Organisatie | Almere |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels loonkostensubsidie tbs-ers van de Oostvaarderskliniek gemeente Almere |
Citeertitel | Nadere regels loonkostensubsidie tbs-ers van de Oostvaarderskliniek gemeente Almere |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-02-2010 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 15-12-2009 Almere Vandaag, 2010-02-06 | Geen |
Burgemeester en wethouders van Almere;
Gelet op het bepaalde in artikel 9 van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Almere 2009 en de Algemene Subsidieverordening Almere 2008;
Gelet op de (EG) Algemene groepsvrijstellingsverordening (Werkgelegenheidssteun) (nr. 800/2008, Pb EG 2008, L 214/3) en de (EG) Vrijstellingsverordening de minimissteun (nr. 1998/2006, Pb EG 2006, L 379/5), alsmede de Beleidsaanbeveling Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie werkzoekenden (Ledenbrief VNG nr. 08/053, 18 april 2008).
Vast te stellen nadere regels voor het verstrekken van subsidies aan werkgevers ten behoeve van de in deze regeling opgenomen doelgroepen, luidende als volgt:
Hoofdstuk 2: Doel en doelgroep
Artikel 3: Doel en reikwijdte van de regeling
Een werkgever komt niet in aanmerking voor loonkostensubsidie wanneer er wordt opgetreden als intermediair zoals bij uitzendbureaus, re-integratiebureaus en detacheringsbureaus.
Het college verstrekt alleen een loonkostensubsidie aan een werkgeverindien de subsidieverlening de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien hierdoor geen verdringing van regulier werk plaats zal vinden.
Artikel 4: Doelgroep loonkostensubsidie
Tot de doelgroep van deze regeling behoren de tbs-gestelden die intern in de Oostvaarderskliniek verblijven en binnen het verlofkader externe activiteiten mogen ontplooien, of die onder verantwoordelijkheid van de Oostervaarderskliniek extern zelfstandig of begeleid wonen in Almere, en:
Artikel 5: Termijn indienen van een aanvraag
De werkgever die in het kader van deze nadere regels een arbeidsovereenkomst aangaat, kan binnen één maand na aanvang van dit dienstverband een subsidieverzoek op grond van deze nadere regels indienen bij het college.
Hoofdstuk 4: Voorwaarden, hoogte en weigeringsgronden
Artikel 8: Duur en hoogte van de loonkostensubsidie
Na afloop van de in het eerste lid genoemde arbeidsovereenkomst kan de werkgever wederom in aanmerking komen voor loonkostensubsidie. De werkgever dient een nieuwe aanvraag in voor de verlenging met een minimale duur van 3 maanden. Het totaal aan maanden dat een werkgever loonkostensubsidie voor deze werknemer kan ontvangen bedraagt in totaal maximaal 24 maanden.
Aan de in deze regeling genoemde voorwaarden dient op het moment van aanvang van deze overeenkomst te zijn voldaan.
Hoofdstuk 5: Het beslissen op de aanvraag en de wijze van betalen
Artikel 15: Het besluit tot verlenen van loonkostensubsidie
Het besluit tot toekenning van een loonkostensubsidie bevat in ieder geval:
Artikel 16: Het vaststellen van de loonkostensubsidie
De subsidie kan, naast de gronden genoemd in artikel 4:46 van de Awb lager worden vastgesteld indien de termijn voor het indienen van de relevante stukken wordt overschreden en/of indien er anderszins niet voldaan wordt aan het verstrekken van relevante informatie. Een lagere vaststelling kan forfaitair worden vastgesteld.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 22: Zaken waarin deze regeling niet voorziet
In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.
Toelichting bij nadere regels loonkostensubsidie uitkeringsgerechtigden gemeente Almere
Artikel 7 lid 1 onder a van de WWB bepaalt dat het college verantwoordelijk is voor het ondersteunen van personen als bedoeld in artikel 10 lid 2, personen met een nabestaanden- of halfwezenuikering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigen bij arbeidsinschakeling/het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid. Het college is bij deze ondersteuning verantwoordelijk voor het bepalen en aanbieden van voorzieningen, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling. Het college kan derhalve op grond van de WWB voorzieningen verstrekken aan personen die behoren tot de doelgroep.
De Memorie van Toelichting bij de WWB geeft aan dat gesubsidieerd werk als een van de voorzieningen kan worden ingezet om arbeidsinschakeling te bevorderen. In de wet zijn geen specifieke eisen voor gesubsidieerde arbeid opgenomen. Er geldt alleen de algemene bepaling dat alle voorzieningen moeten dienen om de belanghebbende uiteindelijk aan ongesubsidieerd werk te helpen. De gemeente kan de belanghebbende een dienstverband aanbieden dat geheel of gedeeltelijk gefinancierd wordt uit het vrij besteedbaar re-integratiebudget. Het kan daarbij gaan om een dienstverband met een reguliere werkgever of met de gemeente zelf.
Paragraaf 3.2.1 van de Memorie van Toelichting van de WWB vermeldt dat de gemeente dient te beoordelen of betrokkene op eigen kracht in staat is algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden of dat de betrokkene ondersteuning nodig heeft richting arbeidsinschakeling. In dat laatste geval is de gemeente vervolgens verantwoordelijk voor het leveren van deze ondersteuning in de vorm van voorzieningen. Deze kunnen bestaan uit onder meer scholing, loonkostensubsidie, gesubsidieerde arbeid, sociale activering, premies, kinderopvang en stages. Aan de vormgeving en de mate waarin deze voorzieningen worden ingezet stelt het wetsvoorstel geen eisen. Hierdoor kan de gemeente de ondersteuning optimaal afstemmen op andere gemeentelijke beleidsterreinen zoals zorg en onderwijs, en op de lokale arbeidsmarkt.
Artikel 8 lid 1 onder a van de WWB bepaalt dat de regels met betrekking tot de voorzieningen in een verordening moeten worden vastgelegd. In deze verordening dient aldus het tweede lid ook de toedeling van voorzieningen aan de verschillende doelgroepen te worden opgenomen. Dit is ook ten aanzien van loonkostensubsidies van toepassing.
In de re-integratieverordening is het algemene kader voor het verstrekken van loonkostensubsidie opgenomen. In deze verordening komt eveneens naar voren dat er door het college nadere regels kunnen worden gesteld. Deze nadere regels behoren daartoe.
Er is gekozen voor het verstrekken van tijdelijke subsidies aan werkgevers, die personen behorende tot een van de doelgroepen een dienstverband aanbieden wat dient te leiden tot vermindering of zelfs beëindiging van de uitkeringsafhankelijkheid. Het verstrekken van deze loonkostensubsidie is aan te merken als een publiekrechtelijke rechtshandeling. De Awb is dus van toepassing. Hierin staan verschillende dwingende voorschriften vermeld over het verstrekken van subsidies, het betreft titel 4.2 van de Awb.
Ondanks het feit dat gemeenten beleidsvrijheid hebben met betrekking tot de inrichting van het re-integratiebeleid, worden zij toch gebonden aan de regels die de Europese Unie stelt. Dit betreft onder meer het onderwerp staatssteun, wat is neergelegd de (EG) Algemene groepsvrijstellingsverordening (Werkgelegenheidssteun) (nr. 800/2008, Pb EG 2008, L 214/3) en de (EG) vrijstellingsverordening de minimissteun (nr. 1998/2006, Pb EG 2006, L 379/5).
De Europese regelgeving over staatssteun kan een beperking van de mogelijkheden voor het gemeentelijke re-integratiebeleid opleveren. Van belang is om na te gaan, in hoeverre de gemeentelijke verordening voldoet aan de voorwaarden uit de Europese verordeningen.
Indien in de gemeentelijke verordening sprake is van een generieke regeling, worden de subsidies niet aangemerkt als staatssteun. De bepalingen uit de EG-verordeningen zijn dan niet van toepassing. Generiek wil zeggen, dat niet op voorhand bepaalde bedrijven of groepen van bedrijven of sectoren expliciet in de verordening worden uitgesloten van subsidiëring. In deze nadere regels wordt duidelijk aangegeven dat er sprake is van een generieke regeling.
In het geval er geen sprake zou zijn van een generieke regeling, dan zijn uiteraard wel de bepalingen inzake de verordeningen werkgelegenheidssteun, dan wel de verordening de minimissteun van toepassing. Op de voorwaarden die daarbij gesteld worden wordt ingegaan in de Beleidsaanbeveling van het ministerie van SZW. Uitleg is ook te vinden op de website van Europa decentraal (www.europadecentraal.nl).
Opgemerkt moet hier nog worden, dat het bij staatssteun niet alleen gaat om directe subsidiëring vanuit de gemeente. Ook indien de gemeente een re-integratiebedrijf opdraagt loonkostensubsidies te verstrekken of detacheringsbanen te organiseren, kan er sprake zijn van staatssteun.
Naast de inhoudelijke regels vragen de EG-verordeningen om uitgebreide informatiestromen richting Europese Commissie. Deze informatieverplichtingen worden beperkt door afspraken van het Ministerie van SZW met de Europese Unie, die hun weerslag hebben gevonden in het document “Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie werkzoekenden – beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand.”
De beperking van de informatieverplichtingen wordt alleen effectief, als gemeenten een expliciete verwijzing naar deze beleidsaanbeveling opnemen in hun re-integratieverordening. Deze verwijzing is zowel in de aanhef van de re-integratieverordening als in de aanhef van deze nadere regels opgenomen. Hiermee wordt aangegeven dat alle bepalingen uit de verordening in overeenstemming zijn met deze beleidsaanbeveling. Overigens wordt er in de beleidsaanbeveling van uitgegaan dat de gemeentelijke verordening voldoet aan de EG-verordeningen terzake.
Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar de toelichting met betrekking tot de beleidsaanbeveling en het ‘stappenschema ter beoordeling of er sprake is van staatssteun’ zoals vermeld in de toelichting bij de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Almere 2009.
Dit artikel bevat de omschrijving van de verschillende begrippen.
Deze nadere regels bevatten de omschrijving van de subsidie als zijnde loonkostensubsidie verstrekt aan werkgevers. De definitie van een subsidie zoals vermeld in artikel 4:21 van de Awb is niet letterlijk opgenomen aangezien het een dwingend en algemeen geldend begrip betreft. Artikel 4:21 van de Awb bepaalt dat onder subsidie moet worden verstaan ‘de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt, met het oog op bepaalde activiteiten van een aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde diensten’.
De loonkostensubsidie verstrekt aan werkgevers zoals in deze nadere regels is bedoeld als stimulans voor werkgevers om werknemers in dienst te nemen die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Het betreft een compensatie van de extra inspanningen/begeleiding en scholing voor de werkgever en om een eventuele mindere arbeidsproductiviteit van de werknemer te compenseren.
Artikel 2: Bevoegdheid van burgemeester en wethouders
Zoals uit de algemene toelichting al naar voren komt dient de gemeente een verordening op te stellen met daarin regels over het verstrekken van noodzakelijk geachte voorzieningen. Deze verplichting tot het opstellen van een verordening ligt bij de gemeenteraad. In de re-integratieverordening van de gemeente Almere is bepaald dat het college bevoegd is tot het verstrekken van loonkostensubsidie. In dit artikel wordt dit nogmaals herhaald. De bevoegdheid tot het beslissen over subsidieaanvragen zoals bedoeld in deze nadere regels ligt bij het college.
Artikel 3: Doel en reikwijdte van de nadere regels
Dit artikel bevat doel en reikwijdte van deze nadere regels. De verstrekking van een tijdelijke loonkostensubsidie heeft tot doel om de werkgever te stimuleren door het verlagen van de loonkosten een klant een arbeidsovereenkomst aan te bieden waardoor de uitkeringsafhankelijkheid vermindert of wordt beëindigd. De arbeidsproductiviteit van de klant komt over het algemeen gezien de afstand tot de arbeidsmarkt niet overeen met de omvang die voor de functie vereist zal zijn. De werkgever zal om die reden meer dan gebruikelijk moeten investeren in de werknemer.
Hierin wordt duidelijk weergegeven dat het een generieke regeling betreft. Alle werkgevers, ongeacht vestigingsplaats of sector, in Nederland kunnen in aanmerking komen voor een tijdelijke loonkostensubsidie op basis van deze regeling mits zij voldoen aan de hierin gestelde voorwaarden.
In het kader van de mededinging en mogelijk oneerlijke concurrentie is het van belang de regeling voor iedere werkgever beschikbaar te stellen. Het generiek maken van de regeling voor loonkostensubsidie is noodzakelijk om risico’s in het kader van staatssteun te vermijden. Het niet openstellen voor alle werkgevers in Nederland is in strijd met de Europese regelgeving en daarbij zou sprake kunnen zijn van verboden overheidssteun. Hierover is onder ‘staatssteun’ onder de algemene toelichting meer opgenomen. In dat kader is in de aanhef de verwijzing opgenomen naar de Europese verordeningen.
In de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Almere 2009 is opgenomen dat wanneer er sprake is van een werkgever die als een intermediair optreed er geen aanspraak gemaakt kan worden op loonkostensubsidie. Tenzij de Raad daar uitdrukkelijke toestemming voor geeft. Met intermediairs moet er worden gedacht aan uitzendbureaus, detacheringbureaus en re-integratiebureaus. Dergelijke werkgevers kunnen wel in aanmerking komen voor loonkostensubsidie wanneer zij een werknemer in dienst nemen binnen de eigen organisatie en deze werknemer werkzaamheden gaat verrichten net als de reeds in dienst zijnde werknemers van deze organisatie.
Het college heeft de taak er op toe te zien dat de toekenning van loonkostensubsidie aan werkgevers die klanten een dienstverband aanbieden geen verdringing van reguliere arbeidsplaatsen tot gevolg heeft of leidt tot concurrentievervalsing. Wat betreft de verdringing van de reguliere arbeidsplaatsen kan het college navraag doen bij het UWV werkbedrijf of er recentelijk ontslagen hebben plaatsgevonden bij de werkgever. Of er sprake is van concurrentievervalsing is moeilijk vast te stellen. Een groot aantal werknemers met loonkostensubsidie die bij een bepaalde werkgever werkzaam zijn zou hierop kunnen duiden.
Artikel 4: Doelgroep loonkostensubsidie
Dit artikel vermeldt de verschillende doelgroepen. Hier wordt aangegeven voor welke personen een werkgever een loonkostensubsidie kan aanvragen als hij besluit deze in dienst te nemen.
Artikel 5: Termijn indienen van een aanvraag
Dit artikel bevat de termijn waarbinnen de werkgever de aanvraag voor loonkostensubsidie moet hebben ingediend.
Hierin wordt duidelijk weergegeven aan welke voorwaarden de aanvraag voor de loonkostensubsidie moet voldoen. Welke stukken en gegevens er door de werkgever moeten worden ingeleverd.
Een door zowel werknemer als werkgever ondertekende arbeidsovereenkomst is van groot belang. Hieruit moet naar voren komen wat er tussen de werknemer en werkgever is overeengekomen wat betreft duur van de overeenkomst, aantal werkuren per week en het salaris. Dit is bepalend voor de verlening en vaststelling van de loonkostensubsidie.
Artikel 7: Voorwaarden loonkostensubsidie
De voorwaarden voor het in aanmerking komen voor een loonkostensubsidie worden hier vermeld. De lengte van het dienstverband dat de werkgever en de werknemer aangaan is hier van belang. Dit wordt nader uitgewerkt in het volgende artikel.
De werkgever moet de werknemer een arbeidsovereenkomst aanbieden in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek (BW) welke de onderstaande cumulatieve voorwaarden bevat:
De werknemer treedt in dienst bij de werkgever. De werknemer ontvangt het overeengekomen loon waardoor de werknemer uit de uitkering stroomt.
Artikel 8: Duur en hoogte van de loonkostensubsidie
De voorwaarden voor het bepalen van de duur en de hoogte van de loonkostensubsidie per werknemer wordt hier uitgewerkt. Dit wordt bepaald door het college.
De minimale duur van het dienstverband is een absolute voorwaarde voor het kunnen verstrekken van loonkostensubsidie. Wanneer de werkgever een dienstverband aangaat met de werknemer met een duur korter dan de in dit artikel vermelde minimale duur kan er geen subsidie worden verstrekt. De minimale en maximale duur van de arbeidsovereenkomst waarbij de mogelijkheid bestaat tot het aanvragen en verstrekken van loonkostensubsidie staan in dit artikel voor de verschillende doelgroepen uitgewerkt.
Ook de hoogte van het percentage van de te verstrekken loonkostensubsidie voor de verschillende doelgroepen is in dit artikel opgenomen. De hoogte wordt bepaald op basis van in het artikel vermelde punten. De grote van de afstand tot de arbeidsmarkt is hierbij van groot belang voor de bepaling van het percentage loonkostensubsidie dat wordt verstrekt. Dit wordt per werknemer bepaald. De bepaling en vaststelling van de hoogte en duur van de loonkostensubsidie wordt overgelaten aan de klantmanagers en werkmakelaars van de gemeente Almere. Zij hebben de expertise om per individu te bepalen hoe de loonkostensubsidie op de meest adequate wijze kan worden ingezet.
De vastgestelde notitie ‘Loonkostensubsidie in Almere’ gaat in op de hoogte van de loonkostensubsidie voor tbs-ers van de Oostvaarderskliniek. Gezien de grote afstand tot de arbeidsmarkt is de loonkostensubsidie voor tbs-ers bepaald op 100 % van bruto minimumloon.
Artikel 9: Begeleidingssubsidie
Er kan een aanvullende begeleidingssubsidie verstekt worden als de werkgever voor een werknemer extra kosten moet maken om de werknemer te begeleiden of om een werknemer een opleiding te laten volgen.
Het college kan op grond van de artikelen uit het Awb, artikel 4:25 en verder, een subsidieplafond vaststellen. Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Door het vaststellen van een dergelijk plafond wordt een open-eind regeling voorkomen. Opgemerkt wordt dat artikel 4:25, lid 2 van de wet uitdrukkelijk aangeeft dat de
subsidieaanvraag geweigerd moet worden als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
De Awb eist voor de vaststelling van een subsidieplafond een wettelijke grondslag: het subsidieplafond moet hetzij in een wettelijk voorschrift zelf zijn opgenomen, hetzij zijn vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan. Vaststelling van een subsidieplafond is facultatief. Een subsidieplafond leidt automatisch tot weigering van een subsidie voor wat betreft het gedeelte dat boven het subsidieplafond uitstijgt. Overschrijding van het subsidieplafond levert een verplichte weigeringsgrond op.
Daarbij is het subsidieplafond bepalend dat gold toen de primaire beslissing omtrent toekenning van subsidie werd genomen of had moeten worden genomen. In verband met de rechtszekerheid moet het subsidieplafond bekend worden gemaakt voorafgaande aan de periode waarop het betrekking heeft. Als het subsidieplafond niet tijdig is bekendgemaakt of de wijziging (lees: de verlaging) niet tijdig is bekendgemaakt geldt voor de eerdere aanvragen niet meer de verplichte weigering. De weigeringsgrond geldt evenmin als het bestuursorgaan te laat is met de aankondiging van een voornemen tot niet voorzetten van een meer dan drie jaar durende subsidieverstrekking. Een weigering wegens het ontbreken van voldoende geld is dan enkel mogelijk op basis van beleidsvrijheid.
Artikel 11: Herziening loonkostensubsidie
De productiviteit van de werknemer kan wijzigen als deze werknemer gedurende langere tijd werkzaam is via een arbeidsovereenkomst waarbij gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om loonkostensubsidie te verstrekken aan de werkgever.
Als de productiviteit van de werknemer toe of afneemt kan dit aanleiding zijn om de hoogte van de loonkostensubsidie conform de vernieuwde mate van arbeidsproductiviteit aan te passen. De werkgever kan bij een constatering van de afname van de productiviteit van de werknemer een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien en eventueel te verhogen. Het verzoek van de werkgever dient voldoende te worden gemotiveerd.
Het college kan eveneens ambtshalve besluiten de beoordeling van de hoogte van de loonkostensubsidie te herzien als hiertoe aanleiding bestaat. Het betreft uitzonderingsgevallen.
Artikel 12 en 13: Weigering subsidieverlening en samenloop met andere regelingen
Er wordt verwezen naar de Awb, naar de gronden waarop een subsidie geweigerd kan worden. Daarnaast worden nadere weigeringsgronden opgenomen.
Artikel 4:35 lid 1 Awb bepaalt, dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien er een gegronde reden bestaat om aan te nemen, dat:
verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de
vaststelling van de subsidie van belang zijn.
Lid 2 van artikel 4:35 Awb bepaalt, dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden
geweigerd wanneer de aanvrager:
Artikel 14 tot en met 16: Verlening en vaststelling
Deze artikelen bevatten de bepalingen over de beslistermijnen ten aanzien van de verlening en vaststelling van de loonkostensubsidie.
Ook wordt in deze artikelen gesproken over de beslistermijnen. De Awb regelt de termijn op het moment dat er in de verordening of nadere regeling niets is geregeld over de afhandelings- en beslistermijn. Er kan besloten worden een afwijkende afhandelingstermijn te bepalen. De termijnen genoemd in deze artikelen zijn dan leidend.
In artikel 15 wordt aangegeven wat het besluit tot verlengen van een loonkostensubsidie moet bevatten.
Artikel 16 bevat de bepalingen over het vaststellen van de loonkostensubsidie. Hierin wordt aangegeven welke gegevens de werkgever moet indienen om de hoogte van de subsidie vast te kunnen stellen. Er wordt in het zesde lid verwezen naar artikel 4:46 van de Awb. Dit artikel bepaalt in het tweede lid dat de subsidie lager kan worden vastgesteld indien:
Deze bepalingen uit artikel 4:46 van de Awb wordt kracht bijgezet door nogmaals te benadrukken dat de stukken tijdig dienen te worden ingediend. Niet tijdige indiening van de stukken kan lagere vaststelling van de subsidie tot gevolg hebben.
Artikel 17: Betalingsvoorwaarden
De wijze van betaling van de subsidie is vrij. De gemeente kan een keuze maken. De gemeente Almere heeft gekozen om per kwartaal een voorschot te verstrekken afhankelijk van de resterende duur van de arbeidsovereenkomst. Indien er sprake is van een begeleidingssubsidie dan wordt deze bij voorschot bij de subsidieverlening betaalbaar gesteld. Het definitieve bedrag wordt bij de vaststelling van de loonkostensubsidie achteraf kenbaar gemaakt.
Artikel 18 tot en met 20: Verplichtingen werkgever
Hier wordt de inlichtingen en informatieverstrekking door de werkgever die de subsidie ontvangt nader uitgewerkt.
In artikel 4:69 van de Awb wordt een bewaartermijn genoemd van zeven jaar. Echter in de beleidsaanbeveling wordt voor de individuele verstrekking van subsidie een bewaartermijn aangehouden van 10 jaar welke wordt gerekend vanaf de laatste steunverlening. Om hierbij aan te sluiten geldt voor de verstrekking van de loonkostensubsidie zoals in de nadere regels eveneens een bewaartermijn van 10 jaar.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 22: Zaken waarin deze regeling niet voorziet
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
De inwerkingtreding van deze nadere regels wordt bepaald door de datum waarop het college het besluit neemt de regels in werking te laten treden.
Het is wenselijk om de nadere regels zo snel mogelijk nadat het college een besluit heeft genomen, dus na uitvoeringsbesluit, in werking te laten treden. Na inwerkingtreding van deze nadere regeling kan gestart worden met het verstrekken van de loonkostensubsidie op basis van deze regeling.