Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad |
Citeertitel | Huisvestingsverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is per 1 juli 2001 van toepassing verklaard op de nieuwe gemeente Nijkerk (raadsbesluit van 31 mei 2001, nr. 2000-100).
Huisvestingswet, art. 2
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2007 | 01-11-2007 | intrekking | 01-02-2007 De Stad Nijkerk, 24-10-2007 | Rvs. 2007-003 en 2007-058 | |
01-05-1996 | 01-11-2007 | nieuwe regeling | 25-04-1996 'Onbekend.' | rvs. 1996-034 |
De raad van de gemeente Nijkerk;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 maart 1996;
gelet op de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 van de Huisvestingswet;
besluit vast te stellen de volgende Verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte
Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving
De inschrijving in het register van woningzoekenden wordt verlengd, indien de woningzoekende medewerking verleend aan het jaarlijks te houden onderzoek naar woningbehoefte. Het bestuursorgaan stelt de woningzoekende gedurende vier weken in de gelegenheid zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek. Bij verlenging verstrekt het bestuurs- orgaan een nieuw bewijs van inschrijving.
Artikel 2.2.4 Centrale registratie
Eigenaren van meer dan 25 woonruimten met een huurprijs beneden de huurprijsgrens, die zelf een registratie van woningzoekenden bijhouden zijn verplicht de informatie waarover zij in dat verband beschikken aan het bestuursorgaan te verstrekken teneinde deze met de informatie uit het in artikel 2.2.1. bedoelde register van woningzoekenden samen te voegen tot een voor de gehele gemeente geldend centraal register van woningzoekenden.
Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning
Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
Het bestuursorgaan besluit de aanvraag niet verder te behandelen, indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte krijgt, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, één en ander echter met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 23, derde lid, van de wet.
Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening
Het bestuursorgaan verleent de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
er is voor de woonruimte niet een ander huishouden ingeschreven in het in artikel 2.2.1 bedoelde register, dat gegadigde is voor de woonruimte en waarvoor met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.6 (urgentie) en/of 2.7 (voordracht) de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringender noodzakelijk is. Deze voorwaarde is alleen van toepassing indien de woonruimte niet door de eigenaar ervan betrokken wordt.
Artikel 2.3.4 Vruchteloze aanbieding
In afwijking van het in artikel 2.3.3 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure gedurende drie maanden vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.3.3 voor die woonruimte in aanmerking komen.
Artikel 2.6.1 Mate van urgentie
De volgende factoren bepalen de mate van urgentie:
Paragraaf 2.7 Melding en voordracht
Met inachtneming van de artikelen 19, 20 en 21 van de wet kan het bestuursorgaan aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte die behoort tot de in artikel 2.7.1, eerste lid, aangewezen categorieën een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door het bestuursorgaan aangegeven woningzoekende doen. Het bestuursorgaan hoort de door hem ingestelde voordrachtcommissie inzake de voordrachten.
Binnen twee weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen zendt het bestuursorgaan een voordracht van ten hoogste 3 woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan. Van de voordracht worden de desbetreffende woningzoekenden door het bestuursorgaan schriftelijk in kennis gesteld.
Binnen twee weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende(n) te benaderen en burgemeester en wethouders schriftelijk te berichten of met (één van) de voorgedragen woning- zoekende(n) een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Indien de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) weigert, dient hij de reden daarvan aan het bestuursorgaan te berichten. Het bestuursorgaan stelt de voorgedragen woningzoekende(n) hiervan in kennis en geven daarbij aan wat het vervolg van de procedure zal zijn. Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), dient (dienen) hij (zij) de reden daarvan schriftelijk aan het bestuursorgaan te berichten.
Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), of de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) om naar het oordeel van het bestuursorgaan gegronde redenen weigert, kan een tweede voordracht worden gedaan binnen twee weken nadat het bestuursorgaan van de weigering in kennis is gesteld.
Indien de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in het derde lid, onder b, heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende(n) zonder naar het oordeel van het bestuursorgaan gegronde reden weigert, kan het bestuursorgaan overeenkomstig hoofdstuk IV van de wet tot vordering van de woonruimte overgaan.
De per eigenaar overeenkomstig artikel 2.7.1. gemelde woonruimten worden genoteerd in een register, waarvan het boekjaar gelijk is aan het kalenderjaar. In dit register wordt enerzijds aangetekend voor welke woonruimten een huisvestingsvergunning is verstrekt aan woningzoekenden die aan de eisen voor plaatsing op een voordracht voldoen en anderzijds voor welke woonruimten dit niet het geval is geweest.
Paragraaf 2.8 Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen
Artikel 2.8.1 Standplaatsen voor een woonwagen
In afwijking van artikel 2.3.3. wordt de huisvestingsvergunning voor een standplaats voor een woonwagen verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de standplaatszoekende neemt op de in het vorige lid bedoelde lijst de bovenste plaats in, of de boven hem staande standplaatszoekenden willen niet in aanmerking komen voor de standplaats. Ingeval van bijzondere medische en/of sociale omstandigheden van de standplaats zoekende kan het bestuursorgaan van deze voorwaarde afwijken.
Paragraaf 2.9 Organisatie en bevoegdheden
Het bestuursorgaan kan met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten voor het bezit van deze eigenaren in de plaats treden van delen van hoofdstuk 2 van deze verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
Hoofdstuk 3 Verdere bepalingen
Het bestuursorgaan is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Hij die handelt in strijd met de artikelen 2.3.1, 2.2.4, eerste lid, of 2.7.1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met de opsporing van de bij artikel 3.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het bestuursorgaan, waarbij hij zich uitsluitend zal laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Artikel 3.5 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen
Aanvragen tot inschrijving als woningzoekende of om verlening van een met een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is.