Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Diemen

Parkeerverordening Diemen 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDiemen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParkeerverordening Diemen 2013
CiteertitelParkeerverordening Diemen 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpParkeren

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Artikel 149 Gemeentewet
  2. Artikel 2a Wegenverkeerswet 1994
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-03-201301-01-2014Onbekend

28-02-2013

Diemernieuws, 7 maart 2013

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Parkeerverordening Diemen 2013

De raad van de gemeente Diemen

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 januari 2013;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

vast te stellen de:

Parkeerverordening 2013 (hierna te noemen: Parkeerverordening Diemen 2013).

 

AFDELING I: DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    RVV1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;

  • b)

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder i van het RVV 1990;

  • c)

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d)

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • e)

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f)

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur dan wel door middel van belparkeren;

  • g)

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord model ‘Diemen’ met een onderbord ‘dagkaarten toegestaan’. Bij het bord model ‘Diemen’ kan geparkeerd worden door:

    • 1)

      Houders van een vergunning

    • 2)

      Houders van een dagkaart

  • h)

    parkeervergunning: door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • i)

    parkeerpas:een kunststof pas met een uniek kaartnummer en code, welke gekoppeld is aan de parkeergegevens van de parkeervergunninghouder;

  • j)

    parkeervergunninghouder:de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • k)

    natuurlijk persoon: een mens van vlees en bloed, dit in tegenstelling tot een rechtspersoon;

  • l)

    rechtspersoon: een juridische organisatievorm die zelfstandig aan het economisch verkeer kan deelnemen en waaraan door de artikelen 1, 2 of 3 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek rechtspersoonlijkheid wordt toegekend en welke is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • m)

    bezoekersvergunning: vergunning bestemd voor een huishouden, ten behoeve van bezoekers van dat huishouden die in aangewezen vergunningsgebieden kunnen parkeren;

  • n)

    bezoekerpas:pas voor de bewoner om bezoekers via kentekenparkeren door middel van aanmelding en afmelding van het kenteken te laten parkeren;

  • o)

    ambulante ontheffing voor mantelzorger: ontheffing bestemd voor mantelzorgontvanger;

  • p)

    ambulante ontheffing voor zorgverlener: ontheffing bestemd voor ambulante zorgwerkzaamheden;

  • q)

    zone:een gebied waar met de verleende parkeervergunning op een parkeerapparatuurplaats en/of belanghebbendenparkeerplaats mag worden geparkeerd zoals aangegeven in het Aanwijzingsbesluit of met toestemming van het college;

  • r)

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen;

  • s)

    dagkaart: een bewijs krachtens welk het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een betaald parkeerplaats en/of belanghebbendenplaats gedurende een aaneengesloten periode van minimaal 12 uur;

AFDELING II: PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN

Artikel 2
  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders en/of houders van een dagkaart.

  • 2.

    Het college kan, bij openbaar te maken aanwijzingsbesluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders en/of houders van een dagkaart is toegestaan.

Artikel 3
  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen.

  • 2.

    Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      Een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn;

    • b.

      Een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

  • 4.

    Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 6.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften, beperkingen en uitbreidingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

  • 7.

    Aan een vergunning kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

  • 8.

    Bij uitzondering kan de parkeervergunning voor bedrijven op bedrijfsnaam worden verleend om de uitwisselbaarheid onder werknemers zo groot mogelijk te maken, zulks ter beoordeling van het college.

Artikel 4
  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een ambulante ontheffing verlenen voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen en belanghebbendenplaatsen.

  • 2.

    Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een ambulante ontheffing.

  • 3.

    Een ambulante ontheffing kan worden verleend aan:

  • a.

    Een mantelzorgontvanger die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

  • b.

    Een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep uitoefent in de medische, zorg- of hulpsector en hulporganisaties die vanwege het zorg- en hulpverlenende karakter op korte afstand van hun cliënten moeten parkeren;

  • 4.

    Een ambulante ontheffing conform lid 3 wordt verleend op kenteken(s) van de (bedrijfs)auto(’s) waarvoor de ontheffing is bedoeld.

  • 5.

    Het college kan in bijzondere gevallen een ontheffing ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde groepen.

  • 6.

    Het college kan aan de ambulante ontheffing voorschriften, beperkingen en uitbreidingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 5
  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning/ontheffing.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 6
  • 1.

    Een vergunning/ontheffing wordt voor ten hoogste twee aaneengesloten jaren verleend.

  • 2.

    Een vergunning/ontheffing kan eveneens voor één jaar worden verleend indien de aanvrager hier een verzoek voor indient. Het college kan tegen meerkosten een vergunning/ontheffing voor één jaar verstrekken.

  • 3.

    De vergunning/ontheffing bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      Het gebied waarvoor deze geldt;

    • b.

      De doelgroep waarvoor deze geldt;

    • c.

      Een pasnummer;

    • d.

      Een code.

    Ten behoeve van handhaving zijn de gegevens van de houder versleuteld in een code.

  • 4.

    Indien houders verhuizen naar een ander gebied dan waar de vergunning/ontheffing voor is verleend, vervalt de betreffende vergunning/ontheffing.

Artikel 7

Het college kan een vergunning/ontheffing intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de houder;

  • b.

    wanneer de houder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied waarvoor een vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning/ontheffing;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen/ontheffingen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de houder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    wanneer in strijd met het bepaald in artikel 10 lid 2 wordt gehandeld;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

Artikel 8
  • 1.

    Bij pasverlies wordt de ‘oude’ parkeerpas geblokkeerd.

  • 2.

    Tegen betaling kan een nieuwe parkeerpas worden aangevraagd.

Artikel 9
  • 1.

    Ieder particulier huishouden, woonachtig op een adres gelegen binnen het belanghebbenden gebied of het betaald parkeergebied heeft recht op een bezoekersregeling in de vorm van een bezoekersvergunning met bezoekerspas;

  • 2.

    Het college kan nadere regels en voorwaarden stellen aan het gebruik van de in artikel 9 lid 1 genoemde bezoekerspas (waaronder aantal, verbruik en geldigheidsduur).

AFDELING III VERBODSBEPALINGEN

Artikel 10
  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

  • a.

    zonder vergunning en/of zonder dagkaart;

  • b.

    zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning en/of dagkaart, met uitzondering voor de bewonersadressen waar kentekenparkeren geldt;

  • c.

    in strijd met de aan de vergunning en of dagkaart verbonden voorschriften.

  • 2.

    Het is verboden om de vergunning oneigenlijk te (laten) gebruiken, te kopiëren, dan wel op enig andere wijze te (laten) reproduceren of om er eigenmachtig wijzigingen op aan te brengen.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van hetgeen in het 1e lid van dit artikel is bepaald.

Artikel 11
  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

  • a.

    op een parkeerapparatuurplaats;

  • b.

    op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 van dit artikel.

AFDELING IV STRAFBEPALING

Artikel 12

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de eerste categorie.

AFDELING V OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 13 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 14 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Op die dag vervalt de ‘Parkeerverordening Diemen 2012’ zoals die door de raad van de gemeente Diemen is vastgesteld bij besluit van 29 maart 2012, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan;

  • 3.

    Het op grond van de Parkeerverordening 2012 vigerende aanwijzingsbesluit wordt geacht mede op grond van deze verordening te berusten en blijft van kracht;

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening Diemen 2013.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Diemen d.d. 28 februari 2013.

De voorzitter,

De griffier,

TOELICHTING ‘Parkeerverordening Diemen 2013’

Aanhef

In de aanhef van de Parkeerverordening dienen de artikelen 149 Gemeentewet en 2a Wegenverkeerswet 1994 opgenomen te worden. Op grond van het eerste artikel mogen autonome verordeningen worden opgesteld en op grond van het tweede artikel behouden gemeenten hun autonome regelgevende bevoegdheid ten aanzien van het onderwerp waarin de Wegenverkeerswet voorziet, voorzover die regels niet in strijd zijn met de bij of krachtens deze wet vastgestelde regels en voorzover verkeerstekens krachtens deze wet zich daar niet toe lenen.

Hoofdstuk 1. Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

b.motorvoertuigen

Op grond van artikel 225 van de Gemeentewet kunnen parkeerbelastingen worden geheven voor het parkeren met voertuigen. In de model-Parkeerverordening (VNG) is ervoor gekozen om de werking van deze verordening te beperken tot motorvoertuigen, zoals bedoeld in artikel 1 onder z van het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen. In dit artikel wordt onder motorvoertuigen verstaan: ‘alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen’. Een brommobiel is in het RVV 1990 (art. 1 onder ia) gedefinieerd als een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. Brommobielen vallen dus niet onder de definitie van motorvoertuigen. In artikel 2a van het RVV 1990 is echter bepaald dat de regels voor motorvoertuigen ook van toepassing zijn op brommobielen en de bestuurders en passagiers van brommobielen. Bestuurders van brommobielen moeten zich in het verkeer dus gedragen als een ‘gewone’ automobilist. Dit geldt ook voor het parkeren met een brommobiel. Daarom is ervoor gekozen de Parkeerverordening en de Verordening parkeerbelastingen ook van toepassing te verklaren op brommobielen.

c.parkeren

In de Parkeerverordening is aansluiting gezocht bij de definitie van het begrip parkeren in artikel 225 van de Gemeentewet en dus niet bij de definitie uit artikel 1 onder ac. van het RVV 1990. Er is gekozen voor deze definitie, omdat het invoeren van betaald parkeren en vergunninghoudersparkeren ook gebaseerd is op artikel 225 van de Gemeentewet.

d.houder

In de definitie van het begrip houder komt het begrip ‘motorrijtuig’ voor. Dit is gedaan, omdat in de WVW 1994 bepaald is dat motorrijtuigen over een kenteken moeten beschikken. Het RVV 1990, waarin onder andere bepalingen over parkeren zijn opgenomen, spreekt daarentegen over motorvoertuigen. Dit is op zich verwarrend, maar materieel gezien komen de definities van beide begrippen goeddeels overeen.

s. dagkaart

De dagkaart kan als parkeerbewijs verkregen worden door het instellen van de parkeerapparatuur, is fysiek af te halen bij het gemeentehuis of digitaal te bestellen. Er kan op maandag tot en met zaterdag voor de duur van 12 uur geparkeerd worden.

Hoofdstuk 2. Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

Het aanwijzen van de gebieden en plaatsen waar en de tijden waarop met een vergunning op belanghebbendenplaatsen geparkeerd kan worden, dient bij of krachtens deze verordening te worden geregeld. Het aanwijzen van de gebieden, plaatsen en tijden voor het parkeren bij parkeerapparatuur gebeurt op basis van de Verordening Parkeerbelastingen. Uit praktische overwegingen is de aanwijzingsbevoegdheid bij het college neergelegd.

Artikel 3

Het college kan parkeervergunningen afgeven voor het parkeren op plaatsen voor belanghebbenden of met parkeerapparatuur. Het college kan tevens nadere regels stellen voor het indienen van aanvragen en het verlenen van de parkeervergunning. Hierbij kan worden gedacht aan de wijze van aanvragen en het stellen van indieningsvereisten voor het aanvragen van een parkeervergunning

Artikel 4

Het college kan ambulante parkeerontheffingen afgeven voor het parkeren op plaatsen voor belanghebbenden en/of met parkeerapparatuur. Het college kan tevens nadere regels stellen voor het indienen van aanvragen en het verlenen van de ambulante ontheffing. Hierbij kan worden gedacht aan de wijze van aanvragen en het stellen van indieningsvereisten voor het aanvragen van een ontheffing.

Artikel 5

De beginselen van behoorlijk bestuur eisen dat binnen een redelijke termijn een beslissing wordt genomen op een aanvraag voor een vergunning. Om voor de aanvrager duidelijkheid te verschaffen, zijn de termijnen in de verordening zelf opgenomen. In de verordening is een beslistermijn van acht weken opgenomen, die eenmaal met ten hoogste vier weken kan worden verlengd. Normaal gesproken moet een parkeervergunning binnen acht weken kunnen worden verstrekt. Mocht dit in een enkel geval onverhoopt niet lukken, dan kan deze termijn worden verlengd met vier weken.

Artikel 6

De termijn waarvoor de parkeervergunningen worden verleend is één of twee jaar. Gemeente Diemen heeft het papieren vergunningensysteem achter zich gelaten en werkt toe naar een geheel digitaal systeem van kentekenparkeren. Dit gebeurt fasegewijs. Eén gebied werkt nu als pilotgebied kentekenparkeren. Bij positieve ervaringen wordt dit uitgebreid naar geheel gereguleerd gebied in 2014.

Op de parkeerpas staat een pasnummer en een code vermeld die verwijzen naar de gegevens van de parkeervergunninghouder. Om de controle op de naleving van het belanghebbendenparkeren efficiënt te laten verlopen, moet zo min mogelijk informatie op de vergunning worden vermeld. Een overmaat aan informatie bemoeilijkt de waarneming voor de controleurs (veel lezen, kleine letters etcetera).

Artikel 7

In de aanhef van dit artikel wordt aangegeven dat het college een parkeervergunning 'kan’ intrekken of wijzigen. Bedoeld is hiermee aan te geven dat het ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders staat of een vergunning daadwerkelijk moet worden ingetrokken of gewijzigd, wanneer een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. De opsomming is limitatief bedoeld. Om andere redenen kan de vergunning dan ook niet worden ingetrokken of gewijzigd.

Hoofdstuk 3. Verbodsbepalingen

Artikel 10

Hier is sprake van een gecombineerd gebied voor betaald parkeren én belanghebbendenparkeren, en er kan dus een naheffingsaanslag worden opgelegd, wanneer iemand parkeert zonder geldige vergunning én zonder te betalen in de parkeerapparatuur.

Voor het parkeren op parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur zonder (geldige) vergunning is geen strafbaarstelling nodig. Op die plaatsen kan immers wel het fiscale regime gehanteerd worden.

Gemeente Diemen hanteert een kostendekkend parkeersysteem voor haar inwoners, werknemers en bezoekers. Daarom is gekozen voor een efficiënte investering van het straatparkeren dus parkeerautomaten in combinatie met het populaire belparkeren van het Servicehuis parkeren.

Een fiscaal parkeerregime betekent dat het voor de parkeerder mogelijk moet zijn om aan zijn belastingplicht te kunnen voldoen. In het Centrumgebied van Diemen zijn aan de randen met de belanghebbendenzone de parkeerautomaten geplaatst. In de belanghebbendenzone zal het gebruik van de dagkaart een inferieure vorm van gebruik zijn. In dat gebied kunnen bewoners hun bezoek laten parkeren met de bezoekersvergunning van de bewoner via aan- en afmelding van het kenteken.

De externe parkeerders kunnen bij het parkeren in de belanghebbendenzone hun parkeerbelasting voldoen via het kopen van een dagkaart van €25. Met dit hoge tarief wordt het parkeren voor deze groep ontmoedigd. De dagkaart kan gekocht worden bij de parkeerautomaten in het Centrumgebied, bij de receptie van het gemeentehuis, via internet of telefoon. De gemeente vindt dit goed uitlegbaar aangezien we het hebben over een zeer beperkte groep die hiervan gebruik zal maken en dat het gebruik van een dagkaart een inferieure vorm van gebruik zal zijn.

Artikel 11

Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen, op parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert het normale gebruik van de bedoelde parkeerplaatsen en doorkruist daarmee de beoogde parkeerregulering. Het gaat hier om gedragingen die zich niet lenen voor fiscalisering. Deze verbodsbepaling moet dan ook, ongeacht of tot fiscalisering wordt overgegaan, in de verordening worden opgenomen.

Hoofdstuk 4. Strafbepalingen

Artikel 12

Artikel 154 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun verordeningen een hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de eerste categorie kunnen stellen. Openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak kan als bijkomende straf op een overtreding worden gesteld.

Het openbaar maken van de rechterlijke uitspraak is een bijkomende straf waarvan bij parkeerovertredingen weinig effect te verwachten valt. Het opnemen daarvan in de Parkeerverordening is daarom achterwege gelaten.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13

Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, zo volgt uit artikel 5:11 Awb. Deze personen kunnen (deels) categoraal en (deels) individueel worden aangewezen. Voor een uitgebreide toelichting op deze bepalingen wordt verwezen naar de toelichting op in de model Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de VNG.

Artikel 14

Gezien de nauwe samenhang tussen de Parkeerverordening en de Verordening Parkeerbelastingen, dienen deze gelijktijdig in werking te treden. Bovendien moeten op dat ogenblik de oude verordeningen worden ingetrokken.