Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen

BELEIDSREGELS BOUWHINDER 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBELEIDSREGELS BOUWHINDER 2013
CiteertitelBeleidsregel bouwhinder 2013
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpBeleidsregel bouwhinder
Externe bijlagenBijlagen I tot en met VII Bijlage I Definities, begrippen en afkortingen Bijlage II Tabel illustratie geluidsterkten Bijlage III Vragenlijst bouw- of sloopwerkzaamheden Bijlage IV Afstandstabel Bijlage V Uniforme ontheffing geluidshinder Bijlage VI Stappenplan Bijlage VII Stedelijke Ecologische Structuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Bouwbesluit 2012;
  2. Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-201313-11-2020nieuwe regeling

22-01-2013

Gemeenteblad, 2013, 03

RO 12.3425562

Tekst van de regeling

Intitulé

BELEIDSREGELS BOUWHINDER 2013

HET COLLEGE VAN BUIRGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,

(RO 12.3425562);

 

-gelet op het Bouwbesluit 2012 en de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009;

 

HEEFT BESLOTEN:

 

de Beleidsregel bouwhinder 2013 vast te stellen.

1 Inleiding

Op 31 maart 2011 zijn door het college beleidsregels vastgesteld voor bouwhinder. Specifiek wordt ingegaan op geluidshinder veroorzaakt door bouw- en sloopwerkzaamheden. De nu voorliggende beleidsnotitie is een wijziging van deze beleidsregels. De invoering van het Bouwbesluit 2012 per

1 april 2012 is aanleiding geweest de beleidsregels te wijzigen.

In het Bouwbesluit 2012 zijn nu regels opgenomen ten aanzien van geluidhinder veroorzaakt door bouw- en sloopwerkzaamheden. Dit was in het oude Bouwbesluit niet het geval. Daarnaast verbiedt de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen (APVG) het veroorzaken van geluidshinder. Beide regelingen kennen een ontheffingsmogelijkheid voor dit verbod. In deze beleidsregels wordt omschreven wanneer ontheffing mogelijk is, op welke wijze ontheffing wordt verleend en hoe het toezicht en de handhaving plaats vindt.

1.1 Aanleiding

De eerste beleidsregels over bouwhinder zijn vastgesteld op 31 maart 2011. Reden hiervoor was dat er steeds meer wordt gewerkt in binnenstedelijk gebied. Daarnaast wordt er meer en meer ’s avonds,

’s nachts en in de weekenden gewerkt, ten gevolge van een steeds meer ontwikkelde 24-uurs-economie. Juist op deze tijdstippen ervaren burgers (geluids-)overlast sneller als hinderlijk. De gemeentelijke ombudsman heeft in 2007 een algemeen onderzoek ingesteld. Dit onderzoek ging over de behandeling van klachten over geluidshinder door bouw- en sloopwerkzaamheden. Het ministeriële advies (de Circulaire Bouwlawaai) waarop het beleid is gebaseerd is nu deels geïntegreerd in het Bouwbesluit 2012. Daarnaast biedt dit een mooie gelegenheid om het huidige beleid te evalueren en hierop aan te passen.

1.2 Beleidsuitgangspunten

Het doel van het beleid is om bouwhinder te beperken.

 

Uitgangspunten voor het bouwhinderbeleid zijn:

  • ·

    normeren per etmaalperiode (respectievelijk dag, avond en nacht);

  • ·

    bouwwerkzaamheden vinden zo veel mogelijk overdag plaats;

  • ·

    in de nachtelijke uren worden geen heiwerkzaamheden uitgevoerd. Hieronder moet worden verstaan het inheien, intrillen en heiend of trillend trekken van palen, stalen buizen, damwandprofielen en dergelijke;

  • ·

    de veroorzaker moet hinder voor omwonende(n) zo veel mogelijk voorkomen of beperken;

  • ·

    de veroorzaker informeert zo veel mogelijk de omwonenden over de (mogelijk) hinderlijke activiteiten;

  • ·

    geluidshinder is een bij een sloop- en/of bouwproces behorend effect;

  • ·

    het toezicht op het naleven wordt passief uitgeoefend. Na het ontvangen van een reële klacht van een omwonende gaat de inspecteur over tot actieve handhaving;

  • ·

    de ontheffingsmogelijkheden voor de APVG en het Bouwbesluit 2012 zijn gelijk.

1.3 Reikwijdte en opbouw beleidsregels geluidshinder

Het beleid is het voorkomen van onnodige bouw- en sloopgerelateerde hinder voor de woonomgeving. Het betreft bouw- en sloopgerelateerde Wabo-activiteiten. Het Bouwbesluit is van toepassing wanneer er werkzaamheden plaats vinden aan bouwwerken zoals bedoeld in de definitie van de Bouwverordening (zie kader). Bouw en sloop gerelateerde activiteiten die niet voldoen aan de definitie vallen onder de Algemene Plaatselijke Verordening. Ook alle andere vormen van geluidhinder vallen onder de APV. Het beleid is hierop van toepassing voor het zover het een bedrijfsmatige activiteit betreft of in een omvang is alsof het bedrijfsmatig. Hierbij valt te denken aan werkzaamheden aan wegen en spoorlijnen, kadewanden enz.

 

In deze beleidsregels wordt vaak gesproken over dB(A). De definitie hiervan is terug te vinden in bijlage I. dB(A) waarden zijn voor veel mensen een abstract gegeven. Om enig inzicht te geven in deze logaritmische schaal is in bijlage II een tabel toegevoegd met dB(A)’s en mogelijke geluidsbronnen.

2 Wetgeving

Wetgeving ten aanzien van geluidshinder tijdens bouw- en sloopwerkzaamheden wordt op twee plaatsen geregeld. Zowel in het Bouwbesluit 2012 als in de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen is regelgeving opgenomen die (ernstige) hinder door bouwwerkzaamheden verbied. De Algemene Plaatselijke Verordening is meer algemeen dan het Bouwbesluit 2012. Deze laatste gaat specifiek over sloop- en bouwwerkzaamheden aan bouwwerken, zie paragraaf 1.3.

2.1 Bouwbesluit 2012

In artikel 8.4 van het Bouwbesluit 2012 staat het volgende:

  • 1.

    Bouw- of sloopwerkzaamheden die een geluidniveau veroorzaken van ten minste 60 dB(A) op de gevel van een aangrenzende woonfunctie of van een aangrenzende gebruiksfunctie op een ander perceel, worden op werkdagen tussen 7:00 uur en 19:00 uur uitgevoerd. Bij het uitvoeren van die werkzaamheden worden de in tabel 8.4 aangegeven dagwaarden en de bij die dagwaarden aangegeven maximale blootstellingsduur in dagen dat de dagwaarde is bereikt niet overschreden.

Tabel 8.4

Dagwaarde

≤ 60 dB(A)

> 60 dB(A)

>65 dB(A)

> 70 dB(A)

> 75 dB(A) ≤ 80 dB(A)

Maximale blootstellingsduur

onbeperkt

50 dagen

30 dagen

15 dagen

5 dagen

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het eerste lid. Indien met een ontheffing van het bevoegd gezag bouw- of sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd op werkdagen tussen 19:00 uur en 7:00 uur en op zaterdag, zondag of feestdagen wordt onverkort het gestelde in de ontheffing gebruik gemaakt van de akoestisch bezien best beschikbare stille technieken en meest gunstige werkwijze.

  • 3.

    De in tabel 8.4 aangegeven waarden gelden op gevels als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 1b, vijfde lid, van de Wet geluidhinder van woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als andere geluidsgevoelige gebouwen en op de grens van terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen.

 

De dB(A) waarden zijn langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Dit betekend dat het geluidsniveau gedurende de dag-, avond- of nachtperiode wordt gemeten en de gemiddelde waarde maatgevend is. Zie voor een nadere toelichting bijlage I.

2.2 Algemene Plaatselijke Verordening Groningen

De APVG stelt in artikel 4:5 lid 1 dat het verboden is toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor de omwonende of voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt. In lid 2 van dit artikel kan het college ontheffing verlenen voor dit verbod.

3 Ontheffingsmogelijkheid

Zowel het Bouwbesluit 2012 als de Algemene Plaatselijke Verordening kennen een ontheffingsmogelijkheid. De ontheffingsmogelijkheden voor de Algemene Plaatselijke Verordeningen en het Bouwbesluit zijn gelijk om rechtsongelijkheid te voorkomen.

Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen voor de avondperiode, de nachtperiode, de zaterdagen en de zon- en feestdagen. Een ontheffing voor deze perioden of dagen is noodzakelijk wanneer er meer dan 60 dB(A) wordt veroorzaakt op de gevel van een aangrenzende woonfunctie of van aangrenzende gebruiksfunctie. De gemeente Groningen hanteert drie termen ten aanzien van geluidshinder.

  • ·

    Geen hinder/ acceptabele hinder: minder dan 60 dB(A)

  • ·

    Hinder geen ontheffing: meer dan 60 d(B) maar minder dan 80 dB(A) met een maximum aan blootstellingsduur in dagen, tijdens de dagperiode (behalve op zon- en feestdagen).

  • ·

    Hinder wel ontheffing: 80 dB(A) of meer, het overschrijden van de maximale blootstellingsduur tijdens de dagperiode. Maar ook in de avond- of nachtperiode en op zaterdag, zon- en feestdagen 60 dB(A) of meer.

3.1 Dagperiode

Geluidsproductie tot 60 dB(A) wordt niet gezien als hinder en is zonder ontheffing mogelijk. De maximale blootstellingsduur uit tabel 2.1 wordt wel gezien als hinder maar hiervoor is tijdens de dagperiode geen ontheffing noodzakelijk. Een ontheffing is alleen noodzakelijk wanneer de maximale blootstellingsduur wordt overschreden of wanneer een geluidsproductie van 80dB(A) of meer wordt veroorzaakt. Een verzoek om ontheffing wordt getoetst aan de ontheffingsmogelijkheden in paragraaf 4.4.

 

Tabel 2.1 (hinder geen ontheffing)

Dagwaarde

> 60 dB(A)

>65 dB(A)

> 70 dB(A)

> 75 dB(A) ≤ 80 dB(A)

Maximale blootstellingsduur

50 dagen

30 dagen

15 dagen

5 dagen

3.2 Avondperiode

Bouw- en sloopwerkzaamheden vinden in eerste instantie zoveel mogelijk plaats in de dagperiode. Voor bepaalde onderdelen van bouwprojecten kan avond- en nachtwerk of werken in het weekend niet altijd worden vermeden. Er zijn werkzaamheden die geen interval kunnen veroorloven, bijvoorbeeld het vlinderen van betonvloeren. Betonvloeren worden vaak gestort in grote oppervlakten en moeten worden gevlinderd wanneer het beton nog niet is uitgehard. Het vlinderen moet daarom ’s avonds en ’s nachts wordt uitgevoerd.

Daarnaast kan het ook voorkomen dat werkzaamheden ’s nachts moeten plaatsvinden omdat ze een negatieve invloed hebben op o.a. de (verkeers-)veiligheid en overdag te veel risico met zich mee brengen.

In de ‘avondperiode’ (19.00 tot 23.00 uur) mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen, zoals woningen, niet meer dan 60 dB(A) bedragen.

Wanneer de 60 dB(A) wordt overschreden is een ontheffing noodzakelijk. Om toch in de ‘avondperiode’ hinder te mogen veroorzaken is LAr,LT,avond maximaal 70 dB(A). Ontheffing voor geluidshinder, geproduceerd tijdens bouw/sloopwerkzaamheden gedurende de avondperiode, wordt geweigerd indien de maximale blootstellingsduur opgenomen in onderstaande tabel 2.2, wordt overschreden.

Tabel 2.2 (hinder avondperiode)

Avondwaarde

≤ 60 dB(A)

>60 dB(A)

> 65 dB(A)

> 70 dB(A)

Maximale blootstellingsduur

Geen ontheffing nodig

25 dagen

15 dagen

0 dagen

3.3 Nachtperiode

In de ‘nachtperiode’ (van 23.00 tot 7.00 uur) mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen, zoals woningen, niet meer dan 60 dB(A) bedragen. Wanneer de 60 dB(A) wordt overschreden is een ontheffing noodzakelijk.

 

In de toestemming om in de ‘nachtperiode’ te mogen werken wordt vanuit het activiteitenbesluit een grenswaarde gesteld aan het piekniveau. Het piekniveau is de hoogst gemeten waarde tijdens de lawaaiduur. Piekniveau hoger dan 60 dB(A) is volgens het Activiteitenbesluit niet aanvaardbaar in de nachtperiode. Bij het afgeven van ontheffingen wordt hier zoveel mogelijk bij aangesloten.

3.4 Zaterdag

Voor de zaterdag (zaterdag vanaf 7.00 tot 19.00) is er geen aparte wetgeving. Op basis van het Bouwbesluit 2012 mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen, zoals woningen, niet meer dan 60 dB(A) bedragen.. Wanneer de 60 dB(A) wordt overschreden is een ontheffing noodzakelijk. Voor de zaterdag avond- en nachtperiode (zaterdag 19.00 tot zondag 7.00) is ook 60 dB(A) toegestaan zonder ontheffing. Wanneer de 60 dB(A) wordt overschreden is een ontheffing noodzakelijk. De waarden voor de avondperiode gelden ook voor de dagperiode zaterdag. Zie tabel 2.2 (hinder avondperiode).

3.5 Zon- en feestdagen

Feestdagen worden beschouwd als een zondag. Op zondag (vanaf zondag ochtend 7.00 tot maandag ochtend 7.00) mag de openbare rust door arbeid in beroep of bedrijf niet verstoord worden (artikel 6 Zondagswet). Werkzaamheden op zondag worden dan ook geweigerd indien er geen genoegzame redenen zijn. Genoegzame reden voor artikel 6 van de Zondagswet zijn:

  • 1.

    Werkzaamheden die noodzakelijk zijn ter bestrijding van acuut gevaar voor mens en dier.

  • 2.

    Werkzaamheden die noodzakelijk zijn om negatieve effecten op het milieu te beperken of te voorkomen.

3.6 Uitzonderingen

Uitzonderingen zijn mogelijk bij zwaarwegend belang. Uitzonderingen worden gemotiveerd voorgelegd aan het college van Burgemeester en Wethouders. Indien een uitzondering zich voordoet, moet het doel van het beperken van hinder in acht worden genomen.

4 Werkwijze bij ontheffingsverzoek

 

4.1 Informeren van de veroorzaker

De veroorzaker van de hinderactiviteit wordt in een vroeg stadium ingelicht over het bouwhinderbeleid van de gemeente Groningen. Dit gebeurt bij het loket en via de website van de gemeente. Belangrijk aspect hierbij is communicatie met de buurt. In welke mate mensen hinder ervaren blijkt voor een groot deel af te nemen op het moment dat er voldoende wordt gecommuniceerd over de vorm van hinder, de periode en de tijdsduur van de hinder.

Algemene informatie over het bouwhinderbeleid van gemeente Groningen wordt gepubliceerd op de website van gemeente Groningen. Daarnaast wordt tijdens het vooroverleg met de veroorzaker overlegd of er mogelijk sprake is van hinder, hierbij kan gebruik worden gemaakt van bijlage III en IV.

 

De inspecteur die de controle op de bouw- of sloopwerkzaamheden uitvoert, toetst de aanvraag inclusief de motivering. Eventueel bespreekt de inspecteur de hinderaspecten met de aannemer tijdens het bespreken van het bouwveiligheidsplan. Aan de hand van de vragenlijst van bijlage III wordt getoetst of de activiteiten mogelijk leiden tot hinder.

Wanneer uit de vragenlijst naar voren komt dat de bouw- of sloopwerkzaamheden kunnen leiden tot geluidshinder wordt er met behulp van bijlage IV een schatting gemaakt van de mate van hinder. Wanneer uit de tabel van bijlage IV volgt dat de werkelijke afstand groter is dan de gegeven afstanden bij 60dB(A), dan is er zeer waarschijnlijk geen sprake van hinder. Er hoeft dan ook geen ontheffing te worden aangevraagd. Artikel 4.5 van de APVG en de Zondagswet blijven van toepassing. Wanneer uit bijlage IV blijkt dat de afstand kleiner is dan de gegeven afstand bij 60dB(A) wordt gekeken naar de ontheffingsmogelijkheden in paragraaf 4.4.

Een ontheffing wordt geweigerd wanneer niet wordt voldaan aan één of meer van deze voorwaarden.

 

Bij elkaar opvolgende hinderperioden veroorzaakt door verschillende soorten werkzaamheden wordt voor de hinderperiode de optelling van die verschillende periode aangehouden. Hinderperiodes worden niet meer bij elkaar opgeteld wanneer er een onderbreking plaatsvindt van minimaal 3 maanden.

Bij impulsachtige geluiden (o.a. heien) geldt voor alle bovenstaande niveaus een straffactor (impulstoeslag) van 5dB(A). Dit betekent dat een 5 dB(A) strengere norm volgt.

 

Als er geluidsbronnen continue op de bouw- en sloopplaatsen in bedrijf zijn, zoals grondwaterpompen, is een geluidsnorm van ten hoogste 45 dB(A) en 40 dB(A) voor respectievelijk de avond- en nachtperiode toegestaan. Indien de geluidsnorm wordt overschreden, dient een ontheffing te worden gevraagd.

4.2 Aanvraag ontheffingsverzoek

De veroorzaker van hinder dient een verzoek tot ontheffing in als er mogelijk sprake is van hinder. De ervaring leert dat het toepassen van stille technieken bij aanvang van het project vele malen goedkoper is dan halverwege. Dit verzoek moet drie weken van te voren worden ingediend.

 

Een verzoek om ontheffing moet worden ingediend met een motivatie waarin onderbouwd aandacht wordt besteed aan de inzet van zo stil mogelijke technieken. Deze motivatie moet meer omvatten dan "het kan niet anders". Een verzoek tot ontheffing wordt ingediend door de veroorzaker van de geluidhinder of de opdrachtgever hiervan.

 

De volgende gegevens moeten in ieder geval zijn opgenomen in deze motivatie:

  • -

    waarom er geen alternatieve oplossingen bestaan of waarom die niet aanvaardbaar zijn;

  • -

    de locatie van de werkzaamheden waarbij aangegeven is of er woningen in de nabije omgeving zijn met de afstand tot de gevel of een “ander gebruik” in de omgeving is;

  • -

    de (tijds-)periode van de werkzaamheden;

  • -

    de tijdsduur van de werkzaamheden;

  • -

    de te gebruiken lawaaiproducerende apparatuur met, type en te verwachten geluidsbelasting op de nabijgelegen panden;

  • -

    welke hinderbeperkende maatregelen worden genomen;

  • -

    hoe de omgeving wordt geïnformeerd;

  • -

    wie de contactpersoon van de veroorzaker is;

  • -

    tot wie de omwonenden zich kunnen richten;

  • -

    welke faciliteiten de omwonende worden geboden.

4.3 Ontheffingsmogelijkheden

Een verzoek om een ontheffing wordt getoetst door de verantwoordelijke ambtenaar. Bij deze toets neemt de ambtenaar de volgende belangen in afweging: het belang van de aannemer, de opdrachtgever, de omwonenden, het milieu en het financiële belang. Het ene belang kan zwaarder wegen dan het andere, afhankelijk van het tijdstip van de werkzaamheden. Daarnaast dient bij het verzoek om ontheffing altijd in acht te worden genomen dat het doel van het beleid is om hinder zoveel mogelijk te beperken. Het doel is niet om te voorkomen dat ’s avonds, ’s nachts of zaterdags gewerkt wordt.

 

Een verzoek voor een ontheffing wordt in principe altijd geweigerd tenzij:

  • 1.

    Er geen stillere technieken voor handen zijn en een alternatieve bouwplaatsinrichting of aanvullende maatregelen de kosten onevenredig verhogen.

  • 2.

    De werkzaamheden noodzakelijk zijn ter bestrijding van acuut gevaar voor mens en dier.

  • 3.

    De werkzaamheden noodzakelijk zijn om negatieve effecten op het milieu te beperken of te voorkomen.

  • 4.

    Er gewerkt moet worden omdat de werkzaamheden geen interval veroorloven, bijvoorbeeld het vlinderen van een betonvloer.

  • 5.

    Maatregelen zorgen voor een toename van de hinderperiode.

  • 6.

    Maatregelen onevenredig meer kosten met zich meebrengen en niet in verhouding staan tot de hinderperiode[1].

  • 7.

    Werkzaamheden die beter op een ander tijdstip plaats kunnen vinden in verband met de (verkeers-)veiligheid, niet zijnde zon- en feestdagen.

  • 8.

    Werkzaamheden die beter op een ander tijdstip plaats kunnen vinden omdat er dan geen of minder hinder ervaren wordt, niet zijnde zon- en feestdagen.

 

[1] Met kosten die niet in verhouding staan tot de hinderperiode (punt 6) wordt geen ondernemersrisico bedoeld. Een verzoek om een ontheffing van een winkel wordt geweigerd wanneer die in het weekend dag en nacht wil doorwerken om maandag weer open te zijn.

 

Uitzonderingen zijn mogelijk bij zwaarwegend belang. Er kan sprake zijn van bijzondere situaties en overmacht en bij deze uitzonderingen kan de ontheffing worden verleend indien uit het oogpunt van overlast, hinder beperkt wordt. Uitzonderingen worden gemotiveerd voorgelegd aan het college van Burgemeester en Wethouders.

4.4 Verlenging ontheffingsverzoek

De ambtenaar die de controle op de bouwwerkzaamheden uitvoert, verzorgt met behulp van de uniforme ontheffing geluidshinder dat toestemming namens B&W uitgaat. De ontheffing wordt conform het mandaatbesluit verleend namens B&W. Daarnaast verstuurt de inspecteur een kopie naar de Milieupolitie, Meldpunt Overlast en Zorg, Piketinspecteur, en de Meldkamer Politie en Teleservice. De voorwaarden die terugkomen in de uniforme ontheffing zijn terug te vinden in bijlage IV.

5 Handhaving en klachten

 

5.1 Handhavingstrategie

In het “Beleidsplan Handhaving Gemeente Groningen” ligt de handhavingstrategie vast. De handhavingstrategie is als schema in bijlage VI toegevoegd. Afhankelijk van de ernst van de situatie, het risico van de situatie en het naleefgedrag wordt een keuze gemaakt voor begeleiden, sturen of corrigeren. Gemeente Groningen kiest bij handhaven bijvoorkeur voor een positieve insteek. Waar mogelijk krijgt een overtreder eerst de mogelijkheid om het probleem zelf op te lossen. Dit neemt echter niet weg dat wie een ernstige overtreding begaat, moet rekenen op een directe en consequente aanpak. Het gevolg van deze keuze is dat ons optreden na het constateren van een overtreding uit een verschillend aantal stappen kan bestaan. Hoe ernstiger de overtreding, hoe minder stappen we zetten en hoe minder tijd er wordt gegeven om te komen tot beëindiging en/of herstel van de overtreding.

Aantal ‘stappen’

Omschrijving

1

Zonder waarschuwing (=sturen) een bestuurlijke en/of strafrechtelijk instrument inzetten (=corrigeren).

2

Eenmaal waarschuwen en een termijn stellen (=sturen). Bij voortdurende overtreding bestuurlijke en/of strafrechtelijk instrument inzetten (=corrigeren).

3

Informeren (= begeleiden) over de overtreding en termijn stellen. Bij continueren overtreding waarschuwen (=sturen) en termijn stellen. Bij voortdurende overtreding bestuurlijk en/of strafrechtelijk instrument inzetten (=corrigeren).

Het risico bij geluidshinder door bouwactiviteiten is beperkt. Wanneer het geluid wel dermate hard is dat het gevolgen heeft voor de gezondheid of het milieu wordt er door de inspecteur direct corrigerend opgetreden (1 stap).

Het naleefgedrag is een onzekere factor, in de loop der tijd kunnen inspecteurs ervaring opdoen met bedrijven die goed of slecht naleefgedrag vertonen, hiervoor is verslaglegging noodzakelijk. Blijkt het naleefgedrag van een partij slecht te zijn dan wordt eerder gekozen voor 1 stap in plaats van 2 of 3 stappen.

De ernst van de situatie hangt af van de periode (dag, avond, nacht) de hinderperiode en de omgeving. Overdag wordt eerder gekozen voor 3 stappen dan ‘s nachts, waar 1 stap meer voor de hand ligt. Ook de omgeving speelt een rol. Bij hinderlijke activiteiten naast een ziekenhuis of schoolgebouw wordt eerder gekozen voor 1 stap dan in het buitengebied.

 

Wie handhaaft hangt af van de activiteit en de periode. De dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken handhaven wanneer het een activiteit betreft die niet omgevingsvergunning plichtig is en hierdoor onder de APVG valt. Hier worden eventueel andere diensten, BOA’s of de politie bij betrokken. Daarnaast handhaaft de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken wanneer het een activiteit betreft die valt onder de Wabo (omgevingsvergunning). Ook hier worden eventueel andere diensten, BOA’s of de politie bij betrokken.

In de avond- en nachtperiode wordt gehandhaafd door de politie. Wanneer de politie handhaaft wordt dit de volgende dag doorgeven aan de verantwoordelijk ambtenaar. Wanneer er metingen verricht moeten worden volgens de “Handleiding Meten en Rekenen industrielawaai, module B” kan de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken deze metingen uitvoeren. In twijfelgevallen wordt onderling contact gezocht en overlegd.

5.2 Afhandeling van klachten

Tijdens de reguliere werkuren (maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur) kunnen klagers terecht bij het algemene informatienummer van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht: 050 367 8910.

 

De klacht wordt doorgegeven aan de betrokken inspecteur. Deze kan nagaan of er ontheffing is verleend en zo ja of de bouwer zicht hier aan houdt. Zonodig worden metingen verricht. Mocht blijken dat normen worden overschreden zonder de doorvoor benodigde ontheffing, dan kan de inspecteur het betreffende werk stil leggen. Dit wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd.

Klagers die tijdens reguliere werkuren contact opnemen met de politie, Meldpunt Overlast of een wijkpost worden doorverwezen naar het algemene informatienummer 050 367 8910.

Buiten de reguliere werkuren en in het weekend kunnen klagers terecht bij de politie op het algemene telefoonnummer: 0900 88 44. De klacht wordt vervolgens doorgespeeld aan de desbetreffende basiseenheid van de regiopolitie Groningen, die op de klacht reageert. Afgesproken is dat de politie verbaliseert en het werk stillegt als er geen ontheffing is verleend. De melding en de door de politie ondernomen stappen worden via de pikettelefoon doorgegeven aan de dienstdoende bouwinspecteur. Die kan zonodig direct dan wel de volgende dag ter plaatse gaan kijken en nader overleg plegen met de uitvoerder.

De afhandeling van de klacht zal zo mogelijk tijdens de bouwwerkzaamheden door de bouwinspecteur aan de klager worden teruggekoppeld. Tevens zal daarbij worden nagegaan of de klacht met de getroffen maatregelen is verholpen.

6 Overige hinder door bouwwerkzaamheden

Naast geluidshinder ontstaat er ook regelmatig hinder door trilling, vuil, licht en aan- en afvoerwegen. Deze hinder is niet altijd even ‘meetbaar’ als geluid maar kan niettemin gevolgen hebben voor de omgeving. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de overige aspecten die hinder kunnen veroorzaken tijdens bouwwerkzaamheden.

6.1 Hinder door bouwtrilling

Naast geluidshinder als bedoeld in artikel 8.4 van het Bouwbesluit kan er ook sprake zijn van trillingshinder.

Het gaat er bij het voorkomen van trillingshinder vooral om dat continue trillingen niet voelbaar mogen zijn. Dergelijke continue trillingen worden doorgaans veroorzaakt door stationaire installaties zoals compressoren. Bij niet continue trillingshinder valt bijvoorbeeld te denken aan het aan- en afrijden van vrachtwagens voor het bevoorraden van het bouwterrein en het afvoeren van sloopafval van het sloopterrein. Niet alle bouw- en sloopwerkzaamheden zullen trillingshinder veroorzaken.

 

Op grond van artikel 8.5 van het Bouwbesluit mogen met bouw- of sloopwerkzaamheden samenhangende trillingen in de aldaar genoemde ruimten niet uitgaan boven de grenswaarden van tabel 4 van de meet- en beoordelingsrichtlijn deel B, Hinder voor personen in gebouwen 2006, zoals gepubliceerd door de Stichting bouwresearch.

 

De gemeente heeft bovendien de verplichting monumenten te beschermen voor schade. Door de complexiteit van bouwtrilling is er voor gekozen een aparte beleidsnota te schrijven voor bouwtrilling. Hierbij wordt zowel rekening gehouden met hinder voor personen in gebouwen als schade aan gebouwen. Zie Beleidregel bouwtrilling gemeente Groningen.

6.2 Hinder door vuil

Wanneer de volgende aspecten buiten de bouwplaats, dan wel op openbaar terrein worden geconstateerd, is er sprake van onaanvaardbare hinder:

  • a.

    Bouw- en verpakkingsmateriaal afkomstig van bouwplaatsen,

  • b.

    Water, grit en vuil van het reinigen van gevels,

  • c.

    Grond dat door transport buiten het bouwterrein is terecht gekomen.

6.3 Hinder door bouwlicht

Licht afkomstig van bouwlampen dat rechtstreeks op de gevel van de woning of het woongebouw valt wordt als onaanvaardbare hinder aangemerkt.

Licht kan daarnaast het dag- en nachtritme van dieren en het broedgedrag van vogels verstoren. De Flora- en Faunawet verbiedt het verstoren van beschermde diersoorten en broedende vogels. Het direct aanlichten van de Stedelijke Ecologische Structuur (SES) wordt daarom ook als onaanvaardbaar aangemerkt (zie bijlage VII).

6.4 Hinder door aan- en afvoerroutes en parkeren bouwvoertuigen

Aan- en afvoerroutes worden altijd besproken met het Parkeerbedrijf als onderdeel van het bouwveiligheidsplan. Daarnaast is het met het oog op binnenstedelijke ontwikkelingen van belang dat de binnenstad leefbaar en bereikbaar blijft. Om deze reden zijn beleidsregels nodig. In volgorde van belang:

  • 1.

    Bouwbedrijven stimuleren het carpoolen of samen reizen van hun medewerkers om het aantal verkeersbewegingen zo laag mogelijk te houden.

  • 2.

    Het parkeren vindt zoveel mogelijk plaats op het ‘eigen’ bouwterrein.

  • 3.

    Personenauto’s en bouw- en transportbusjes kunnen desgewenst worden geparkeerd op P&R terreinen of in de dichtstbijzijnde parkeergarages; het Parkeerbedrijf maakt hiervoor passende aanbiedingen.

  • 4.

    Het verharde deel van de Suikerunielokatie is tegen betaling beschikbaar als alternatieve opstelplaats voor bouw- en transportbusjes en vrachtwagens met bouwmaterialen. Deze locatie is prima bereikbaar, afsluitbaar en berekend op zwaar transport; ook hiervoor kan het Parkeerbedrijf een passende aanbieding maken.

 

De afspraken met de betrokken aannemer(s) worden vastgelegd in het Bouwveiligheidsplan of in de ontheffing geluidshinder. Wanneer zonder ontheffing hinder wordt veroorzaakt of een gevaarlijke situatie ontstaat worden er passende maatregelen genomen. De betrokken inspecteur, toezichthouder van Stadstoezicht of de politie zijn verantwoordelijk voor het nemen van deze maatregelen.

6.5 Handhaving

Handhaving op de hinderaspecten uit dit hoofdstuk vindt voornamelijk passief plaats. Alleen op basis van reële klachten wordt er een controlebezoek uitgevoerd. Daarnaast controleert de inspecteur tijdens geplande bezoeken aan de bouwplaats op de hinderaspecten.

Bijlagen I tot en met VII

 

Bijlagen I tot en met VII

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 22 januari 2013.

De voorzitter, wethouder,                                    De secretaris,

R. v.d. Schaaf.                                                    drs. M.A. (Maarten) Ruys.

 

 

Bijlage I Definities, begrippen en afkortingen

 

Bijlage I Definities, begrippen en afkortingen

Bijlage II Tabel illustratie geluidsterkten

 

Bijlage II Tabel illustratie geluidsterkten

Bijlage III Vragenlijst bouw- of sloopwerkzaamheden

 

Bijlage III Vragenlijst bouw- of sloopwerkzaamheden

Bijlage IV Afstandstabel

 

Bijlage IV Afstandstabel

Bijlage V Uniforme ontheffing geluidshinder

 

Bijlage V Uniforme ontheffing geluidshinder

Bijlage VI Stappenplan

 

Bijlage VI Stappenplan

Bijlage VII Stedelijke Ecologische Structuur

 

Bijlage VII Stedelijke Ecologische Structuur