Organisatie | Tilburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening 1998 |
Citeertitel | Subsidieverordening 1998 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De historie bij ´Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen´ is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.
1.Jaarlijkse vaststelling door de gemeenteraad van het budget dat beschikbaar is voor diverse subsidies
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2006 | 13-02-2009 | hfdstk. i: art. 1, 5, 7-9; hfdstk ii.1: art 1, 6, 8, 14, 16, 17; hfdstk ii.2.1: art 4, 5, 6; hfdstk ii.2.2 art 4, 6; hfdstk ii.3 art 2; hfdstk iii.3; hfdstk iii.4; hfdstk iii.9 | 26-06-2006 Gemeenteblad, 2006, 25 | 2006/152 | |
01-04-1998 | nieuwe regeling | 23-03-1998 Gemeenteblad, 1998, 11 | 1998/035 |
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen.
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle subsidiëring die plaatsvindt op grond van een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 4:23 eerste lid Awb.
In afwijking van het bepaalde in artikel 4:24 Awb geldt de verplichting tot het publiceren van een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, niet voor de op grond van deze verordening verstrekte subsidies.
Subsidieverlening dan wel subsidievaststelling zonder dat een subsidieverlening is voorafgegaan kan naast de in artikel 4:25 Awb en 4:35 Awb geregelde gevallen in ieder geval ook geweigerd worden indien:
de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken. Deze weigeringsgrond is niet van toepassing op de verlening van budgetsubsidies overeenkomstig hoofdstuk II van deze verordening;
In afwijking van het bepaalde in artikel 4:52 Awb geldt voor de betaling van een vastgesteld subsidie een termijn van 6 weken.
Hoofdstuk II.1 Budgetsubsidies.
Dit hoofdstuk is van toepassing op subsidies, die worden verstrekt middels de systematiek van budgetsubsidiëring
Afdeling 4.2.8. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de krachtens dit hoofdstuk verstrekte subsidies.
Alvorens instellingen in de gelegenheid te stellen offerte uit te brengen dan wel slechts één instelling in de gelegenheid te stellen een subsidieaanvraag in te dienen, stelt het college een programma van eisen op, waarin zo nauwkeurig mogelijk wordt aangegeven voor welke activiteiten en indien van toepassing voor welk budget instellingen een offerte kunnen uitbrengen.
In aanvulling op het krachtens artikel 4:61 Awb over te leggen activiteitenplan en begroting dient de aanvrager, indien er niet aan meer dan één partij offerte gevraagd wordt, in ieder geval ook een plan over te leggen, waarin aangegeven wordt welke voorzieningen de instelling meent te moeten treffen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag zij deze wenst te vormen.
Indien een meerjarig subsidie is verleend behouden burgemeester en wethouders de bevoegdheid tot een tussentijdse vermindering van het subsidie over te gaan onder gelijktijdige aanpassing van de verlangde prestaties. Van deze bevoegdheid wordt alleen gebruik gemaakt, indien de budgettaire positie van de gemeente daar dringend aanleiding toe geeft.
In aanvulling op het gestelde in artikel 4:30 Awb bevat de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval een zo concreet mogelijke omschrijving van de prestaties, die door de instelling met het ter beschikking gestelde subsidie verricht moeten worden, alsmede van de daarmee beoogde effecten.
Wachtgeldverplichtingen. (Dit artikel vervalt per 1 januari 2007).
In geval in enig jaar geen dan wel een aanzienlijk lager subsidie verleend wordt dan in het voorafgaande jaar en de instelling ten gevolge daarvan personeel dient te ontslaan kunnen burgemeester en wethouders een subsidie verlenen ter bekostiging van de uit dat ontslag voortvloeiende verplichtingen.
Het in het tweede lid gestelde lijdt uitzondering indien door de instelling bezwaar gemaakt wordt tegen de subsidieverlening. Alsdan kunnen burgemeester en wethouders toch tot gehele of gedeeltelijke bevoorschotting overgaan niettegenstaande het feit, dat de instelling nog geen verklaring als bedoeld in het tweede lid heeft afgegeven, zolang nog niet onherroepelijk op de bezwaren is beslist.
Indien er verschil van mening bestaat ten aanzien van de hoogte van het aan de gemeente verschuldigde kan een bedrag ter hoogte van hetgeen de gemeente meent, dat verschuldigd is, door de gemeente in consignatie gehouden worden totdat onherroepelijk op het geschil beslist is. Indien blijkt, dat de instelling minder verschuldigd was dan in consignatie is genomen, wordt het verschil, verhoogd met de wettelijke rente, alsnog aan de instelling uitbetaald.
De instelling is gehouden de prestaties te leveren zoals deze opgenomen zijn in de beschikking.
Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden stellen aan de instelling over wijze en tijdstip van rapporteren over de voortgang van de activiteiten en over de prognose hiervan.
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen, dat een instelling vóór een bepaalde datum na afloop van het subsidiejaar een voorlopig verslag moet indienen omtrent de door haar geleverde prestaties.
De financiële en inhoudelijke rapportage als bedoeld in artikel 4:76 Awb dient uiterlijk 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar te worden ingediend, conform daartoe door burgemeester en wethouders vastgestelde richtlijnen, met dien verstande dat gebruik kan worden gemaakt van de in het tweede lid genoemde mogelijkheid.
Indien met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 een accountantsverklaring vereist is, maar deze op de in het eerste lid genoemde datum nog niet voorhanden is kan deze verklaring nagezonden worden. Deze dient dan wel uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar ingezonden te worden.
De op grond van artikel 4:78 Awb bestaande verplichting tot indiening van een accountantsverklaring geldt niet indien het jaarlijks aan de instelling in zijn totaliteit verleend subsidie een door burgemeester en wethouders te stellen grens niet overschrijdt.
Indien krachtens het bepaalde in artikel 18 de verplichting tot indiening van een accountantsverklaring geldt, strekt de opdracht aan de accountant tevens tot onderzoek van de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen en in het bijzonder naar het daadwerkelijk verricht zijn van de opgegeven prestaties.
Hoofdstuk II.2.1 Vrijwillig jeugd- en jongerenwerk.
In deze verordening wordt verstaan onder:
speeltuinwerk: het door een of andere wijze van spelbegeleiding of toezicht gelegenheid geven tot spelen aan kinderen op een door middel van een hekwerk afgesloten of door dicht groen omgeven ruimte in de open lucht, die bestemd en ingericht is voor het spelen met elkaar, met de aanwezige materialen en/of dieren;
Ten aanzien van instellingen, die zich bezig houden met speeltuinwerk en kindervakantiewerk dient vooraf erkenning door burgemeester en wethouders plaats te vinden. Ten aanzien van het speeltuinwerk houden zij rekening met de aard van door de instelling geboden voorzieningen en de spreiding van de voorzieningen over de gemeente.
Aan de instelling voor kindervakantiewerk als bedoeld in artikel 3, tweede lid, een EHBO-afdeling, een hobbyclub en een club voor jeugdbelangen wordt een subsidie volgens een door burgemeester en wethouders vastgestelde staffel per deelnemer verstrekt. Aan een instelling voor scouting dan wel Jong Nederland, met uitzondering van een overkoepelende instelling, wordt een subsidie verstrekt volgens een door burgemeester en wethouders vastgestelde staffel in de goedgekeurde huisvestingskosten.
Hoofdstuk II.2.2 Sportsubsidie.
Sportorganisatie: een statutair in de gemeente Tilburg gevestigde vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, die is ingeschreven in het verenigingenregister, die tot doel heeft de beoefening van sport of lichamelijke oefening door haar leden in clubverband, die zijn werkgebied heeft in Tilburg en die is aangesloten bij een landelijke door de NOC*NSF erkende sportbond casu quo koepel.
Subsidie ten behoeve van het organiseren van jeugdsportactiviteiten.
Een aanvraag om subsidie ten behoeve van het onderdeel jeugdsportactiviteiten dient vergezeld te gaan van:
Het basissubsidie per sportorganisatie bedraagt dat gedeelte van het door burgemeester en wethouders ten behoeve van de jeugdsportactiviteiten ter beschikking gestelde en als zodanig aangemerkte budget voor basissubsidies, dat overeenkomt met het gedeelte, dat het aantal jeugdleden van de sportorganisatie uitmaakt van het totaal aantal jeugdleden van sportorganisaties, die voor subsidiëring voor dit onderdeel in aanmerking komen.
Het projectsubsidie bedraagt dat gedeelte van het door burgemeester en wethouders ten behoeve van de jeugdsportactiviteiten ter beschikking gestelde en als zodanig aangemerkte budget voor projectsubsidies, dat overeenkomt met het gedeelte, dat het aantal leden van de sportorganisatie uitmaakt van het totaal aantal jeugdleden van sportorganisaties, die voor subsidiëring van dit onderdeel in aanmerking komen.
Projectsubsidie voor sportactiviteiten voor personen van vijfenvijftig jaar en ouder.
Een aanvraag om subsidie ten behoeve van het onderdeel sportactiviteiten voor personen van vijfenvijftig jaar en ouder dient vergezeld te gaan van:
Subsidie wordt slechts verleend, indien:
Minimaal dertig weken per jaar sportactiviteiten voor personen ouder dan vijfenvijftig jaar worden georganiseerd; (daar waar een sportvereniging hieraan niet kan voldoen door omstandigheden van buitenaf kan hierop een uitzondering gemaakt worden). Burgemeester en wethouders kunnen nader bepalen wat in dit verband onder sportactiviteiten verstaan dient te worden.
Het subsidiebedrag per sportorganisatie bedraagt dat gedeelte van het door burgemeester en wethouders ten behoeve van de sportactiviteiten voor personen van vijfenvijftig jaar en ouder ter beschikking gestelde en als zodanig aangemerkte bedrag, dat overeenkomt met het gedeelte, dat het aantal leden van de sportorganisatie, dat vijfenvijftig jaar of ouder is uitmaakt van het totaal aantal leden van vijfenvijftig jaar en ouder van sportorganisaties, die voor subsidiëring voor dit onderdeel in aanmerking komen.
Projectsubsidie ten behoeve van sportactiviteiten voor personen met een handicap.
Een aanvraag om subsidie ten behoeve van het onderdeel sportactiviteiten voor personen met een handicap dient vergezeld te gaan van:
Subsidie wordt slechts verleend, indien:
Minimaal dertig weken per jaar sportactiviteiten voor personen met een handicap worden georganiseerd; (daar waar een sportvereniging hieraan niet kan voldoen door omstandigheden van buitenaf kan hierop een uitzondering gemaakt worden). Burgemeester en wethouders kunnen nader bepalen wat in dit verband onder sportactiviteiten verstaan dient te worden.
Het subsidiebedrag per sportorganisatie bedraagt dat gedeelte van het door burgemeester en wethouders ten behoeve van de sportactiviteiten voor personen met een handicap ter beschikking gestelde en als zodanig aangemerkte bedrag, dat overeenkomt met het gedeelte, dat het aantal leden van de sportorganisatie, dat een handicap heeft en ouder dan zeventien jaar is, uitmaakt van het totaal aantal leden met een handicap ouder dan zeventien jaar van sportorganisaties, die voor subsidiëring voor dit onderdeel in aanmerking komen.
Hoofdstuk II.3 Waarderingssubsidies.
Een aanvraag voor een waarderingssubsidie dient voor 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd te worden ingediend.
Indien een aanvraag te laat is ingediend nemen burgemeester en wethouders deze niet in behandeling. In bijzondere gevallen kunnen zij besluiten de aanvraag toch in behandeling te nemen.
Hoofdstuk II.4 Subsidies uit stelposten.
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle subsidies, die bekostigd worden uit één of meer stelposten. Met een stelpost wordt gelijk gesteld een onttrekking uit een fonds, waarvoor jaarlijks een bestedingsplan wordt vastgesteld, voorzover dit geheel of nagenoeg geheel bestemd is voor subsidiëring.
Hoofdstuk III.5 Restauratiesubsidie monumenten gemeente Tilburg.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a.Monument: gemeentelijk monument, aangewezen door het College op basis van de Monumentenverordening gemeente Tilburg.
b. Bijzonder monument: bouwwerk met een religieuze functie, object op een kerkhof, gedenkteken, orgel of een ander monument dat het College, na advisering van de Monumentencommissie, als zodanig aanmerkt.
c. Beeldbepalend pand: object aangewezen door de gemeenteraad als onderdeel van een beschermd stadsgezicht op basis van de Monumentenverordening gemeente Tilburg of de Monumentenwet 1988.
d. Bijzonder element: onderdeel van een monument of beeldbepalend pand dat het College, na advisering van de Monumentencommissie, in hoge mate karakteristiek acht voor het betreffende monument of beeldbepalend pand.
e. Monumentencommissie: de commissie, zoals omschreven in artikel 1, lid g, van de Monumentenverordening gemeente Tilburg.
f. Eigenaar: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die de eigendom, het bezit, het genot, het beheer of het gebruik van een monument of beeldbepalend pand heeft.
g. Restauratie: werkzaamheden aan een monument of beeldbepalend pand die het normale herstel of onderhoud te boven gaan en die noodzakelijk zijn voor het behoud van monumentale waarden.
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de verlening van subsidies aan eigenaren van monumenten en beeldbepalende panden.
2. Subsidie kan worden verleend ten behoeve van het restaureren van monumenten en beeldbepalende panden.
3. In uitzonderlijke gevallen kan, na advisering door de monumentencommissie, subsidie worden verleend aan eigenaren van een historisch object, geen monument of beeldbepalend pand zijnde, ten behoeve van het restaureren van genoemd object.
1. De gemeenteraad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling het budget, dat beschikbaar is voor de subsidiëring van de in artikel 1, lid g, bedoelde activiteiten.
2. Het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde budget fungeert als subsidieplafond zoals bedoeld in artikel 4:22 Awb.
3. Het College stelt jaarlijks na vaststelling van het onder het eerste lid bedoelde budget de hoogte van de maximaal toe te kennen subsidiebedragen vast.
4. Subsidieverlening ten laste van het in het eerste lid bedoelde budget geschiedt door het College.
1. Een subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, wordt alleen verstrekt indien de voor de restauratie benodigde vergunningen zijn verkregen.
2. Een subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, wordt niet verstrekt, indien op grond van een andere regeling reeds subsidie ten behoeve van de restauratie of een onderdeel daarvan is of kan worden verkregen.
3. Een subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, wordt niet verstrekt indien met restaureren is begonnen voordat het College beslist heeft op de in artikel 7, eerste lid, bedoelde aanvraag om subsidie.
4. Een subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, wordt niet verstrekt indien het monument dan wel beeldbepalend pand naast de onderdelen voor het herstel waarvan subsidie wordt gevraagd, andere onderdelen bevat waarvan het herstel naar het oordeel van het College vanuit het oogpunt van monumentenzorg een hogere prioriteit vereist.
1. Een subsidiabele restauratiekosten worden aangemerkt de kosten die noodzakelijk zijn om de onderdelen van een monument of beeldbepalend pand die monumentale waarde bezitten op sobere en doelmatige wijze te herstellen of te conserveren
2. Als subsidiabele kosten worden tevens aangemerkt de kosten die nodig zijn ter verwezenlijking van het onder lid a van dit artikel bedoelde.
3. Indien een eigenaar zelf werkzaamheden in het kader van een restauratie verricht, zijn diens loonkosten niet subsidiabel tenzij hij de werkzaamheden verricht in het kader van een door hem gedreven onderneming.
4. Indien restauratiekosten op grond van een verzekering worden gedekt, worden de subsidiabele restauratiekosten verminderd met het bedrag dat ontstaat door het bedrag van de verzekeringspenningen te vermenigvuldigen met de breuk die ontstaat door de subsidiabele restauratiekosten te delen door de restauratiekosten.
1. De subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, bedraagt 20 procent van de subsidiabele restauratiekosten van monumenten en beeldbepalende panden.
2. In afwijking van het eerste lid geldt een percentage van 50 voor de in artikel 1, lid d, bedoelde bijzondere elementen.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid geldt een percentage van 70 voor de in artikel 1, lid b, bedoelde bijzondere monumenten.
4. De subsidie bedraagt maximaal de conform artikel 3, eerste lid, vastgestelde subsidiebedragen.
5. Het College kan in bijzondere gevallen afwijken van de in het eerste, tweede en derde bedoelde percentages en de in het vierde lid bedoelde maxima.
1. De eigenaar dient de aanvraag om subsidie middels het daarvoor bestemde formulier, vergezeld van een restauratieplan, een open begroting van de restauratiekosten en een afschrift van de vergunning, in bij het College.
2. Het restauratieplan bestaat uit een beschrijving van de technische staat van het monument dan wel het beeldbepalend pand waarin de gebreken nauwkeurig vermeld staan, tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de voorgenomen werkzaamheden of wijzigingen staan aangegeven, een bestek of werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van verwerking daarvan.
3. De begroting omvat alle kosten van de restauratie, is niet ouder dan één jaar en is gespecificeerd in hoeveelheden, uren en materialen.
1. Het College beslist op de in artikel 7, eerste lid, bedoelde subsidieaanvragen in volgorde van ontvangst van deze aanvragen.
2. College beslist binnen een termijn van 12 weken op de in artikel 3, eerste lid, bedoelde subsidieaanvraag.
3. Alvorens op de aanvraag te beslissen, kan het College advies inwinnen bij de monumentencommissie.
1 Indien de in artikel 8 bedoelde beslissing een subsidieverlening inhoudt, dan zijn hieraan de volgende voorwaarden verbonden:
a. De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform de verleende vergunning en bestek.
b. De eigenaar is gehouden de werkzaamheden te realiseren binnen de door het College in de beslissing aangegeven termijn.
c. Het College is bevoegd van de eigenaar nadere rapportage omtrent de voortgang en de uitvoering van de werkzaamheden te verlangen.
d. De eigenaar is verplicht om aan de door het College met de controle belaste personen te allen tijde toegang te verschaffen tot het project en op aanvraag inzage te verschaffen in alle op de werkzaamheden betrekking hebbende stukken.
e. De eigenaar kan verplicht worden jaarlijks inspectie van het gerestaureerde object te laten uitvoeren door een daartoe erkende en gespecialiseerde instelling. De eigenaar kan tevens verplicht worden een daarvoor strekkend onderhoudsplan in te dienen.
f. Na voltooiing van de werkzaamheden is de eigenaar verplicht het pand te houden in de staat waarin het door de restauratie is gebracht.
g. Het College kan ontheffing verlenen van een of meer voornoemde voorwaarden, mits daar een schriftelijk verzoek voor is ingediend.
1. eigenaar aan wie subsidie is verleend, komt in aanmerking voor een voorschot van maximaal 80 procent van het verleende subsidiebedrag.
2. De eigenaar dient het verzoek tot bevoorschotting middels het daarvoor bestemde formulier in bij het College.
3. Tot bevoorschotting wordt niet overgegaan dan nadat de eigenaar schriftelijk heeft verklaard in te stemmen met de inhoud van de beschikking en te zijn gestart met de restauratie.
4. Het College beslist op de aanvraag tot bevoorschotting maximaal vier weken na indiening van de aanvraag.
Het verzoek tot vaststelling van de subsidie en de beslissing daarop
1. Binnen drie maanden na afloop van de restauratie dient de eigenaar middels het daarvoor bestemde formulier een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het College.
2. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de eigenaar, gerelateerd aan de ingediende begroting, rekening en verantwoording af onder overlegging van de desbetreffende originele rekeningen en bewijzen van betaling.
3. Indien rekeningen en bewijzen van betaling betrekking hebben op kosten van personeel dat in loondienst is bij de eigenaar, is de aanvraag tot subsidievaststelling tevens vergezeld van een verklaring van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent waaruit blijkt hoeveel uren door dat personeel is besteed aan subsidiabele werkzaamheden.
4. De subsidie wordt op basis van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten vastgesteld.
5. Het College beslist op het verzoek tot subsidievaststelling na toetsing van de uitgevoerde restauratie aan de vergunning en het bestek, alsmede na controle van de in het tweede en derde lid 2 bedoelde bescheiden.
6. Het college beslist negatief indien de restauratie niet conform de vergunning is uitgevoerd of indien de in het tweede en derde lid bedoelde bescheiden niet worden overgelegd dan wel naar het oordeel van het college als niet correct zijn aan te merken.
7. Het College beslist op het verzoek tot subsidievaststelling maximaal 12 weken na indiening van het verzoek. Het College kan deze beslissing eenmaal met een termijn van 12 weken verdagen. "
Hoofdstuk III.7 Subsidieregeling tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten bij woningonttrekking en ingrijpende renovatie.
Hoofdstuk III.8 Stimuleringsregeling duurzaam ondernemerschap.
Duurzaam ondernemen: onder 'duurzaam ondernemen' wordt in het kader van deze regeling verstaan het exploiteren van een bedrijf waarbij zo efficiënt mogelijk wordt omgegaan met grond- en hulpstoffen (waaronder energie en water) en waarbij de activiteiten van de onderneming een zo laag mogelijke belasting voor het milieu opleveren; het beperken van de verstoring (door geluid- en geuremissies) op de omgeving wordt in het kader van deze regeling niet als zijnde 'duurzaam ondernemen' beschouwd.
Aan de ondernemer die concrete duurzame verbeteringsmaatregelen wil invoeren kan een subsidie worden verleend in de vorm van een bijdrage in de kosten voor een haalbaarheidsonderzoek naar de invoering van deze maatregelen, indien deze ondernemer hiervoor geen beroep kan doen op de subsidieregeling vermeld in de op dat moment geldende Subsidiewijzer van het Projectbureau Schoner Produceren.
Invoering duurzame verbeteringsmaatregelen.
Aan de ondernemer of het collectief van ondernemers die/ dat concrete duurzame verbeteringsmaatregelen, zoals vermeld op de op dat moment geldende VAMIL-lijst van Bureau VAMIL danwel de EIA-lijst van Senter, wil(len) invoeren in de onderneming(en) kan een subsidie in de vorm van een bijdrage van de kosten van de invoering van de maatregelen worden verstrekt.
De subsidie bedraagt ten hoogste 15% voor individuele bedrijfsinvesteringen welke staan vermeld op de in het eerste lid genoemde lijsten met een maximum van 11.350 euro per aanvraag en ten hoogste 30% voor individuele voorzieningen of collectieve voorzieningen welke niet staan vermeld op de in het eerste lid genoemde lijsten, met een maximum van 22.700 euro per aanvraag. Deze subsidie kan gecombineerd worden met een aanvraag in het kader van de VAMIL en/of EIA-regeling.
Een subsidieaanvraag dient schriftelijk te worden ingediend voordat de ondernemer overgaat tot de feitelijke uitvoering van de activiteiten, waarvoor ingevolge deze regeling een subsidie kan worden aangevraagd.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 4:48 Awb kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen indien de ondernemer niet binnen een termijn van 18 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, heeft uitgevoerd of heeft laten uitvoeren.
Op dat tijdstip vervallen de Algemene Subsidieverordening 1997, de Verordening Stimuleringssubsidies vrijwillig Jeugd- en Jongerenwerk, de Verordening Sportsubsidie, de Verordening Subsidi‰ring godsdienstig en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs,de Verordening Stimuleringssubsidies Woonconsumenten, de Verordening bevordering zelfstandig wonen ouderen 1997,de Verordening Subjectsubsidi‰ring 1997, de Verordening stimulering aanvaarding betaalde arbeid, de Subsidieregeling ter stimulering verbetering bedrijfshuisvesting Kanaalzone en de Subsidieverordening gemeentelijke monumenten 1996 Udenhout.
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag op grond van een verordening als bedoeld in artikel 1 tweede lid van dit Hoofdstuk is ingediend en vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast.