Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nijkerk houdende regels omtrent openbare orde en veiligheid Algemene Plaatselijke Verordening Nijkerk 2003 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Nijkerk 2003 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2019 | 07-05-2020 | artikel 2.2.2 | 18-04-2019 | 2019-036 | |
15-02-2019 | 01-05-2019 | Hoofdstuk 2, paragraaf 4, artikel 1.1, 1.2, 1.6, 1.7, 1., 1.9, 2.1.1.1, 2.1.2.2, 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.5.3, 2.1.6.2, 2.1.6.4, 2.1.6.5, 2.1.6.6, 2.1.6.9, 2.2.1, 2.2.2, 2.3.1.1, 2.3.1.2, 2.3.1.8, 2.3.1.9, 2.3.3.1, 2.3.3.2, 2.3.3.3, 2.4.1, 2.4.2, 2.4.3, 2.4.4, 2.4.5, 2.4.6, 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9, 2.4.11, 2.4.12, 2.4.17, 2.4.18, 2.4.19, 2.4.19a, 2.4.20, 2.4.24, 2.5.1, 2.5.2, 2.5.3, 2.6.1, 2.6.2, 2.6.3, 2.7.1, 2.8.1, 2.9.2, 2.9.3, 2.10.1, 4.1.1, 4.1.2, 4.1.3, 4.1.5, 4.1.5a, 4.1.6, 4.4.1, 4.4.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 5.1.1, 5.1.2, 5.1.3, 5.1.5, 5.1.6, 5.1.7, 5.1.8, 5.1.9, 5.1.10, 5.1.11, 5.2.1, 5.2.2.1, 5.2.3.1, 5.2.3.2, 5.2.3.4, 5.3.8, 5.4.1, 5.4.1a, 5.4.2, 5.5.1, 5.6.1, 5.6.2, 5.6.3, 5.7.1, 6.1 | 31-01-2019 | 2018-064 | |
01-12-2017 | 15-02-2019 | afdeling 2.9, artikel 1.6, 1.7, 2.4.2, 2.7.2, 2.9.2, 5.1.7 | 23-11-2017 | 2017-054 | |
03-01-2017 | 01-12-2017 | artikel 1.3, 2.1.5.2, 2.3.3.1, 2.4.8a, 2.6.4, 2.10.1, 5.1.11 | 22-12-2016 | 2016-053 | |
01-07-2016 | 03-01-2017 | artikel 2.3.1.9, 2.4.8, 2.5.1, 2.5.2, 2.5.3, afdeling 5 | 23-06-2016 | 2016-023 | |
03-01-2016 | 01-07-2016 | art. 1.6, 2.1.5.1, 2.1.5.3, 2.4.8, 2.4.17, 2.4.19, 2.7.1, 4.1.1, 4.1.2, 4.1.3, 4.4.2, 5.3.8, 5.3.16, 5.3.19, 6.1, 6.2 | 17-12-2015 | 2015-032 | |
03-07-2015 | 03-01-2016 | art. 2.3.1.4, 2.3.1.4a, 2.3.1.4b, 2.3.1.4c, 6.1 | 25-06-2015 | 2015-032 | |
01-01-2015 | 03-07-2015 | art. 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.5.3, 2.3.3.1, 2.4.8, 2.4.18, 4.1.2, 5.1.8, 5.3.7, 5.3.9, 5.3.13, 5.3.14, 5.3.15, 5.3.17, 5.3.18, 6.1 | 18-12-2014 | 2014-083 | |
10-07-2014 | 01-01-2015 | art. 2.3.1.1, 2.3.1.4 | 26-06-2013 | 2014-042 | |
01-06-2014 | 10-07-2014 | art. 2.1.5.3, 2.4.8, 2.4.8a | 22-05-2014 | 2014-026 | |
14-11-2013 | 01-06-2014 | art. 2.2.2,2.4.4, 2.4.18 | 26-09-2013 De Stad Nijkerk, 06-11-2013 | 2013-045 | |
11-10-2012 | 14-11-2013 | art. 1.1, 2.1.5.1, 2.4.4, 2.4.7, 2.4.17, 2.4.18, 2.4.19, 2.4.20, 2.6.2, 2.6.3, 2.6.4, 4.4.1, 4.5.1, 4.5.3, 5.1.7, 5.1.11, 5.4.1, 5.4.1a, 5.4.2, 6.1 | 27-09-2012 De Stad Nijkerk, 03-10-2012 | 2012-059 | |
01-01-2011 | 11-10-2012 | art. 1.1, 1.9, 2.1.5.2, 2.1.6.10, 2.1.6.11, 2.2.2, 2.3.3.2, 2.4.2, 2.4.12, 2.4.18, 2.4.25, 4.1.2, 4.1.3, 4.1.5, 4.1.6, 4.2.2, 4.4.1a, 4.5.3, 5.1.10, 5.3.2, 5.3.5a, 5.4.2, 6.1 | 16-12-2010 De Stad Nijkerk, 27-12-2010 | 2010-096 | |
01-10-2010 | 01-01-2011 | art. 1.1, 1.2, 1.8, 2.1.1.1, 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.5.3, 4.4.2, 4.4.3 | 24-06-2010 De Stad Nijkerk 30-06-2010 | 2010-055/1 | |
18-03-2010 | 01-10-2010 | afdeling 2.10 | 18-02-2010 De Stad Nijkerk, 10-03-2010 | Rvs. 2010-002 | |
02-07-2009 | 18-03-2010 | art. 2.1.3.1, 2.1.4.2, 2.1.4.3, 2.1.6.3, 2.1.6.7, 2.3.1.3, 2.3.1.4 lid 11, 2.3.2.1 t/m 2.3.2.4, 2.4.16, 2.4.23, 2.5.1 t/m 2.5.5, 5.2.4, 1.7, 1.8, 2.1.5.1, 2.2.1, 2.2.2, 2.3.1.2, 2.3.1.4, 2.4.1, 2.4.4, 2.6.2, 3.2.2, 3.3.2, hoofdstuk 4, 4.1.5, 4.4.2, 4.4.3, 5.8.1, 5.8.2, 4.5.1, 4.5.2, 5.2.2, 5.2.3, 5.3.6, 5.3.9, 5.5.1, 6.1 | 23-04-2009 De Stad Nijkerk, 24-06-2009 | Rvs. 2009-027/2 | |
01-01-2008 | 02-07-2009 | art. 5.8.1, 5.8.2 | 18-10-2007 De Stad Nijkerk, 31-10-2007 | Rvs. 2007-056 | |
23-12-2006 | 01-01-2008 | art. 1.7, 2.1.2.1, 2.1.4.1, 4.4.3, 2.1.6.11, 1.1, 2.1.2.2, 2.1.4.2, 2.1.5.1, 2.2.1, 2.1.6.10, 2.2.2, 2.4.13, 2.4.17, 2.4.18, 3.2.2, 3.2.5, 3.3.2, 4.1.3, 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7, 1.1.8, 1.5.1, 5.5.1 | 14-12-2006 De Stad Nijkerk, 20-12-2006 | rvs. 2006-094 | |
01-01-2006 | 23-12-2006 | art. 5.6.1 | 15-12-2005 De Stad Nijkerk, 21-12-2005 | rvs. 2005-071/2 | |
24-12-2005 | 01-01-2006 | art. 2.9.1 | 15-12-2005 De Stad Nijkerk, 21-12-2005 | rvs. 2005-062 | |
07-05-2005 | 24-12-2005 | onbekend | 14-04-2005 De Stad Nijkerk, 4-5-2005 | rvs. 2005-023 | |
24-02-2005 | 07-05-2005 | onbekend | 02-03-2005 De Stad Nijkerk, 23-2-2005 | rvs. 2005-007 | |
02-12-2004 | 24-02-2005 | art. 2.3.1.4 | 11-11-2004 De Stad Nijkerk, 24-11-2004 | rvs. 2004-060 | |
27-03-2004 | 02-12-2004 | art. 2.3.1.1, 2.3.1.2, 2.3.3.1, 2.6.1-2.6.3, 4.1.7, 4.7.1, 4.7.1a en 5.5.1 | 03-04-2004 De Stad Nijkerk, 24-3-2004 | rvs. 2004-014 | |
21-08-2003 | 27-03-2004 | nieuwe regeling | 07-03-2003 De Stad Nijkerk, 9-7-2003 | rvs. 2003-041 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking, schorsing of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken, geschorst of gewijzigd als:
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 2 Optochten en betogingen
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Artikel 2.1.5.3 Maken, veranderen van een uitweg
Indien paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op de voorbereiding van het besluit van toepassing is, dan wordt daarop tevens paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) toegepast, met uitzondering van de artikelen 4:20b, derde lid en 4:20f Algemene wet bestuursrecht.
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.2 Winkelwagentjes
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.
Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
Artikel 2.3.1.2 Exploitatie openbare inrichting
De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1.8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf, de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Bij de toepassing van deze weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:
4. Het verbod geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voorzover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit. Voor zowel de winkel als het horecabedrijf gelden de sluitingstijden van de Winkeltijdenwet.
5. Voorts geldt het verbod niet voor:
Artikel 2.3.1.4b Sluitingstijden overige horecabedrijven
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, onder a, is het de houder van een grote discotheek of groot evenementencentrum, gelegen buiten het centrum, toegestaan deze maximaal vijf dagen per kalenderjaar geopend te hebben en daarin bezoekers te laten verblijven tussen 03.00 uur en 05.00 uur. Het is verboden bezoekers toe te laten na 02.00 uur.
Het is de houder van een horecabedrijf verboden het gedeelte van de weg ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders plaatsing van terrasmeubilair hebben toegestaan dat ten behoeve van de inrichting wordt gebruikt voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 01.00 uur en 06.00 uur.
Het is verboden op een voor het publiek geheel of gedeeltelijk toegankelijke plaats vanuit een loket, deur of soortgelijke opening eet- of artikelwaren te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren tussen 02.00 en 06.00 uur.
Artikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.4 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2.3.1.6 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2.3.1.4 of ingevolge een op grond van artikel 2.3.1.5 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 2.3.1.8 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikelen 2.3.1.2 tot en met 2.3.1.5 op als bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 2.3.1.9 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.2 Plakken en kladden
Het is verboden de weg of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is te bekrassen of te bekladden, dan wel zonder daartoe bevoegd te zijn afbeeldingen, letters, cijfers, aanplakbiljetten of andere geschriften en aanduidingen te verwijderen, onleesbaar te maken, te bekrassen, te beschadigen of daaraan iets toe te voegen.
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden op de weg te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen of herkenning bij het plegen van voornoemde strafbare feiten te voorkomen.
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek als:
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein en dergelijke
Het is verboden zich op door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of burgemeester aangewezen terrein, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van dit terrein.
Artikel 2.4.17 Loslopende honden
De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voorzover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2.4.19a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen, als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
Artikel 2.4.19b Hinder door honden
De rechthebbende op een hond is verplicht er zorg voor te dragen, dat die hond niet door aanhoudend gejank of geblaf voor de omgeving hinder oplevert.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan Consumentenvuurwerk waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is.
Artikel 2.6.2 Ter beschikking stellen consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.7.2 Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2.1.1.1, 2.1.2.1, 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.6.4, 2.1.6.11, 2.2.3, 2.4.4.a, 2.4.7, 2.4.7a, 2.4.8, 2.4.9, 2.4.10 of 5.5.1 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.
Afdeling 9 Verblijfsontzeggingen en woonoverlast
Artikel 2.9.2 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Artikel 2.9.3 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,-- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Paragraaf 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden; nadere regels
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4.1.2 Aanwijzen collectieve festiviteiten
Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt tussen 07.00 en 23.00 uur niet meer dan 70 dB(A) en na 23.00 uur niet meer dan 65 dB(A) gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 m. tussen 07.00 en 19.00 uur en op een hoogte van 5 m. tussen 19.00 en 24.00 uur.
Artikel 4.1.3 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan op maximaal 6 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2,17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4.1.5, niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 6 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt tussen 07.00 en 23.00 uur niet meer dan 70 dB(A) en na 23.00 uur niet meer dan 65 dB(A) gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 m. tussen 07.00 en 19.00 uur en op een hoogte van 5 m. tussen 19.00 en 24.00 uur.
Artikel 4.1.5 Onversterkte muziek
Artikel 2.1.5a Geluidhinder in de openlucht
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, toestellen of machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.
Artikel 4.1.6 Overige geluidhinder
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit of de Provinciale milieuverordening Gelderland.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.2.2 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats alsmede buiten de bebouwde kom in een door het college aangewezen gebied zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4.2.3 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.4.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4.5.2 Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod voor het gelegenheid geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen door groepen uitgaande van een vereniging of andere organisatie met een doelstelling van sportieve, sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard, gedurende een korte, aaneengesloten periode.
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.1.8 Uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.1.11 Overlast van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
In deze paragraaf wordt onder standplaats verstaan het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5.2.3.3 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen
Artikel 5.2.3.5 Aanhoudingsplicht
Het college houdt de aanvraag om een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het tweede lid, tot de dag waarop is beslist op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.
Het is in andere gevallen dan in of krachtens het Binnenvaart Politiereglement is voorzien verboden met een vaartuig in een openbaar water:
Het is aan een ieder, die zich als bader of zwemmer in een openbaar water ophoudt alsmede aan hen, die niet behoren tot de bemanning of tot de passagiers van een vaartuig, verboden:
Artikel 5.3.5 Afgebakende gedeelten
Het is verboden zich met vaartuigen of surfplanken te bevinden binnen met oranje/rode ballen afgebakende gedeelten van het Nijkerkernauw en/of het Nuldernauw.
Artikel 5.3.5a Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp:
Het houden van een wedstrijd in openbaar water moet uiterlijk drie weken van tevoren worden gemeld aan het college.
Artikel 5.3.8 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, een verordening van het waterschap of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 5.3.10 Laden en lossen van zand en andere stoffen
Het is aan de schippers verboden in het openbaar water zand, puin, graan, steenkolen en soortgelijke ladingen te lossen of te laden, zonder dat een zeil of kleed van de wal op het scheepsboord of van het ene vaartuig op het andere is aangebracht en wel zodanig dat het storten of laten vallen van die stoffen kan worden voorkomen.
Artikel 5.3.11 Baggeren/Dreggen
Het is verboden zonder directe noodzaak te baggeren of te dreggen in openbaar water.
Het is verboden met een vaartuig door het ijs te varen, ter plaatse en gedurende de tijd, door het college aangewezen.
Artikel 5.3.14 Ligplaats bedrijfs- en stationerende vaartuigen
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bedrijfsvaartuigen in de havenkom en aan de kaden aan de oost- en westzijde van de Arkervaart gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk laden en/of lossen van goederen of gedurende de tijd dat vertrek door ijsvorming niet mogelijk is.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bedrijven die schepen bouwen en voor hun productie het halffabrikaat of gereed product aan de eigen kade hebben liggen. Deze bedrijven zijn daarvoor liggeld verschuldigd aan de gemeente conform de verordening op de haven en liggelden. Het is niet toegestaan te overnachten op deze schepen.
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard of trekdier.
Afdeling 5 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 6 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt onder incidentele asverstrooiing verstaan het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de de daarbij op grond van artikel 1.4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak:
artikel 2.1.1.1, 2.1.4.1, 2.1.6.11, 2.2.2, 2.3.1.2, 2.3.1.4b, 2.3.1.4c, 2.3.3.2, 2.4.2 t/m 2.4.10, 2.4.13, 2.4.17, 2.4.20, 2.6.2, 2.6.3, 2.7.1, 2.9.1, 3.2.1, 3.2.3, 3.2.4, 3.2.5, 3.2.6, 3.2.7, 3.2.8, 4.1.6, 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 5.1.2, 5.1.3 t/m 5.1.10, 5.2.2.2, 5.2.3.2, 5.3.2 t/m 5.3.18 en 5.5.1.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens een eerdere versie van de Algemene plaatselijke verordening, indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende 2 jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens een eerdere versie van de Algemene plaatselijke verordening – indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende 2 jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van een eerdere versie van de Algemene plaatselijke verordening, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4 is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de toen geldende verordening.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.