsduur
Lid 2 is aangevuld met de verplichting om, in geval van verdaging van de beslistermijn, hiervan mededeling te doen aan de aanvrager.
Aan dit artikel zijn toegevoegd de nieuwe leden 3, 4 en 5.
Alhoewel reeds in artikel 1:5 APV het persoonlijke karakter van de vergunning wordt vermeld, is, vanwege de samenhang met het bepaalde in artikel 3:12 lid 1 en lid 2 en ter wille van volstrekte duidelijkheid naar exploitanten, lid 3 en 4 opgenomen.
Nieuw is ook lid 5 waarin een vergunningsduur van ten hoogste 3 jaar is opgenomen. Dit biedt het bestuursorgaan de mogelijkheid om, daar waar gewenst, een vergunning voor 3 jaar of juist een kortere periode te verlenen.
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
In lid 1 sub c is het huidige artikel 273 f van het Wetboek van Strafrecht vermeld.
Nieuw opgenomen is lid 1 sub f, deze bepaling biedt een weigeringsgrond indien de feitelijke situatie niet overeenstemt met de opgegeven situatie.
Lid 3 is nieuw, hierdoor kan bij de beoordeling van een eventueel nieuw te verlenen vergunning rekening worden gehouden met eerdere - al dan niet gezagsgetrouwe - naleving van verbonden voorschriften en beperkingen.
Lid 4 is nieuw, indien met onvoldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld of een escortbedrijf wel in de gemeente is gevestigd dan wordt de aanvraag om een vergunning afgewezen. Toezicht en handhaving in de escortbranche is problematisch, in feite is een prepaid mobiele telefoon al voldoende voor de bedrijfsuitvoering. De inschrijving in het Handelsregister is slechts lijdelijk. Zo geeft een vast telefoonnummer al een betere (maar op zich nog steeds geen toereikende) indicatie.
Lid 5 is nieuw en bevat een dwingende weigeringsgrond voor een aanvraag om een vergunning voor een escortbedrijf indien dat bedrijf gevestigd zou worden in een voor publiek toegankelijke ruimte (zoals in bijvoorbeeld een winkel/winkelcentrum, café, coffeeshop of theehuis). Daarentegen is er op zich niets op tegen indien een escortbedrijf gevestigd zou worden in bijvoorbeeld een seksclub.
Artikel 3:14 Intrekkingsgronden
Dit artikel is nieuw en beoogt met de vermelding van diverse intrekkingsgronden meer duidelijkheid te bieden. De “oude” APV kende geen expliciete intrekkingsgronden. Deze werden afgeleid van de weigeringsgronden dan wel waren gebaseerd op het niet langer voldoen aan de voorwaarden waaronder de vergunning was verleend.
Naast de in lid 1 a t/m f vermelde (en voor zich sprekende) gronden die betrekking hebben op de eerder verleende vergunning (en die situatie/omstandigheden) is het bepaalde in sub g nieuw. Indien aan een exploitant meerdere vergunningen zijn verleend en een van deze vergunningen op grond van een reden zoals bedoeld in lid 1 a tot en met f wordt ingetrokken dan kan, ook indien de intrekking plaatsvond in een andere gemeente, de verleende vergunning worden ingetrokken.
Dit artikel is nieuw, de “oude” APV kende geen expliciete sluitingsgronden. Zie ook de toelichting onder artikel 3:14.
Lid 2 regelt hoe een sluiting wordt bekendgemaakt, dit gebeurt door het aanbrengen van een afschrift van het bevel tot sluiting op of nabij de toegang of toegangen van de seksinrichting. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.
De leden die betrekking hebben op een seksinrichting zijn bij elkaar gebracht (in lid 3 tot en met 6) waardoor meer samenhang ontstaat.
De sluiting van een escortbedrijf (mogelijk indien dit gevestigd is in een gescheiden bedrijfsruimte en niet in een woning) is opgenomen in lid 7.
Artikel 3:16 Wijziging of beëindiging exploitatie
Zie ook de toelichting bij artikel 3:14 van de modelverordening APV van de VNG.
De doorgaans in de vergunningvoorwaarden opgenomen verplichting om wijzigingen in de bedrijfsvoering of exploitatievorm door te geven wordt verankerd in de APV, zie lid 1.
Lid 1 oud, is vernummerd tot lid 2 en tekstueel vereenvoudigd.
Lid 2 oud, is vernummerd tot lid 3; door toevoeging van het woord “uiterlijk” is getracht nadrukkelijker aandacht te verkrijgen voor de verplichting om “binnen een week” na de feitelijke beëindiging die beëindiging door te geven.
In lid 4 wordt voor sekswinkels de mogelijkheid geboden dat, bij wijziging van exploitant, de exploitatie tijdelijk mag worden voortgezet totdat op de door de beoogde nieuwe exploitant tijdig ingediende nieuwe aanvraag is beslist.
Artikel 3:17 Wijziging of beëindiging beheer
Zie ook de toelichting bij artikel 3:15 van de modelverordening APV van de VNG.
Dit artikel, met name oud lid 3, is inhoudelijk gewijzigd.
In lid 1 is bepaald dat wijzigingen in beheer door de exploitant schriftelijk en binnen een week na de feitelijke beëindiging dienen te worden gemeld.
Lid 2 regelt dat het beheer, door een nieuwe beheerder, pas mag worden uitgeoefend indien, op aanvraag van de exploitant, is besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Lid 3 beperkt de voorheen bestaande mogelijkheid om een tijdig aangemelde nieuwe beheerder reeds het beheer te laten voeren totdat op de aanvraag was beslist. Op beperking van die mogelijkheid is met name door de politie aangedrongen. Lid 3 bepaalt nu dat het beheer door een nieuw aangemelde beheerder pas mag worden uitgeoefend indien en zodra er door de politie een positief advies is uitgebracht.
Artikel 3:18 Overgangsbepaling
Zie ook de toelichting bij artikel 3:16 van de modelverordening APV van de VNG.
Per 1 oktober 2000 is de Wet inzake opheffing algemeen bordeelverbod in werking getreden. Op dezelfde datum is de 13e wijziging van de Bornse APV in werking getreden, waarin voor het eerst beleid betreffende prostitutie werd opgenomen. Op dat moment was geen sprake van bestaande seksinrichtingen of sekswinkels in de gemeente Borne. Derhalve bestond er geen noodzaak om overgangsrecht te formuleren.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
In afwijking van het VNG-model kunnen, door middel van het derde lid sub a, naast een gebiedsaanwijzing ook bepaalde soorten inrichtingen worden aangewezen.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Dit artikel is gewijzigd in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009.
Afdeling 4.3 Het bewaren van houtopstanden
De gemeenteraad van Borne heeft op 21 december 2000 de ‘Kapverordening 2000’ vastgesteld. Deze verordening is niet in de APV opgenomen.
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
In de APV 2010 is alsnog het voorstel overgenomen zoals geformuleerd tijdens het project SDO (Stroomlijning Dienstverlening voor Ondernemers, 2009).
Via het eerste lid sub c kan het college lokaties aanwijzien waar dit artikel niet voor geldt.
De (handels-)reclame betreft bijvoorbeeld een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, bijvoorbeeld gevelreclame. Het betreft reclame-uitingen die niet bouwvergunningplichtig zijn, dit wordt tot uitdrukking gebracht in het derde lid van dit artikel.
Reclame-uitingen zoals driehoeksborden, sandwichborden, billboards en lichtmastreclames vallen niet onder deze regeling.
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Dit artikel dient met name de bescherming van natuur en milieu. Het zou hoogst onwenselijk zijn als er een vergunning van rechtswege zou ontstaan die toestaat dat in een kwetsbaar natuurgebied gekampeerd wordt. Paragraaf 4.1.3.3 Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Een doorlopende ontheffing is voor deze activiteit niet aangewezen. De aard van de ontheffing verzet zich tegen een ontheffing met onbeperkte duur.
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Dit artikel wijkt slechts af van het VNG-model in de zin dat in Borne gekozen is voor een cirkel met een straal van 50 meter (het VNG-model laat deze keuze open).
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
In afwijking van het VNG-model hoeft ten aanzien van het in het eerste lid sub a gestelde niet eerst een aanwijzing door het college plaats te vinden: het verbod heeft een directe werking.
De zinsnede “zichtbaar vanaf de weg” dient zodanig opgevat te worden, dat indien het voertuig vanaf de weg niet meer zichtbaar is door bijvoorbeeld een omheining, deze niet zichtbaar is vanaf de weg. Een voertuig dat slechts is afgedekt met een dekzeil of andersoortige bedekking, wordt geacht wél zichtbaar te zijn vanaf de weg.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Dit artikel is gewijzigd in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
In afwijking van het VNG-model geldt het verbod niet alleen voor voertuigen die een bepaalde lengte of hoogte overschrijden, maar ook voor andere aangegeven categorieën voertuigen.
Dit artikel is gewijzigd (geschrapt) in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009.
Artikel 5:17 e.v. Standplaatsen
Dit artikel is gewijzigd in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009.
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Een snuffelmarkt is een markt, niet in de open lucht, waarbij hoofdzakelijk tweedehands of incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats (begripsbepaling uit artikel 5:22 model-APV). De vergunningsplicht is in de model-APV gehandhaafd, met name omdat een snuffelmarkt voor overlast kan zorgen in de omgeving (bijvoorbeeld door extra verkeer en parkeerdrukte). Wel is in de toelichting bij de model-APV een alternatief opgenomen, waarbij de vergunning wordt losgelaten en vervangen door een melding. Nu aan de verlening of weigering van de vergunning een relatief eenvoudige afweging ten grondslag ligt en de gevolgen van een snuffelmarkt doorgaans beperkt zullen zijn, zijn er geen dwingende redenen van algemeen belang aanwezig om van een lex silencio positivo af te zien. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt op het artikel van toepassing verklaard.
Een doorlopende vergunning is voor deze activiteit niet aangewezen. De aard van de vergunning verzet zich tegen een vergunning met onbeperkte duur.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het begrip “ligplaats” is in artikel 1 van de Huisvestingswet omschreven als volgt: “plaats in het water, bestemd of aangewezen om door een woonschip bij verblijf te worden ingenomen”.
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
De zinsnede ‘voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert’ was in supplement 18 van het VNG-model geplaatst achteraan sub c van het tweede lid. Navraag bij de VNG (oktober 2009) heeft geleerd dat dit niet klopt (dit blijkt overigens ook uit de toelichting op het VNG-model). Deze zinsnede moet (zoals voorheen) gelden voor zowel a, b als c van het tweede lid, en moet dus qua lay-out ook op dezelfde plek komen als a, b en c.
In afwijking van het VNG-model wordt in dit artikel op overtreding van de bepalingen van de APV aangegeven dat ten hoogste de tweede boetecategorie kan worden opgelegd. Dat maakt het mogelijk dat de gemeente of de rechter naar aanleiding van de ernst van het vergrijp en de daarbij geldende omstandigheden zelf kunnen bepalen of gekozen wordt voor de tweede boetecategorie of juist voor een lagere straf (de eerste boetecategorie).