Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Marktverordening 2006 |
Citeertitel | Marktverordening 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De gemeenteraad heeft op 21 april 2016 besloten deze regeling in te trekken. Dit besluit is bekendgemaakt in het Gemeenteblad 2016, 50772.
Deze regeling vervangt de Marktverordening 2000.
Gemeentewet, art. 149
Marktbesluit Nijkerk-centrum
Marktbesluit Hoevelaken
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-07-2009 | 01-05-2016 | artikel 1 sub h, artikelen 8 en 9, artikel 10 onderdeel b, artikel 11 lid 2, artikel 27 lid 2, vaststelling overgangsrecht en wijziging toelichting | 23-04-2009 De Stad Nijkerk, 9-8-2006 | rvs. 2009-27/3 | |
17-08-2006 | 02-07-2009 | nieuwe regeling | 06-07-2006 De Stad Nijkerk, 9-8-2006 | rvs. 2006-019 |
Artikel 5 Standplaatsvergunning
Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.
Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.
Artikel 10 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen
Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste standplaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de standplaats achtereenvolgens toegewezen aan:
Indien binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening (2 juli 2009) een standplaats vrijkomt komen daarvoor, met in achtneming van de branche-indeling, achtereenvolgens in aanmerking:
Artikel 11 Overschrijving vastestandplaatsvergunning
Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd.
Paragraaf 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats
Artikel 16 Aantal keren innemen vaste standplaats
De vergunninghouder van een vaste standplaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken zijn standplaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 17 en 18.
Paragraaf 4 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 22 Intrekking en schorsing vastestandplaatsvergunning
Onverminderd artikel 12 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:
Artikel 23 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, indien deze:
Artikel 24 Onmiddellijke verwijdering
Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.
Artikel 26 Intrekking oude regeling
De Marktverordening vastgesteld op 25 mei 2000, raadsbesluit nr. 2000-055-I, wordt ingetrokken.
Grondslag en belang verordening
In de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voorzover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 is het college bevoegd om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet). Dit gebeurt in afzonderlijke collegebesluiten.
Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Een door de raad vastgestelde marktverordening is niet langer nodig om de praktische zaken ronde de markt te regelen. Wel is een marktverordening nodig om belangen te beschermen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.
Paragraaf 1 van de marktverordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Paragraaf 2 bevat de regelingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening, bezien vanuit de gemeente. De procedure voor het verkrijgen van een vaste standplaats, dagplaats en standwerkersplaats wordt beschreven. In paragraaf 3 worden de algemene verplichtingen voor de vergunninghouder genoemd die hij met betrekking tot zijn standplaats in acht moet nemen. Paragraaf 4 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Waar nodig zijn termen uit de verordeningen verduidelijkt.
Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling
De zaken die het college volgens dit artikel moet regelen worden vastgelegd in een besluit voor elke markt in de gemeente.
Deze marktverordening bevat een vrij uitgebreide regeling van de markt. Het college is op grond van artikel 3 bevoegd nadere regels te stellen. Het college kan er ook voor kiezen beleidsregels in plaats van nadere regels vast te stellen. Nadere regels zijn, in tegenstelling tot beleidsregels, algemeen verbindende voorschriften. Beleidsregels zijn algemene regels omtrent de toepassing van bevoegdheden. Beleidsregels kennen een inherente afwijkingsbevoegdheid in tegenstelling tot algemeen verbindende voorschriften. Hierdoor zijn beleidsregels flexibeler dan nadere regels (algemeen verbindende voorschriften). Immers, van nadere regels is geen afwijking mogelijk.
Artikel 4 Voorschriften en beperkingen
De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 22 is eveneens van toepassing.
Artikel 5 Standplaatsvergunning
De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 4). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.
De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien.
De bedoelde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning op grond van de Vestigingswet (alleen voor bepaalde branches van toepassing, bijvoorbeeld vis en poeliersproducten), eventuele inschrijving in het handelsregister en de CRK-kaart (registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK) bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD)). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 13).
Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen
Artikel 7 Inhoud vastestandplaatsvergunning
In het eerste is zijn de onderwerpen genoemd die in een vastestandplaatsvergunning worden opgenomen.
Het tweede lid bepaalt dat er een middel ter identificatie aan de vergunning wordt gehecht. In verband hiermee kan de vergunninghouder worden verzocht twee pasfoto’s te overleggen die dienen ter identificatie; de ene op de vergunning en de ander voor het archief.
Artikel 8 Inschrijving op de wachtlijst
Artikel 9 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst
Artikel 10 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen
In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste standplaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste standplaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen anderen in de gelegenheid worden gesteld hun belangstelling kenbaar te maken voor de dan nog beschikbare standplaatsen. Indien het college een branche-indeling heeft vastgesteld, zal hiermee bij de toewijzing van vaste standplaatsen rekening dienen te worden gehouden. Het toewijzingssysteem dat het college hanteert dient te voldoen aan eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid. Het ligt voor de hand om het vrijkomen van een of meer standplaatsen te publiceren in een vakblad en daarbij aan te geven welke branche of branches zich kunnen aanmelden en hoe het college de standplaats(en) toewijst indien er meerdere belangstellenden zijn, bijvoorbeeld door middel van loting.
Artikel 11 Overschrijving vastestandplaatsvergunning
Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht dat zijn vergunning voor een vaste standplaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde, kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste standplaats van de vergunninghouder. Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste standplaats op de markt hetgeen niet de oorspronkelijke vaste standplaats van de vergunninghouder hoeft te zijn. Het kind is immers, in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomensvoorziening geschaad door het overlijden van de vergunninghouder. Hierover zijn alle partijen die betrokken waren bij het totstandkomen van de modelmarktverordening het eens.
Artikel 12 Intrekking vastestandplaatsvergunning
Tot intrekking van de vastestandplaatsvergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden genoemd ten aanzien van de vergunning. Een dergelijke intrekking dient schriftelijk te worden gemotiveerd.
Artikel 13 Toewijzing dagplaats
De in het eerste lid vereiste vergunning wordt kan in mandaat door de marktmeester worden verleend met gebruikmaking van een (standaardvoorbedrukte) schriftelijke vergunning waarop het nummer van de standplaats wordt ingevuld. Uiteraard dient, indien voor de markt een branche-indeling is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden.
Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester is gekoppeld aan het in artikel 20, derde lid, genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een vaste standplaats.
Artikel 14 Toewijzing standwerkersplaats
Wanneer standwerkersplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Het college dient van tevoren de manier van loting vast te stellen. Het verdient daarbij aanbeveling hierbij voorrang te geven aan de marktkooplieden van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden.
Artikel 15 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand
In artikel 15 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 6 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen.
De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede lid. De artikelen 18 (bijzondere omstandigheden) en 20 geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan.
In het derde lid van artikel 15 is in verband met de in de artikelen 22 en 23 vervatte verboden, thans een normstelling opgenomen namelijk dat zowel de vergunninghouder als degene die hem bijstaan zich niet schuldig mogen maken aan wangedrag of bedrog.
Artikel 16 Aantal keren innemen vaste standplaats
De plicht om de standplaats het minimumaantal vastgestelde keren in te nemen, geldt uiteraard alleen voor de vastestandplaatshouder en niet voor de dagplaatshouder of standwerker. Dit is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen.
Artikel 17 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden
In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn.
Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld. Het college kan bepalen dat kortstondige afwezigheid (bijvoorbeeld tot maximaal één uur) zonder mededeling of ontheffing is toegestaan. Dit is van belang voor vergunninghouders, bijvoorbeeld voor veilingbezoek, inkoop, bezoek aan vergaderingen en overige bedrijfs- en sociale verplichtingen.
Artikel 18 Ontheffing en vervanging
Eerste lid: De ontheffing kan aan een maximum van twee jaar worden gebonden voor wat betreft ziekte. Het bestuur van de NVM beveelt dit ook sterk aan. Indien de ziekte langer dan twee jaar duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid.
Tweede lid: In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste standplaats toestaan zich op zijn standplaats te laten vervangen. Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk. Het college kan (bij langdurige vervanging) als voorwaarde stellen dat de vervanger aan de vereisten van artikel 6 voldoet.
Artikel 19 Legitimatie en identiteit vergunninghouder
Het eerste lid is van belang voor het toezicht op de markt, het tweede lid is in het belang van de kopers op de markt die er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan.
Artikel 20 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen
Het marktterrein behoort tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de markt vrij te maken van alle verkeer, dient het college een verkeersbesluit te nemen. Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen met toepassing van bestuursdwang, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld. Het is van belang de in het eerste lid gegeven tijdspanne zo ruim te nemen dat hieraan in de regel kan worden voldaan. Veelal worden de tijden vastgesteld in overleg met de instanties die de belangen van de ambulante handel behartigen.
Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan de bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken.
Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste standplaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste standplaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn. Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de standplaats uiteraard open moeten blijven. Het vierde lid bevat hiervoor een regeling.
Ten aanzien van de in artikel 21 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.
Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 21 tot en met 23, een sterk preventieve werking zal uitgaan.
Artikel 22 Intrekking en schorsing vastestandplaatsvergunning
In artikel 22 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. De zinsnede “onverminderd artikel 12” geeft aan dat ook de intrekking op grond van artikel 12 een punitieve sanctie is. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.
In onderdeel c is bepaald dat het niet-betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt. Volgens de toelichting bij de modelverordening is dat mogelijk op basis van jurisprudentie, met name de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 1999 (JG 99.0184 m.nt. M. Geertsema).
Artikel 23 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
In artikel 22 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen. Naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 24) kan een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats ook langduriger van de markt worden verwijderd. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn indien een vergunninghouder voor een vaste standplaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker. In artikel 23 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats.
Het in onderdeel d genoemde is opgenomen ter bestraffing van niet-betalende dagplaatshouders of standwerkers. Zie verder de toelichting onder artikel 22, onderdeel c.
Artikel 24 Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 24 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.
Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 24 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties. Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Duidelijk kwam in het COM de wens naar voren om dergelijke “verkapte stille kramers” aan te kunnen pakken.
In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.
De marktmeester treedt op als aangewezen als toezichthouder.
Artikel 26 Intrekking oude regeling
De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.
Artikel 27 Overgangsbepalingen
Een overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Onder de ruime formulering ?besluiten? van het eerste lid vallen vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen.
De marktverordening is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 Gemeentewet). Wel is van belang dat de gemeente gehouden is dit besluit mee te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen (artikel 143 Gemeentewet).
In de citeertitel is het jaartal opgenomen om de nieuwe verordening te onderscheiden van de voorgaande.