Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk houdende een beleidsregel met betrekking tot reserves en voorzieningen |
Citeertitel | Beleidsregel met betrekking tot reserves en voorzieningen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijk datum van inwerkingtreding.
artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-07-2011 | artikel 1, 4 | 06-06-2011 De Stad Nijkerk, 06-07-2011 | . | ||
31-03-2005 | 07-07-2011 | nieuwe regeling | 22-03-2005 De Stad Nijkerk, 30-3-2005 | cbsl. 2005-03-22/12 |
Het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk;
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Bij de toepassing van de Subsidieregeling welzijn gemeente Nijkerk, met name artikel 5, derde lid, en artikel 10, tweede lid, de volgende beleidsregel te hanteren met betrekking tot het toestaan van reserves en voorzieningen.
Artikel 3. Specifieke voorwaarden reserves en voorzieningen
Het vormen, dan wel het voeden, van een algemene en/of bestemmingsreserve met gemeentelijke subsidiegelden, is uitsluitend mogelijk wanneer er bij de structureel gesubsidieerde organisatie sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend;
Bij vermogensvorming is sprake van een spanningsveld. Enerzijds moeten gesubsidieerde instellingen voldoende vrijheid van handelen krijgen om slagvaardig en bedrijfsmatig te werken. In dat kader is het van belang een eventueel positief resultaat niet direct en volledig af te romen. Een kleine reserve biedt de mogelijkheid een korte periode waarin het financieel wat minder gaat te overbruggen. Afromen kan in een financieel gunstige periode als ongewenst effect hebben dat tegen het einde van het subsidiejaar uitgaven worden gedaan die niet direct noodzakelijk zijn. Anderzijds moet voorkomen worden dat, op kosten van de gemeenschap, overmatig aan reservevorming bij instellingen wordt gedaan.
Reservevorming is dus tot op zekere hoogte wenselijk, maar het aantal en de omvang van de reserves moeten beperkt zijn. Om die reden worden aanvullende voorwaarden gesteld aan de vorming van reserves en het vormen van voorzieningen.
Er is een onderscheid tussen algemene reserves enerzijds en bestemmingsreserves en voorzieningen anderzijds. In de regel wordt vorming en instandhouding van algemene reserves beperkt. De bepaling dat bestemmingsreserves en voorzieningen worden toegestaan onder voorwaarde van een vooraf goedgekeurd vermogensplan blijft voor budgetsubsidies bestaan.
Reserves maken deel uit van het eigen vermogen van de instelling. De instelling kan vrij beschikken over de betreffende middelen. Reserves worden gevormd uit exploitatieoverschotten en zijn dus een winstbestemming.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen algemene reserves en bestemmingsreserves.
Algemene reserves zijn reserves met een algemeen karakter en derhalve vrij aanwendbaar. Zij zijn onder andere bedoeld om eventuele bedrijfsrisico’s op te vangen.
Bestemmingreserves zijn specifieke reserves, waaraan vooraf een bestemming is gegeven.
Voorbeelden van bestemmingsreserves zijn:
Voorzieningen behoren tot het vreemd vermogen van de instelling, gevormd met het oog op toekomstige verplichtingen. De hoogte van de voorziening moet corresponderen met de toekomstige verplichting. Voorzieningen zijn gericht op het kunnen voldoen van vooraf duidelijk kwantificeerbare verplichtingen. Voorzieningen kunnen louter worden aangewend voor het doel waarvoor zij zijn ingesteld.
Voorzieningen worden gevormd uit de exploitatie in het jaar waarop de verplichting is ontstaan en dienen tot gelijkmatige verdeling van de lasten over een beperkt aantal jaren.
Het vormen van voorzieningen is een normaal aspect van de bedrijfsvoering en dient daarom onderdeel uit te maken van de begroting en rekening van de instelling.
Voorbeelden van voorzieningen zijn:
Onderscheid waarderingssubsidies en budgetsubsidies
Voor instellingen met een budgetsubsidie wordt de reservestand systematisch beoordeeld bij iedere subsidieaanvraag. Voor een goede beoordeling van de reservestand is daarbij een vermogensplan noodzakelijk. Het gaat bij budgetsubsidies om hogere subsidiebedragen, hogere jaarlasten en risico’s in verband met bezittingen en personeel.
Bij waarderingssubsidies is een dergelijke jaarlijkse beoordeling niet aan de orde. De aard van de subsidie; de aard van de subsidievragende instellingen (veelal vrijwilligersorganisaties) en de hoogte van de subsidiebedragen vragen om een eenvoudiger afhandeling.
Het college behoudt zich echter het recht voor om over te gaan tot een beoordeling van de subsidieaanvraag in relatie tot de reservevorming. De reden hiervoor is dat het college van mening is dat bij een onevenredig hoge algemene reserve, inzet van gemeenschapsgeld niet verantwoord is.
Het college zal daarom jaarlijks tenminste drie instellingen, te bepalen via een a-selecte steekproef, toetsen. Als algemene richtlijn voor de bepaling van een verantwoorde omvang van de algemene reserve hanteert het college een maximum van € 7.500,-.
De steekproef wordt gehouden nadat alle aanvragen voor waarderingsubsidie zijn ingediend, d.w.z. na 1 mei van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Uiterlijk 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, maakt het college bekend welke instellingen uit de steekproef zijn gekomen. Deze instellingen ontvangen het verzoek om stukken aan te leveren voor de toetsing van de stand van de reserves en voorzieningen.