Organisatie | Steenwijkerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling GGD IJsselland 2009 |
Citeertitel | Gemeenschappellijke regeling GGD IJsselland 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | gemeenschappelijke regelingen |
Vervangt de Gemeenschappelijke regeling haltbureau IJsselland
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 31-12-2016 | nieuwe regeling | 18-12-2008 Gemeenteblad, 2009, 16 | Geen |
Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden de GGD IJsselland, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter in de plaats van respectievelijk de gemeente, de raad, het college en/of de burgemeester in die artikelen.
De GGD IJsselland is ingesteld voor de gezamenlijke behartiging van de belangen van deelnemende gemeenten op met name het terrein van de publieke gezondheidszorg, zulks met inachtneming van hetgeen in deze regeling nader is bepaald met betrekking tot de taken en bevoegdheden van het samenwerkingsverband.
Ter behartiging van de in artikel 3 bedoelde belangen heeft het samenwerkingsverband, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, de volgende taken en specifieke bevoegdheden:
taken en bevoegdheden in vrijwillige samenwerking:
taken op het terrein van gemeentelijke overheidszorg, die gemeenten, collectief of afzonderlijk, aan het samenwerkingsverband opdragen met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, leden 2 tot en met 4, daaronder begrepen de taken waarvoor de GGD IJsselland beschikt over de specifieke bevoegdheden, hierna genoemd bij de onderdelen b, c, en d.
De GGD IJsselland voert periodiek bestuurlijk overleg met de deelnemende gemeenten omtrent de inhoud en het niveau van uitvoering van wettelijke taken, genoemd in artikel 5, lid 1, voor de komende vier jaren. De inhoud en het niveau van de uitvoering van deze taken worden voor een periode van vier jaar vastgesteld door het Algemeen Bestuur.
In het geval een gemeente bepaalde taken en bevoegdheden, bedoeld in artikel 5, lid 1 en 2, niet aan de GGD IJsselland heeft opgedragen onthouden de leden van het Algemeen Bestuur van deze gemeente zich van stemming over aangelegenheden die de uitoefening van deze taak en bevoegdheid door de GGD IJsselland betreffen.
Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld door of vanwege een deelnemende gemeente of de GGD IJsselland, met uitzondering van onderwijzend personeel. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij, die op arbeidscontract naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
Het Algemeen Bestuur kan vertegenwoordigers van andere dan aan de GGD IJsselland deelnemende gemeenten alsmede vertegenwoordigers van andere instellingen, toelaten tot de vergaderingen van het Algemeen Bestuur. Met instemming van het Algemeen Bestuur kan het Dagelijks Bestuur vertegenwoordigers van de andere gemeenten en instellingen toelaten tot zijn vergaderingen. In de vergaderingen kunnen deze vertegenwoordigers van hun gevoelen ten aanzien van te behandelen onderwerpen doen blijken.
Artikel 19 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de openbare kennisgeving tevens op verzoek van de voorzitter door de burgemeesters der deelnemende gemeenten op de daar gebruikelijke wijze geschiedt. De voorzitter draagt er voorts zorg voor dat – spoedeisende of andere bijzondere omstandigheden uitgezonderd – het tijdstip van vergadering in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in het gebied verspreid worden, wordt bekendgemaakt.
Het Algemeen Bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. De artikelen 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. In het reglement van orde worden regels gegeven omtrent het horen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden ten aanzien van door het Algemeen Bestuur te nemen besluiten.
De leden van het Dagelijks Bestuur treden als lid van dat bestuur af op de dag, waarop de zittingsperiode van de leden van het Algemeen Bestuur afloopt. Zij zijn terstond herkiesbaar. Zij blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het Algemeen Bestuur uit zijn midden een nieuw Dagelijks Bestuur heeft aangewezen.
Indien tussentijds een plaats in het Dagelijks Bestuur beschikbaar komt, wijst het Algemeen Bestuur een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het Dagelijks Bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het Algemeen Bestuur, dan stelt het Algemeen Bestuur het aanwijzen van een nieuw lid van het Dagelijks Bestuur uit totdat de opengevallen plaats in het Algemeen Bestuur wederom is bezet. Dit uitstel zal niet meer dan drie maanden mogen belopen.
In de eerste vergadering van elke zittingsperiode regelen de leden van het Dagelijks Bestuur onderling de werkzaamheden. Deze taakverdeling geschiedt op een zodanige wijze, dat voor ieder onderdeel van de taak een plaatsvervanger wordt aangewezen. De taakverdeling wordt meegedeeld aan het Algemeen Bestuur en aan de deelnemende gemeenten.
Het Dagelijks Bestuur is belast met en bevoegd tot de dagelijkse leiding van de GGD IJsselland. Hiertoe behoort:
de benoeming, schorsing, het ontslag, dan wel de tewerkstelling op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht van personeel in dienst van de GGD IJsselland, een en ander behoudens het bepaalde in de artikel 41 en verder voor zover het Algemeen Bestuur zich de betreffende bevoegdheden niet heeft voorbehouden;
De gemeente waarvan een vertegenwoordiger in het Algemeen Bestuur tot voorzitter is benoemd, is bevoegd in diens plaats een extra lid van het Algemeen Bestuur aan te wijzen. Onverminderd het bepaalde in artikel 10 ten aanzien van het einde van het lidmaatschap, eindigt het lidmaatschap van het extra lid, zodra het tot voorzitter aangewezen lid ophoudt de voorzittersfunctie te vervullen.
De voorzitter vertegenwoordigt de GGD IJsselland in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.
In rechtsgedingen tussen de GGD IJsselland en de gemeente, waarvan de voorzitter lid van het bestuur is, wordt hij vervangen door een lid van het Dagelijks Bestuur dat geen lid van het bestuur van de betreffende gemeente is.
Het Dagelijks Bestuur kan, na instemming van het betrokken portefeuillehoudersoverleg, vertegenwoordigers van andere gemeenten en van instellingen toelaten tot bijeenkomsten van dat portefeuillehoudersoverleg. In de vergaderingen kunnen deze vertegenwoordigers van hun gevoelen ten aanzien van te behandelen onderwerpen doen blijken.
De leden van het Dagelijks Bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur verantwoording schuldig voor het door hen gevoerde bestuur en geven te dien aanzien alle door één of meer leden verlangde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang.
Een lid van het Algemeen Bestuur verschaft de raad of het college van zijn gemeente met inachtneming van de artikelen 18 en 19 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen alle inlichtingen, die door die raad of dat college of door één of meer leden daarvan worden verlangd.
Een lid van het Algemeen Bestuur is de raad of het college van zijn gemeente verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.
Het Dagelijks Bestuur stelt een ontwerp van een verordening, als bedoeld in artikel 31, lid 2, op en wint daarover advies in van het desbetreffende portefeuillehoudersoverleg respectievelijk de desbetreffende commissie als bedoeld in de artikelen 20, 21, 22 en 23.
Het Dagelijks Bestuur zendt het ontwerp van een verordening als bedoeld in artikel 31, lid 2, vergezeld van de ontvangen adviezen, aan de deelnemende gemeenten, die hun beschouwingen binnen drie maanden ter kennis van het Algemeen Bestuur kunnen brengen.
Binnen twee maanden na het verstrijken van de in artikel 33 genoemde termijn beslist het Algemeen Bestuur omtrent de vaststelling van de verordening.
Aan de GGD IJsselland wordt de bevoegdheid toegekend tot het bij verordening heffen van rechten bedoeld in artikel 229, lid 1, onder b, van de Gemeentewet en de rechten waarvan de heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt.
Voor zover een verordening als bedoeld in de artikelen 31, lid 2, en 36 voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente, regelt de eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen dat de gemeentelijke verordening voor het gehele gebied dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.
Artikel 46 Administratie en controle
Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De verordening regelt in elk geval de onderwerpen, genoemd in artikel 212, lid 2, van de Gemeentewet voor zover van toepassing op de GGD IJsselland.
Het Algemeen Bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 197 van de Gemeentewet bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen voldoen aan het bepaalde in artikel 213, lid 3 respectievelijk lid 4, van de Gemeentewet.
Het Algemeen Bestuur kan, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur gestelde regels, voor afzonderlijke taken en activiteiten van de GGD IJsselland een bedrijf instellen. Het Dagelijks Bestuur zendt een dergelijk besluit binnen twee weken na vaststelling door het Algemeen Bestuur aan Gedeputeerde Staten.
De ontwerp-begroting en de ontwerp-meerjarenraming worden door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Als de begroting niet in evenwicht is en het niet aannemelijk is dat in de eerstvolgende jaren een evenwicht bereikt wordt, zendt het Dagelijks Bestuur de begroting binnen twee weken na vaststelling door het Algemeen Bestuur aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring in. Van de goedkeuring doet het Dagelijks Bestuur mededeling aan het Algemeen Bestuur en de deelnemende gemeenten.
Wanneer aan het Algemeen Bestuur blijkt dat de raad van een deelnemende gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 47, achtste lid, doet het Algemeen Bestuur aan Gedeputeerde Staten van de provincie, waarin de gemeente is gelegen, het verzoek over te gaan tot toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet.
De in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan het Algemeen Bestuur zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. De Algemeen Bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.
De beheerder van de in het vorige lid aan te wijzen archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de regeling als bedoeld in het eerste lid toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de GGD IJsselland en haar organen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
Bij het besluit regelt het Algemeen Bestuur de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van de (gedeeltelijke) uittreding. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de (gedeeltelijk) uittredende gemeente de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de (gedeeltelijke) uittreding en dat de overige gemeenten geen financieel nadeel van de (gedeeltelijke) uittreding ondervinden.
Onder de geschillen omtrent de uitvoering of toepassing van een regeling als bedoeld in artikel 28 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, is steeds begrepen het geval, dat ter vergadering van het Algemeen Bestuur, bedoeld in lid 1, blijkt dat de colleges van ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten niet instemmen met uittreding van een gemeente.
Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel en regelt ook de gevolgen voor de door de GGD IJsselland en haar organen gevormde archieven.
TOELICHTING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GGD IJSSELLAND
TOELICHTING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GGD IJSSELLAND 2009
r de ontvlechting van de brandweer- en GHOR-taken uit de gemeenschappelijke regeling Regio IJssel-Vecht en het voornemen om de taken op het gebied van milieu, recreatie en toerisme en volwasseneneducatie ook elders onder te brengen blijven met name taken op het gebied van de publieke gezondheidszorg over. Daarom is ervoor gekozen om onder de naam gemeenschappelijke regeling GGD IJsselland verder te gaan.
De inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden op 8 maart 2006 heeft geleid tot het doorvoeren van een duidelijke bevoegdhedenverdeling tussen de raad en het college van een gemeente in tal van wetten. In de Wet Publieke gezondheid die op 1 december 2008 in werking is getreden, is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders van een gemeente zorg moet dragen voor het instandhouden van een GGD.
De gemeenschappelijke regeling Regio IJssel-Vecht was een regeling tussen ‘gemeenten’. Omdat de regeling voor het overgrote deel betrekking heeft op de GGD en vanuit de dualiseringsgedachte van duidelijke verdeling van bevoegdheden, is de gemeenschappelijke regeling herzien in een regeling tussen colleges.
De algemene omschrijving van gemeentelijke belangen, waarvoor de gemeenten de GGD IJsselland kunnen inschakelen, legt accent op de gezamenlijke behartiging van gemeentelijke belangen op het terrein van met name de publieke gezondheidszorg. Tegelijkertijd geeft het hoofdstuk een heldere inkadering van de belangenbehartiging door de GGD IJsselland.
Wettelijke taken en bevoegdheden op het gebied van publieke gezondheidszorg, de taken van de GGD IJsselland, vormen het hoofdbestanddeel van de taken. Opgenomen is dat er periodiek bestuurlijk overleg plaatsvindt over de inhoud en het niveau van uitvoering van de wettelijke taken.
De taken en bevoegdheden in het kader van vrijwillige samenwerking kunnen liggen op een wat breder terrein van lokale overheidszorg dan alleen de wettelijke GGD-taken. De regeling legt hier nadruk op service en dienstverlening. Vooral om in te kunnen spelen op de behoefte van gemeenten aan flexibiliteit en maatwerk.
Alle gemeenten kunnen bijvoorbeeld gebruikmaken van de taken in vrijwillige samenwerking. De afspraken omtrent taken in vrijwillige samenwerking worden afzonderlijk vastgelegd tussen de betrokken gemeenten en de GGD IJsselland. Bij deze taken is geen sprake meer van toe- of uittreden zoals voor wettelijke taken. De regeling maakt het mogelijk dat gemeenten de keuze hebben tussen wel of niet afnemen van vrijwillige taken.
Bij nieuwe taken, bij uitvoering van bestaande taken, op financieel gebied en bij beëindiging van taken hebben en houden de gemeenten de touwtjes in handen.
De waarborgen daartoe zijn ondermeer opgenomen in het samenstel van de artikelen 3, 4, 5 en 6. In grote lijnen is dat als volgt geregeld:
De GGD IJsselland mag zich alleen bezighouden met taken op het terrein van gemeentelijke overheidszorg. De korte en bondige omschrijving (artikel 3) geeft een afbakening met inhoudelijke grenzen. Deze wordt verder ingesnoerd door daarop volgende bepalingen van de regeling (taken, bevoegdheden, portefeuillehoudersoverleg, periodieke afstemming met gemeenten, nadere afspraken, programmabegroting, rapportages e.d.).
Gaat het om een taak, die aansluit op/aanpalend is aan de kerntaken van de GGD IJsselland, dan zal de afweging daaromtrent verlopen via ambtelijk en bestuurlijk overleg met gemeenten. Bijvoorbeeld Halt-taken en aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Wet Kinderopvang. Deze toevoegingen kwamen tot stand na en op basis van ambtelijk en bestuurlijk overleg met de gemeenten, in een portefeuillehoudersoverleg en in het Dagelijks Bestuur.
Over de financiële verantwoordelijkheden en risico’s in verband met taken in vrijwillige samenwerking worden afspraken met de betrokken gemeenten gemaakt. In ieder geval over:
Het spreekt vanzelf dat de kosten (en eventuele financiële risico’s) voor rekening komen van de gemeenten die een zodanige taak opdragen.
Vanwege het wegvallen van de Veiligheidstaken uit de Gemeenschappelijke Regeling (GR) vormen de taken van de Gezondheidsdienst nu het hoofdbestanddeel van de GR. Er is gekozen voor een nieuwe naam: de GGD IJsselland.
De Gemeenschappeling Regeling (GR) verwijst op verschillende plaatsen naar de Gemeentewet. Volgens de Wet dualisering gemeentebestuur gaat het om de Gemeentewet die gold op 6 maart 2002, vlak voor het van kracht worden van de dualisering gemeentebestuur. Een uitzondering bestaat voor de financiële bepalingen in de regeling (over de financiële administratie, begroting en jaarrekening), die als gevolg van het Besluit begroting en verantwoording verwijzen naar de nieuwe Gemeentewet.
Hier staat de algemene omschrijving van gemeentelijke belangen, waarvoor de gemeenten de GGD IJsselland kunnen inschakelen. De omschrijving legt accent op de gezamenlijke behartiging (voor alle gemeenten, clusters van gemeenten en/of afzonderlijke gemeenten) van gemeentelijke belangen op het terrein van met name de publieke gezondheidszorg. De basis hiervoor vormt de behoefte van gemeenten aan flexibiliteit en maatwerk, rekening houdend met wettelijke en vrijwillige samenwerking.
Het laatste deel van het artikel dient voor een heldere inkadering van de belangenbehartiging door de GGD IJsselland.
Artikel 4 bevat algemene (platform)taken van de GGD IJsselland. Deze taken zijn niet gebonden aan een bepaald beleidsterrein. De bepaling is toegespitst op wezenlijke platformtaken.
In lijn met de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) biedt de regeling aan gemeenten meer ruimte voor samenwerkingsarrangementen. In dit artikel door middel van een platform en faciliteiten voor flexibele samenwerking.
Dit artikel noemt de concrete taken en bevoegdheden van de GGD IJsselland die op een bepaald terrein mogen dan wel moeten worden uitgeoefend.
Met het oog op verschillen in wettelijke regimes, in afspraken met gemeenten en ten behoeve van de leesbaarheid kent artikel 5 als indeling:
Taken en bevoegdheden van het bestuur van de gezondheidsdienst volgens de Wet Publieke Gezondheid. Zoals:
het bevorderen van de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen collectieve preventie alsmede de onderlinge afstemming tussen deze collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen overeenkomstig artikel 2 van de Wet Publieke Gezondheid (WPG);
De Wet Kinderopvang werd van kracht op 1 januari 2005. De wet bepaalt ondermeer (art. 61.1) dat de gemeente medewerkers van de GGD aanwijst als toezichthouder. In het systeem van de WGR moet het houden van dit toezicht daarmee als een taak in de regeling worden opgenomen.
Behalve enkele specifieke bevoegdheden maakt de opsomming geen melding van alle taken in vrijwillige samenwerking. Dit om flexibiliteit en maatwerk voor de gemeenten mogelijk te maken wat betreft de (gezamenlijke) uitvoering van dergelijke taken. Flexibiliteit in gemeenten die een bepaalde taak afnemen en flexibiliteit in het toevoegen en afbouwen van dienstverlening.
Duidelijk dient te zijn, dat specifieke bevoegdheden ten behoeve van taken in vrijwillige samenwerking uitsluitend gelden voor gemeenten, die de betreffende taken en bevoegdheden hebben toegekend. De afspraken tussen gemeenten, die een bepaalde taak afnemen, worden per taak afzonderlijk vastgelegd. Bij deze taken is geen sprake meer van toe- of uittreden zoals voor wettelijke taken. In het geval een gemeente een bepaalde taak in vrijwillige samenwerking niet meer wenst af te nemen, eindigen de daarvoor gemaakte afspraken en zal de GGD IJsselland de betrokken bevoegdheid niet meer uitoefenen wat die gemeente aangaat.
Toezichthoudende medewerkers hebben volgens de Wet Kinderopvang en de Wet Milieubeheer specifieke taken en bevoegdheden. De gemeenten hebben ook de aanwijzing van toezichthoudende GGD-medewerkers volgens de Wet Kinderopvang opgedragen aan de GGD IJsselland.
Dit artikel bevat de bevoegdheid van de GGD IJsselland tot het instellen en in stand houden van een Halt-bureau voor repressieve taken, als bedoeld in de Wet Justitie-subsidies en de Aanwijzingsregeling Halt-bureaus, en van gemeentelijke preventietaken.
De repressieve taken van het Halt-bureau betreffen de coördinatie en uitvoering van Halt-afdoeningen en van stopreacties volgens de genoemde regels. Voor gemeenten worden de volgende preventietaken uitgevoerd:
[Over de toekomstige plaats van enkele taken in vrijwillige samenwerking (op het gebied van Milieu, Recreatie en Toerisme en Volwasseneneducatie) vindt in de loop van 2008 nog bestuurlijke besluitvorming plaats. Zolang deze taken nog binnen deze gemeenschappelijke regeling worden uitgevoerd blijven hierin ook enkele specifieke bevoegdheden op het gebied van milieu omschreven. Wanneer deze taken voor 1 januari 2009 komen te vervallen komt het lid 5.2.d 1e te vervallen.]
Het opnemen van de bevoegdheid tot het (doen) zorgen voor een doelmatige verwijdering van ingezamelde afvalstoffen is nodig vanwege het aandeelhouderschap in de NV ROVA en het uitbetalen van dividend aan de gemeenten.
De punten 1, 2 en 3 van dit artikel gelden als vertaling van de afspraken in de uitwerking van de kadernotitie (2004). Die afspraken betreffen:
Bij wettelijk verplichte taken (lid 1) spelen in toenemende mate landelijke eisen en/of richtlijnen een rol bij de bepaling van het niveau waarop taken dienen te worden uitgevoerd. Als het gaat om taken, die niet wettelijk verplicht zijn (lid 2), beschikken gemeenten over ruime marges om zelf (bij plustaken) of gezamenlijk (bij collectieve taken) aan te geven op welke niveau de maatlat van de uitvoering wordt gelegd.
Bij punt 4 is uitgangspunt dat de bedrijfsvoering zo wordt opgezet dat bij beëindiging van een bepaalde dienstverlening aan het eind van een tevoren afgesproken termijn er in principe geen desintegratiekosten zijn. Bij dienstverlening voor onbepaalde tijd wordt in principe een opzegtermijn van 1,5 jaar gehanteerd.
Artikel 7 is bedoeld voor de situatie dat afzonderlijke gemeenten een collectieve taak niet (meer) aan de GGD IJsselland (hebben) op(ge)dragen. De flexibilisering van de regeling wat betreft de taken in vrijwillige samenwerking spitst de toepassing van dit artikel toe op wettelijke collectieve taken en bevoegdheden.
De procedure van wijziging van bevoegdheden in dit artikel is bedoeld voor wijzigingen van ondergeschikt belang. Artikel 10, tweede lid van de Wgr biedt de mogelijkheid om een dergelijke bepaling in de regeling op te nemen. Bij wijzigingen van ondergeschikt belang wordt gedacht aan wijzigingen in bevoegdheden als gevolg van veranderingen in landelijke en Europese wetgeving. Principiële veranderingen in de bevoegdheden van de GGD (een verruiming of beperking van bevoegdheden) mogen alleen worden aangebracht door middel van de (zwaardere) procedure van wijziging van de regeling, neergelegd in artikel 56 van deze regeling. Of een voorstel tot wijziging van de regeling van ondergeschikt belang is of niet, is ter beoordeling van het algemeen bestuur.
Omdat het om een regeling tussen colleges gaat is artikel 13, lid 6 van de Wgr van toepassing. De leden van het AB worden per deelnemende gemeente door het college uit zijn midden aangewezen.
De hoofdregel is (art. 13 Wgr), dat het lidmaatschap van het AB van rechtswege eindigt zodra men ophoudt lid te zijn van het college van de betreffende gemeente. Tussen dat moment en de aanwijzing van nieuwe AB-leden kan een periode liggen, dat er vacatures zijn. Dit speelt algemeen na periodieke raadsverkiezingen en incidenteel bij tussentijdse vacatures. Artikel 10 beoogt daarin te voorzien.
Wettelijk dient het Algemeen Bestuur jaarlijks tenminste 2 maal te vergaderen. De praktijk is dat het Algemeen Bestuur 3 keer per jaar bijeenkomt.
De artikelen 28 tot en met 32 van de Gemeentewet geven regels omtrent de totstandkoming van besluiten door middel van stemming. Artikel 30 van deze wet vereist een volstrekte meerderheid van stemmen voor het tot stand komen van een besluit bij stemming.
Het Algemeen Bestuur bepaalt de omvang en de samenstelling van het Dagelijks Bestuur.
De bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur op de genoemde punten zijn vergelijkbaar met die van het college van burgemeester en wethouders. De mogelijkheid van delegatie door het Algemeen Bestuur aan het Dagelijks Bestuur wordt in het tweede lid geopend, uitgezonderd de belangrijkste bevoegdheden. De categorie ‘verordeningen’ omvat ook de verordeningen, die op financieel gebied dienen te worden vastgesteld.
De Wgr. geeft aan, dat de voorzitter door en uit het Algemeen Bestuur wordt aangewezen met inachtneming van het daaromtrent in de regeling bepaalde.
Het Dagelijks Bestuur kan besluiten om een portefeuillehoudersoverleg in te stellen over belangen en taken van de GGD of over financiële aangelegenheden. Wanneer een portefeuillehoudersoverleg is ingesteld zijn de adviezen uit deze overleggen richtingbepalend voor het Dagelijks Bestuur. Wat ‘verlengd lokaal bestuur’ inhoudt kan hier worden besproken. In elk portefeuillehoudersoverleg zit voor elke gemeente één lid (portefeuillehouder) van het college van burgemeester en wethouders.
Rekening houdend met de behoefte in de bestuurlijke praktijk is de mogelijkheid opgenomen dat het Dagelijks Bestuur, na instemming van het betrokken portefeuillehoudersoverleg, vertegenwoordigers van andere gemeenten en van instellingen toelaat tot bijeenkomsten van dat portefeuillehoudersoverleg. In de vergaderingen kunnen deze vertegenwoordigers van hun gevoelen ten aanzien van te behandelen onderwerpen doen blijken.
De Wgr. bepaalt in artikel 24, dat commissies van advies aan het Algemeen Bestuur of aan het Dagelijks Bestuur worden ingesteld door het Algemeen Bestuur. De Wgr. hanteert hier nog de terminologie van de Gemeentewet, die gold voor de dualisering. Artikel 21 van de regeling ziet op commissies van advies aan het Algemeen Bestuur.
Dit artikel betreft de commissies van advies aan het Dagelijks Bestuur en aan de voorzitter. Gedoeld wordt op commissies van advies waarin deskundigen op betreffende beleidsterreinen zitting kunnen hebben.
Hier wordt de mogelijkheid tot instelling van een zogenaamde bestuurscommissie geopend. De leden 2 en 3 van dit artikel komen voort uit artikel 25 van de Wgr. De gemeenteraden moeten vooraf toestemming geven. Zij kunnen de toestemming enkel onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Informatie en verantwoording door de leden van het bestuur is één van de instrumenten waarmee de banden tussen de gemeenschappelijke regelingen en de deelnemende gemeenten kunnen worden aangehaald. De Wgr. bevat dan ook bepalingen die voorschrijven de plicht tot informatie en verantwoording, met sanctie-mogelijkheden, te regelen. De gemeente zelf dient intern een regeling op te stellen om de informatieverstrekking in goede banen te leiden, alsmede om de verantwoording achteraf tot zijn recht te laten komen.
Verordeningen voor personele, organisatorische en huishoudelijke zaken spreken voor zich. In de regeling is voor deze verordeningen een eenvoudige, intern bestuurlijke, procedure opgenomen.
Lid 2 heeft betrekking op verordeningen die ook voor derden kunnen gelden. Deze verordeningen kunnen een meer ingrijpend karakter hebben. Een zwaardere procedure is dan ook nodig.
De bevoegdheid tot het heffen van genoemde rechten en belastingen is gebaseerd op artikel 30 van de Wgr. De bevoegdheid is toegekend, niet overgedragen in de zin dat de deelnemende gemeenten die bevoegdheid niet meer zouden hebben. Bij de rechten, bedoeld in artikel 229, lid 1, onder b, van de Gemeentewet gaat het om de heffing van leges.
De regeling van de onderlinge verhouding wanneer een verordening van de GGD IJsselland op hetzelfde onderwerp betrekking heeft als een gemeentelijke verordening, is ontleend aan artikel 30 lid 3 van de Wgr.
Het artikel is aangepast op basis van artikel 21 Wgr. De hoogte van de tegemoetkoming moet in redelijke verhouding staan tot de aan het lidmaatschap verbonden werkzaamheden.
De praktijk bij de GGD IJsselland is, dat voor een tegemoetkoming enkel reis- en verblijfkosten in aanmerking komen tot ten hoogste de werkelijke kosten.
De bepaling komt overeen met die voor de gemeentelijke organisatie. De inrichting (inclusief de managementstructuur) van de organisatie worden geregeld door het Dagelijks Bestuur.
Deze artikelen regelen de rol en positie van de secretaris. De secretaris is tevens algemeen directeur van de GGD IJsselland.
Het van toepassing blijven van artikel 102 van de Gemeentewet (geldend op 6 maart 2002) betekent dat bepaalde onverenigbare betrekkingen en verboden rechtshandelingen voor de secretaris gelden.
Na het vertrek van de algemeen directeur en het ontvlechten van de Veiligheidstaken uit de Gemeenschappelijke regeling is de directeur GGD algemeen directeur van de GGD IJsselland geworden. Mocht als gevolg van toekomstige ontwikkelingen de behoefte ontstaan om meer directieleden aan te wijzen dan voorziet dit artikel er in dat zij door het DB worden benoemd, geschorst en ontslagen en dat het DB hun taken en bevoegdheden regelt.
De GGD IJsselland heeft eigen personeel in dienst. De rechtspositie is afgestemd op die van gemeentelijke medewerkers.
De bepalingen zijn aangepast op basis van de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet, die geldt vanaf 7 maart 2002.
Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten werkt met ingang van 2004 en geldt ook voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden op grond van de Wgr. Het besluit stelt vereisten aan de op te stellen begroting, meerjarenraming, jaarrekening en jaarverslag.
De artikelen 47 tot en met 50 zijn gebaseerd op het genoemde besluit. Daarnaast regelen zij volgens de artikelen 34 en 35 van de Wgr. de procedure van de begroting en meerjarenraming in de verhouding tussen de gemeenten en de GGD IJsselland.
Voor de vaststelling van de aantallen inwoners (lid 3) worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is.
De GGD IJsselland is voor de gemeente een van de verbonden partijen: een publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. De financiële consequenties dienen te worden opgenomen in de gemeentebegroting (lid 8).
Wanneer de begroting niet in evenwicht is, wordt in het elfde lid ook het College van Gedeputeerde Staten van Gelderland bedoeld in verband met de participatie van de gemeenten Hattem en Heerde. Het zwaartepunt van de regeling ligt in Overijssel, dus Gedeputeerde Staten van Overijssel beoordelen de begroting, gehoord Gedeputeerde Staten van Gelderland (lid 10).
Dit artikel is aangepast op basis van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Artikel 34 van de Wgr. bepaalt dat de jaarrekening uiterlijk 1 juli van het jaar, volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, moet worden vastgesteld.
Het is een goed gebruik dat de voorlopige cijfers van de jaarrekening van het voorgaande jaar opgenomen worden als vergelijkingsmateriaal in de begroting van het komende jaar. Tegen die achtergrond is volstaan met een eenvoudiger procedure in vergelijking tot die van de begroting.
De in dit artikel opgenomen regeling ten behoeve van de zorg en het beheer van de archiefbescheiden dient ook te voorzien in de vertrouwelijke persoonsgebonden gegevens bij de gezondheidsdienst.
De regels voor toetreding, uittreding, wijziging, opheffing zijn volgens een eenduidige structuur opgezet in die zin dat steeds in een vergadering van het Algemeen Bestuur moet blijken dat er een instemmende meerderheid is van tweederde van de colleges van de deelnemende gemeenten.
De ruimte voor toe- en uittreding, zoals geregeld in de artikelen 54 en 55, en daarmee de mogelijkheden voor deelname van gemeenten, zijn verschillend voor elk van de taaksoorten, opgenomen in deze regeling: wettelijke taken en taken in vrijwillige samenwerking.
In combinatie met de artikelen 5 en 6 zijn de regels voor toe- en uittreding van toepassing op deelname aan de regeling voor wat betreft de wettelijke taken.
Bij taken in vrijwillige samenwerking gaat het om het wel of niet afnemen ervan door gemeenten. Alle deelnemende gemeenten kunnen gebruikmaken van deze taken. De regeling maakt het mogelijk dat gemeenten de keuze hebben om dergelijke taken wel of niet af te nemen. De afspraken tussen gemeenten, die een bepaalde taak afnemen, worden afzonderlijk vastgelegd. Bij deze taken is geen sprake meer van toe- of uittreden zoals voor wettelijke taken.
Op basis van dit artikel kan de regeling worden gewijzigd. Het initiatief tot een wijziging kan worden genomen door het college van een gemeente, alsmede door het Algemeen Bestuur van de GGD IJsselland.
Lid 4 legt een in de praktijk gevolgde procedure vast. Het Dagelijks Bestuur van de GGD IJsselland kan enkel zelf een voorstel tot wijziging van de regeling voorleggen aan de colleges van de deelnemende gemeenten indien het voorstel voortvloeit uit wettelijke verplichtingen en/of uit besluiten van het Algemeen Bestuur.
Voor een wijziging van de regeling is in alle gevallen vereist, dat in een vergadering van het Algemeen Bestuur blijkt dat een meerderheid van tenminste tweederde van de betrokken colleges tot de wijziging heeft besloten.
Het is niet de bedoeling en ook uitgesloten dat op basis van dit artikel specifieke bevoegdheden ten behoeve van taken in vrijwillige samenwerking bij de GGD IJsselland terecht kunnen komen tegen de wil van een of meer gemeente(n). Vrijwillige samenwerkingstaken gelden uitsluitend voor gemeenten, die daartoe zelf besluiten en met de GGD IJsselland afspraken maken.
De colleges hebben, op basis van artikel 1 lid 3 van de Wgr, voor het wijzigen van, toetreden tot en uittreden uit een gemeenschappelijke regeling toestemming nodig van hun gemeenteraden.
De naadloze overgang van de bestaande regeling naar de herziene regeling wordt geregeld door dit artikel. Het komt erop neer, dat de herziene regeling in werking treedt en dat op hetzelfde moment de voorgaande regeling wordt ingetrokken.