Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Almere

Nadere regels loonkostensubsidie uitkeringsgerechtigden gemeente Almere

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlmere
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels loonkostensubsidie uitkeringsgerechtigden gemeente Almere
CiteertitelNadere regels loonkostensubsidie uitkeringsgerechtigden gemeente Almere
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Almere 2009, art. 9
  2. Algemene Subsidieverordening Almere 2008
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-02-201001-01-2015nieuwe regeling

15-12-2009

Almere Vandaag, 2010-02-06

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels loonkostensubsidie uitkeringsgerechtigden gemeente Almere

 

Burgemeester en wethouders van Almere;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 9 van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Almere 2009 en de Algemene Subsidieverordening Almere 2008;

 

Gelet op de (EG) Algemene groepsvrijstellingsverordening (Werkgelegenheidssteun) (nr. 800/2008, Pb EG 2008, L 214/3) en de (EG) Vrijstellingsverordening de minimissteun (nr. 1998/2006, Pb EG 2006, L 379/5), alsmede de Beleidsaanbeveling Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie werkzoekenden (Ledenbrief VNG nr. 08/053, 18 april 2008).

 

B E S L U I T E N :

 

Vast te stellen nadere regels voor het verstrekken van subsidies aan werkgevers ten behoeve van de in deze regeling opgenomen doelgroepen, luidende als volgt:

Hoofdstuk 1: Inleidende bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze nadere regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    WWB: de Wet Werk en Bijstand;

  • b.

    IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • c.

    IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    BW: Burgerlijk Wetboek;

  • f.

    Uitkeringsgerechtigden: personen tot 65 jaar met een uitkering ingevolge de WWB, de IOAW of de IOAZ;

  • g.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere;

  • h.

    Gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Almere;

  • i.

    Algemeen geaccepteerde arbeid: arbeid die maatschappelijk aanvaard is;

  • j.

    Uitkering: een uitkering levensonderhoud op grond van de WWB, IOAW of IOAZ;

  • k.

    Minimumloon: het bruto minimumloon per maand, genoemd in artikel 8 eerste lid van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag dan wel indien van toepassing het bruto minimum jeugdloon genoemd in het besluit minimumjeugdloonregeling;

  • l.

    Arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht zoals bedoeld in artikel 7:610 van het BW;

  • m.

    Subsidie: in deze regeling betreft het de verstrekking van loonkostensubsidie aan werkgevers die personen behorende tot de in dit besluit genoemde doelgroepen een arbeidsovereenkomst aanbieden;

  • n.

    Werknemer: de persoon behorende tot de een van de in deze regeling genoemde doelgroepen met wie de werkgever een dienstverband aangaat;

  • o.

    Werkgever: degene die met de werknemer een dienstverband aangaat.

Artikel 2: Bevoegdheid van burgemeester en wethouders

Het college is bevoegd tot het nemen van besluiten in het kader van loonkostensubsidie aan werkgevers met inachtneming van deze regeling.

Hoofdstuk 2: Doel en doelgroep

Artikel 3: Doel en reikwijdte van de regeling

  • 1.

    Op grond van deze regeling kunnen door het college op aanvraag loonkostensubsidies aan werkgevers worden verstrekt ten behoeve van re-integratie dan wel duurzame arbeidsinschakeling van de in artikel 4 genoemde doelgroep om zo arbeidsinschakeling te bevorderen.

  • 2.

    Door het verrichten van werkzaamheden in loondienst door de in artikel 4 genoemde doelgroepen wordt werkervaring opgedaan met als doel uitkeringsonafhankelijkheid.

  • 3.

    Deze regeling is een generieke regeling. Iedere werkgever, ongeacht de vestigingsplaats van de werkgever of de plaats van de tewerkstelling van de werknemer, kan subsidie aanvragen wanneer er aan de voorwaarden in deze regeling wordt voldaan.

  • 4.

    Een werkgever komt niet in aanmerking voor loonkostensubsidie wanneer er wordt opgetreden als intermediair zoals bij uitzendbureaus, re-integratiebureaus en detacheringsbureaus.

  • 5.

    Het college verstrekt alleen een loonkostensubsidie aan een werkgever indien de subsidieverlening de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien hierdoor geen verdringing van regulier werk plaats zal vinden.

Artikel 4: Doelgroep loonkostensubsidie

Tot de doelgroep van deze regeling behoren uitkeringsgerechtigden die woonachtig zijn in Almere.

Hoofdstuk 3: De aanvraag

Artikel 5: Termijn indienen van een aanvraag

De werkgever die in het kader van deze nadere regels een arbeidsovereenkomst aangaat, kan binnen één maand na aanvang van dit dienstverband een subsidieverzoek op grond van deze nadere regels indienen bij het college.

Artikel 6: Vereisten aanvraag

  • 1.

    De aanvraag wordt gedaan met een hiervoor door het college opgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    De subsidieaanvraag wordt uitsluitend door middel van een volledig ingevuld en door het bevoegd gezag ondertekend aanvraagformulier zoals bedoeld in het voorgaande lid ingediend.

  • 3.

    De subsidieaanvraag bevat onder andere de volgende gegevens en documenten:

    • a.

      naam, adres, woonplaats en burgerservicenummer van de werknemer;

    • b.

      een door zowel werkgever als werknemer ondertekende arbeidsovereenkomst waarin de duur van de arbeidsovereenkomst, het aantal uren per week en het inkomen dat minimaal gelijk is aan het van toepassing zijnde wettelijk minimumloon is opgenomen;

    • c.

      een door zowel werkgever als werknemer ondertekend begeleidingsplan;

    • d.

      overige gegevens, die het college noodzakelijk acht om tot een besluit over de subsidieaanvraag te kunnen komen.

  • 4.

    Het college kan nadere aanwijzingen of modellen voorschrijven met betrekking tot de in te dienen gegevens.

  • 5.

    Op de subsidieverstrekking is de Awb van toepassing.

Hoofdstuk 4: Voorwaarden, hoogte en weigeringsgronden

Artikel 7: Voorwaarden loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college kan ten behoeve van de in artikel 4 genoemde doelgroepen een loonkostensubsidie aan diens werkgever verstrekken die is gericht op re-integratie dan wel duurzame arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De loonkostensubsidie wordt verstrekt ter compensatie van mogelijke tijdelijke lagere arbeidsproductiviteit en extra inspanning van de werkgever.

  • 3.

    De werkgever dient met de werknemer een arbeidsovereenkomst te hebben afgesloten voor minimaal het aantal maanden zoals in artikel 8 is weergegeven.

  • 4.

    De werkgever dient bij de aanvraag aan het college duidelijk te maken op welke wijze er tijdens de periode van loonkostensubsidie wordt gewerkt aan ontwikkeling, opleiding en begeleiding van de werknemer.

Artikel 8: Duur en hoogte van de loonkostensubsidie

De duur en de hoogte van de loonkostensubsidie per werknemer wordt bepaald door het college en daarbij wordt rekening gehouden met het onderstaande.

  • 1.

    Voor de arbeidsovereenkomst die de werkgever met de werknemer sluit geldt een minimale duur van 3 maanden, en een maximale duur van 24 maanden.

  • 2.

    Na afloop van de in het eerste lid genoemde arbeidsovereenkomst kan de werkgever wederom in aanmerking komen voor loonkostensubsidie. De werkgever dient een nieuwe aanvraag in voor de verlenging met een minimale duur van 3 maanden. Het totaal aan maanden dat een werkgever loonkostensubsidie voor deze werknemer kan ontvangen bedraagt in totaal maximaal 24 maanden.

    Aan de in deze regeling genoemde voorwaarden dient op het moment van aanvang van deze overeenkomst te zijn voldaan.

  • 3.

    Wat betreft de hoogte van de te verlenen loonkostensubsidie die het college kan verstrekken aan de werkgever geldt een percentage van minimaal 50% van het geldende wettelijke bruto minimumloon gebaseerd op een dienstverband van maximaal 36 uur per week. Het maximum percentage bedraagt 100% van het geldende wettelijke bruto minimumloon gebaseerd op een dienstverband van maximaal 36 uur per week.

  • 4.

    Indien het aantal uren minder is dan het in het voorgaande lid genoemde aantal uren wordt de loonkostensubsidie naar evenredigheid bepaald.

  • 5.

    De hoogte van het percentage zoals bedoeld in het derde lid wordt bepaald door het college aan de hand van onderstaande indicatoren:

    • a.

      Opleidingsniveau;

    • b.

      Relevante werkervaring;

    • c.

      Duur sinds laatste reguliere arbeidsbetrekking;

    • d.

      Medische of sociaal maatschappelijke belemmeringen.

Artikel 9: Begeleidingssubsidie

  • 1.

    Aanvullend op de loonkostensubsidie kan een begeleidingssubsidie verstrekt worden als de werkgever voor een werknemer extra kosten moet maken voor begeleiding en/of een opleiding. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      De opleiding is relevant voor de uit te voeren werkzaamheden die de werknemer dient te verrichten;

    • b.

      Indien de werkgever een opleiding inzet, kan hij daarvoor geen beroep doen op een andere subsidie;

    • c.

      Indien de werkgever extra kosten moet maken voor begeleiding van de werknemer kan dat worden aangetoond door middel van een opleidingsplan;

    • d.

      De vermoedelijke kosten voor begeleiding en/of opleiding worden in het begeleidingsplan zoals bedoeld in artikel 6 lid 3 onder c vermeld.

  • 2.

    De begeleidingssubsidie is een eenmalige subsidie van maximaal € 3.000,- per werknemer en wordt aan de hand van de aanvraag beoordeeld en bij de verlening betaalbaar gesteld en wordt achteraf definitief vastgesteld.

Artikel 10: Subsidieplafond

  • 1.

    Op grond van artikel 4:25 Awb en artikel 8 van de Algemene Subsidieverordening Almere 2008 kan het college voor elk kalenderjaar een subsidieplafond vaststellen en waarin wordt aangegeven hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    Het college verleent geen subsidie voorzover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden

Artikel 11: Herziening loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college kan op verzoek van de werkgever de hoogte van de loonkostensubsidie herzien als daar gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer aanleiding toe bestaat.

  • 2.

    Het college kan de hoogte van de loonkostensubsidie ambtshalve wijzigen.

Artikel 12: Weigering subsidieverlening

De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 lid 2 van de Awb genoemde gevallen geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • a.

    de aanvrager niet het doel nastreeft van deze regeling;

  • b.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien of ontplooit die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang;

  • c.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

Artikel 13: Samenloop met andere regelingen

Er bestaat geen recht op loonkostensubsidie indien de werkgever voor de te subsidiëren loonkosten voor de werknemer reeds andere subsidie ontvangt.

Hoofdstuk 5: Het beslissen op de aanvraag en de wijze van betalen

Artikel 14: Besluittermijn

  • 1.

    Het college besluit uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van een volledig ingevuld aanvraagformulier zoals vermeld in artikel 6 over de verlening van de loonkostensubsidie.

  • 2.

    Het college kan de termijn als bedoeld in het vorige lid met ten hoogste vier weken verdagen en stelt hiervan de werkgever schriftelijk in kennis.

Artikel 15: Het besluit tot verlenen van loonkostensubsidie

Het besluit tot toekenning van een loonkostensubsidie bevat in ieder geval:

  • -

    de hoogte van de loonkostensubsidie en mogelijke begeleidingssubsidie;

  • -

    de wijze van bevoorschotting van de loonkostensubsidie en mogelijke begeleidingssubsidie;

  • -

    de verplichtingen van de werkgever.

Artikel 16: Het vaststellen van de loonkostensubsidie

  • 1.

    De subsidie wordt vastgesteld nadat de maximale subsidieperiode is verstreken, of zoveel eerder als de arbeidsovereenkomst werd beëindigd en de gevraagde stukken door het college zijn ontvangen.

  • 2.

    De werkgever verstrekt ten behoeve van de subsidievaststelling een kopie van de arbeidsovereenkomst, een kopie van alle salarisspecificaties en indien van toepassing relevante stukken inzake het beëindigen van de arbeidsovereenkomst welke bepalend zijn voor de vaststelling van de subsidie.

  • 3.

    De werkgever verstrekt de in het vorige lid bedoelde stukken uiterlijk binnen vier weken na het einde van de arbeidsovereenkomst aan het college.

  • 4.

    Het college stelt de loonkostensubsidie binnen 14 weken na ontvangst van hiervoor benoemde bescheiden vast.

  • 5.

    De subsidie kan, naast de gronden genoemd in artikel 4:46 van de Awb lager worden vastgesteld indien de termijn voor het indienen van de relevante stukken wordt overschreden en/of indien er anderszins niet voldaan wordt aan het verstrekken van relevante informatie. Een lagere vaststelling kan forfaitair worden vastgesteld.

Artikel 17: Betalingsvoorwaarden

  • 1.

    Het college verleent de loonkostensubsidie per kwartaal bij wijze van voorschot afhankelijk van de resterende duur van de arbeidsovereenkomst.

  • 2.

    De hoogte van het voorschot bedraagt maximaal 1/4 van de jaarlijks te verlenen subsidie.

  • 3.

    Als de arbeidsovereenkomst binnen de aangevraagde termijn eindigt, wordt de subsidie bepaald op basis van het volledige aantal maanden dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd.

  • 4.

    Het college voldoet de verschuldigde loonkostensubsidie uiterlijk binnen zes weken na de vaststelling zoals bedoeld in artikel 16 aan de werkgever onder verrekening van de reeds betaalde voorschotten. Indien van toepassing vindt nabetaling of terugvordering plaats.

Hoofdstuk 6: Verplichtingen werkgever

Artikel 18: Algemene verplichtingen

  • 1.

    De werkgever stelt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden dan wel binnen uiterlijk één week na aanvang van de werkzaamheden een arbeidsovereenkomst op met werknemer en verstrekt deze aan werknemer.

  • 2.

    De werkgever draagt er zorg voor dat de werkplek en de arbeidsomstandigheden voldoen aan de eisen zoals die zijn gesteld in de arbeidsomstandighedenwetgeving.

  • 3.

    De werkgever heeft de intentie om na afloop van de arbeidsovereenkomst met de verstrekking van de loonkostensubsidie de werknemer een arbeidsovereenkomst aan te bieden zonder loonkostensubsidie.

Artikel 19: Informatieverstrekking

  • 1.

    De werkgever doet direct mededeling aan het college over alle, voor subsidieverlening relevante, ontwikkelingen, met overlegging van hiervoor relevante stukken.

  • 2.

    Op verzoek van het college verstrekt de werkgever:

    • a.

      een verklaring van de werkgever en werknemer dat het dienstverband nog voortduurt;

    • b.

      een kopie van de laatste salarisspecificatie of de ontslagvergunning.

  • 3.

    Onjuiste, onvolledige of ontijdige verstrekking van de gevraagde informatie, kan leiden tot gehele of gedeeltelijke terugvordering van de verleende subsidie.

Artikel 20: Bewaarplicht

De werkgever die loonkostensubsidie ontvangt van het college verplicht zich tot het bewaren van alle bewijsstukken die betrekking hebben op de subsidieverstrekking, gedurende 10 jaren na vaststelling van de subsidie en stelt deze op verzoek van het college ter beschikking.

Hoofdstuk 7: Slotbepalingen

Artikel 21: Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 22: Zaken waarin deze regeling niet voorziet

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 23: Citeertitel

Deze nadere regeling wordt aangehaald als ‘Nadere regels loonkostensubsidie uitkeringsgerechtigden gemeente Almere’.

Artikel 24: Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking na publicatie.

 

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van Almere, 15 december 2009

 

Almere, 15 december 2009

 

Burgmeester en wethouders voornoemd,

 

 

de secretaris, de burgemeester,

A.J. Grootoonk A. Jorritsma-Lebbink

Toelichting bij nadere regels loonkostensubsidie uitkeringsgerechtigden gemeente Almere  

Algemene toelichting

Artikel 7 lid 1 onder a van de WWB bepaalt dat het college verantwoordelijk is voor het ondersteunen van personen als bedoeld in artikel 10 lid 2, personen met een nabestaanden- of halfwezenuikering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigen bij arbeidsinschakeling/het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid. Het college is bij deze ondersteuning verantwoordelijk voor het bepalen en aanbieden van voorzieningen, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling. Het college kan derhalve op grond van de WWB voorzieningen verstrekken aan personen die behoren tot de doelgroep.

De voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden toegelicht bij de artikelen 9 en 10. Artikel 9 betreft de plicht tot arbeidsinschakeling en artikel 10 betreft de aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling.

De Memorie van Toelichting bij de WWB geeft aan dat gesubsidieerd werk als een van de voorzieningen kan worden ingezet om arbeidsinschakeling te bevorderen. In de wet zijn geen specifieke eisen voor gesubsidieerde arbeid opgenomen. Er geldt alleen de algemene bepaling dat alle voorzieningen moeten dienen om de belanghebbende uiteindelijk aan ongesubsidieerd werk te helpen. De gemeente kan de belanghebbende een dienstverband aanbieden dat geheel of gedeeltelijk gefinancierd wordt uit het vrij besteedbaar re-integratiebudget. Het kan daarbij gaan om een dienstverband met een reguliere werkgever, of met de gemeente zelf.

Paragraaf 3.2.1 van de Memorie van Toelichting van de WWB vermeldt dat de gemeente dient te beoordelen of betrokkene op eigen kracht in staat is algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden of dat de betrokkene ondersteuning nodig heeft richting arbeidsinschakeling. In dat laatste geval is de gemeente vervolgens verantwoordelijk voor het leveren van deze ondersteuning in de vorm van voorzieningen. Deze kunnen bestaan uit onder meer scholing, loonkostensubsidie, gesubsidieerde arbeid, sociale activering, premies, kinderopvang en stages. Aan de vormgeving en de mate waarin deze voorzieningen worden ingezet stelt het wetsvoorstel geen eisen. Hierdoor kan de gemeente de ondersteuning optimaal afstemmen op andere gemeentelijke beleidsterreinen zoals zorg en onderwijs, en op de lokale arbeidsmarkt.

Artikel 8 lid 1 onder a van de WWB bepaalt dat de regels met betrekking tot de voorzieningen in een verordening moeten worden vastgelegd. In deze verordening dient aldus het tweede lid ook de toedeling van voorzieningen aan de verschillende doelgroepen te worden opgenomen. Dit is ook ten aanzien van loonkostensubsidies van toepassing.

In de re-integratieverordening is het algemene kader voor het verstrekken van loonkostensubsidie opgenomen. In deze verordening komt eveneens naar voren dat er door het college nadere regels kunnen worden gesteld. Deze nadere regels behoren daartoe.

Er is gekozen voor het verstrekken van tijdelijke subsidies aan werkgevers, die personen behorende tot een van de doelgroepen een dienstverband aanbieden wat dient te leiden tot vermindering of zelfs beëindiging van de uitkeringsafhankelijkheid. Het verstrekken van deze loonkostensubsidie is aan te merken als een publiekrechtelijke rechtshandeling. De Awb is dus van toepassing. Hierin staan verschillende dwingende voorschriften vermeld over het verstrekken van subsidies, het betreft titel 4.2 van de Awb.

Staatssteun

Ondanks het feit dat gemeenten beleidsvrijheid hebben met betrekking tot de inrichting van het re-integratiebeleid, worden zij toch gebonden aan de regels die de Europese Unie stelt. Dit betreft onder meer het onderwerp staatssteun, wat is neergelegd de (EG) Algemene groepsvrijstellingsverordening (Werkgelegenheidssteun) (nr. 800/2008, Pb EG 2008, L 214/3) en de (EG) vrijstellingsverordening de minimissteun (nr. 1998/2006, Pb EG 2006, L 379/5).

De Europese regelgeving over staatssteun kan een beperking van de mogelijkheden voor het gemeentelijke re-integratiebeleid opleveren. Van belang is om na te gaan, in hoeverre de gemeentelijke verordening voldoet aan de voorwaarden uit de Europese verordeningen.

Indien in de gemeentelijke verordening sprake is van een generieke regeling, worden de subsidies niet aangemerkt als staatssteun. De bepalingen uit de EG-verordeningen zijn dan niet van toepassing. Generiek wil zeggen, dat niet op voorhand bepaalde bedrijven of groepen van bedrijven of sectoren expliciet in de verordening worden uitgesloten van subsidiëring. In deze nadere regels wordt duidelijk aangegeven dat er sprake is van een generieke regeling.

In het geval er geen sprake zou zijn van een generieke regeling, dan zijn uiteraard wel de bepalingen inzake de verordeningen werkgelegenheidssteun, dan wel de verordening de minimissteun van toepassing. Op de voorwaarden die daarbij gesteld worden wordt ingegaan in de Beleidsaanbeveling van het ministerie van SZW. Uitleg is ook te vinden op de website van Europa decentraal (www.europadecentraal.nl).

Opgemerkt moet hier nog worden, dat het bij staatssteun niet alleen gaat om directe subsidiëring vanuit de gemeente. Ook indien de gemeente een re-integratiebedrijf opdraagt loonkostensubsidies te verstrekken of detacheringsbanen te organiseren, kan er sprake zijn van staatssteun.

Naast de inhoudelijke regels vragen de EG-verordeningen om uitgebreide informatiestromen richting Europese Commissie. Deze informatieverplichtingen worden beperkt door afspraken van het Ministerie van SZW met de Europese Unie, die hun weerslag hebben gevonden in het document “Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie werkzoekenden – beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand.”

De beperking van de informatieverplichtingen wordt alleen effectief, als gemeenten een expliciete verwijzing naar deze beleidsaanbeveling opnemen in hun re-integratieverordening. Deze verwijzing is zowel in de aanhef van de re-integratieverordening als in de aanhef van deze nadere regels opgenomen. Hiermee wordt aangegeven dat alle bepalingen uit de verordening in overeenstemming zijn met deze beleidsaanbeveling. Overigens wordt er in de beleidsaanbeveling van uitgegaan dat de gemeentelijke verordening voldoet aan de EG-verordeningen terzake.

Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar de toelichting met betrekking tot de beleidsaanbeveling en het ‘stappenschema ter beoordeling of er sprake is van staatssteun’ zoals vermeld in de toelichting bij de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Almere 2009.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de omschrijving van de verschillende begrippen.

Deze nadere regels bevatten de omschrijving van de subsidie als zijnde loonkostensubsidie verstrekt aan werkgevers. De definitie van een subsidie zoals vermeld in artikel 4:21 van de Awb is niet letterlijk opgenomen aangezien het een dwingend en algemeen geldend begrip betreft. Artikel 4:21 van de Awb bepaalt dat onder subsidie moet worden verstaan ‘de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt, met het oog op bepaalde activiteiten van een aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde diensten’.

De loonkostensubsidie verstrekt aan werkgevers zoals in deze nadere regels is bedoeld als stimulans voor werkgevers om werknemers in dienst te nemen die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Het betreft een compensatie van de extra inspanningen/begeleiding en scholing voor de werkgever en om een eventuele mindere arbeidsproductiviteit van de werknemer te compenseren.

Artikel 2: Bevoegdheid van burgemeester en wethouders

Zoals uit de algemene toelichting al naar voren komt dient de gemeente een verordening op te stellen met daarin regels over het verstrekken van noodzakelijk geachte voorzieningen. Deze verplichting tot het opstellen van een verordening ligt bij de gemeenteraad. In de re-integratieverordening van de gemeente Almere is bepaald dat het college bevoegd is tot het verstrekken van loonkostensubsidie. In dit artikel wordt dit nogmaals herhaald. De bevoegdheid tot het beslissen over subsidieaanvragen zoals bedoeld in deze nadere regels ligt bij het college.

Artikel 3: Doel en reikwijdte van de nadere regels

Dit artikel bevat doel en reikwijdte van deze nadere regels. De verstrekking van een tijdelijke loonkostensubsidie heeft tot doel om de werkgever te stimuleren door het verlagen van de loonkosten een klant een arbeidsovereenkomst aan te bieden waardoor de uitkeringsafhankelijkheid vermindert of wordt beëindigd. De arbeidsproductiviteit van de klant komt over het algemeen gezien de afstand tot de arbeidsmarkt niet overeen met de omvang die voor de functie vereist zal zijn. De werkgever zal om die reden meer dan gebruikelijk moeten investeren in de werknemer.

Hierin wordt duidelijk weergegeven dat het een generieke regeling betreft. Alle werkgevers, ongeacht vestigingsplaats of sector, in Nederland kunnen in aanmerking komen voor een tijdelijke loonkostensubsidie op basis van deze regeling mits zij voldoen aan de hierin gestelde voorwaarden.

In het kader van de mededinging en mogelijk oneerlijke concurrentie is het van belang de regeling voor iedere werkgever beschikbaar te stellen. Het generiek maken van de regeling voor loonkostensubsidie is noodzakelijk om risico’s in het kader van staatssteun te vermijden. Het niet openstellen voor alle werkgevers in Nederland is in strijd met de Europese regelgeving en daarbij zou sprake kunnen zijn van verboden overheidssteun. Hierover is onder ‘staatssteun’ onder de algemene toelichting meer opgenomen. In dat kader is in de aanhef de verwijzing opgenomen naar de Europese verordeningen.

In de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Almere 2009 is opgenomen dat wanneer er sprake is van een werkgever die als een intermediair optreed er geen aanspraak gemaakt kan worden op loonkostensubsidie. Tenzij de Raad daar uitdrukkelijke toestemming voor geeft. Met intermediairs moet er worden gedacht aan uitzendbureaus, detacheringbureaus en re-integratiebureaus. Dergelijke werkgevers kunnen wel in aanmerking komen voor loonkostensubsidie wanneer zij een werknemer in dienst nemen binnen de eigen organisatie en deze werknemer werkzaamheden gaat verrichten net als de reeds in dienst zijnde werknemers van deze organisatie.

Het college heeft de taak er op toe te zien dat de toekenning van loonkostensubsidie aan werkgevers die klanten een dienstverband aanbieden geen verdringing van reguliere arbeidsplaatsen tot gevolg heeft of leidt tot concurrentievervalsing. Wat betreft de verdringing van de reguliere arbeidsplaatsen kan het college navraag doen bij het UWV werkbedrijf of er recentelijk ontslagen hebben plaatsgevonden bij de werkgever. Of er sprake is van concurrentievervalsing is moeilijk vast te stellen. Een groot aantal werknemers met loonkostensubsidie die bij een bepaalde werkgever werkzaam zijn zou hierop kunnen duiden.

Artikel 4: Doelgroep loonkostensubsidie

Dit artikel vermeldt de verschillende doelgroepen. Hier wordt aangegeven voor welke personen een werkgever een loonkostensubsidie kan aanvragen als hij besluit deze in dienst te nemen.

Artikel 5: Termijn indienen van een aanvraag

Dit artikel bevat de termijn waarbinnen de werkgever de aanvraag voor loonkostensubsidie moet hebben ingediend.

Artikel 6: Vereisten aanvraag

Hierin wordt duidelijk weergegeven aan welke voorwaarden de aanvraag voor de loonkostensubsidie moet voldoen. Welke stukken en gegevens er door de werkgever moeten worden ingeleverd.

Een door zowel werknemer als werkgever ondertekende arbeidsovereenkomst is van groot belang. Hieruit moet naar voren komen wat er tussen de werknemer en werkgever is overeengekomen wat betreft duur van de overeenkomst, aantal werkuren per week en het salaris. Dit is bepalend voor de verlening en vaststelling van de loonkostensubsidie.

Artikel 7: Voorwaarden loonkostensubsidie

De voorwaarden voor het in aanmerking komen voor een loonkostensubsidie worden hier vermeld. De lengte van het dienstverband dat de werkgever en de werknemer aangaan is hier van belang. Dit wordt nader uitgewerkt in het volgende artikel.

De werkgever moet de werknemer een arbeidsovereenkomst aanbieden in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek (BW) welke de onderstaande cumulatieve voorwaarden bevat:

  • -

    er dient sprake te zijn van de persoonlijke verplichting om arbeid te verrichten;

  • -

    die arbeid wordt verricht onder het gezag van een ander, zijnde de werkgever;

  • -

    die ander, de werkgever, betaalt voor de arbeid een bepaald bedrag aan loon (minimaal de wettelijk vastgestelde bedragen als bedoeld in de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag);

  • -

    dit alles vindt plaats gedurende een zekere tijd.

De werknemer treedt in dienst bij de werkgever. De werknemer ontvangt het overeengekomen loon waardoor de werknemer uit de uitkering stroomt.

Artikel 8: Duur en hoogte van de loonkostensubsidie

De voorwaarden voor het bepalen van de duur en de hoogte van de loonkostensubsidie per werknemer wordt hier uitgewerkt. Dit wordt bepaald door het college.

De minimale duur van het dienstverband is een absolute voorwaarde voor het kunnen verstrekken van loonkostensubsidie. Wanneer de werkgever een dienstverband aangaat met de werknemer met een duur korter dan de in dit artikel vermelde minimale duur kan er geen subsidie worden verstrekt. De minimale en maximale duur van de arbeidsovereenkomst waarbij de mogelijkheid bestaat tot het aanvragen en verstrekken van loonkostensubsidie staan in dit artikel voor de verschillende doelgroepen uitgewerkt.

Ook de hoogte van het percentage van de te verstrekken loonkostensubsidie voor de verschillende doelgroepen is in dit artikel opgenomen. De hoogte wordt bepaald op basis van in het artikel vermelde punten. De grote van de afstand tot de arbeidsmarkt is hierbij van groot belang voor de bepaling van het percentage loonkostensubsidie dat wordt verstrekt. Dit wordt per werknemer bepaald. De bepaling en vaststelling van de hoogte en duur van de loonkostensubsidie wordt overgelaten aan de klantmanagers en werkmakelaars van de gemeente Almere. Zij hebben de expertise om per individu te bepalen hoe de loonkostensubsidie op de meest adequate wijze kan worden ingezet.

De vastgestelde notitie ‘Loonkostensubsidie in Almere’ gaat in op de hoogte van de loonkostensubsidie voor uitkeringsgerechtigden. Elke uitkeringsgerechtigde is anders en verschilt in zijn of haar afstand tot de arbeidsmarkt. Een flexibele loonkostensubsidie regeling is hierbij daarom van belang. Voor een flexibele regeling loonkostensubsidie is het van belang om te kunnen variëren in hoogte en duur van de loonkostensubsidie.

Artikel 9: Begeleidingssubsidie

Er kan een aanvullende begeleidingssubsidie verstekt worden als de werkgever voor een werknemer extra kosten moet maken om de werknemer te begeleiden of om een werknemer een opleiding te laten volgen.

Artikel 10: Subsidieplafond

Het college kan op grond van de artikelen uit het Awb, artikel 4:25 en verder, een subsidieplafond vaststellen. Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Door het vaststellen van een dergelijk plafond wordt een open-eind regeling voorkomen. Opgemerkt wordt dat artikel 4:25, lid 2 van de wet uitdrukkelijk aangeeft dat de

subsidieaanvraag geweigerd moet worden als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

De Awb eist voor de vaststelling van een subsidieplafond een wettelijke grondslag: het subsidieplafond moet hetzij in een wettelijk voorschrift zelf zijn opgenomen, hetzij zijn vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan. Vaststelling van een subsidieplafond is facultatief. Een subsidieplafond leidt automatisch tot weigering van een subsidie voor wat betreft het gedeelte dat boven het subsidieplafond uitstijgt. Overschrijding van het subsidieplafond levert een verplichte weigeringsgrond op.

Daarbij is het subsidieplafond bepalend dat gold toen de primaire beslissing omtrent toekenning van subsidie werd genomen of had moeten worden genomen. In verband met de rechtszekerheid moet het subsidieplafond bekend worden gemaakt voorafgaande aan de periode waarop het betrekking heeft. Als het subsidieplafond niet tijdig is bekendgemaakt of de wijziging (lees: de verlaging) niet tijdig is bekendgemaakt geldt voor de eerder aanvragen niet meer de verplichte weigering. De weigeringsgrond geldt evenmin als het bestuursorgaan te laat is met de aankondiging van een voornemen tot nietvoorzetten van een meer dan drie jaar durende subsidieverstrekking. Een weigering wegens het ontbreken van voldoende geld is dan enkel mogelijk op basis van beleidsvrijheid.

Artikel 11: Herziening loonkostensubsidie

De productiviteit van de werknemer kan wijzigen als deze werknemer gedurende langere tijd werkzaam is via een arbeidsovereenkomst waarbij gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om loonkostensubsidie te verstrekken aan de werkgever.

Als de productiviteit van de werknemer toe of afneemt kan dit aanleiding zijn om de hoogte van de loonkostensubsidie conform de vernieuwde mate van arbeidsproductiviteit aan te passen. De werkgever kan bij een constatering van de afname van de productiviteit van de werknemer een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien en eventueel te verhogen. Het verzoek van de werkgever dient voldoende te worden gemotiveerd.

Het college kan eveneens ambtshalve besluiten de beoordeling van de hoogte van de loonkostensubsidie te herzien als hiertoe aanleiding bestaat. Het betreft uitzonderingsgevallen.

Artikel 12 en 13: Weigering subsidieverlening en samenloop met andere regelingen

Er wordt verwezen naar de Awb, naar de gronden waarop een subsidie geweigerd kan worden. Daarnaast worden nadere weigeringsgronden opgenomen.

Artikel 4:35 lid 1 Awb bepaalt, dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien er een gegronde reden bestaat om aan te nemen, dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de

verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de

vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Lid 2 van artikel 4:35 Awb bepaalt, dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden

geweigerd wanneer de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel daartoe een verzoek bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 14 tot en met 16: Verlening en vaststelling

Deze artikelen bevatten de bepalingen over de beslistermijnen ten aanzien van de verlening en vaststelling van de loonkostensubsidie.

Ook wordt in deze artikelen gesproken over de beslistermijnen. De Awb regelt de termijn op het moment dat er in de verordening of nadere regeling niets is geregeld over de afhandelings- en beslistermijn. Er kan besloten worden een afwijkende afhandelingstermijn te bepalen. De termijnen genoemd in deze artikelen zijn dan leidend.

In artikel 15 wordt aangegeven wat het besluit tot verlengen van een loonkostensubsidie moet bevatten.

Artikel 16 bevat de bepalingen over het vaststellen van de loonkostensubsidie. Hierin wordt aangegeven welke gegevens de werkgever moet indienen om de hoogte van de subsidie vast te kunnen stellen. Er wordt in het zesde lid verwezen naar artikel 4:46 van de Awb. Dit artikel bepaalt in het tweede lid dat de subsidie lager kan worden vastgesteld indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

Deze bepalingen uit artikel 4:46 van de Awb wordt kracht bijgezet door nogmaals te benadrukken dat de stukken tijdig dienen te worden ingediend. Niet tijdige indiening van de stukken kan lagere vaststelling van de subsidie tot gevolg hebben.

Artikel 17: Betalingsvoorwaarden

De wijze van betaling van de subsidie is vrij. De gemeente kan een keuze maken. De gemeente Almere heeft gekozen om per kwartaal een voorschot te verstrekken afhankelijk van de resterende duur van de arbeidsovereenkomst. Indien er sprake is van een begeleidingssubsidie dan wordt deze bij voorschot bij de subsidieverlening betaalbaar gesteld. Het definitieve bedrag wordt bij de vaststelling van de loonkostensubsidie achteraf kenbaar gemaakt.

Artikel 18 tot en met 20: Verplichtingen werkgever

Hier wordt de inlichtingen en informatieverstrekking door de werkgever die de subsidie ontvangt nader uitgewerkt.

In artikel 4:69 van de Awb wordt een bewaartermijn genoemd van zeven jaar. Echter in de beleidsaanbeveling wordt voor de individuele verstrekking van subsidie een bewaartermijn aangehouden van 10 jaar welke wordt gerekend vanaf de laatste steunverlening. Om hierbij aan te sluiten geldt voor de verstrekking van de loonkostensubsidie zoals in de nadere regels eveneens een bewaartermijn van 10 jaar.

Artikel 21: Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 22: Zaken waarin deze regeling niet voorziet

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 23: Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 24: Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van deze nadere regels wordt bepaald door de datum waarop het college het besluit neemt de regels in werking te laten treden.

Het is wenselijk om de nadere regels zo snel mogelijk nadat het college een besluit heeft genomen, dus na uitvoeringsbesluit, in werking te laten treden. Na inwerkingtreding van deze nadere regeling kan gestart worden met het verstrekken van de loonkostensubsidie op basis van deze regeling.