Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tubbergen

Beleidsregels terugvordering inkomensvoorzieningen Tubbergen 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTubbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels terugvordering inkomensvoorzieningen Tubbergen 2013
CiteertitelBeleidsregels terugvordering inkomensvoorzieningen Tubbergen 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Ingetrokken door de Beleidsregels terugvordering inkomensvoorzieningen Tubbergen 2016

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand (Wwb), artt. 54, derde en vierde lid, 58, tweede lid, en 59
  2. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), artt. 17, derde en vierde lid, 25, tweede lid en 26
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), artt. 17, derde en vierde lid, 25, tweede lid, en 26
  4. Wet kinderopvang, art. 1.38
  5. Algemene wet bestuursrecht (Awb), artt. 4.81 e.v.
  6. Verordening Wwb, Ioaw en Ioaz: eigen verantwoordelijkheid, participatie en inkomen 2013;
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-03-201314-12-2016Nieuwe regeling

26-02-2013

Gemeenteblad 2013, nr. 7

I13.003759

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels terugvordering inkomensvoorzieningen Tubbergen 2013

Het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen;

gelet op artikel 54, derde en vierde lid, 58, tweede lid, en artikel 59 van de Wet Werk en Bijstand (Wwb), artikel 17, derde en vierde lid, artikel 25, tweede lid en artikel 26 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), artikel 17, derde en vierde lid, 25, tweede lid, en 26 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), artikel 1.38 van de Wet kinderopvang en de artikel 4.81 e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb);

gelet ook op de Verordening Wwb, Ioaw en Ioaz: eigen verantwoordelijkheid, participatie en inkomen 2013;

Besluit:

vast te stellen de navolgende

Beleidsregels terugvordering inkomensvoorzieningen Tubbergen 2013

Algemeen

Artikel 1 Algemeen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het herzien of intrekken van een toekenningsbesluit zoals bepaald in artikel 54, derde en vierde lid, Wwb en artikel 17, derde en vierde lid, Ioaw/Ioaz, tenzij er sprake is van dringende redenen om hiervan af te zien.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering van de kosten van bijstand zoals bedoeld in artikel 58, tweede lid, en 59 Wwb, de kosten van uitkering zoals bedoeld in artikel 25, tweede lid, en 26 Ioaw/Ioaz, en de terugvordering van kosten van een subsidie of voorschotten zoals bedoeld in artikel 1.38, tweede lid, van de Wko.

Artikel 2 Afzien van terugvordering

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1 zien burgemeester en wethouders af van terugvordering indien:

    a. het terug te vorderen bedrag per vordering, als gevolg van een terugvordering volgens artikel 1, tweede lid, lager is dan € 150,-;

    b. het betreft afgedragen loonbelasting en premies volksverzekeringen, behorende bij een terugvordering volgens artikel 1, tweede lid, welke niet kunnen worden verrekend met de Belastingdienst volgens de Wet op de Inkomstenbelasting.

  • 2.

    Er wordt, in afwijking van lid 1, niet van terugvordering afgezien indien:

    a. de vordering is ontstaan als gevolg van het tonen van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 18, tweede lid, Wwb en artikel 20 Ioaw/Ioaz;

    b. de bijstand of inkomensvoorziening ingevolge artikel 52 Wwb bij wijze van voorschot is verleend.

Aflossingswijze

Artikel 3 Hoogte aflossingsbedrag en volgorde aflossing

  • 1.

    Belanghebbende dient de kosten van terug te vorderen bijstand, inkomensvoorziening, uitkering of van een subsidie of voorschotten in het kader van de Wko in beginsel ineens terug te betalen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders nemen bij de beoordeling voor terugbetaling ineens, ook het vermogen waar belanghebbende redelijkerwijs over kan beschikken in aanmerking. Voor het in aanmerking nemen van het vermogen worden de volgende criteria gehanteerd:

    a. van het vermogen wordt ter reservering voor vervanging van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen € 2.500,00 buiten beschouwing gelaten;

    b. de vrijlating bedoeld onder a. is niet van toepassing bij vorderingen in verband met fraude.

  • 3.

    Indien belanghebbende niet in staat is de betaling ineens te voldoen, dient de (resterende) vordering in termijnen worden terugbetaald.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders stellen, rekening houdend met de beslagvrije voet, de maandelijkse aflossingsverplichting, overeenkomstig lid 3 vast op 10% van de geldende bijstandsnorm/norm inkomensvoorziening inclusief eventuele toeslag en inclusief vakantietoeslag.

  • 5.

    Voor zover het inkomen meer bedraagt dan de bijstandsnorm/norm inkomensvoorziening inclusief toeslag dan wel netto grondslag Ioaw/Ioaz, wordt er na aftrek van extra woonlasten (netto woonkosten minus normhuur) 50% van het resterende meerinkomen bij de aflossingsverplichting opgeteld.

  • 6.

    In afwijking van lid 4 houden burgemeester en wethouders geen rekening met de beslagvrije voet als betrokkene geen of onvoldoende inlichtingen verstrekt als bedoeld in artikel 60 lid 6 onder b Wwb of artikel 28 lid 6 onder b Ioaw/Ioaz.

  • 7.

    In overleg met belanghebbende kunnen burgemeester en wethouders uit praktische overwegingen afwijken van het bepaalde in lid 1 tot en met 6.

  • 8.

    In beginsel wordt bij meerdere openstaande vorderingen de oudste vordering het eerst te worden afgelost, tenzij belanghebbende aangeeft op welke andere vordering het aflossingsbedrag in mindering moet worden gebracht.

Artikel 4 Verrekening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verrekenen terug te vorderen kosten van bijstand, inkomstenvoorziening, uitkering Ioaw/Ioaz, of van een subsidie of voorschotten in het kader van de Wko betreffende de ten uitvoerlegging van de aflossingsverplichtingen als bedoelt in artikel 3, met uit te betalen algemene bijstand/inkomstenvoorziening of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen, het besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 of de Wet werk en inkomen kunstenaars.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders gaan ook over tot verrekening, in gevallen waarin beslag op een uitkering van belanghebbende in beginsel niet is toegestaan, als belanghebbende verzuimt de inlichtingen te verstrekken die voor de terugvordering van belang zijn.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verrekenen gereserveerde vakantietoeslag zoveel mogelijk met een vordering:

    a. indien er sprake is van uitstroom uit een Wwb-, Ioaw- of Ioaz- uitkering; en

    b. de vordering is ontstaan door de beëindiging van de uitkering.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders maken in voorkomende gevallen gebruik van de mogelijkheid tot verrekenen van een terug te vorderen Ioaw/Ioaz uitkering met de Sociale verzekeringsbank, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en andere gemeenten overeenkomstig artikel 28 lid 4 Ioaw/Ioaz.

Kwijtschelding openstaand saldo

Artikel 5 Schulden aan gemeente Tubbergen en minnelijke schuldregeling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op schriftelijk verzoek van belanghebbende besluiten tot het kwijtschelden van teruggevorderde bijstand, inkomensvoorziening, uitkering Ioaw/Ioaz of kosten van subsidies en voorschotten in het kader van de Wko indien:

    a. redelijkerwijs is te voorzien dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden; en

    b. redelijkerwijs is te voorzien dat een schuldenregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

    c. de vordering van de gemeente ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2.

    Het besluit tot kwijtschelding treedt niet in werking voordat een schuldenregeling tot stand is gekomen.

  • 3.

    Van kwijtschelding als bedoeld in lid 1 wordt afgezien indien:

    a. de schuld is ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 Wwb, 13 Ioaw/Ioaz, artikel 30 c, tweede lid, en 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of 28 Wko dan wel als gevolg van afstemming als bedoeld in artikel 18, tweede lid ,Wwb of artikel 20 Ioaw/Ioaz;

    b. de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een zaak of zaken en voor zover de vordering op die zaken verhaald kan worden.

Artikel 6 Intrekking of wijziging kwijtscheldingsbesluit

Het besluit tot kwijtschelding als bedoeld in artikel 5 wordt ingetrokken of gewijzigd indien:

a. niet binnen 12 maanden nadat het besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen;

b. de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet in overeenstemming met de schuldregeling voldoet;

c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 7 Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

  • 1.

    In afwijking van artikel 1 tot en met 4 kunnen burgemeester en wethouders ambtshalve of op verzoek besluiten tot kwijtschelding, indien de belanghebbende:

    a. gedurende tien jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    b. gedurende tien jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

    c. gedurende tien jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

    d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom, in één keer aflost.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 vindt, behoudens zich daartoe verzettende dringende redenen bij belanghebbende of zijn gezin, geen kwijtschelding plaats: indien de vordering door pand of hypotheek op een zaak of zaken is gedekt, voor zover de vordering op die zaken verhaald kan worden.

  • 3.

    De termijn genoemd in lid 1 bedraagt vijf jaar voor zover het een vordering betreft welke niet het gevolg is van fraude.

Invordering van terug te vorderen gelden

Artikel 8 Terugvorderingsbesluit

In het terugvorderingsbesluit stellen burgemeester en wethouders vast:

a. tot welk bedrag en over welke periode de kosten van bijstand, inkomstenvoorziening, uitkering Ioaw/Ioaz of kosten van voorschotten en subsidie Wko worden teruggevorderd;

b. de termijn of termijnen, met aflossingsbedrag, waarbinnen de belanghebbende de ten onrechte ontvangen gelden, dient terug te betalen;

c. op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd.

Artikel 9 Wijziging betalingsverplichting

  • 1.

    Het aflossingsbedrag, zoals vastgesteld in het terugvorderingsbesluit of dat met de belanghebbende op grond van een minnelijke regeling tot stand is gekomen, geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen uit eigen beweging, of op verzoek van belanghebbende, onderzoek doen naar de financiële omstandigheden van belanghebbende. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.

Artikel 10 Dwangbevel en beslaglegging

Indien de belanghebbende de aflossingsverplichtingen overeenkomstig artikel 3 van deze beleidsregels, niet nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit, voor zover dit nog geen executoriale titel heeft, ten uitvoer gelegd door middel van: de uitvaardiging van een dwangbevel als bedoeld in artikel 60 Wwb dan wel 28 Ioaw/Ioaz en, indien nodig, gevolgd door beslaglegging.

Overige bepalingen

Artikel 11 Kosten

  • 1.

    Wettelijke rente over een vordering of over de achterstanden in aflossing, aanmaankosten, de kosten van een dwangbevel en de kosten van derdenbeslag worden in beginsel niet in rekening gebracht bij de debiteur.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid worden de kosten van een in te schakelen deurwaarder wel bij belanghebbende in rekening gebracht.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels terugvordering Inkomensvoorzieningen Tubbergen 2013’.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na hun bekendmaking.

  • 2.

    Artikel 3 treedt in werking op 1 januari 2014 ten aanzien van aflossingsverplichtingen die zijn vastgesteld voor de in het eerste lid bedoelde datum en waarbij in de periode vanaf die datum tot en met 31 december 2013 het openstaande bedrag aan vorderingen niet is toegenomen.

  • 3.

    De Beleidsrichtlijnen sociale zekerheid gemeente Tubbergen 2011 vinden geen toepassing indien en voor zover die afwijken van deze beleidsregels.

Tubbergen, 26 februari 2013

Burgemeester en wethouders van Tubbergen,

de secretaris, de burgemeester,

drs. ing. G.B.J. Mensink, mr. M.K.M. Stegers

Toelichting

Algemeen

In deze beleidsregels geeft het college aan hoe hij om gaat met de bevoegdheid tot terugvordering binnen de Wwb, de Ioaw/Ioaz en de Wko. Deze beleidsregels treden in de plaats van wat in de Beleidsrichtlijnen sociale zekerheid gemeente Tubbergen 2011 is bepaald over intrekking of herkenning van toekenningsbesluiten en over terugvordering.

De noodzaak om met ingang van het jaar 2013 te komen met een nieuwe beleidsregel is tweeledig.

Door de inwerkingtreding per 1 januari 2013 van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving is er de noodzaak om de beleidsregels met betrekking tot terugvordering hierop aan te passen.

Verder past in het huidige tijdgewricht met hoge werkloosheid en schaarse overheidsmiddelen een uitvoering van de sociale zekerheidswetgeving die duurzaam/betaalbaar is en op maatschappelijk draagvlak kan blijven rekenen. Daarvoor is het nodig alles te doen om instroom in de bijstand te beperken en uitstroom te bevorderen. Iedereen die kan werken moet werken, ook in deeltijd. Wie niet kan werken kan rekenen op steun van de overheid.

Streng zijn aan de poort en intensief werken aan het realiseren van uitstroom naar werk.

Tubbergen heeft reeds meerdere keren een beroep moeten doen op de regeling “Incidentele aanvullende uitkering” van het ministerie van SZW in verband met overschrijding van het basisbudget van het rijk. Door de onduidelijkheid over de toekomstige financiering van de bijstandsuitgaven in de Participatiewet wil Tubbergen de kosten van bijstandsverlening omlaag brengen waarmee de uitgaven binnen het beschikbare rijksbudget vallen. In 2012 is de gemeente hierin geslaagd. Het is nu zaak om een en ander structureel te maken. Het aantal bijstandsgerechtigden uit de gemeente is nu nog stabiel. Door toenemende werkloosheid is het aantal ww-ers in het afgelopen jaar sterk gestegen (stand 1-1-2012 is 433). De doorwerking van de werkloosheid in de toename van het aantal bijstandsaanvragen is slechts een kwestie van tijd. De gemeente (en gemeenten in het algemeen) wil door aanscherping van regelgeving en financieringssystematiek nog meer dan voorheen in de cliëntbenadering de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner centraal stellen.

Inhoudelijk valt in vergelijking tot de voorganger van deze beleidsregel het volgende op te merken:

Terugvorderingsverplichting bij fraude.

De beleidsregel is in artikel 1 qua reikwijdte ingeperkt. De bevoegdheid tot terugvordering geldt alleen nog voor zover de vordering niet door schending van de inlichtingenplicht tot stand is gekomen. Bij schending van de inlichtingenplicht is er per 1 januari 2013 immers sprake van een wettelijke plicht tot terugvordering.

Kruimelbedrag

Net als in de voorganger van deze beleidsregel geldt het ‘kruimelbedrag’ in artikel 2 alleen voor gevallen waarin geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Vanaf 1 januari 2013 is het echter ook wettelijk niet meer mogelijk voor fraudeschulden een ‘kruimelbedrag’ te hanteren.

Standaard aflossingsbedrag

Vanaf 1 januari 2013 is het standaard aflossingspercentage 10%.

Kwijtschelding van fraudeschulden in het kader van re-integratie

Kwijtschelding van fraudeschulden zoals dat in de voorganger van deze beleidsregel mogelijk was als dit resulteerde in duurzame uitstroom is binnen deze beleidsregel niet meer mogelijk. Simpelweg omdat de wetgever dit niet meer toestaat.

Kwijtschelding bij voldoen aan de betalingsverplichting

De gemeente Tubbergen maakt gebruik van de wettelijke regeling zoals deze geldt bij fraudevorderingen en past deze ook toe op overige vorderingen.

Kwijtschelding bij voldoen aan de betalingsverplichting

De gemeente Tubbergen maakt gebruik van de wettelijke regeling zoals deze geldt bij fraudevorderingen en past deze ook toe op overige vorderingen.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Algemeen

Artikel 1 heeft betrekking op het legaliteitsbeginsel van de Algemene wet bestuursrecht. In lid 1 wordt verwezen naar de artikelen in Wwb, en Ioaw/Ioaz, waar de bevoegdheid is vastgelegd om een besluit te herzien, of in te trekken. Het college geeft hier aan van deze bevoegdheden gebruik te maken, behoudens de gevallen waarbij er sprake is van dringende redenen om hiervan af te zien. Afgezien van zelfstandige terugvorderingbesluiten ligt er aan een besluit tot terugvordering een herziening of intrekking van het recht op bijstand of inkomensvoorziening ten grondslag.

In het tweede lid wordt aangegeven dat het college in beginsel altijd gebruik maakt van de bevoegdheid tot terugvordering. De uitzondering is ook hier de aanwezigheid van dringende redenen om er vanaf te zien. Opgemerkt wordt dat vanaf 1 januari 2013 er voor vorderingen welke voortkomen uit schending van de inlichtingenplicht een wettelijke plicht tot terugvordering bestaat. Verder wordt opgemerkt dat de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) ingaande 1 januari 2013 is gewijzigd waardoor uitbetaling van nieuwe rechten door de gemeente op grond van deze wet vanaf deze datum niet meer zal voortkomen. Eventuele terugvordering zal daarom alleen betrekking kunnen hebben betalingen over perioden gelegen voor 1 januari 2013.

Artikel 2 Afzien Terugvordering

In dit artikel wordt aangegeven wanneer buiten de dringende redenen die in artikel 1 worden opgevoerd wordt afgezien van terugvordering.

Lid 1 onder a. Betreft de kruimelbedragen. Ingeval van kruimelbedragen kiest Tubbergen ervoor per vordering tot € 150,00 niet terug te vorderen. Overigens geldt dit alleen voor vorderingen welke niet voortkomen uit schending van de inlichtingenverplichtingen. Vorderingen welke voortkomen uit schending van de inlichtingen plicht moeten worden teruggevorderd volgens de wet. De gemeente heeft hierin sinds 1 januari 2012 niet langer beleidsvrijheid. Ook mag zij bij deze vorderingen geen kruimelbedrag toepassen.

Lid 1 onder b betreft afgedragen loonbelasting die niet kan worden verrekend met de Belastingdienst. Er zullen geen bruto bedragen worden teruggevorderd indien er geen sprake is van verwijtbaar handelen waar de vordering een gevolg van is.

Het tweede lid geeft de uitzonderingen op het eerste lid.

Extra aandacht dient bij toepassing van deze bepaling uit te gaan naar verleende voorschotten.

In uitvoeringspraktijk komt het voor dat voorschotten (niet alleen voor levensonderhoud maar ook voor bijvoorbeeld de aanschaf van een legitimatiebewijs) worden verleend. Indien mensen na de afhandeling recht hebben op uitkering, dan moet het voorschot verrekend worden. Blijkt er geen recht op uitkering te bestaan, dan dient het verstrekte voorschot te worden teruggevorderd, ook bedragen onder € 150,=

Artikel 3 Hoogte aflossingsbedrag en volgorde aflossing

Dit artikel bepaalt de hoofdlijn van de incasso wat betreft vorderingen. Belanghebbende dient teveel of ten onrechte ontvangen gelden in beginsel ineens terug te betalen en daarbij wordt ook het vermogen in aanmerking genomen.

Indien aflossing ineens niet mogelijk is, dan dient het in termijnen te gebeuren. De afloscapaciteit is standaard 10% van de bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm. Wel dient altijd rekening gehouden te worden met de beslagvrije voet. De beslagvrije voet wordt verhoogd met de meerkosten voor de zorgverzekering en voor wonen. In de praktijk betekent dit dat de afloscapaciteit soms minder is dan 10%.

Lid 3 bepaalt dat ook rekening wordt gehouden met vermogen.

Lid 5 bepaalt dat ingeval van inkomen boven de bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm 50% van het meerdere wordt betrokken bij de hoogte van de aflossing. De woonkosten die hoger zijn, dan bij een inkomen op het minimumniveau, vanwege een lager bedrag aan huursubsidie, worden op het inkomen boven de norm in mindering gebracht waarna, de helft van het resterende meerinkomen bij de aflossingscapaciteit wordt geteld.

Voor belanghebbenden met een Ioaw of Ioaz uitkering wordt qua aflossingscapaciteit in beginsel ook aansluiting gezocht bij de hiervoor geschetste aflossingscapaciteit gebaseerd op de bijstandsnormen en de normen voor inkomensvoorziening. In de praktijk kan dit betekenen dat een belanghebbende met een Ioaw/Ioaz uitkering meer dient af te lossen dan op grond van zijn netto uitkeringsgrondslag mogelijk is. Immers onder de Ioaw/Ioaz worden inkomsten die niet aan arbeid gerelateerd zijn in tegenstelling tot onder de Wwb niet gekort op de uitkering.

In lid 6, wordt geregeld dat burgemeester en wethouders gebruik maken van de mogelijkheid geen rekening te houden met de beslagvrije voet als betrokkene zijn inlichtingenplicht betreffende de terugvordering niet nakomt.

In lid 8 is aangeven dat in beginsel altijd de oudste vordering het eerst wordt afgelost. Belanghebbende heeft op grond van de AWB het recht zelf te bepalen op welke vordering het eerst wordt afgelost. Vanuit praktische overwegingen is voor deze werkwijze gekozen. Overigens dient belanghebbende wel van de keuze op de hoogte te worden gebracht.

Artikel 4 Verrekening

In lid 1 is aangegeven dat het college gebruik maakt van de mogelijkheid tot verrekenen, volgens artikel 60 lid 3 Wwb en artikel 28 lid 3 Ioaw/Ioaz.

In het tweede lid is aangegeven dat het college gebruik maakt van de mogelijkheid tot verrekenen, volgens lid 6 onder a van artikel 60 Wwb en lid 6 onder a van artikel 28 Ioaw/Ioaz. Dit betekent dat het college, wanneer belanghebbende zijn inlichtingenplicht betreffende de terugvordering niet nakomt, ook zal verrekenen met gelden die in beginsel niet vatbaar zijn voor beslag, zoals bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslagen of een deel van een uitkering dat onder de beslagvrije voet valt.

In lid 3 wordt aangeven dat een vordering die ontstaat als gevolg van beëindiging van een uitkering in beginsel zoveel mogelijk met het gereserveerde vakantiegeld wordt verrekend. In de praktijk komt het vaak voor dat bij de beëindiging van een bijstandsuitkering een vordering ontstaat. In overeenstemming met artikel 6:127 Burgerlijk Wetboek kan dan worden verrekend. Vermeden zal moeten worden dat betrokkenen onder de beslagvrije voet uitkomen qua inkomen. Dit kan het geval zijn wanneer de reservering van het vakantiegeld al betrokken is geweest bij het berekenen van de aflossingscapaciteit bij een eerdere vordering.

Het is verder mogelijk deze wijze toe te passen, bij bestaande vorderingen, indien belanghebbende geen bezwaar heeft. Gelet op het belang voor de cliënt en de gemeente is het in de praktijk wenselijk dat hierop wordt aangestuurd.

Lid 4 bevat een bepaling welke aangeeft dat het college in voorkomende gevallen ook gebruik zal maken van de mogelijkheid binnen de Ioaw/Ioaz om een externe instantie, waarvan cliënt een uitkering ontvangt, te verzoeken om terugbetaling van de vordering. Het gaat om bijstand en uitkeringen die limitatief zijn omschreven in artikel 28 lid 4 Ioaw/Ioaz. In de betreffende gevallen is geen machtiging van cliënt noodzakelijk.

Artikel 5 Schulden aan gemeente Tubbergen en minnelijke schuldregeling

Dit artikel voorziet in het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid wat betreft vorderingen van mensen met problematische schulden. Tubbergen geeft met dit artikel aan dat er onder voorwaarden medewerking wordt verleend aan een minnelijke schuldregeling.

Artikel 6 Intrekking of wijziging kwijtscheldingsbesluit

Geen toelichting benodigd.

Artikel 7 Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

Met dit artikel geeft de gemeente Tubbergen aan gebruik te willen maken van de wettelijke mogelijkheid om fraudeschulden kwijt te schelden nadat gedurende 10 jaar is voldaan aan de aflossingsverplichtingen. De uitzondering is als de vordering wegens een pand- of hypotheekrecht op de onderliggende zaken kan worden verhaald. Waar het gaat om vorderingen welke niet het gevolg zijn van fraude wordt een termijn van vijf jaar gehanteerd.

Artikel 8 Terugvorderingsbesluit

Geen toelichting benodigd.

Artikel 9 Wijziging betalingsverplichting

Voor cliënten met een periodieke uitkering voor levensonderhoud geldt dat de aflossingscapaciteit 10% van de uitkering (inclusief vakantietoeslag) bedraagt. Indien een cliënt vanuit een uitkeringssituatie naar werk uitstroomt, worden deze regels gedurende maximaal één jaar voortgezet.

Afhankelijk van de aard van de vordering en de wijze waarop aan de aflossingsverplichtingen wordt voldaan worden financieel heronderzoeken uitgevoerd voor de berekening van de eventueel gewijzigde afloscapaciteit Hierbij wordt dan in het bijzonder wordt gekeken naar het meerinkomen boven de bijstandsnorm.

Daarnaast worden er in algemene zin stelselmatig op basis van overwegingen van efficiency heronderzoeken uitgevoerd waarbij de aflossingscapaciteit opnieuw beoordeeld wordt.

Artikel 10 Dwangbevel en beslaglegging

In dit artikel wordt aangeven dat burgemeester en wethouders gebruik maken van de mogelijkheid om een dwangbevel toe te passen en waar nodig van de mogelijkheid tot beslaglegging.

Artikel 11 Kosten

Vanuit efficiencyoverwegingen worden de kosten die met invordering gepaard gaan niet op bij de debiteur in rekening gebracht. Om de kosten wel in rekening te kunnen brengen is een uitgebreide administratie noodzakelijk. Verwacht wordt dat de opbrengsten niet opwegen tegen de kosten die deze administratie met zich meebrengt. Een uitzondering wordt gemaakt voor de kosten die de inzet van een deurwaarder met zich meebrengt.

Artikel 12 Aanduiding en inwerkingtreding

Geen toelichting benodigd.

Artikel 13 Overgangsrecht

Geen toelichting benodigd.