Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nijkerk

Marktverordening 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nijkerk
Officiële naam regelingMarktverordening 2006
CiteertitelMarktverordening 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Marktverordening 2000.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  • 1.

    Marktbesluit Nijkerk-centrum

  • 2.

    Marktbesluit Hoevelaken

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-08-200602-07-2009nieuwe regeling

06-07-2006

De Stad Nijkerk, 9-8-2006

rvs. 2006-019

Tekst van de regeling

Intitulé

Marktverordening 2006

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelezen het collegevoorstel van 31 mei 2006;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Marktverordening 2006.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    markt: de door het college ingestelde warenmarkt;

  • b.

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c.

    vaste standplaats: de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

  • d.

    dagplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • e.

    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel.

  • f.

    standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • g.

    vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • h.

    wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vaste standplaats;

  • i.

    marktmeester: de persoon die als zodanig is aangewezen door het college.

Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling

  • 1. Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a.

      het aantal standplaatsen;

    • b.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • c.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • d.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats en als standwerkersplaats.

  • 2. Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een lijst met artikelengroepen of branches;

    • b.

      een maximumaantal standplaatsen per branche.

Artikel 3 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Paragraaf 2 Vergunningen

Artikel 5 Standplaatsvergunning

Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.

Artikel 6 Vereisten

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Artikel 7 Inhoud vastestandplaatsvergunning

  • 1. Een vaste standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

    • b.

      een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste standplaats met vermelding van het nummer en de afmetingen daarvan;

    • c.

      de kraam of andere verkoopmaterialen die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken;

    • d.

      het soort artikelen dat de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe de vergunninghouder behoort;

    • e.

      de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend en zijn volgnummer op de anciënniteitslijst;

    • f.

      dat de vergunninghouder zelf zorg draagt voor de inzameling en afvoer van zijn afval en dat hij zijn standplaats schoon oplevert;

    • g.

      de wijze waarop de vergunninghouder zijn elektriciteit betrekt;

    • h.

      welke geluidsapparatuur op de standplaats is toegestaan; en

    • i.

      welke kook-, bak- en verwarmingsapparatuur zijn toegestaan.

  • 2. Aan de vergunning wordt een middel ter identificatie gehecht.

Artikel 8 Inschrijving op de wachtlijst

  • 1. Het college schrijft de aanvrager op zijn verzoek in op de wachtlijst, indien hij voldoet aan de in artikel 6 gestelde vereisten, maar aan hem geen vaste standplaats kan worden toegewezen.

  • 2. Het college vermeldt bij de inschrijving in ieder geval:

    • a.

      de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de aanvrager;

    • b.

      de datum waarop de aanvraag door hem is ontvangen;

    • c.

      de soort artikelen die de aanvrager wil verhandelen of de branche waartoe hij behoort;

    • d.

      de kraam of andere verkoopmaterialen die de aanvrager wil gebruiken.

  • 3. Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van inschrijving.

  • 4. De inschrijving op de wachtlijst blijft gehandhaafd, indien deze door de ingeschrevene jaarlijks voor 1 januari schriftelijk wordt verlengd.

Artikel 9 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:

  • a.

    indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet jaarlijks voor 1 januari heeft verlengd;

  • b.

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • c.

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • d.

    wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste standplaats is verleend, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;

  • e.

    indien niet meer aan de vereisten van artikel 6 wordt voldaan.

Artikel 10 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen

Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste standplaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de standplaats achtereenvolgens toegewezen aan:

  • a.

    de vergunninghouder van een vaste standplaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen, in volgorde van binnenkomst;

  • b.

    degene die zich op de wachtlijst heeft laten inschrijven, in volgorde van inschrijving op deze lijst.

Artikel 11 Overschrijving vastestandplaatsvergunning

  • 1. In geval van overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan de vastestandplaatsvergunning worden overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde.

  • 2. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 3. Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder of nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 4. Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 12 Intrekking vastestandplaatsvergunning

  • 1. Het college trekt een vastestandplaatsvergunning in:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 11 de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2. Het college kan een vastestandplaatsvergunning intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 6 genoemde vereisten.

  • 3. Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 11 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste standplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.

Artikel 13 Toewijzing dagplaats

  • 1. Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste standplaats wordt ingenomen.

  • 2. De dagplaats wordt toegewezen overeenkomstig de plaats op de wachtlijst van de gegadigden die zich daarvoor op de dag zelf vóór de aanvang van de markt aanmelden bij de marktmeester.

Artikel 14 Toewijzing standwerkersplaats

  • 1. Het college wijst een standwerkersplaats toe door middel van loting.

  • 2. Het is een ingeschrevene op de wachtlijst niet toegestaan deel te nemen aan de loting voor een standwerkersplaats zolang deze inschrijving niet definitief is vervallen.

  • 3. Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

Paragraaf 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 15 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

  • 1. De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

  • 3. De vergunninghouder en degene die hem bijstaat mogen zich niet schuldig maken aan wangedrag of bedrog.

Artikel 16 Aantal keren innemen vaste standplaats

De vergunninghouder van een vaste standplaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken zijn standplaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 17 en 18.

Artikel 17 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

  • 1. De vergunninghouder van een vaste standplaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste standplaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid duurt.

  • 2. De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de desbetreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

Artikel 18 Ontheffing en vervanging

  • 1. In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de standplaats op de markt in te nemen.

  • 2. Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem vergunning verlenen zich op zijn standplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon.

Artikel 19 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

  • 1. Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

  • 2. De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en eventuele bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 20 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

  • 1. Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan twee uur voor aanvang en meer dan drie kwartier na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen of goederen aan of af te voeren.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan hiervan ontheffing verlenen.

  • 3. Indien de vergunninghouder zijn vaste standplaats niet uiterlijk bij de aanvang van de markt heeft ingenomen, wordt de desbetreffende standplaats voor die dag als dagplaats aangemerkt, tenzij de marktmeester de standplaats op tijdig verzoek van de vergunninghouder voor hem beschikbaar houdt.

Paragraaf 4 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 22 Intrekking en schorsing vastestandplaatsvergunning

Onverminderd artikel 12 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog; of

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 23 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 24 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats.

Artikel 25 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 26 Intrekking oude regeling

De Marktverordening vastgesteld op 25 mei 2000, raadsbesluit nr. 2000-055-I, wordt ingetrokken.

Artikel 27 Overgangsbepalingen

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de in 2000 vastgestelde Marktverordening gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. De bestaande wachtlijsten worden geacht wachtlijsten in de zin van deze verordening te zijn.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Marktverordening 2006.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.

6 juli 2006,

de griffierF.E. CONTANT
de voorzitterB. VRIES

Toelichting

Algemeen

Grondslag en belang verordening

In de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voorzover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 is het college bevoegd om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet). Dit gebeurt in afzonderlijke collegebesluiten.

Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Een door de raad vastgestelde marktverordening is niet langer nodig om de praktische zaken ronde de markt te regelen. Wel is een marktverordening nodig om belangen te beschermen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.

Inhoud

Paragraaf 1 van de marktverordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Paragraaf 2 bevat de regelingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening, bezien vanuit de gemeente. De procedure voor het verkrijgen van een vaste standplaats, dagplaats en standwerkersplaats wordt beschreven. In paragraaf 3 worden de algemene verplichtingen voor de vergunninghouder genoemd die hij met betrekking tot zijn standplaats in acht moet nemen. Paragraaf 4 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Waar nodig zijn termen uit de verordeningen verduidelijkt.

Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling

De zaken die het college volgens dit artikel moet regelen worden vastgelegd in een besluit voor elke markt in de gemeente.

Artikel 3 Nadere regels

Deze marktverordening bevat een vrij uitgebreide regeling van de markt. Het college is op grond van artikel 3 bevoegd nadere regels te stellen. Het college kan er ook voor kiezen beleidsregels in plaats van nadere regels vast te stellen. Nadere regels zijn, in tegenstelling tot beleidsregels, algemeen verbindende voorschriften. Beleidsregels zijn algemene regels omtrent de toepassing van bevoegdheden. Beleidsregels kennen een inherente afwijkingsbevoegdheid in tegenstelling tot algemeen verbindende voorschriften. Hierdoor zijn beleidsregels flexibeler dan nadere regels (algemeen verbindende voorschriften). Immers, van nadere regels is geen afwijking mogelijk.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 22 is eveneens van toepassing.

Artikel 5 Standplaatsvergunning

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 4). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien.

Artikel 6 Vereisten

De bedoelde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning op grond van de Vestigingswet (alleen voor bepaalde branches van toepassing, bijvoorbeeld vis en poeliersproducten), eventuele inschrijving in het handelsregister en de CRK-kaart (registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK) bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD)). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 13).

Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen

Artikel 7 Inhoud vastestandplaatsvergunning

In het eerste is zijn de onderwerpen genoemd die in een vastestandplaatsvergunning worden opgenomen.

Het tweede lid bepaalt dat er een middel ter identificatie aan de vergunning wordt gehecht. In verband hiermee kan de vergunninghouder worden verzocht twee pasfoto’s te overleggen die dienen ter identificatie; de ene op de vergunning en de ander voor het archief.

Artikel 8 Inschrijving op de wachtlijst

Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. De wachtlijst is bedoeld voor personen die graag een vaste standplaats op de markt willen verwerven, maar aan wie nog geen standplaats kan worden toegewezen.

Ingevolge het tweede lid dient de aanvrager op eigen initiatief zijn inschrijving te verlengen. Het verzoek dient voor 1 januari van elk jaar te zijn gedaan.

Artikel 9 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste standplaats van de wachtlijst dient te worden gehaald. Het verdient aanbeveling de invulling van bijzondere omstandigheden als genoemd onder d, duidelijk te omschrijven teneinde onduidelijkheden omtrent de plaats op de wachtlijst te voorkomen.

Artikel 10 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen

In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste standplaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste standplaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de ingeschrevenen op de wachtlijst in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare standplaatsen. De volgorde van inschrijving op de wachtlijst van deze personen is hierbij bepalend.

Indien het college een branche-indeling heeft vastgesteld, zal hiermee bij de toewijzing van vaste standplaatsen rekening dienen te worden gehouden.

Artikel 11 Overschrijving vastestandplaatsvergunning

Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht dat zijn vergunning voor een vaste standplaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde, kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste standplaats van de vergunninghouder. Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste standplaats op de markt hetgeen niet de oorspronkelijke vaste standplaats van de vergunninghouder hoeft te zijn. Het kind is immers, in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomensvoorziening geschaad door het overlijden van de vergunninghouder. Hierover zijn alle partijen die betrokken waren bij het totstandkomen van de modelmarktverordening het eens.

In het vierde lid is een hardheidsclausule opgenomen.

Artikel 12 Intrekking vastestandplaatsvergunning

Tot intrekking van de vastestandplaatsvergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden genoemd ten aanzien van de vergunning. Een dergelijke intrekking dient schriftelijk te worden gemotiveerd.

Artikel 13 Toewijzing dagplaats

De in het eerste lid vereiste vergunning wordt kan in mandaat door de marktmeester worden verleend met gebruikmaking van een (standaardvoorbedrukte) schriftelijke vergunning waarop het nummer van de standplaats wordt ingevuld. Uiteraard dient, indien voor de markt een branche-indeling is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden.

Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester is gekoppeld aan het in artikel 20, derde lid, genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een vaste standplaats.

Artikel 14 Toewijzing standwerkersplaats

Wanneer standwerkersplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Het college dient van tevoren de manier van loting vast te stellen. Het verdient daarbij aanbeveling hierbij voorrang te geven aan de marktkooplieden van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden.

Artikel 15 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

In artikel 15 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 6 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen.

De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede lid. De artikelen 18 (bijzondere omstandigheden) en 20 geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan.

In het derde lid van artikel 15 is in verband met de in de artikelen 22 en 23 vervatte verboden, thans een normstelling opgenomen namelijk dat zowel de vergunninghouder als degene die hem bijstaan zich niet schuldig mogen maken aan wangedrag of bedrog.

Artikel 16 Aantal keren innemen vaste standplaats

De plicht om de standplaats het minimumaantal vastgestelde keren in te nemen, geldt uiteraard alleen voor de vastestandplaatshouder en niet voor de dagplaatshouder of standwerker. Dit is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen.

Artikel 17 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn.

Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld. Het college kan bepalen dat kortstondige afwezigheid (bijvoorbeeld tot maximaal één uur) zonder mededeling of ontheffing is toegestaan. Dit is van belang voor vergunninghouders, bijvoorbeeld voor veilingbezoek, inkoop, bezoek aan vergaderingen en overige bedrijfs- en sociale verplichtingen.

Artikel 18 Ontheffing en vervanging

Eerste lid: De ontheffing kan aan een maximum van twee jaar worden gebonden voor wat betreft ziekte. Het bestuur van de NVM beveelt dit ook sterk aan. Indien de ziekte langer dan twee jaar duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid.

Tweede lid: In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste standplaats toestaan zich op zijn standplaats te laten vervangen. Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk. Het college kan (bij langdurige vervanging) als voorwaarde stellen dat de vervanger aan de vereisten van artikel 6 voldoet.

Artikel 19 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

Het eerste lid is van belang voor het toezicht op de markt, het tweede lid is in het belang van de kopers op de markt die er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan.

Artikel 20 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

Het marktterrein behoort tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de markt vrij te maken van alle verkeer, dient het college een verkeersbesluit te nemen. Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen met toepassing van bestuursdwang, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld. Het is van belang de in het eerste lid gegeven tijdspanne zo ruim te nemen dat hieraan in de regel kan worden voldaan. Veelal worden de tijden vastgesteld in overleg met de instanties die de belangen van de ambulante handel behartigen.

Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan de bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken.

Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste standplaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste standplaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn. Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de standplaats uiteraard open moeten blijven. Het vierde lid bevat hiervoor een regeling.

Artikel 21 Strafbepaling

Ten aanzien van de in artikel 21 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.

Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 21 tot en met 23, een sterk preventieve werking zal uitgaan.

Artikel 22 Intrekking en schorsing vastestandplaatsvergunning

In artikel 22 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. De zinsnede “onverminderd artikel 12” geeft aan dat ook de intrekking op grond van artikel 12 een punitieve sanctie is. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.

In onderdeel c is bepaald dat het niet-betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt. Volgens de toelichting bij de modelverordening is dat mogelijk op basis van jurisprudentie, met name de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 1999 (JG 99.0184 m.nt. M. Geertsema).

Artikel 23 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

In artikel 22 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen. Naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 24) kan een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats ook langduriger van de markt worden verwijderd. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn indien een vergunninghouder voor een vaste standplaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker. In artikel 23 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats.

Het in onderdeel d genoemde is opgenomen ter bestraffing van niet-betalende dagplaatshouders of standwerkers. Zie verder de toelichting onder artikel 22, onderdeel c.

Artikel 24 Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 24 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 24 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties. Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Duidelijk kwam in het COM de wens naar voren om dergelijke “verkapte stille kramers” aan te kunnen pakken.

Artikel 25 Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.

De marktmeester treedt op als aangewezen als toezichthouder.

Artikel 26 Intrekking oude regeling

De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

Artikel 27 Overgangsbepalingen

Een overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Onder de ruime formulering ?besluiten? van het eerste lid vallen vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen. In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor bestaande wachtlijsten.

Artikel 28 Inwerkingtreding

De marktverordening is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 Gemeentewet). Wel is van belang dat de gemeente gehouden is dit besluit mee te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen (artikel 143 Gemeentewet).

Artikel 29 Citeertitel

In de citeertitel is het jaartal opgenomen om de nieuwe verordening te onderscheiden van de voorgaande.