Organisatie | Tilburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Statuut voor de raadscommissie gemeente Tilburg 2008 |
Citeertitel | Statuut voor de raadscommissie gemeente Tilburg 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Commissiestatuut voor de vaste raadscommissies van advies gemeente Tilburg 2002
Gemeentewet
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2013 | Intrekking | 22-10-2012 gemeenteblad, 2012, 33 | 2012/ 2079 | |
25-09-2008 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 22-09-2008 Gemeenteblad, 2008, 28 | 2008/294 |
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
In deze verordening worden onder commissies verstaan: raadscommissies als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet.
Bij de aanvang van elke nieuwe zittingsperiode neemt de raad, op voorstel van het presidium, een besluit over de in te stellen commissies en de naam daarvan.
Indien daartoe aanleiding bestaat is tussentijdse wijziging door de raad mogelijk.
De raadscommissies bestaan uit ten minste één en maximaal drie raadsleden per fractie, afhankelijk van de grootte van de fractie:
De commissieleden worden door de raad, op voordracht van de fractievoorzitters benoemd. Indien gedurende een raadsperiode wisseling in de bezetting van een raadscommissie plaatsvindt is hiervoor geen afzonderlijk raadsbesluit vereist, maar kan worden volstaan met een mededeling door de fractievoorzitter aan de voorzitter van de commissie, indien en voor zover de wisseling betrekking heeft op zittende raadsleden of reeds benoemde commissieleden-niet raadsleden, als bedoeld in artikel 3.
De commissie wijst uit haar midden een voorzitter aan. Alleen zittende raadsleden komen voor het voorzitterschap van een commissie in aanmerking.
De voorzitter van de fractie, waarin de aangewezen voorzitter zitting heeft, mag één extra lid voor de desbetreffende commissie voordragen. In dat geval heeft de voorzitter geen stem in de commissie.
In geval van verhindering of ontstentenis wordt de voorzitter vervangen door een door de commissie uit zijn midden aan te wijzen lid, die zittend raadslid is.
Een commissielid kan tussentijds door de raad worden ontslagen op voorstel van de voorzitter van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.
Hij die ophoudt lid van de raad te zijn, houdt tevens op lid te zijn van de commissie(s), waarin hij zitting heeft, een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 3. Een lid van een commissie kan te allen tijde ontslag nemen. Hij geeft daarvan schriftelijk kennis aan de voorzitter van de commissie.
Artikel 3 . Commissieleden-niet raadslid
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 kan een fractievoorzitter maximaal twee personen voordragen als commissielid niet-raadslid.
Uitsluitend personen die op een geldig verklaarde kandidatenlijst voor de gemeenteraadsverkiezingen hebben gestaan, kunnen worden voorgedragen.
De benoeming geschiedt door de gemeenteraad voor de zittingsperiode van de raad. Het betreffende commissielid niet-raadslid kan tussentijds door de raad worden ontslagen op eigen verzoek of op voorstel van de fractievoorzitter.
Ten aanzien van commissieleden niet-raadsleden, zijn de artikelen 10, 11, 12, 13, 15 en 28 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4. Bijwonen vergaderingen
De voorzitter nodigt, tenzij zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten, de leden van het college tot wiens portefeuille de te bespreken onderwerpen behoren, uit voor de vergaderingen van de commissie om de beraadslaging in de commissie bij te wonen en, op uitnodiging, aan de beraadslaging in de raadscommissie deel te nemen.
De voorzitter van de commissie is bevoegd ambtenaren van de gemeente en anderen tot het bijwonen van de vergadering uit te nodigen voor het verstrekken van inlichtingen of adviezen. Tot zodanige uitnodiging gaat de voorzitter tevens over, indien ten minste twee leden van de commissie daarom verzoeken.
Artikel 6. Algemene taak commissies
Daarnaast geeft de commissie desgevraagd aan het college blijk van haar wensen en bedenkingen over een voorgenomen besluit van het college met betrekking tot een deelneming van de gemeente in een privaatrechtelijke organisatie, als bedoeld in artikel 160, lid 2 van de Gemeentewet, van overdracht van collegebevoegdheden als bedoeld in artikel 165 van de Gemeentewet, van een voorgenomen besluit op grond van artikel 169, lid 4 van de Gemeentewet dan wel een voorgenomen besluit in andere gevallen waarin het college aan de raadscommissie de gelegenheid geeft om wensen en bedenkingen in te brengen, voordat het college een definitief besluit neemt.
Indien, ingeval toepassing wordt gegeven aan lid 3, de commissie wensen en bedenkingen heeft, kan de commissie aangeven of zij behandeling in de raad wenselijk acht. Acht de commissie behandeling in de raad wenselijk, dan wordt de aangelegenheid ter besluitvorming voorgelegd aan de raad. Indien de commissie behandeling in de raad niet nodig acht, dan wordt dit niet meer ter nadere besluitvorming voorgelegd aan de raad.
Elke commissie is bevoegd aan de raad, aan het college of de burgemeester ongevraagd advies uit te brengen en voorstellen te doen, alsmede aan het college en de burgemeester om informatie of inlichtingen te vragen, indien zij dit in het belang van de tot haar werkkring behorende zaken nuttig en nodig acht.
Artikel 7 Oproepen/vaststellen agenda
De voorzitter bepaalt, in overleg met de commissiesecretaris, de ontwerpagenda van de vergadering. Hij draagt er zorg voor dat de in artikel 6 bedoelde onderwerpen op de voorlopige agenda worden geplaatst, alsmede de rondvraag voor de portefeuillehouder wiens portefeuille tot het werkterrein van de commissie behoort en de rondvraag voor de voorzitter.
De commissie stelt bij het begin van de vergadering de agenda vast.
In gevallen ter beoordeling van de voorzitter kan een commissie schriftelijk worden geraadpleegd. Indien schriftelijke afdoening bij een of meer leden op bezwaar stuit, geschiedt de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in de eerstvolgende commissievergadering.
Is dit laatste het geval dan vindt de vergadering doorgang.
Wanneer een vergadering vanwege de in het eerste lid genoemde reden geen doorgang vindt, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, waarbij er slechts vierentwintig uur tussen het verzenden van de kennisgeving en het uur van de vergadering behoeven te verlopen. Die vergadering wordt gehouden ongeacht het aantal opgekomen leden.
De commissie kan, op voorstel van de voorzitter, besluiten om in de beraadslaging expliciet onderscheid te maken tussen informatieverzameling, meningsvorming en besluitvorming, waarbij de beraadslaging verdeeld wordt over twee commissievergaderingen, waarbij de eerste vergadering het verzamelen van informatie centraal staat en in de tweede vergadering meningsvorming en besluitvorming.
Artikel 12. Advies van raadscommissie
Besluiten van de commissie, waaronder besluiten over huishoudelijke onderwerpen en het bepalen of een voorstel op de ontwerpraadsagenda wordt geagendeerd als A-stuk (agendapunten zonder discussie), als B-stuk (agendapunten met moties en amendementen) of als C-stuk (agendapunten met discussie) worden op basis van gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen, met dien verstande dat wanneer een fractie aangeeft bij een voorstel in de raad moties of amendementen te willen indienen, dat punt in ieder geval als B-stuk wordt geagendeerd.
Burgers en organisaties hebben de mogelijkheid om in een geheel of gedeeltelijk openbare vergadering in te spreken bij een onderwerp dat op de agenda van de commissie staat, de rondvraag uitgezonderd, dan wel over een onderwerp dat niet is geagendeerd. Spreekgerechtigd zijn inwoners van Tilburg en woordvoerders van organisaties die de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt.
De personen die van de in lid 1 bedoelde mogelijkheid gebruik wensen te maken, moeten daarvan tenminste één volle werkdag voor de aanvang van de vergadering mededeling doen aan de voorzitter van de commissie onder opgave van hun naam en adres en van het agendapunt of de agendapunten, waaromtrent zij het woord verlangen. Wanneer iemand wil inspreken over een punt dat niet op de agenda staat, geldt hierbij een termijn van vijf werkdagen.
De voorzitter bepaalt de spreektijd alsook de volgorde van spreken, indien meer dan één persoon ten aanzien van eenzelfde agendapunt het woord wordt verleend. De spreektijd bedraagt in beginsel vijf minuten. Wanneer zich voor een bepaald onderwerp meerdere insprekers hebben aangemeld, kan de voorzitter een afwijkende spreektijd vaststellen, waarbij de totaal spreektijd voor de insprekers niet minder mag bedragen dan vijf minuten.
Het verslag vermeldt tevens de namen van de aan- en afwezige leden van de commissie, van de aanwezige wethouder(s), van de burgemeester en van de overige raadsleden die de vergadering hebben bijgewoond. Indien nuttig worden tevens de namen van de aanwezige ambtenaren en andere deskundigen als bedoeld in artikel 4 van dit statuut opgenomen.
Toelichting Statuut voor de raadscommissies gemeente Tilburg 2008
Dit commissiestatuut heeft betrekking op de functionele raadscommissies, als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet. Deze commissies hebben tot taak de besluitvorming van de raad voor te bereiden en met het college en de burgemeester te overleggen.
Het politieke besluitvormingsproces kan in drie fases worden onderverdeeld:
In 2006 / 2007 zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in het vergaderstelsel van de raad. In het nieuwe Reglement van Orde van de raad zijn deze veranderingen verwerkt.
De nieuwe werkwijze heeft ook gevolgen voor de raadscommissies. Zo worden alle voorstellen die in de raad aan de orde komen eerst zo veel mogelijk in de raadscommissies voorbereid. Dat geldt ook voor initiatiefvoorstellen. In de commissie wordt bepaald of het voorstel als hamerstuk in de raad behandeld zal worden, of aan de hand van moties en amendementen die in de commissievergadering worden aangekondigd, dan wel of het voorstel als discussiestuk aan de raad wordt voorgelegd, op basis van discussiepunten die nog resteren uit de behandeling van het voorstel in de raadscommissie.
Dit commissiestatuut sluit zo veel mogelijk aan bij het Reglement van Orde van de raad.
Ten opzichte van het vorige commissiestatuut zijn er enkele wijzigingen aangebracht. In de artikelgewijze toelichting zijn deze nader aangegeven.
Bij het aantreden van de raad bepaalt de raad welke raadscommissies er zijn.
De samenstelling van de raadscommissies is geregeld in de artikelen 2 en 3 van het commissiestatuut.
Er zijn op dit moment vier functionele raadscommissies:
Dit commissiestatuut heeft betrekking op deze vier raadscommissies.
Daarnaast kennen we nog enkele andere raadscommissies, die hun eigen statuut hebben: de raadscommissie voor de Bezwaarschriften, de Rekenkamercommissie en de raadscommissie voor Bestuurlijke Vernieuwing. Deze laatste commissie heeft vooral een voorbereidende taak voor bestuurlijk / organisatorische aangelegenheden op het terrein van de raad. De raadscommissie voor Bestuurlijke Vernieuwing is primair een voorbereidingscommissie en is geen politiek orgaan. Voorstellen van deze commissie worden in beginsel voorgelegd aan de raadscommissie Modern Bestuur voor het verdere besluitvormingsproces.
Raadsleden kunnen lid zijn van een raadscommissie en, onder bepaalde condities, ook niet-raadsleden (zie artikel 3 van het commissiestatuut).
De raad benoemt aan het begin van elke raadsperiode de leden van de raadscommissies. Indien er gedurende een raadsperiode een wisseling in de bezetting van een raadscommissie plaatsvindt en de wisseling betrekking heeft op zittende raadsleden of al benoemde commissieleden niet-raadsleden, dan is daarvoor geen afzonderlijk raadsbesluit nodig. Dan kan worden volstaan met een mededeling van de fractievoorzitter aan de voorzitter van de betreffende raadscommissie. Dit bevordert een soepele overgang en voorkomt onnodige bureaucratie.
Als het gaat om niet reeds benoemde commissieleden niet-raadsleden, dan is daarvoor wel een raadsbesluit nodig, in verband met het onderzoek van de raad of voldaan wordt aan de benoembaarheidseisen.
Artikel 82 van de Gemeentewet schrijft voor dat een lid van de raad voorzitter is van een raadscommissie. Dat geldt uiteraard ook voor de plaatsvervangend voorzitter. Dat betekent dat commissieleden niet-raadsleden geen voorzitter respectievelijk plaatsvervangend voorzitter kunnen zijn van een raadscommissie.
De voorzitter is, naast het leiden van de vergadering, het handhaven van de orde en het doen naleven van het commissiestatuut, belast met het voorbereiden van de vergaderingen van de raadscommissie, waaronder het opstellen van een conceptagenda, alsmede met andere activiteiten van de raadscommissie, zoals informatiebijeenkomsten, werkbezoeken etc. De voorzitter wordt hierbij ondersteund door de commissiesecretaris en de overige medewerkers van de raadsgriffie.
Het commissiestatuut geeft de fractie die de voorzitter levert de mogelijkheid om een extra commissielid voor te dragen. Dit, omdat de voorzitter geen woordvoerder kan zijn van zijn fractie. Als van deze mogelijkheid gebruik gemaakt wordt, dan heeft de voorzitter geen stemrecht in de commissie, om te voorkomen dat de stemverhouding wordt verstoord.
Bij staken van de stemmen beslist de voorzitter (zie artikel 12), ongeacht of de voorzitter regulier stemrecht heeft in de commissie of niet.
Artikel 3. Commissieleden niet-raadslid
In het vorige commissiestatuut was bepaald dat fracties met maximaal twee leden, één commissielid konden voordragen die geen raadslid is. De raad heeft op 16 maart 2006 besloten om ten aanzien van éénpersoonsfracties de mogelijkheid te creëren om voortaan twee commissieleden niet-raadslid te benoemen. Deze uitbreiding is geëvalueerd. Op basis van de uitkomsten van die evaluatie is nu vastgelegd dat alle fracties, ongeacht de grootte, twee commissieleden niet-raadsleden kunnen voordragen. Dit heeft geen invloed op het toegestane maximale aantal commissieleden per fractie.
In het vorige commissiestatuut was bepaald dat een commissielid, dat geen raadslid is, in maximaal drie raadscommissie kon worden benoemd. Deze bepaling is geschrapt. Het wordt hiermee aan de fracties overgelaten op welke manier de fractie de werkzaamheden wil verdelen. Daarbij zal het in de praktijk niet of nauwelijks voorkomen dat een commissielid niet-raadslid zitting zal nemen in alle vier de raadscommissies.
Commissieleden die geen raadslid zijn, moeten ook voldoen aan een aantal benoembaarheidseisen, vergelijkbaar met de benoembaarheidseisen van raadsleden. Daarom wordt, net zoals dat bij raadsleden gebeurt, bij elke benoeming van nieuwe commissieleden niet-raadslid, door de raad daartoe een onderzoek ingesteld.
Voor de commissieleden niet- raadslid geldt in voorkomend geval de geheimhoudingsplicht op dezelfde manier als voor raadsleden.
Artikel 4. Bijwonen vergaderingen
Uitgangspunt is dat de portefeuillehouder bij de commissievergaderingen aanwezig is, voor het verstrekken van informatie en het beantwoorden van vragen. De portefeuillehouder kan zich daarbij doen vergezellen van ambtelijke adviseurs, die op uitnodiging van de voorzitter ook het woord kunnen voeren.
Op 3 juni 2002 heeft de raad de volgende regels gesteld omtrent de deelname van leden van het college aan commissie- en raadsvergaderingen:
Bij voorstellen die door het college worden voorgelegd, wordt de betrokken portefeuillehouder in de gelegenheid gesteld om een toelichting te verstrekken, indien de commissie te kennen geeft daaraan behoefte te hebben. Daarbij verstrekt de portefeuillehouder de toelichting, informatie en inlichtingen, die door of vanuit de commissie wordt gevraagd.
Ten aanzien van andere punten bepaalt de voorzitter, zo mogelijk vooraf en anders ter vergadering, of en hoe de portefeuillehouder in de gelegenheid wordt gesteld om aan de beraadslaging van de commissie deel te nemen, in het bijzonder voor het verstrekken van informatie en inlichtingen en het geven van toelichting.
Indien een portefeuillehouder in overige situaties wil deelnemen aan de beraadslaging van een commissie, richt hij daartoe een met redenen omkleed verzoek aan de voorzitter. De voorzitter bepaalt of het verzoek wordt ingewilligd. Daarbij betrekt hij zonodig de opvattingen van de commissie daarover. De voorzitter houdt daarbij rekening met alle relevante feiten en omstandigheden, zoals de inhoud van de agenda van de betreffende commissie en de actualiteit of urgentie van het te bespreken onderwerp.
In het vorige commissiestatuut was al bepaald dat raadsleden in elke commissievergadering aanwezig kunnen zijn en daar ook het woord kunnen voeren. Dus ook in de commissievergaderingen waarvan zij geen lid zijn. Van deze bepaling kan gebruik worden gemaakt ingeval van verhindering van een commissielid of als er een onderwerp aan de orde komt dat meer specifiek op het werkterrein ligt van een raadslid dat geen lid is van de betreffende raadscommissie.
Deze mogelijkheid bestond nog niet voor commissieleden niet-raadslid. Het is redelijk dat ook deze commissieleden in voorkomend geval de mogelijkheid hebben om aanwezig te zijn en het woord te voeren in commissies waarvan zij geen lid zijn.
Alleen leden van een commissie die ter vergadering aanwezig zijn, kunnen deelnemen aan de stemming.
Artikel 5. Ambtelijke ondersteuning
De ambtelijke ondersteuning door de raadsgriffie is vooral procedureel en procesmatig, zowel voor de commissies als geheel als voor individuele commissieleden.
De raadsgriffie heeft geen zelfstandige inhoudelijke adviesfunctie (in casu geen tweede kanaalsadvisering).
Artikel 6. Algemene taken commissie
In het Reglement van Orde van de raad is aangegeven dat voorstellen aan de raad in beginsel steeds inhoudelijk in de raadscommissie aan de orde komen, ter voorbereiding van de besluitvorming in de raad. Dit geldt ook voor initiatiefvoorstellen, tenzij de raad besluit om het initiatiefvoorstel direct in de raad aan de orde te stellen. In de raadscommissie kan informatie-uitwisseling plaatsvinden en meningsvorming.
De commissie kan daarnaast gevraagd en ongevraagd adviezen uitbrengen en het college en de burgemeester informatie en inlichtingen vragen. Dit als onderdeel van de verantwoordingsplicht van het college en de burgemeester.
In het commissiestatuut is verder de "voorhangprocedure" geregeld.
Op grond van artikel 160, lid 2 van de Gemeentewet kan het college slechts besluiten tot oprichting van een rechtspersoon nadat de raad een ontwerp besluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.
Eenzelfde procedure wordt voorgeschreven voor de overdracht van bestuursbevoegdheden van het college aan o.a. bestuurscommissies.
In sommige gevallen verbindt de raad aan delegatie of attributie van een bevoegdheid aan het college de voorwaarde dat de functionele raadscommissie daarin wordt betrokken.
Het college kan daarnaast in belangrijke kwesties, zonder dat er sprake is van een op de wet of raadsbesluit gebaseerde verplichting, de raadscommissie gelegenheid geven haar wensen en bedenkingen in te brengen, voordat het college een definitief besluit neemt.
Als toepassing wordt gegeven aan de wettelijk verplichte voorhangprocedure, dat wordt de aangelegenheid na de commissiebehandeling altijd ter besluitvorming voorgelegd aan de raad.
Ingeval van een vrijwillige voorhangprocedure, kan de commissie aangeven of de aangelegenheid nog voorgelegd moet worden aan de raad.
In het vorige commissiestatuut was nog een afzonderlijke bepaling opgenomen over de Termijnagenda van de raadscommissies. In dit commissiestatuut is dit niet meer afzonderlijk geregeld. De commissie kan zelf bepalen of zij een Termijnagenda wil opstellen met het oog op de voorbereiding van belangrijke onderwerpen, die maatschappelijk en/of politiek relevant zijn en die de eerstkomende periode in een raadscommissie besproken zullen worden.
Artikel 7. Oproepen/vaststellen agenda
In het vergaderschema dat de raad elk jaar vaststelt, worden ook de vergaderingen van de raadscommissies ingepland. Commissievergaderingen worden, behoudens onvoorziene omstandigheden, niet op eenzelfde tijd ingepland. Dit is als zodanig ook expliciet geregeld in het Reglement van Orde van de raad.
De voorzitter van de commissie is belast met het opstellen van de ontwerp agenda van de commissie. Hij let er daarbij op dat aangeleverde agendapunten op de agenda worden geplaatst, zoals de voorstellen van het college en de initiatiefvoorstellen die de raad voor advies in handen van de commissie heeft gesteld.
In het vorige commissiestatuut was nog bepaald dat ten minste drie commissieleden een verzoek konden indienen om een onderwerp op de ontwerp agenda te plaatsen. In de vorige raadsperiode is afgesproken dat elk raadslid een dergelijk verzoek kan doen.
In het overleg met de commissievoorzitters van 1 maart 2005 is een gedragslijn opgesteld ten aanzien van de behandeling van agendapunten, die op verzoek van een commissielid op de agenda zijn geplaatst:
In elke agenda wordt de rondvraag opgenomen, zowel per portefeuillehouder wiens portefeuille betrekking heeft op het werkterrein van de betreffende commissie als een rondvraag voor de voorzitter.
Met betrekking tot de rondvraag geldt de werkafspraak dat rondvraagpunten die uiterlijk op donderdag vóór de commissievergadering bij de commissiesecretaris zijn aangeleverd worden uitgezet bij de dienst / portefeuillehouder, zodat de portefeuillehouder een juist en volledig antwoord kan geven tijdens de commissievergadering. De tijdig ingediende vragen worden ook toegezonden aan de overige commissieleden. Rondvraagpunten die niet tijdig zijn aangeleverd worden zo mogelijk door de portefeuillehouder tijdens de vergadering beantwoord. Is dit voor de portefeuillehouder niet mogelijk, dat wordt de vraag later via de terugkoppeling beantwoord.
Zijn er vooraf geen vragen voor de portefeuillehouder aangemeld, dan is het mogelijk dat een plaatsvervangend portefeuillehouder de vragen beantwoordt c.q. in ontvangst neemt.
Daarnaast geldt de gedragslijn dat tijdens de rondvraag geen vragen worden gesteld over een onderwerp waarover een andere fractie al schriftelijke vragen heeft gesteld op grond van artikel 47 van het Reglement van Orde van de raad.
In de uitnodiging geeft de voorzitter aan of een onderwerp in één of twee keer in de commissie aan de orde komt. Bij de invoering van het nieuwe vergaderstelsel in 2006 is besloten dat de raadscommissies Fysiek en Maatschappij voortaan twee keer per maand vergaderen. Omvangrijke onderwerpen worden voortaan in twee vergaderingen besproken. In de eerste vergadering staat het verzamelen van informatie centraal. Die vergadering is primair bedoeld voor informatie-uitwisseling met collegeleden, ambtenaren en deskundigen. In de tweede vergadering gaat het vooral om onderlinge discussie en standpuntbepaling door de commissieleden. De portefeuillehouder kan, op uitnodiging van de voorzitter, deelnemen aan de discussie.
De uitnodigingen voor de commissievergaderingen met de vergaderstukken worden in beginsel ten minste 10 dagen vóór de commissievergadering toegestuurd, zodat commissieleden in ieder geval twee weekenden hebben ter voorbereiding. Raads- en commissieleden die geen zitting hebben in de betreffende commissie, ontvangen de agenda, zodat zij geïnformeerd zijn over de punten die in de commissie aan de orde komen.
Deze bepaling is overgenomen uit het vorige commissiestatuut.
Deze bepaling regelt het houden van hoorzittingen door de raadscommissie.
Dit zijn specifieke bijeenkomsten, waarvan een beknopt verslag wordt gemaakt.
Daarnaast kan de commissie besluiten andersoortige bijeenkomsten te houden, zoals werkbezoeken en informatiebijeenkomsten. Veelal zal dit gebeuren ter voorbereiding van belangrijke onderwerpen die in de raadscommissie aan de orde komen.
Artikel 9. Besloten vergaderingen
De Gemeentewet bepaalt dat vergaderingen van raadscommissies als regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van de raadscommissie of de voorzitter, kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.
Deze bepaling is overgenomen uit het vorige commissiestatuut en behoeft geen nadere toelichting.
Nieuw in dit artikel is dat hierin is vastgelegd dat elke fractie in beginsel bij elk agendapunt slechts één woordvoerder heeft. Van de commissieleden wordt verwacht dat zij per agendapunt binnen de fractie afspraken maken over het woordvoerderschap, zodat de woordvoerder namens de fractie het woord voert. Als dat aan de orde is, kan daarbij zonodig blijk worden gegeven van meerderheids- en minderheidsstandpunten. Maar dat zal zich in de praktijk niet of nauwelijks voordoen.
In dit artikel is verder bepaald dat belangrijke onderwerpen in twee vergaderingen kunnen worden besproken. Eerst informatief en later meningsvormend / besluitvormend.
Conform het raadsbesluit van 17 mei 2007, naar aanleiding van de evaluatie van het nieuwe vergaderstelsel, is in het commissiestatuut de mogelijkheid opgenomen voor meer afwijkende / experimentele wijzen van bespreking van agendapunten in de raadscommissie. De voorbeelden die daarbij zijn genoemd hebben onder meer betrekking op het toelichten van initiatiefvoorstellen in de commissievergadering door de indiener vanaf het spreekgestoelte, waarna de commissieleden gelegenheid krijgen om vragen te stellen over het voorstel, waarna onderling inhoudelijk debat plaats vindt. De portefeuillehouder krijgt de mogelijkheid een préadvies te geven. Als ander voorbeeld is genoemd het vergaderen op locatie.
Artikel 12. Advies van raadscommissie
In dit artikel is vastgelegd dat als er in een commissie gestemd wordt. Dit gebeurt op basis van gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
In het overleg van de commissievoorzitters van 10 maart 2003 is afgesproken dat, indien een fractie aangeeft niet aanwezig te kunnen zijn bij een commissievergadering, maar wel fractiestandpunten kenbaar gemaakt heeft vóór de commissievergadering bij de voorzitter / secretaris, deze standpunten bij de behandeling van het desbetreffende agendapunt door de voorzitter worden meegedeeld.
Indien een fractie heeft aangegeven niet aanwezig te kunnen zijn bij een commissievergadering, maar ná de commissievergadering nog wel fractiestandpunten kenbaar maakt aan de voorzitter / secretaris, dan worden deze standpunten, mits tijdig ingediend, met vermelding van de datum van aanlevering in het verslag opgenomen. Deze standpunten hebben geen invloed op de bepaling van het commissiestandpunt. Bepalend is immers het commissiestandpunt, zoals de voorzitter dit tijdens de vergadering formuleert.
Ten aanzien van raadsvoorstellen die in de commissie aan de orde komen, bepaalt de commissie of het voorstel aan de raad wordt voorgelegd als A-stuk (agendapunten zonder discussie), als B-stuk (agendapunten met moties en amendementen) of als C-stuk (agendapunten met discussie). Een punt wordt in ieder geval als B-stuk geagendeerd, als een fractie aangeeft dat bij dat punt moties of amendementen zullen worden ingediend. Op grond van de Gemeentewet heeft elk raadslid immers het recht om moties en amendementen in te dienen.
Artikel 13. Gecombineerde vergadering
Elke commissie heeft zijn eigen werkterrein. In de praktijk komt het voor dat een bepaald onderwerp tot het werkterrein van meerdere raadscommissies behoort.
In artikel 12 is vastgelegd dat in een dergelijk geval de voorzitters van de betrokken raadscommissies in onderling overleg bepalen in welke commissie het onderwerp aan de orde komt.
Het is in Tilburg praktijk dat gecombineerde commissievergaderingen tot een minimum beperkt blijven. In voorkomend geval kunnen raads- en commissieleden van andere commissies desgewenst deel nemen aan de vergadering waarin het betreffende onderwerp aan de orde komt.
De bepalingen over insprekers zijn verruimd. Er is voor gekozen om het spreekrecht in de commissievergadering meer uit te werken. In het commissiestatuut is daarom een ruimere mogelijkheid opgenomen om in te spreken over onderwerpen die niet op de agenda staan zijn.
In het vorige commissiestatuut was nog bepaald dat ingekomen brieven op een lijst van ingekomen stukken geplaatst moesten worden ten behoeve van de eerstvolgende vergadering van de commissie.
In het nieuwe commissiestatuut is opgenomen dat ingekomen brieven die betrekking hebben op een agendapunt, worden betrokken bij het betreffende agendapunt en dat in andere gevallen de voorzitter zorg draagt voor afdoening van de brieven.
In de praktijk worden commissieleden zo snel mogelijk geïnformeerd over ingekomen brieven, veelal via e-mail. Het is dan aan de commissieleden om te bepalen of zij de brief willen agenderen voor de commissievergadering.
Wanneer een brief een antwoord vergt, draagt de voorzitter daar zorg voor.
Zie ook de toelichting bij artikel 4 omtrent de deelname van portefeuillehouders aan de commissievergaderingen.
Van het besprokene wordt een samenvattend verslag gemaakt, waarbij de fractiestandpunten worden aangegeven.
Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld. Omdat niet alleen commissieleden het woord kunnen voeren, kunnen ook anderen die tijdens de commissievergadering het woord hebben gevoerd voorstellen doen tot aanpassing van het concept verslag.
Het besprokene tijdens de commissievergaderingen kan ook live via internet worden gevolgd. De geluidsbestanden zijn later ook via de gemeentesite te raadplegen.
Artikel 18. Interpretatie statuut
Deze bepaling behoeft geen toelichting.