Organisatie | Utrecht (Utr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Rekenkamer Utrecht 2013 |
Citeertitel | Verordening Rekenkamer Utrecht 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | - |
Geen
artikelen 81a en 182 t/m 185 Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-01-2013 | 01-04-2018 | nieuwe regeling | 10-01-2013 Gemeenteblad van Utrecht 2013, nr. 4 | Raadsvoorstel jaargang 2013, nr. 4 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Dit artikel bevat enkele definities ter voorkoming dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.
Krachtens artikel 182 van de gemeentewet onderzoekt de rekenkamer de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Ter voorkoming van verwarring rond deze begrippen wordt hierbij aangegeven wat hieronder wordt verstaan:
nnderzoek naar de rechtmatigheid betreft onderzoek naar de mate waarin wordt voldaan aan de wettelijke kaders en regelgeving bij de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten. Artikel 182 van de Gemeentewet vermeldt nog eens expliciet dat hieronder niet wordt verstaan de controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.
De raad kan op grond van de gemeentewet een rekenkamer instellen. De rekenkamer bestaat niet ex lege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin voorziet het eerste lid. Verder moet de raad bepalen hoeveel leden de rekenkamer zal hebben (artikel 81b). Daarin voorziet het tweede lid.
Artikel 3 Commissie voor de rekenkamer
De commissie voor de rekenkamer is de subcommissie controle en financiën. De subcommissie controle en financiën onderhoudt het contact met de Rekenkamer uit het oogpunt van optimale benutting van het controle-instrumentarium dat de raad ter beschikking staat. Zij organiseert daartoe tenminste éénmaal per jaar een afstemmingsoverleg met de Rekenkamer, de accountant, het college en de Interne auditafdeling (zie ook artikel 4, derde lid van de Verordening subcommissie controle en financiën).
Verordening 2005, artikel 3, tweede lid onder a (aanbevelen nieuwe leden Rekenkamer) en b (advies over rekenkamerrapporten) vervallen. Met betrekking tot het tweede lid onder a: het presidium fungeert als contactorgaan als het gaat om de bemensing van de Rekenkamer (zie artikel 4). Met betrekking tot het tweede lid onder b: de Rekenkamer brengt direct advies uit aan de raad over haar rapporten en legt direct verantwoording af aan de raad over het onderzoeksprogramma (jaarplan) en de gerealiseerde jaarproductie (jaarverslag); niet via de commissie voor de rekenkamer.
Het eerste lid van artikel 4 bevat, naast een herhaling van artikel 81c, eerste lid van de wet, de bepaling dat de leden van de rekenkamer worden benoemd op de voordracht van het presidium van de gemeenteraad. De voordracht is niet bindend en is louter bedoeld ter voorbereiding van de benoeming door de raad. Op grond van artikel 81e van de wet zullen de kandidaat-leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere functies zij vervullen. Artikel 81f van de wet noemt de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming tot lid van de rekenkamer over te gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81f de benoeming niet in de weg staat. Het tweede lid van artikel 4 van de verordening bepaalt dat het presidium de hiervoor benodigde informatie moet verschaffen. De kandidaat-leden zullen dus via het presidium de informatie moeten verschaffen die zij op grond van artikel 81e van de wet openbaar moeten maken. Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn benoeming aanvaardt.
Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen door de raad overleg wordt gevoerd met de rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. In deze verordening is er voor gekozen dat dit overleg plaats vindt met het presidium.
Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in functie. Het vierde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen.
Artikel 5 Benoeming plaatsvervangende leden
Op grond van de ervaringen in de periode 2005-2010 is gestopt met benoeming van plaatsvervangende leden.
Artikel 6 Ontslag en non-activiteit
Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-actief te stellen in bepaalde situaties. In de verordening is ervoor gekozen het presidium hierin een initiërende rol te laten vervullen.
De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de gemeenteraad is een waarborg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget wel verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad.
Artikel 8 Vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de rekenkamer
Leden van de rekenkamer ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten. Voor de voorzitter bedragen de vergoeding en de tegemoetkoming 80% van de maximale vergoeding en tegemoetkoming die leden van de raad ontvangen ingevolge de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden. Voor de leden die geen voorzitter zijn bedragen de vergoeding en de tegemoetkoming 40% van de maximale vergoeding en tegemoetkoming die leden van de raad ontvangen ingevolge de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden.
Op grond van artikel 81k van de wet stelt de raad de vergoeding voor de werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten van de leden van de rekenkamer vast.
De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken er worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen, maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Het verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Omdat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamer niet voldoet aan een gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.
Artikel 11 Rapportage en terugkoppeling
Na vaststelling door de rekenkamer van de nota van bevindingen wordt een bestuurlijke nota met conclusies en aanbevelingen door de rekenkamer opgesteld. De bestuurlijke nota en de nota van bevindingen worden aan het college gestuurd voor een schriftelijke reactie binnen vier weken. Het college deelt tenminste mee in zijn bestuurlijke reactie:
De rekenkamer waarborgt de juistheid van haar bevindingen door de onderzochte partijen in de gelegenheid te stellen onjuistheden in de nota van bevindingen (het feitenrapport) aan te geven: de procedure van ambtelijk hoor en wederhoor. Na vaststelling van de nota van bevindingen stelt de rekenkamer een bestuurlijke nota op, met conclusies en aanbevelingen. De nota van bevindingen en bestuurlijke nota worden aan het college voorgelegd voor een bestuurlijke reactie (de procedure van bestuurlijk hoor en wederhoor). Het geheel, inclusief bestuurlijke reactie van het college en een nawoord van de rekenkamer, wordt aangeboden aan de gemeenteraad. De rekenkamer legt haar aanbevelingen ter besluitvorming voor aan de gemeenteraad in een raadsadvies.
De Rekenkamer licht haar conclusies en aanbevelingen in de regel toe op een raadsinformatieavond. Daarnaast kan het nodig zijn om voorafgaand aan de commissie- of raadsbehandeling nog vragen te beantwoorden over het rapport. Hiervoor schept lid 5 de mogelijkheid. In de raadsvergadering biedt de voorzitter van de rekenkamer het rapport aan aan de voltallige raad, met een korte toelichting op de hoofdboodschap.
In het zevende en achtste lid zijn de besluiten opgenomen naar aanleiding van motie 2010/A30 (14 oktober 2010), over de opvolging van de raadsbesluiten door het college respectievelijk de verantwoording over de uitvoering van de raadsbesluiten door het college.
Artikel 13 Intrekking oude regeling
De bestaande Verordening Rekenkamer Utrecht (Gemeenteblad van Utrecht 2011, nr. 11) treedt op 31 januari 2013 buiten werking.