Overheidsorganisatie | Gemeente Blaricum |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting |
Citeertitel | Verordening Precariobelasting 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiën en economie |
Deze verordening vervangt de 'Verordening precariobelasting 2012’, vastgesteld op 13 december 2011, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan. De 'Verordening precariobelasting 2012’ vervalt met ingang van de datum van heffing van de Verordening precariobelasting 2013, zijnde 1 januari 2013.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | Intrekking | 10-12-2014 Hei en wei 20-12-2013 | raadsbesluit 2013/57 | |
01-01-2014 | 01-01-2015 | Intrekking | 10-12-2013 Hei en wei 20-12-2013 | raadsbesluit 2013/57 | |
22-12-2012 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 11-12-2012 Hei en wei 21-12-2012 | Raadsbesluit 2012-53-3 |
De raad van de gemeente Blaricum,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 30 oktober 2012
gelet op de artikelen 219 tot en met 229 van de Gemeentewet;
B E S L U I T:
de
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING
vast te stellen.
Onder de naam precariobelasting wordt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, een belasting geheven overeenkomstig de navolgende bepalingen.
De belasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, heeft.
De belasting wordt geheven naar het aantal eenheden, bepaald en berekend aan de hand van de in deze verordening opgenomen tarieven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4 en 5.
1. Bij het hebben van voorwerpen op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, wordt de oppervlakte bepaald op die, welke door de voorwerpen wordt overdekt.
2. Bij het hebben van voorwerpen onder gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, wordt de oppervlakte bepaald op die, uitgaande van een horizontale projectie van de voorwerpen.
1. Voor de toepassing van de tarieven wordt verstaan onder:
a. een jaar: een kalenderjaar;
b. een kwartaal: een kalenderkwartaal;
c. een maand: een kalendermaand;
d. een week: een kalenderweek;
e. een dag: een etmaal;
f. een dagdeel: een ochtend (6-12 uur), middag (12-18 uur), avond (18-24 uur) of nacht (0-6 uur).
2. Gedeelten van de in de tabel genoemde tijds- en andere eenheden worden voor een geheel gerekend, met dien verstande dat indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en het hebben van voorwerpen aanvangt in de loop van het tijdvak, de belasting zoveel twaalfden van het over een jaar te betalen bedrag beloopt als er na het aanvangstijdstip nog volle maanden van het belastingtijdvak resteren.
Het tarief bedraagt
1. voor bouwmaterialen, tijdelijke (tent)overkappingen, werken of inrichtingen in, op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, per m², per voorwerp
a. per dag € 10,15
b. per week € 25,45
2. voor het plaatsen van een afzetbak (container), zeecontainer/bouwkeet, per m²
per dag € 5,00
met een maximum van € 1.000,00
3. voor objecten onder openbare gemeentegrond, te weten leidingen, kabels, kokers, buizen, draden of soortgelijke voorwerpen per strekkende meter, per jaar € 1,05
4. Objecten boven openbare gemeentegrond, te weten leidingen, kabels, kokers, draden of soortgelijke voorwerpen per strekkende meter, per jaar € 2,00
5. Voor het hebben van objecten, ten behoeve van het transport van gas, elektriciteit, warmte of water onder of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, te weten leidingen, kabel, kokers, buizen, draden of soortgelijke voorwerpen, wordt in afwijking van de leden 4 en 5, geheven per strekkende meter, per jaar € 2,25
1. De in deze verordening genoemde belasting, waarvoor een jaartarief geldt, wordt geheven bij wege van aanslag.
2. De overige belasting wordt geheven door middel van een gedagtekende nota of een gedagtekend besluit, waarin het verschuldigde bedrag wordt vermeld.
3. De belasting wordt verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak,of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
De belasting is invorderbaar in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die van de dagtekening van het aanslagbiljet, de nota of het besluit.
De belasting wordt niet geheven ter zake van:
1. het hebben van voorwerpen en werken ten behoeve van percelen, waarvan de gemeente krachtens recht van bezit of enig ander zakelijk recht de genothebbende is, met uitzondering van die percelen, welke aan derden zijn verhuurd;
2. de door TNT en/of KPN aangebrachte brievenbussen, postzegelautomaten, telefooncellen en niet tot reclame dienende aanwijzingen voor het publiek;
3. het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en van andere overeenkomstige instellingen;
4. het hebben van voorwerpen of werken, welke daar ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;
5. het hebben van halteborden, wachthuisjes en dergelijke ten dienste van openbare middelen van vervoer;
6. het hebben van buizen tot lozing van faecaliën, van huishoud- of hemelwater, welke rechtstreeks aansluiten op de gemeentelijke riolering;
7. het hebben van voorwerpen, gebruikt voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, geestelijk, wereldbeschouwelijk, sociaal, weldadig doel dan wel, voor zover geen sprake is van een directe of indirecte commerciële (neven)activiteit, voor activiteiten met een sportief, cultureel, recreatief of mediadoel;
8. het hebben van borden tot verhuur of verkoop van woningen of percelen, in het geval deze borden aan de te verhuren of te verkopen woningen of percelen zijn bevestigd.
Indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en de voorwerpen zijn verwijderd vóór het verstrijken van het belastingtijdvak, wordt op verzoek van de belastingplichtige naar evenredigheid ontheffing verleend over de na verwijdering resterende volle maanden van het heffingstijdvak.
Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering.
1. De "Verordening Precariobelasting 2012", vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van 13 december 2011, wordt ingetrokken met ingang van de ingangsdatum van de heffing, zijnde 1 januari 2013, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
3. De datum van de ingang van de heffing is 1 januari 2013.
4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Precariobelasting 2013".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 11 december 2012.
P.C.M. de Groot mevrouw J.N. de Zwart - Bloch
griffier. voorzitter.