Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leeuwarden

Verordening voorzieningen WMO gemeente Leeuwarden 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leeuwarden
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen WMO gemeente Leeuwarden 2013
CiteertitelVerordening Maatschappelijke Ondersteuning Leeuwarden 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Leeuwarden 2013 is van toepassing op alle aanvragen die vanaf de datum van inwerkingtreding worden ingediend. De Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Leeuwarden, zoals is vastgesteld in de gemeenteraad van 19-12-2011 is van toepassing op alle aanvragen die voor de datum van inwerkingtreding worden ingediend.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-02-201301-01-2015Wijziging

28-01-2013

Huis aan huis; 13 februari 2013

376802 DP

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Leeuwarden

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Lid 1. Wet

Wet maatschappelijke ondersteuning.

Lid 2. College

College van burgemeester en wethouders.

Lid 3. Compensatieplicht

Compensatieplicht: De plicht van het College aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

 

Lid 4. Aanmelding

Aanmelding: de kennisgeving aan het college dat een persoon beperkingen ondervindt op grond waarvan wordt verzocht om een gesprek.

 

Lid 5. Gesprek

Gesprek: het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve, (wettelijke) voorliggende en individuele voorzieningen.

Lid 6. Aanvraag

Aanvraag: het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

Lid 7. Belanghebbende

Belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen.

Lid 8. Beperkingen

Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

a.   De noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat.

b.   De te verstrekken voorziening als de goedkoopst-compenserende adequate voorziening aan te merken is.

Lid 9. Psychosociaal probleem

Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

Lid 10. Voorliggende voorziening

Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

Lid 11. Algemeen gebruikelijke voorziening

Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is  en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

Lid 12. Algemene voorziening

Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde  procedure.

Lid 13. Wettelijk voorliggende voorziening

Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden. Deze voorziening is voorliggend op grond van artikel 2 van de wet.

Lid 14. Individuele voorziening

Individuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt.

Lid 15. Collectieve voorziening Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk gebruikt kan worden.

Lid 16. Gebruikelijke zorg

Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.

Lid 17. Voorziening in natura

Voorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

Lid 18. Persoonsgebonden budget

Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

Lid 19. Financiële tegemoetkoming

Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

Lid 20. Mantelzorger

Mantelzorger: een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt.

 

Lid 21. Meerkosten

Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven de voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

 

Lid 22. Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid: de door betrokkene lichamelijk, verstandelijke, geestelijke of eigen financiële capaciteit om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

 

Lid 24. Huisgenoot

Huisgenoot: iedere persoon met wie de belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangersrelatie

 

Lid 25. Budgethouder

Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgeboden budget is toegekend en die aan het college, indien daartoe verzocht, verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

 

 

Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2 De te bereiken resultaten

Lid 1.

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • 1.

    Het kunnen voeren van een huishouden

  • 2.

    Het normaal gebruik kunnen maken van een woning

  • 3.

    Het zich kunnen verplaatsen in en rond de woning

  • 4.

    Het zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel

  • 5.

    De mogelijkheid om contact te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

 

Lid 2.

Voor zover een compenserende maatregel in het kader van een te bereiken resultaat meerdere resultaten dient, wordt deze geacht ook gegeven te zijn als compenserende maatregel binnen de overige resultaten.

Hoofdstuk 3 Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3 Aanmelding en aanvraag

  • 1.

    Aan een aanvraag voor een individuele voorziening gaat in beginsel een aanmelding voor een gesprek vooraf.

  • 2.

    Het college kan beoordelen dat een gesprek niet noodzakelijk is en een individuele voorziening rechtstreeks aangevraagd kan worden.

Artikel 4 Aanmelding van een gesprek

  • 1.

    Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling –al dan niet telefonisch- worden gedaan bij een door het college aangewezen instantie door of namens een persoon die beperkingen ervaart in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.

  • 2.

    Indien een mantelzorger ondersteuning behoeft kan deze een aanmelding schriftelijk, elektronisch, mondeling -al dan niet telefonisch- doen voor een gesprek bij een door het college aangewezen instantie.

  • 3.

    Zo spoedig mogelijk zal een afspraak voor een gesprek worden gemaakt.

Artikel 5 Het gesprek

Lid 1.

Tijdens het gesprek wordt een inventarisatie gemaakt van de persoonskenmerken en behoeftes van de cliënt. Beperkingen en mogelijke oplossingen worden besproken. Het gesprek staat los van een aanvraag voor een individuele voorziening.

Artikel 6 Het verslag

Lid 1.

Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag welke betrokkene na het gesprek krijgt toegestuurd.

 

Lid 2.

Indien uit het gesprek volgt dat belanghebbende een aanvraag voor een individuele voorziening kan indienen, voegt de belanghebbende het verslag van het gesprek bij de aanvraag.

 

Lid 3.

Binnen een redelijk termijn na het plaatsvinden van het gesprek ontvangt de belanghebbende hiervan een verslag.

Hoofdstuk 4 De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7 De aanvraag

Lid 1.

De advisering en overige dienstverlening, voortvloeiend uit deze verordening en de daarop berustende nadere regels, wordt opgedragen aan een door het college aangewezen instantie.

 

Lid 2.

De aanvraag voor een individuele voorziening kan persoonlijk – al dan niet telefonisch - mondeling, schriftelijk of elektronisch plaatsvinden bij een door het college aangewezen instantie. Betrokkene of wettelijk verantwoordelijke dient de aanvraag tevens te tekenen.

Indien een aanvraag mondeling plaatsvindt, wordt deze per ommegaande schriftelijk bevestigd. Bij deze bevestiging wordt een aanvraagformulier meegezonden.

 

Lid 3.

Het college kan belanghebbende alsmede zijn gemachtigde of wettelijke vertegenwoordiger verplichten zich te legitimeren door middel van een identiteitsbewijs als bedoeld in de Wet op de Identificatieplicht.

 

Lid 4. Afwegingskader

Bij een aanvraag voor een individuele voorziening wordt in eerste plaats gekeken naar eigen mogelijkheden, mogelijkheden in het sociale netwerk, daarna naar wettelijk voorliggende, algemeen gebruikelijke en algemene  voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn voordat overgegaan wordt op een individuele voorziening.

 

Lid 5. Algemene voorziening gaat voor een individuele voorziening

Een belanghebbende komt in de eerste plaats voor een algemene woonvoorziening in aanmerking, tenzij voor de geïndiceerde beperkingen op grond van ziekte of gebrek een specifieke woonvoorziening in natura, een persoonsgebonden budget te besteden aan de specifieke woonvoorziening of een financiële tegemoetkoming in de kosten van de specifieke woonvoorziening tot het te bereiken resultaat leidt.

 

Hoofdstuk 5 Beoordeling van de bereiken resultaten

Paragraaf 1 Algemene regels

Artikel 8 Uitvoering compensatieplicht

  • 1.

    Het college verstrekt voorzieningen, waarmee belanghebbende naar het oordeel van het college de resultaten, genoemd in artikel 2, bereikt.

  • 2.

    Het te bereiken resultaat, als bedoel in lid 1, is maatwerk.

  • 3.

    Het college betrekt bij zijn beoordeling omtrent de noodzaak een voorziening te verstrekken:

  • a.

    De vastgestelde beperkingen die belanghebbende ondervindt op één of meerdere resultaatgebieden als genoemd in artikel 2;

  • b.

    De eigen mogelijkheden, voor zover zij dit zelf kunnen bekostigen,  om de beperkingen te compenseren;

  • c.

    De beschikbaarheid van mantelzorg en voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen;

  • d.

    De woon-en gezinssituatie van belanghebbende en de verdere sociale structuur om belanghebbende heen;

  • e.

    De keuzes die belanghebbende maakt in het leven, waarbij verwacht mag worden dat hij keuzes maakt die passend en verantwoord zijn gelet op zijn individuele situatie.

Artikel 9 Voorwaarden bij compensatie

Een voorziening kan slechts worden verstrekt indien:

  • a.

    Er sprake is van een medische noodzaak;

  • b.

    Deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als adequate goedkoopste voorziening kan worden aangemerkt;

  • c.

    Deze langdurige noodzakelijk is;

  • d.

    Deze in overwegende mate individueel is gericht;

  • e.

    Deze als proportioneel en doeltreffend valt aan te merken;

  • f.

    Het vereiste van langdurige noodzakelijkheid als gesteld onder b. van dit lid is niet van toepassing in gevallen waarin voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden nodig is;

  • g.

    De belanghebbende ten tijde van de aanvraag ingeschreven staat als zijnde woonachtig in de gemeente Leeuwarden en hier zijn hoofdverblijf heeft​.

Artikel 10 Geen compensatie

Een voorziening wordt niet toegekend:

  • a.

    Indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    Indien de belanghebbende niet  woonachtig is in de gemeente Leeuwarden;

  • c.

    Indien belanghebbende ter compensatie van zijn beperkingen gebruik kan maken van een wettelijke voorliggende voorziening, algemene of algemeen gebruikelijke voorziening die passend en toereikend is;

  • d.

    Voor zover belanghebbende de beperkingen die hij ondervindt kan opheffen of verminderen door het anders organiseren van het dagelijks leven waaronder huishouden, eventueel met behulp van huisgenoten of anderen uit zijn omgeving;

  • e.

    Indien deze onveilig is;

  • f.

    Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die betrokkene voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

  • g.

    Indien de normale afschrijvingstermijn van een eerdere voorziening nog niet is verstreken, tenzij deze voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die belanghebbende niet zijn toe te rekenen of niet voor zijn eigen risico komen;

  • h.

    Voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

  • i.

    Voor zover er aan de zijde van de betrokkene geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

  • j.

    Indien belanghebbende onvoldoende medewerking heeft verleend om de noodzaak van een voorziening te kunnen vaststellen.

Paragraaf 2 De te bereiken resultaten

Artikel 11 Resultaat: het kunnen voeren van een huishouden

Lid 1.

Het eerste te bereiken resultaat bestaat uit het kunnen voeren van een huishouden.

Onder het voeren van een huishouden wordt verstaan:

  • a.

    wonen in een schoon huis. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten;

  • b.

    beschikken over de dagelijkse benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakmiddelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen;

  • c.

    beschikken over gewassen en zo nodig gestreken, opgevouwen of opgehangen kleding;

  • d.

    de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezig kinderen.

 

Lid 2. Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    Persoonsgeboden budget dienstverlening aan huis;

  • c.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

 

Lid 3. Begrenzing

  • 1.

    Voor zover een mantelzorger beschikbaar is en in staat om huishoudelijke taken uit te voeren, wordt voor die onderdelen geen voorziening verstrekt.

  • 2.

    Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, dient belanghebbende gebruik te maken van aanwezig en bruikbare voorliggende voorzieningen, zoals voor-tussen-en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden.

 

Lid 4. Geen voorziening

  • 1.

    Gebruikelijke zorg: Indien de belanghebbende één of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt geen voorziening verstrekt.

  • 2.

    Lid 1 is niet van toepassing indien deze huisgenoten regelmatig langere perioden niet aanwezig zijn, vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter.

  • 3.

    Indien voorliggende voorzieningen beschikbaar en toereikend zijn.

 

Lid 5. Omvang voorziening

De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren en minuten per week.

 

Artikel 12 Resultaat: het normaal gebruik kunnen maken van een woning

Lid 1.

Het tweede resultaat bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van een woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon.

 

Lid 2.

Met het oog op het normaal gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

 

Lid 3. Vormen van woonvoorzieningen

De voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    Een tegemoetkoming in de verhuis-en herinrichtingskosten;

  • b.

    Een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    Een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    Een uitraasruimte.

 

Lid 4. Verhuiskostenvergoeding

  • 1.

    De belanghebbende woont in beginsel in de eigen woning, tenzij de aanpassing van de woning een bedrag benoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leeuwarden, te boven gaat en het te bereiken resultaat in een andere woning eenvoudig te bewerkstelligen is. De belanghebbende kan op aangeven van het college dan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning.

  • 2.

    Voor zover de in artikel 12, lid 1, genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding kan dan wel verstrekt worden.

 

Lid 5. Uitraasruimte

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van geïndiceerde beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

 

Lid 6. Vormen van een  woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het normaal gebruik kunnen maken van een woning, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    Een algemene voorziening;

  • b.

    Een woonvoorziening in natura;

  • c.

    Een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    Een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

 

Lid 7.    Voorrang verhuizing

Het college beoordeelt allereerst of het resultaat “wonen in een geschikt huis’’ ook te bereiken is via een verhuizing. Het bedrag van kosten woningaanpassing waarboven verhuizing voorrang heeft op de aanpassing van de huidige woning staat opgenomen in het Besluit, art. 19.

 

Lid 8. Geen voorziening

Geen woonvoorziening wordt verstrekt indien:

  • a.

    De noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten  gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    De aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    De woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • d.

    De aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

  • e.

    Het een woonvoorziening als bedoeld in artikel 12,lid 3 sub a. betreft en de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen.

  • f.

    Geen woonvoorziening wordt verstrekt ten behoeve van het verblijf in een hotel/pension, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

  • g.

    De voorziening voorziet in een aanpassing uit oppas-of verzorgingsoogpunt.

 

Lid 9. Voorrang van losse woonunit boven woningaanpassing

  • 1.

    Als een woningaanpassing bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van de woning, dan wordt in beginsel een herplaatsbare woonunit verstrekt als dit mogelijk is gelet op overig gemeentelijk beleid.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 geldt de voorrang van de losse woonunit niet bij huurwoningen waarvan de eigenaar bereid is de aan te passen woning blijvend ter beschikking te stellen aan personen met een beperking.

  • 3.

    Bij verstrekking van een losse woonunit worden de toepasselijke voorschriften, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leeuwarden, in de beschikking opgenomen.

 

Lid 10. Woonplaats

  • 1.

    In afwijking van artikel 10 onder b  kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf elders heeft.

  • 2.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 3.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leeuwarden vast te leggen maximumbedrag.

 

 

Lid 11. Aanpassing van gemeenschappelijke ruimten

  • 1.

    De volgende woningaanpassingen kunnen worden verstrekt voor gemeenschappelijke ruimten in een wooncomplex, als zonder deze voorziening de woning van belanghebbende voor hem ontoegankelijk blijft of niet te gebruiken is:

  • a.

    Automatische deuropeners;

  • b.

    hellingbanen van de openbare weg naar de toegang van het gebouw;

  • c.

    Extra trapleuningen bij een portiekwoning.

  • 2.

    Voorzieningen als bedoeld in lid 1 worden niet verstrekt voor wooncomplexen die specifiek bestemd zijn voor ouderen en personen met een beperking, omdat deze voorzieningen dan algemeen gebruikelijke worden geacht.

 

Artikel 13 Resultaat: het zich kunnen verplaatsen in en rond de woning

Lid 1

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

 

Lid 2.

Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

 

Lid 3. Vormen van rolstoelvoorzieningen

De voorziening kan worden verstrekt in de vorm van:

  • a.

    Een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    Een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    Een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

 

Lid 4. Geen voorziening

Geen voorziening wordt verstrekt indien belanghebbende in een AWBZ-instelling of een op zorg gerichte instelling verblijft en recht heeft op een verstrekking van een rolstoel op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of andere wettelijke regeling.

Artikel 14 Resultaat: zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon-en leefomgeving.

 

Lid  2.

Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstanden rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon-en leefomgeving.

 

Lid 3. Soorten voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen

  • 1.

    De voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      Een vervoerspas voor gebruik van het collectief vervoer, waarmee een korting wordt verkregen op het normale tarief;

    • b.

      medisch noodzakelijk begeleiding tijdens het vervoer;

    • c.

      Een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel;

    • d.

      Een aanpassing aan auto of ander verplaatsingsmiddel;

    • e.

      Een scootmobiel;

  • 2.

    De voorzieningen genoemd onder 1 worden verstrekt in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget, behalve de voorzieningen genoemd onder b.

  • 3.

    Indien de voorziening genoemd onder 1, sub a onvoldoende compenserend is, kan een financiële tegemoetkoming verstrekt worden.

 

Lid 4. Verstrekking van een voorziening voor het zich lokaal verplaatsen

  • 1.

    Ten einde belanghebbende in staat te stellen zich lokaal te verplaatsen, kunnen één of meerdere individuele vervoersvoorzieningen worden verstrekt indien hij aantoonbare beperkingen ondervindt bij zijn lokale verplaatsingen.

  • 2.

    Deze beperkingen worden aanwezig geacht als belanghebbende het openbaar vervoer niet kan bereiken dan wel niet kan gebruiken.

  • 3.

    De omvang in kilometer van de te verstrekken vervoersvoorziening voor het lokaal verplaatsen per vervoermiddel wordt benoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leeuwarden.

  • 4.

     Bij het treffen van een voorziening kan rekening worden gehouden met een reeds aan de huisgenoot verstrekte vervoersvoorziening, zoals nader geregeld in de beleidsregels.

  • 5.

    Onder lokaal wordt verstaan het gebied binnen een afstand tot en met vijf openbaar vervoerzones vanaf het woonadres.

  • 6.

    Bij uitzondering wordt een vervoersvoorziening voor bovenlokale verplaatsingen verstrekt, te weten in de situatie dat een bovenlokaal contact alleen door belanghebbende zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor belanghebbende noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

 

Lid 5. Vormen van een voorziening voor het zich lokaal verplaatsen

De voorziening kan verstrekt worden als:

  • a.

    Een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoervoorziening;

  • b.

    Een vervoervoorziening in natura;

  • c.

    Een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

 

Lid 6. Voorrang van collectief vervoer

  • 1.

    Als collectief vervoer kan leiden tot het te bereiken resultaat, dan wordt in beginsel een vervoerspas voor gebruik van het collectief vervoer verstrekt.

  • 2.

    Met het collectief vervoer kan belanghebbende zich lokaal verplaatsen van deur tot deur, waarbij geldt dat met de vervoerspas:

  • a.

    Een ritbijdrage met korting verschuldigd is, die gebaseerd is op het tarief van het openbaar vervoer;

  • b.

    Deze ritbijdrage met korting voor maximaal vijf reiszones geldt;

  • c.

    Indien op basis van een indicatie, persoonlijke begeleiding medisch noodzakelijk wordt geacht, de persoonlijke begeleiding gratis reist.

 

Lid 7. Geen voorziening

  • 1.

    Indien belanghebbende in het bezit is van een eigen auto en zich hiermee zélf kan verplaatsen worden geen vervoerspas voor het collectief vervoer of financiële tegemoetkoming voor het gebruik van eigen auto verstrekt.

Artikel 15 Resultaat: de mogelijkheid om contact te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contact te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten. Voor zover dit resultaat mede gecompenseerd wordt door voorzieningen in de eerder genoemde resultaten, bestaat voor dit resultaat geen afzonderlijke compensatie.

 

Lid 2.

Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

 

Lid 3.

Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van één of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende  kan leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

 

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 16 Verstrekking van sportrolstoel

Lid 1.

Teneinde belanghebbende in staat te stellen om in sportverband medemensen te ontmoeten, kan een sportrolstoel worden verstrekt indien hij aantoonbare beperkingen ondervindt waardoor hij niet kan deelnemen aan een sportactiviteit.

Een sportrolstoel wordt verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget.

 

Lid 2. Begrenzing

Een sportrolstoel kan worden verstrekt indien de sportactiviteit van recreatieve aard is en plaatsvindt in lokaal verband.

 

 

Hoofdstuk 6 Verstrekken van individuele voorzieningen

Artikel 17 Vorm en keuze vrijheid

Lid 1.

Een individuele verstrekking kan verstrekt worden in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming.

 

Lid 2.

Belanghebbende heeft de keuzevrijheid om in plaats van de voorziening in natura een persoonsgebonden budget te ontvangen, tenzij zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 22, gronden voor weigering PGB.

 

Lid 3.

Het college betaalt een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming niet eerder uit dan nadat de beschikking afgegeven is, tenzij zwaarwegende omstandigheden leiden tot een eerdere uitbetaling.

Paragraaf 1 Voorziening in natura

Artikel 18 Voorziening in natura

Lid 1.

Een voorziening in natura wordt verstrekt in eigendom, bruikleen of als persoonlijke dienstverlening, ter beoordeling aan het college.

Artikel 19 Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

a.   welke de te treffen voorziening is;

b.   wat de duur is van de verstrekking is;

c.   hoe de voorziening in natura verstrekt wordt en

d.   of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

 

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 2 Voorziening in persoonsgebonden budget

Artikel 20 Algemene bepalingen bij persoonsgebonden budget

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen.

  • 2.

    De omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie adequate goedkoopst te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals vastgesteld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leeuwarden.

  • 3.

    De wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leeuwarden.

  • 4.

    In de beschikking wordt het volgende vastgelegd:

    • a.

      Voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden.

    • b.

      Wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen.

    • c.

      Wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.

    • d.

      Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Artikel 21 Verplichtingen bij verstrekking van persoonsgebonden budget

Bij de verstrekkingen van een persoonsgebonden budget worden belanghebbende de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    Hij gebruikt het persoonsgebonden budget uitsluitend voor betaling van het doel waarvoor het budget wordt verstrekt, welk doel staat vermeld in de beschikking;

  • b.

    De voorziening voldoet aan het gestelde programma van eisen;

  • c.

    De voorziening is in kwalitatief opzicht een verantwoorde aankoop;

  • d.

    De voorziening heeft tenminste dezelfde gebruiksduur als een voorziening in natura.

 

 

Artikel 22 Gronden voor weigering van een persoonsgebonden budget

Belanghebbende heeft niet de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget als er overwegende bezwaren zijn als bedoeld in artikel 6 van de wet.

Daarvan is in ieder geval sprake als zich één van de volgende situatie voordoet:

  • a.

    Belanghebbende heeft zich in de periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag niet gehouden aan – bij eerdere verstrekking van een persoonsgebonden budget- opgelegde verplichtingen;

  • b.

    Belanghebbende zit in een financieel hulpverleningstraject of zou daarvoor in aanmerking kunnen komen;

  • c.

    Er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat belanghebbende zelf niet in staat is tot een verantwoord beheer en een verantwoorde besteding, en er is geen ondersteuning beschikbaar van een partner, wettelijk vertegenwoordiger, bewindvoerder of mentor;

  • d.

    Belanghebbende heeft het eerder verstrekte persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden niet naar genoegen van het college kunnen verantwoorden of er is sprake van aantoonbare fraude.

Paragraaf 3 Voorziening als financiele tegemoetkoming

Artikel 23 Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

a.         voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

b.         wat de duur van de verstrekking is;

c.         of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld en

d.         wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is;

e.         uitbetaling na overleg van nota/factuur, met uitzondering van persoonsgebonden budget voor collectief vervoer.

 

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

 

Artikel 24 Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1.

    Bij het verstrekken van een voorziening ten aanzien van de onderstaande resultaten is een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen:

  • a.

    Het kunnen voeren van een huishouden;

  • b.

    Het normaal gebruik kunnen maken van een woning;

  • c.

    Het zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel, met uitzondering van een rolstoelvoorziening;

  • d.

    De mogelijkheid om contact te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

  • 2.

    Een eigen bijdrage of eigen aandeel is enkel verschuldigd van betrokkene van 18 jaar en ouder. Dit geldt ook voor ouders met een minderjarig kind welke een voorziening verstrekt heeft gekregen.

Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leeuwarden de omvang van deze inbreng vast.

 

Hoofdstuk 7 Procedure bepalingen

Artikel 25 Beslistermijn individuele voorziening

Lid 1.

Het college besluit binnen 8 weken na de ontvangst van de aanvraag.

 

Lid 2.

Het college kan de in lid 1 genoemde termijn eenmalig verlengen met nogmaals 8 weken, indien de aanvraag naar zijn aard ingewikkelder is of de afhandeling van de aanvraag buiten de verantwoordelijkheid van het college om verlengd dient te worden. Hiervan doet het college schriftelijk bericht aan de belanghebbende.

Artikel 26 Inlichtingenplicht

Belanghebbende is verplicht om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de te verstrekken voorziening dan wel verstrekte voorziening.

Artikel 27 Advisering

Lid 1.

Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

  • a.

    Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

  • b.

    Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • c.

    Bij de advisering, zoals genoemd in artikel 28, wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Health, de zogenaamde ICF-classificaties.

 

Lid 2.

De advisering en overige dienstverlening voortvloeiend uit deze verordening en de daarop berustende nadere regels, wordt opgedragen aan een door het college aan te wijzen instelling.

 

Artikel 28 Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, of dienst wettelijk vertegenwoordiger, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 29 Intrekking

Lid 1.

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    Niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

  • b.

    Beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • c.

    Bij een besluit tot verlenging van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden;

  • d.

    De voorziening ten onrechte is verstrekt en belanghebbende dit wist of redelijkerwijs heeft kunnen weten;

  • e.

    De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget, niet of niet volledig is aangewend voor het doel waarvoor deze is verstrekt;

  • f.

    Achteraf blijkt dat een aanspraak op grond van een wettelijk voorliggende voorziening bestaat;

  • g.

    Uit onderzoek blijkt dat belanghebbende geen gebruik maakt in de gemeente Leeuwarden van een aan hem verstrekt voorziening.

 

Lid 2.Het college neemt bij de intrekking het gestelde in artikel 4:7 Algemene Wet Bestuursrecht in acht, tenzij de in artikel 4:11 Algemene Wet bestuursrecht genoemde gevallen voordoen.​

Artikel 30 Terugvordering

Lid 1.

Terugvordering of verrekening vindt niet eerder plaats dan na de dag waarop het besluit intrekking genomen is.

 

Lid 2. Terugvordering en verrekening

  • 1.

    In geval het recht op een voorziening geheel of gedeeltelijk is ingetrokken of ten nadele van belanghebbende is gewijzigd, kan het college op basis daarvan een ten onrechte betaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgeboden budget terugvorderen.

  • 2.

    In geval het recht op een eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd dan wel verwijderd.

  • 3.

    Het college is bevoegd een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming die ten onrecht of tot een te hoog bedrag is uitgekeerd, te verrekenen met een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming waar belanghebbende nadien op grond van deze verordening recht op heeft.

  • 4.

    Het college is bevoegd een geldschuld, die het  gevolg is van onverantwoord gebruik van een hulpmiddel, te verrekenen met een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming waar belanghebbende op grond van deze verordening recht op heeft.

  • 5.

    Het college is bevoegd om een voorziening, persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming terug te vorderen indien er sprak is van verwijtbaar gedrag, oneigenlijk gebruik of nalatigheid bij het gebruik van een voorziening door belanghebbende.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 31 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 32 Overige aanvullende bepalingen

Lid 1.

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

 

Lid 2. Voorlopige voorziening

Indien naar het oordeel van het college een voorziening noodzakelijk is voordat hiervoor een beschikking is afgegeven, kan het college in spoedeisende gevallen voorlopig een individuele voorziening treffen.

 

Lid 3.Het college van burgemeester en wethouders legt alle bedragen voor het te verstrekken individuele voorzieningen vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leeuwarden.

Artikel 33

Het college is bevoegd ter zake van de uitvoering van deze verordening en de daarop berustende besluiten nadere regels te stellen, overeenkomsten met derden aan te gaan en algemene voorwaarden te stellen.

 

Artikel 34 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leeuwarden geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Artikel 35 Inwerkingtreding en intrekking oude verordening

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2.

    De huidige verordening maatschappelijke ondersteuning Leeuwarden wordt ingetrokken.

Artikel 36 Overgangsrecht

De Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Leeuwarden  2013 is van toepassing op alle aanvragen die vanaf de datum van inwerkingtreding worden ingediend. De Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Leeuwarden, zoals is vastgesteld in de gemeenteraad van 19-12-2011 is van toepassing op alle aanvragen die voor de datum van inwerkingtreding worden ingediend.

Artikel 37 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening voorzieningen Wmo gemeente Leeuwarden 2013”.