Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ommen

Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ gemeente Ommen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOmmen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening IOAW/IOAZ gemeente Ommen
CiteertitelAfstemmingsverordening IOAW/IOAZ gemeente Ommen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2015art. 1, Hoofdstuk 3

28-02-2013

Vechtdal Centraal, 13-03-2013

Onbekend
01-11-2010nieuwe regeling

25-11-2010

Ommer Nieuws, 08-12-2010

Tekst van de regeling

Intitulé

AFSTEMMINGSVERORDENING IOAW/IOAZ GEMEENTE OMMEN

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de IOAW/IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ beiden voorzover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

    • d.

      Wet SUWI: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • e.

      uitkering: de uitkering bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ

    • f.

      grondslag: de voor de werkloze werknemer, dan wel gewezen zelfstandige toepasselijke grondslag bedoeld in artikel 5, derde, vierde en vijfde lid van de IOAW, onderscheidenlijk artikel 5, vierde lid van de IOAZ;

    • g.

      verlaging: verlaging als bedoeld in artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ, van de grondslag;

    • h.

      inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ

    • i.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ommen.

Artikel 2 Het opleggen van een verlaging

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, dan wel de uit de IOAW/IOAZ of de artikelen 30c, tweede lid en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een verlaging opgelegd.

  • 2.

    Een verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De verlaging wordt toegepast op de grondslag.

  • 2.

    De verlaging kan niet meer bedragen dan de grondslag waarop belanghebbende recht zou hebben gehad gedurende de periode waarop de verlaging betrekking heeft, indien er geen grond voor verlaging zou zijn geweest.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een verlaging

In het besluit tot opleggen van een verlaging worden in ieder geval vermeld:

  • a.

    de reden van de verlaging;

  • b.

    de duur van de verlaging;

  • c.

    het percentage waarmee de grondslag wordt verlaagd, indien er sprake is van een verlaging zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • d.

    het bedrag waarmee de grondslag wordt verlaagd;

  • e.

    indien van toepassing, de reden om af te wijken van een verlaging, zoals opgenomen in deze verordening.

Artikel 5 Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een verlaging wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      De vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      De belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      De belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 34 van de IOAW/IOAZ werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van de IOAW/IOAZ;

    • d.

      Het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid;

    • e.

      De verlaging wordt toegepast wegens zeer ernstige misdragingen als bedoeld in artikel 17 van deze verordening.

Artikel 6 Afzien van het toepassen van een verlaging

  • 1.

    Het college ziet af van het toepassen van een verlaging indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte uitkering is verleend.

  • 2.

    Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet toegepast na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Het college kan afzien van het toepassen van een verlaging indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 4.

    Indien het college afziet van het toepassen van een verlaging op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvak van de verlaging

  • 1.

    De verlaging wordt toegepast met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het toepassen van een verlaging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende grondslag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de verlaging met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

  • 3.

    Een verlaging kan eveneens met terugwerkende kracht worden opgelegd indien het niet mogelijk is de verlaging op te leggen door middel van verlaging van de uitkering in de eerstvolgende drie maanden.

  • 4.

    Een verlaging wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een verlaging die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

Artikel 8 Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste verlaging is gesteld.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 9 Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

    • b.

      het niet ondertekenen of het niet aan het college verstreken van een trajectplan, die geldt als bijlage bij het besluit tot toekenning of voortzetting van de uitkering.

  • 2.

    tweede categorie

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b.

      het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen in verband met de inschakeling in de arbeid;

    • c.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing, opleiding of sociale activering.

  • 3.

    derde categorie

    • a.

      gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren

    • b.

      het niet of onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 37, eerste lid onderdeel e en artikel 38a van de IOAW/IOAZ, waaronder begrepen sociale activering, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van een re-integratietraject.

  • 4.

    vierde categorie

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

    • c.

      het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden re-integratievoorzieningen, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandig maatschappelijke participatie, als dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van een re-integratietraject.

Artikel 10 De hoogte en duur van de verlaging

Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging vastgesteld op:

  • a.

    vijf procent van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b.

    tien procent van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

  • c.

    twintig procent van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

  • d.

    honderd procent van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

Artikel 11 Recidive en meervoudige recidive
  • 1.

    De duur van de verlaging als bedoeld in artikel 10 van deze verordening wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging is toegepast, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een verlaging is toegepast wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 6, derde lid van deze verordening;

  • 2.

    Indien een belanghebbende zich, na een besluit als bedoeld in het eerste lid, wederom schuldig maakt aan verwijtbare gedragingen van dezelfde of een hogere categorie zoals genoemd in artikel 9 van deze verordening, en die plaatsvinden binnen een periode van 12 maanden na het laatste verlagings-recidivebesluit, kan het college al individualiserend de hoogte en de duur van de toe te passen verlaging vaststellen.

Hoofdstuk 3. (Vervallen)

Artikel 12 (vervallen)

  •  

Artikel 13 (vervallen)

 

Artikel 14 (vervallen)

  •  

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een verlaging

Artikel 15 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid van deze verordening kan het college, indien belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 20, tweede lid van de IOAW en artikel 20, eerste lid van de IOAZ, maar anders dan door gedragingen als bedoeld in artikel 9 van deze verordening, al individualiserend de hoogte en de duur van een verlaging vaststellen.

  • 2.

    Indien de belanghebbende per kalenderjaar langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland danwel een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland wordt een verlaging toegepast van twintig procent voor de duur van één maand. Voor belanghebbenden, aan wie op grond van artikel 38 van de IOAW/IOAZ, ontheffing is verleend van de verplichtingen, bedoeld in artikel 37, eerste lid onderdelen a en e van de IOAW/IOAZ geldt een periode van 13 weken.

Artikel 16 Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ, als bedoeld in artikel 20, tweede lid van de IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een verlaging opgelegd van twintig procent van de bijstandsnorm gedurende één maand.

  • 2.

    De hoogte van de verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging is toegepast, opnieuw schuldig maakt aan een zodanige gedraging.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18 Uitvoering

De uitvoering van de verordening rust bij het college.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ gemeente Ommen

Artikel 20 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking met ingang van 1 november 2010.

Toelichting

Toelichting