Overheidsorganisatie | Gemeente Leiden |
---|---|
Officiële naam regeling | Beleidsregels gesubsidieerde arbeid WIJ 2009 |
Citeertitel | Beleidsregels gesubsidieerde arbeid WIJ 2009 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-05-2010 | 01-10-2009 | 19-01-2012 | nieuwe regeling | 20-04-2010 Stadsblad, 30 april 2010 | B&W 10.0455 |
08-05-2010 | 01-10-2009 | 04-01-2012 | nieuwe regeling | 20-04-2010 Stadsblad, 30 april 2010 | B&W 10.0455 |
De begripsbepalingen als bedoeld in de artikelen 1 en 2 Verordening werkleeraanbod Wet investeren jongeren 2009 zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Het College kan ten behoeve van de jongere een gesubsidieerde arbeidsplaats als werkleeraanbod dan wel onderdeel daarvan ter beschikking stellen.
2. In afwijking van lid 1 kan het College, gelet op alle feiten en omstandigheden, besluiten aan de jongere anders dan bedoeld in artikel 13 lid 1 WIJ of de Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren 2009, een gesubsidieerde arbeidsplaats ter beschikking stellen.
Een gesubsidieerde arbeidsplaats als bedoeld in artikel 2 kent de volgende varianten:
Opstap-variant: een arbeidsplaats voor maximaal 24 maanden of zoveel korter als mogelijk , indien naar het oordeel van het College de jongere, vanwege persoonlijke kenmerken, zonder ten minste de voorziening als bedoeld in artikel 5 onder a niet de stap naar algemeen geaccepteerde arbeid kan maken;
Sleutel-variant: een arbeidsplaats voor maximaal 36 maanden of zoveel korter als mogelijk, indien naar het oordeel van het College, de jongere, vanwege persoonlijke kenmerken, zonder ten minste de voorzieningen als bedoeld in artikel 5 onder a en c niet de stap naar algemeen geaccepteerde arbeid kan maken.
De gesubsidieerde arbeidsplaats heeft de vorm van een arbeidsovereenkomst met een, bij voorkeur private, werkgever conform de geldende Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de betreffende sector waaronder de onderneming of instelling van de werkgever valt.
Een gesubsidieerde arbeidsplaats kan bestaan uit één of meer van de volgende voorzieningen:
loonkostensubsidie;
vergoeding van scholingskosten ten behoeve van de jongere;
begeleiding op de werkplek;
aanvullende dienstverlening gericht op ondersteuning van de werkgever dan wel de jongere voor zover dit noodzakelijk geacht wordt voor het realiseren van duurzame arbeidsparticipatie.
Aan een gesubsidieerde arbeidsplaats zijn de volgende voorwaarden verbonden:
een gesubsidieerde arbeidsplaats als bedoeld in artikel 3 onder a, wordt uitsluitend ingezet, indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat de jongere zich binnen 24 maanden zodanig zal ontwikkelen dat uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid mogelijk is;
de werkgever stelt voor een gesubsidieerde arbeidsplaats als bedoeld in artikel 3 onder a en b een arbeidsontwikkelingsplan op, waarin de doelen en activiteiten gericht zijn op de ontwikkeling van de jongere op uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid;
de werkgever draagt zorg voor de uitvoering van het arbeidsontwikkelingsplan van de jongere;
het College kan besluiten de gesubsidieerde arbeidsplaats na de looptijd als bedoeld in artikel 3 onder a en b voort te zetten voor een of meer nader te bepalen perioden, indien de jongere, gelet op alle feiten en omstandigheden, nog steeds niet de stap naar algemeen geaccepteerde arbeid kan maken.
Artikel 19 lid 2 Verordening werkleeraanbod Wet investeren jongeren 2009 is van toepassing bij een gesubsidieerde arbeidsplaats als bedoeld in de artikelen 3 en 11.
Het College verleent de loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 5 onder a aan de werkgever, die met de jongere een arbeidsovereenkomst voor een gesubsidieerde arbeidsplaats als bedoeld in de artikelen 3 en 11 gesloten heeft.
1. De loonkostensubsidie bedraagt voor de gesubsidieerde arbeidsplaats als bedoeld in artikel 3 onder a voor de eerste 12 maanden € 10.500,00.
2. De loonkostensubsidie bedraagt voor de gesubsidieerde arbeidsplaats als bedoeld in artikel 3 onder a voor de tweede 12 maanden € 6.500,00 onder de voorwaarde dat de werkgever een arbeids-overeenkomst voor onbepaalde tijd aangaat.
3. Bij een voortzetting van de gesubsidieerde arbeidsplaats als bedoeld in artikel 6 onder d, bedraagt de loonkostensubsidie € 1625,00 per drie maanden.
1. De loonkostensubsidie bedraagt voor de gesubsidieerde arbeidsplaats als bedoeld in artikel 3 onder b voor de eerste 6 maanden € 6.000,00.
2. De loonkostensubsidie bedraagt voor de gesubsidieerde arbeidsplaats als bedoeld in artikel 3 onder b voor de resterende 30 maanden € 22.500,00 onder de voorwaarde dat de werkgever een arbeids-overeenkomst voor 30 maanden aangaat.
3. Bij een voortzetting van de gesubsidieerde arbeidsplaats als bedoeld in artikel 6 onder d, bedraagt de loonkostensubsidie € 2.250,00 per drie maanden.
1. Indien naar het oordeel van het College voor de jongere een gesubsidieerde arbeidsplaats als werkleeraanbod of onderdeel daarvan noodzakelijk is, doch, vanwege persoonlijke kenmerken van de jongere dan wel de bijzondere situatie van de onderneming of instelling van de werkgever, niet een gesubsidieerde arbeidsplaats als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 6 tot stand kan komen, kan het College, in afwijking van voornoemde artikelen, een op deze persoonlijke kenmerken dan wel bijzondere situatie van de onderneming of insteling afgestemde gesubsidieerde arbeidsplaats ter beschikking stellen.
2. Artikel 7 is van toepassing op lid 1.
De verplichtingen van de jongere als bedoeld in artikel 7 Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren 2009 zijn van toepassing op de toekenning en uitvoering van een gesubsidieerde arbeidsplaats.
1. Het College kan de werkgever een of meer verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 Algemene wet bestuursrecht opleggen in het kader van de verlening van de loonkostensubsidie;
2. Onverminderd lid 1 doet de werkgever aan het College uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de met de jongere gesloten arbeidsovereenkomst, de daartoe verleende loonsubsidie en andere verstrekte voorzieningen als bedoeld in artikel 5.
3. Onverminderd lid 1 is de werkgever is verplicht aan het College, daarnaar gevraagd, medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze beleidsregels.
1. Het College stelt het recht op een gesubsidieerde arbeidsplaats ambtshalve of, als dit niet mogelijk is, op schriftelijke aanvraag vast.
2. Het College bepaalt, als dit noodzakelijk is, welke gegevens de jongere voor de vaststelling van het recht op en uitvoering van een gesubsidieerde arbeidsplaats moet verstrekken, alsmede de wijze en het tijdstip waarop hij de gegevens moet verstrekken.
3. Het College bepaalt, als dit noodzakelijk is, welke gegevens de werkgever voor de verlening en uitvoering van de loonkostensubsidie moeten verstrekken, alsmede het de wijze en het tijdstip waarop hij de gegevens moet verstrekken.
1. Het College kan een gesubsidieerde arbeidsplaats als werkleeraanbod of onderdeel daarvan intrekken of herzien, indien er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 21 onder b WIJ.
2. In geval van intrekking of herziening als bedoeld in lid 1, kan het College de ten onrechte of te hoog verstrekte vergoedingen en gemaakte kosten, met uitzondering van de aan de werkgever verleende loonkostensubsidie of andere voorzieningen als bedoeld als in artikel 5, terugvorderen met toepassing van artikel 21 Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren 2009.
1. Het College kan een aan de werkgever verstrekte loonkostensubsidie en andere voorzieningen als bedoeld in artikel 5 intrekken of herzien, indien het niet nakomen van de verplichtingen als bedoeld in artikel 13 of de omstandigheden als bedoeld in artikel 4:49 Algemene wet bestuursrecht tot ten onrechte of te hoog verstrekte loonkostensubsidie en andere voorzieningen geleid heeft.
2. In geval van herziening of intrekking als bedoeld in lid 1, kan het College de ten onrechte of te hoog verstrekte loonkostensubsidie en andere voorzieningen als bedoeld in artikel 5, terugvorderen op grond van artikel 4:57 lid 1 Algemene wet bestuursrecht. Het College maakt het besluit tot terugvordering bekend met een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking.
3. Invordering van het terug te vorderen bedrag als bedoeld in lid 2 geschiedt op basis van artikel 4:57 lid 2 Algemene wet bestuursrecht en Titel 4.4 met afdeling 4.4.4 Algemene wet bestuursrecht.
4. Indien uitsluitend de gedragingen als bedoeld in artikel 15 of omstandigheden van de jongere, na intrekking of herziening van een gesubsidieerde arbeidsplaats, leiden tot terugvordering van aan de werkgever verstrekte loonkostensubsidie en voorzieningen, kan het College, gelet op alle feiten en omstandigheden, geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering.
Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jongere of de werkgever afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.
In gevallen waarin de bepalingen van deze beleidsregels niet voorzien, neemt het College een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van alle omstandigheden van de jongere of de werkgever.
Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels gesubsidieerde arbeid WIJ 2009”.
Deze beleidsregels treden in werking op de achtste dag volgend op die van haar bekendmaking en werken terug tot 1 oktober 2009.