Organisatie | Tiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2009 |
Citeertitel | Reïntegratieverordening WWB 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de reïntegratieverordening WWB 2004
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-08-2009 | 01-04-2009 | 01-12-2012 | Nieuwe regeling | 08-07-2009 Zakengids, 05-08-2009 | Regelgevingregister 2009. nr. 8.07 gemeenteraad 08-07-2009, nr. 10 |
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 28 april 2009
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,
gelet op de wet Stap dd. 29 december 2008 Staatsblad 590,en de wet Verbetering Arbeidsmarktpositie Alleenstaande Ouders dd. 29 december 2008, staatsblad 595,gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke reïntegratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004),
HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid niet zijnde werk in het kader van de WSW, met uitzondering van ille- gale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum en rekening houdend met gewe tensbezwaren zodanig dat deze strikt persoonlijke omstandigheden zwaarwegend zijn en een onver mijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk;
HOOFDSTUK 2 - BELEID EN FINANCIEN
1.Het college biedt aan de uitkeringsgerechtigde tot 65 jaar, de Nugger en de Anw-er alsmede de werknemer in gesubsidieerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling.Artikel 40, eerste lid, van de wet is overeenkomstig van toepassing.
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbenden, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid en/of maatschappelijke participatie.
Artikel 4 Verplichtingen van belanghebbende
Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de maatregelenverordening en conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de IOAW en artikel 20 van de IOAZ.
Artikel 5 Criteria ontheffing arbeidsverplichting
1.Het college kan met inachtneming van artikel 9, tweede lid en artikel 9a, van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a en 38 van de IOAW en artikel 37a en 38 van de IOAZ bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 4, eerste lid en tweede lid, van deze verordening genoemde verplichtingen, indien:
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.
Het college brengt eenmaal per jaar verslag uit aan de raad over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag sluit aan bij het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.
De Wet werk en bijstand (WWB) geeft burgemeester en wethouders de opdracht om zorg te dragen voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, Nuggers en Anw-ers. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar reïntegratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld.De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onder a, en tweede lid en artikel 10, eerste en tweede lid, van de WWB.
Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden. Deze zaken zijn:
- de aanspraak van de doelgroepen op ondersteuning door de gemeente;
- het beleid ten aanzien van de diverse doelgroepen en subdoelgroepen;
- het beleid ten aanzien van de combinatie van werk en zorgtaken;
- de beschikbaarheid van financiële middelen.
In de gemeente Tiel wordt het beleid op een aantal niveaus geregeld:
Gekozen is voor een procedurele vorm. Uitgangspunt hierbij is dat de contouren van het beleid voor langere tijd kan worden vastgelegd. Een procedureel ingerichte verordening heeft als voordeel flexibiliteit. Beleid kan verder ontwikkeld of bijgesteld worden nadat de verordening is vastgesteld zonder dat deze steeds moet worden aangepast.
2. In beleidsregels/uitvoeringsbesluiten.Deze geven aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid om ten behoeve van een adequate uitvoering van het reïntegratiebeleid flexibel te kunnen handelen.
In deze verordening wordt onder andere vastgelegd: de verhouding tussen raad en college alsmede enkele algemene artikelen over de opdracht aan het college, de aanspraak op ondersteuning, de verplichtingen van belanghebbende, de sluitende aanpak en de inzet van voorzieningen.
Ondanks het feit dat gemeenten beleidsvrijheid hebben met betrekking tot de inrichting van het reïntegratiebeleid, worden zij toch gebonden aan de regels die de Europese Unie stelt. Dit betreft onder meer het onderwerp staatssteun, wat is neergelegd in de Verordening Werkgelegenheidssteun (Nr. 2204/2002) en de Verordening de minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001).
De Europese regelgeving over staatssteun kan een beperking van de mogelijkheden voor het gemeentelijke reïntegratiebeleid opleveren. Van belang is om na gaan, in hoeverre de gemeentelijke verordening voldoet aan de voorwaarden uit de Europese verordeningen. Indien in de gemeentelijke verordening sprake is van een generieke regeling, dan worden de subsidies niet aangemerkt als staatssteun. De bepalingen uit de EG-verordeningen zijn dan niet van toepassing. Generiek wil zeggen, dat niet op voorhand bepaalde bedrijven of groepen van bedrijven of sectoren expliciet in de verordening worden uitgesloten van subsidiëring. Naast de inhoudelijke regels vragen de EG-verordeningen om uitgebreide informatiestromen richting Europese Commissie. Deze informatieverplichtingen worden beperkt door afspraken van het Ministerie van SZW met de Europese Unie, die hun weerslag hebben gevonden in het document “Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van reïntegratie werkzoekenden – beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke reïntegratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand.”
De beperking van de informatieverplichtingen wordt alleen effectief, als gemeenten een expliciete verwijzing naar deze beleidsaanbeveling opnemen in hun reïntegratieverordening. In deze verordening is ervoor gekozen deze verwijzing op te nemen in de aanhef van de verordening (gelet op …). Hiermee wordt aangegeven dat alle bepalingen uit de verordening in overeenstemming zijn met deze beleidsaanbeveling. Overigens wordt er in de beleidsaanbeveling van uitgegaan dat de gemeentelijke verordening voldoet aan de EG-verordeningen ter zake. Daarom is er in deze verordening voor gekozen om ook deze EG-verordeningen in de aanhef op te nemen.
Relatie met de maatregelverordening:
De op grond van de WWB opgestelde maatregelenverordening regelt het samenspel van de rechten en plichten van de cliënt. De reïntegratieverordening en de maatregelenverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit sanctiebeleid wordt geregeld in de maatregelenverordening.
In dit artikel worden een aantal begrippen omschreven, die meer dan eens voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de WWB. Onder college en raad worden verstaan de betreffende organen van de gemeente Tiel. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de verordening alleen op de gemeente Tiel van toepassing is.
De WWB geeft aan burgemeester en wethouders de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel cliënten aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de cliënt dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan burgemeester en wethouders om zorg te dragen voor voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken hebben met beperkte financiële middelen. De vraag naar ondersteuning zal afhankelijk zijn van een veelheid aan sociaal-economische factoren.
Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, geeft de WWB aan de gemeenteraad de opdracht om het reïntegratiebeleid vast te leggen in een verordening. In Tiel wordt gekozen voor een systematiek om de verordening meer procedureel te houden en voor verdere uitwerking gebruik te maken van beleidsuitvoeringsvoorschriften (besluiten)
Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning
Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere voorzieningen. Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties. Voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid en/of maatschappelijke participatie niet mogelijk is. Bovendien worden de voorzieningen alleen ingezet als aan de hand van onderzoek is gebleken dat door de inzet van die voorziening het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt. Reïntegratie moet bovendien de kortste weg naar (duurzame) arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding en/of participatie bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost omdat doel te bereiken.
De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij burgemeester en wethouders, die immers ook verantwoordelijk zijn voor de effectieve en doelmatige inzet van de middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de cliënt. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de cliënt belangrijk. Voordat tot het inzetten van het traject wordt besloten, wordt de inhoud hiervan met cliënt besproken, waarna het trajectplan door alle partijen wordt ondertekend.
In het tweede lid zijn bepalingen opgenomen om het recht op ondersteuning te beperken voor Nuggers en Anw-ers, waarmede een relatie wordt gelegd naar de eigen verantwoordelijkheid en eigen (financiële) mogelijkheden. Het partner inkomen is als uitgangspunt genomen omdat het beoogde beleid zich richt op gezinnen met een zwakke economische positie.Voorts beoordeelt het college of en welke voorziening noodzakelijk is. Overigens kan ook de hardheidsclausule van artikel 9 worden overwogen als daar aanleiding toe is.
In het derde lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar de documenten waarin de criteria worden verwoord.
De in het vierde lid genoemde voorliggende voorziening kan bijvoorbeeld zijn: de bemiddeling richting arbeidsmarkt door het UWV werkbedrijf of reïntegratieactiviteiten die door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen worden aangeboden.
Artikel 4 Verplichtingen van belanghebbende
In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.
Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegene zonder uitkering moeten daarom in deze verordening voorwaarden aan het reïntegratietraject worden gekoppeld. Deze gelden dan vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigde. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Het is dan ook van belang dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen.Natuurlijk heeft de cliënt ook rechten. Deze rechten zijn elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Awb. Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Het derde lid verbindt deze reïntegratieverordening met de maatregelenverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage.
Artikel 5 Criteria ontheffing arbeidsverplichting
De in het eerste lid onder a opgenomen situatie is een verbijzondering van hetgeen in artikel 9 vierde lid van de WWB is opgenomen. Hierin is bepaald dat de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar slechts geldt nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de cliënt. Onder kinderen tot 12 jaar wordt in Tiel verstaan kinderen die op een basisschool onderwijs volgen. De belastbaarheid wordt in principe beoordeeld door de consulent/casemanager. Bij vergaand verschil van mening over de mate van belastbaarheid dient gekozen te worden voor een advies van een onafhankelijke externe deskundige.De toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van cliënt dient naar individuele omstandigheden te worden bepaald.Nu is in het 1e lid onderdeel a opgenomen de mogelijkheid om ontheffing van de arbeidsplicht te vragen zoals bedoeld in de wetgeving dd. 29 december 2008, staatsblad 595.
De in het 1e lid onder b genoemde situatie wordt bij voorkeur ondersteund door een extern onafhankelijk deskundig advies. Onder deze omschrijving valt overigens ook psychische problematiek.
In artikel 9 lid 2 van de wet is bepaald dat, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, een ontheffing slechts tijdelijk kan worden verleend. Het tweede lid van dit artikel sluit hierbij aan.
In het derde lid is bepaald dat het college deze periode kan verlengen nadat een herbeoordeling heeft plaatsgevonden. Dit is aan de orde als na afloop van de ontheffingsperiode de omstandigheden ongewijzigd zijn of er nieuwe zwaarwegende factoren voor een nieuwe ontheffing aanwezig zijn. Bij het bepalen van de periode worden de wettelijke bepalingen, zoals genoemd in artikel 9a Wwb resp. 38 IOAW/IOAZ in acht genomen.
Het vierde lid biedt de mogelijkheid, voor wat betreft het tijdelijk karakter van een ontheffing, een uitzondering te maken voor personen van 57½ jaar en ouder, mits na een individuele beoordeling is komen vast te staan dat de afstand tot de arbeidsmarkt nauwelijks valt te overbruggen. In een dergelijke situatie kan voor de resterende uitkeringsduur blijvende ontheffing van de arbeidsplicht worden verleend.
In de WWB is de sluitende aanpak niet meer expliciet geregeld. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in facto een sluitende aanpak ontstaat.Desondanks kan de gemeente van oordeel zijn dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden.
Personen die op grond van artikel 3 aanspraak kunnen maken op een voorziening, doet het college een aanbod voor een voorziening voor zover het college dit noodzakelijk acht. Hierbij kan prioriteit gegeven worden aan door het college nader te bepalen doelgroepen.
Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds
De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Indien dit in verband met de financiële beheersbaarheid noodzakelijk wordt geacht, kan het college besluiten met betrekking tot specifiek te benoemen voorzieningen, budget- en subsidieplafonds in te stellen.
De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open naar andere instrumenten uit te wijken.
Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen
Dit artikel is opgenomen om enkele zaken te regelen die te maken hebben met de voorzieningen die in het kader van deze verordening worden bedoeld. Zoals bij de toelichting op artikel 3 reeds is beschreven gaat het om instrumenten die kunnen worden ingezet om reïntegratie naar algemeen geaccepteerde arbeid te bevorderen, zoals bemiddeling, scholing, activering, leer-werkplekken, activiteiten met behoud van uitkering, gesubsidieerd werk, sociale activering, premies, zorg- en hulpverlening etc. Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn.
Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dit kan doen. Onder beëindigingen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan de werkgever.
Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor het reïntegratiebeleid en de voorzieningen nadere regels te stellen. Naar aanleiding van de wet Stap en de wet Verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders dd. 29 december 2008 zijn de onderdelen b en i aan lid 4 toegevoegd. Deze bepalingen bieden het college de mogelijkheid regels te stellen betreffende scholing en een premie.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.
Evenals de uitvoering van de WWB ligt de uitvoering van deze verordening bij het college.
Dit artikel biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan van een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden. Het ligt voor de hand dat bij de vormgeving van het verslag op grond van deze verordening wordt aangesloten bij de inhoud van het VODU.