Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Arnhem

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieArnhem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive
CiteertitelVerordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit is een nieuwe regeling

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 8, eerste lid, onderdeel i, van de Wet werk en bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-02-201331-12-2014Nieuwe verordening

18-02-2013

Arnhemse Koerier 27-02-2013

B&W 18-12-2012, doc.nr.2012.0.138.029.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive

 

 

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Artikel 1 Definitiebepaling

In deze verordening wordt verstaan onder recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Wet werk en bijstand;

beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

wet: Wet werk en bijstand;

bijstandsnorm: de bijstandsnorm, bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet.

Artikel 2 Verrekenen bij voldoende gelden

Indien belanghebbende(n) redelijkerwijs over gelden kan beschikken ter hoogte van ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm, verrekent het college de recidiveboete gedurende drie maanden met de algemene bijstand zonder inachtneming van de beslagvrije voet.

Indien belanghebbende(n) redelijkerwijs niet kan beschikken over gelden ter hoogte van ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm, maar hij redelijkerwijs wel kan beschikken over gelden ter hoogte van twee maal de toepasselijke bijstandsnorm, verrekent het college de recidiveboete gedurende twee maanden met de algemene bijstand zonder inachtneming van de beslagvrije voet.

Aansluitend op verrekening als bedoeld in het tweede lid, verrekent het college de recidiveboete in de daarop volgende maand op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Tot het inkomen, bedoeld in het derde lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de wet.

De verrekening, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de recidiveboete is opgelegd.

Artikel 3 Verrekenen bij geen of onvoldoende gelden

Indien belanghebbende(n) redelijkerwijs niet kan beschikken over gelden ter hoogte van ten minste tweemaal de toepasselijke bijstandsnorm, verrekent het college de recidiveboete gedurende één maand met de algemene bijstand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de recidiveboete is opgelegd.

Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekent het college de recidiveboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de wet.

Artikel 4 Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

In afwijking van de artikelen 2 en 3 kan het college de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:

aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in de artikelen 2 of 3, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende(n); of

anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 5 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de wet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking, maar niet eerder dan op 1 januari 2013.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive.

Algemene Toelichting

Per 1 januari 2013 treedt de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking. Met de wet krijgt het college de plicht om een boete op te leggen indien sprake is van schending van de inlichtingenplicht. De eerdere bevoegdheid om een maatregel in deze situatie op te leggen verdwijnt. De hoogte van de boete is daarbij in beginsel gelijk aan het bedrag dat belanghebbende te veel aan bijstand heeft ontvangen.

Is sprake van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht (recidive) dan wordt deze boete in beginsel verhoogd tot 150% van het te veel ontvangen bedrag. Naast deze verhoging krijgt het college bij recidive ook de bevoegdheid om in de eerste drie maanden na oplegging van de boete de bijstand te verrekenen met de openstaande boetevordering zonder daarbij de beslagvrije voet in acht te nemen, volledige verrekening dus.

Artikel 4:93, vierde lid, van Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat verrekening niet mogelijk is voorzover beslag op de vordering nietig zou zijn. Concreet houdt dit in dat bij verrekening in beginsel rekening moet worden gehouden met de beslagvrije voet zoals deze zijn regeling vindt in artikel 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zoals reeds aangegeven geeft de Wet werk en bijstand het college de bevoegdheid om deze bepaling in de eerste drie maanden na oplegging van de recidiveboete buiten toepassing te laten. Het college mag dus de openstaande boetevordering (zowel de recidiveboete als een wellicht nog openstaand bedrag in verband met de eerdere boete) in deze eerste drie maanden volledig met een eventueel bijstandsrecht verrekenen.

In eerste instantie had de wetgever voorzien in een plicht tot volledige verrekening van de boetevordering. De Kamer achtte echter - juist bij bijstandsverlening – het risico reëel dat zich situaties zouden kunnen voordoen waarbij de uiteindelijke totale maatschappelijke kosten beduidend hoger lagen dan het met deze invorderingsmethodiek bereikte resultaat. Bij amendement is daarom de verplichting omgezet in een bevoegdheid, zodat de gemeente de mogelijkheid heeft om daar waar volledige verrekening onwenselijke effecten heeft (denk b.v. aan hogere maatschappelijke kosten vanwege huisuitzetting) de verrekening aan te passen, dan wel bij de verrekening de beslagvrije voet volledig te respecteren. De Wet werk en bijstand verplicht de gemeenteraad in dit kader bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot het gebruik van deze bevoegdheid.

In deze verordening is vastgelegd op welke wijze in de gemeente Arnhem gebruik gemaakt zal worden van de bevoegdheid tot verrekening van de recidiveboete.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 2 en 3 Verrekenen bij voldoende / geen of onvoldoende gelden

Uitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening met de beslagvrije voet plaats vindt voor de maximale termijn van drie maanden als een belanghebbende over voldoende gelden beschikt om dit op te kunnen vangen.

In deze verordening is het begrip gelden gebruikt, om aan te geven dat het nadrukkelijk niet gaat om het begrip middelen zoals gedefinieerd in de WWB. Daarvan zijn immers een aantal posten uitgesloten. Denk dan bijvoorbeeld aan bedragen die belanghebbende heeft ontvangen in het kader van een immateriële schadevergoeding. Eventueel aanwezige schulden spelen geen rol evenmin als de vrijlatingen van artikel 34, tweede lid, van de WWB. Een belanghebbende die vanwege de volledige verrekening met de beslagvrije voet zonder inkomsten komt te zitten, zal de gelden waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, volledig moeten aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien.

Belanghebbende kan natuurlijk altijd al zijn bezittingen verkopen en op die wijze over gelden gaan beschikken, maar het is niet redelijk dat het college in deze van belanghebbende verlangt dat hij bezittingen verkoopt die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn (denk aan z’n meubels of bed). En natuurlijk kunnen inkomsten worden verworven door werk te aanvaarden, maar indien belanghebbende’s afstand tot de arbeidsmarkt heel groot is, is het niet reëel om te verwachten dat hem dit op zeer korte termijn zal lukken.

De verrekening zonder inachtneming van de beslagvrije voet mag maximaal drie maanden plaatsvinden. De verrekening wordt aangepast aan de mate waarin belanghebbende over gelden kan beschikken. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in het beschikken over gelden ter hoogte van minimaal drie maal en ter hoogte van minimaal twee maal de toepasselijke bijstandsnorm dan wel minder. Het college verrekent de recidiveboete gedurende drie respectievelijk twee respectievelijk één maand(en) volledig (100%) met de bijstandsnorm. Bij twee of één maand(en) volledig verrekenen vindt voor de overige twee maanden weliswaar verrekening met de beslagvrije voet plaats, maar niet volledig. Belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Voor het percentage van 80% is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden die de Belastingdienst heeft bij notoire wanbetalers. Onder omstandigheden kan deze de beslagvrije voet (90% van de toepasselijke bijstandsnorm) verlagen met 10% op grond van artikel 19, eerste lid, van de Invorderingswet 1990.

Artikel 2 en 3 schematisch:

Kan belanghebbende beschikken over gelden ter hoogte van

  • -

    3 x de toepasselijke bijstandsnorm of meer : verrekening van 100% gedurende 3 maanden;

  • -

    2 tot 3 x de toepasselijke bijstandsnorm: verrekening van 2 maanden 100% en 1 maand 20%;

  • -

    minder dan 2 x de toepasselijke bijstandsnorm: verrekening van 1 maand 100% en 2 maanden 20%.

Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe dat fraude niet mag lonen. Het gaat hier immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Daar mag een duidelijk signaal tegenover staan. Anderzijds wordt rekening gehouden met de zorgplicht van gemeenten. Het volledig buiten werking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijke maatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden, nu de regeling daarmee zijn doel voorbij zou schieten.

Een belanghebbende kan inkomsten uit arbeid hebben die op grond van artikel 31, tweede lid, onderdelen n of r, van de WWB worden vrijgelaten voor de algemene bijstand. Bij verrekening van een recidiveboete tot 80% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten echter gewoon mee. Het college laat deze inkomsten dus niet buiten beschouwing bij de beoordeling van de vraag of een belanghebbende nog over voldoende inkomen beschikt. Dat is geregeld in lid 3.

Artikel 4. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn situaties denkbaar waarin volledige verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Die situaties komen aan de orde in artikel 4. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waaraan het college zal moeten toetsen.

In onderdeel a is geregeld dat het college kan besluiten in afwijking van de artikelen 2 en 3 toch de beslagvrije voet te respecteren wanneer volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin. Voorkomen moet worden dat een belanghebbende door de volledige verrekening op straat komt te staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert, met alle maatschappelijke kosten van dien.

Een dreigende huisuitzetting wordt in deze verordening gezien als een dringende reden om van verrekening met de beslagvrije voet af te zien. Dat volgt uit het woord 'anderszins' in onderdeel b. Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen dan een dreigende huisuitzetting, kan het college rekening houden met de bescherming van de beslagvrije voet.

Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien toepassing van artikel 2 en 3 onaanvaardbare consequenties zou hebben voor de eventuele minderjarige belanghebbende(n) dan wel de gezondheidstoestand van (een van de) belanghebbenden naar het oordeel van het college ernstig wordt bedreigd doordat mogelijkheden ontbreken om de noodzakelijke medicatie of behandeling te financieren.

Van dringende redenen is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen.

Artikel 5. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid, van de WWB is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.