Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

Beleid toezicht en handhaving industriële veiligheid Veilgheidsregio Midden- en West-Brabant

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeiligheidsregio Midden- en West-Brabant
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleid toezicht en handhaving industriële veiligheid Veilgheidsregio Midden- en West-Brabant
CiteertitelBeleid toezicht en handhaving industriële veiligheid Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-02-201301-09-2014Nieuwe regeling

31-01-2013

Publicatieblad Veiligheidsregio Midden- en west-Brabant 2013.03

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid toezicht en handhaving industriële veiligheid Veilgheidsregio Midden- en West-Brabant

 

 

1 Inleiding

De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (MWB) heeft wettelijke taken en verantwoordelijkheden op het gebied van industriële veiligheid. Deze betreffen onder andere het uitvoeren van toezicht op en handhaving van de verplichtingen die zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio's (Wvr) en het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo). Ten aanzien van het Brzo hebben ook het bevoegd gezag Wabo en de Inspectie SZW toezichts- en handhavingstaken.

 

Doel

Met dit handhavingsbeleid, dat is gebaseerd op het landelijke model dat is vastgesteld door de Raad van Regionaal Commandanten, legt het bestuur van de Veiligheidsregio MWB zijn beleid vast voor de handhaving van het Brzo en artikel 31 van de Wvr. Dit handhavingsbeleid bestaat uit een toezicht- en een nalevingstrategie. De toezichtstrategie geeft aan hoe de Veiligheidsregio MWB invulling geeft aan zijn toezichthoudende taak en welke prioriteiten hij daarbij heeft gesteld. Uit de nalevingstrategie volgt hoe het bestuur van de Veiligheidsregio MWB reageert op een geconstateerde overtreding. Daarbij wordt uitgegaan van een overzicht met kernbepalingen. Ook de ernst van de begane overtreding bepaalt op welke wijze de veiligheidsregio intervenieert.

 

Dit handhavingsbeleid biedt de basis voor het maken van transparante keuzes en het stellen van prioriteiten, zodat adequaat met de handhavingstaak kan worden omgegaan. Dit is nodig omdat het naleven van alle regels niet tot in detail kan worden gecontroleerd. Er moeten dus keuzes worden gemaakt, of te wel prioriteiten worden gesteld.

 

Aanleiding

Een belangrijke aanleiding om dit handhavingsbeleid op te stellen zijn verschillende ontwikkelingen waardoor het opstellen van handhavingsbeleid steeds minder een vrijblijvende aangelegenheid is geworden. Voor de handhaving van de omgevingswetgeving zijn in het Besluit omgevingsrecht (kwaliteits)eisen opgenomen waaraan de handhaving dient te voldoen. Gemeenten en provincies dienen op basis van deze regelgeving handhavingsbeleid vast te stellen dat moet voldoen aan een aantal minimumeisen. Voor dit handhavingsbeleid vormen die minimumeisen het uitgangspunt.

Ook op het gebied van het Brzo is al het nodige handhavingsbeleid ontwikkeld door provincies en de Inspectie SZW. Daarnaast is op dit moment de Werkgroep handhaving in opdracht van de LAT-RB (Landelijke Aanpak Toezicht Risicobeheersing Bedrijven) bezig met het opstellen van de Landelijke Handhavingstrategie Brzo 1999: 2013. Het betreft een document ter aanvulling op de Brzo Werkwijzer met uniforme procedures en werkwijzen voor handhaving en een handhavingstrategie. Het is de bedoeling dat de handhavingspartners zich committeren aan toepassing van deze strategie door dit vast te leggen in de bestuurlijke inspectieprogramma’s en aanvullend waar nodig in het eigen toezichts- en handhavingsbeleid. Deze Landelijke Handhavingstrategie is voor het uitwerken van dit handhavingsbeleid een belangrijk uitgangspunt geweest.

 

De Veiligheidsregio MWB wil invulling geven aan zijn eigen rol en verantwoordelijkheid voor de handhaving van het Brzo en aanverwante wetgeving. In navolging van de aanbevelingen van de commissies Oosting en Alders wil het bestuur komen tot een verdere professionalisering van de uitvoering van zijn handhavingstaken. Naast het ontwikkelen van handhavingsbeleid gaat het daarbij om een kwalitatief hoogwaardige uitvoering.

 

Wie doet wat

Het houden van toezicht wordt uitgevoerd door toezichthouders in dienst van de veiligheidsregio. Dat zijn ambtenaren (inspectiemedewerkers) die door het bestuur van de veiligheidsregio op grond van artikel 61 van de Wvr zijn aangewezen als toezichthouders.

 

Het naar aanleiding van een geconstateerde overtreding vaststellen op welke wijze daarop wordt gereageerd geschiedt door het management. Daarbij dient het onderhavige handhavingsbeleid als leidraad.

 

Het opleggen van een bestuurlijke sanctie geschiedt door het bestuur van de Veiligheidsregio MWB op grond van artikel 63 van de Wvr (voor last onder bestuursdwang) en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (voor last onder dwangsom). Deze handhavingsbevoegdheid kan het bestuur van de veiligheidsregio MWB mandateren aan de Regionaal Commandant Brandweer. Daartoe dient het mandaatbesluit van 14 november 2011 te worden aangepast.

 

Afbakening

Dit beleid is beperkt tot de handhaving van verplichtingen op het gebied van het Brzo en de Wvr. Onder de verplichtingen van de Wvr valt ook hoofdstuk 7 van het Besluit veiligheidsregio’s, waarin de aanwijzing van bedrijfsbrandweerplichtige inrichtingen is geregeld.

Wat betreft het Brzo komen alleen de verplichtingen aan de orde die zijn gebaseerd op de Wvr. Het gaat dan om de artikelen 5, tweede, derde en vierde lid, 6, 7, derde lid, 10, eerste lid, 13, 14, 16, vijfde lid, 17, 21, 22, eerste en tweede lid, 26, 27, derde lid, en 28 van het Brzo. Alleen ten aanzien van deze artikelen heeft het bestuur van de veiligheidsregio namelijk handhavende bevoegdheden. In artikel 34 van het Brzo is expliciet bepaald dat het Brzo mede is gebaseerd op artikel 48, zesde lid, en artikel 31, vierde lid van de Wvr. Dat betekent derhalve dat het bestuur van de veiligheidsregio bevoegd is om de hiervoor genoemde artikelen van het Brzo te handhaven bij VR-plichtige inrichtingen.

 

Voor wat betreft dit handhavingsbeleid zijn alleen de bepalingen van het Brzo relevant die betrekking hebben op aspecten van rampbestrijding of bedrijfsbrandweeraanwijzingen. Inrichtingen die niet zijn of kunnen worden aangewezen als inrichting die over een bedrijfsbrandweer moet beschikken en waarvoor geen rampbestrijdingsplan hoeft te worden opgesteld, vallen dan ook buiten het kader van dit handhavingsbeleid. Dat volgt ook uit artikel 63 van de Wvr waarin is bepaald dat het bestuur van de veiligheidsregio alleen handhavingsbevoegd is voor VR-plichtige inrichtingen en voor het handhaven van verplichtingen die gelden voor inrichtingen die kunnen worden aangewezen als bedrijfsbrandweerplichtig.

Uiteraard heeft de veiligheidsregio wel een adviserende rol voor inrichtingen die buiten de reikwijdte van dit handhavingsbeleid vallen, zoals pbzo-plichtige inrichtingen. Dat volgt uit de taakomschrijving van de brandweer die door het bestuur van de veiligheidsregio is ingesteld. Volgens artikel 25 van de Wvr is een van de taken van deze brandweer het adviseren van andere overheden en organisaties op het gebied van de brandpreventie, brandbestrijding en het voorkomen, beperken en bestrijden van ongevallen met gevaarlijke stoffen.

 

Geconstateerde overtredingen die liggen op het terrein van externe veiligheid (milieu) of arbeidsomstandigheden worden doorgegeven aan het bevoegd gezag Wabo respectievelijk de Inspectie SZW voor verdere afdoening.

Het volgende hoofdstuk bevat een korte beschrijving van het wettelijk kader.

 

Reikwijdte

Dit beleid richt zich op handhaving voor zover dat bestaat uit:

  • -

    houden van toezicht (controleren/inspecteren);

  • -

    (dreigen met) toepassing van bestuurlijke sancties.

     

Strafrechtelijke handhaving

In de Landelijke Handhavingstrategie Brzo 1999: 2013 is aangegeven dat bestuursrecht en strafrecht elkaar aanvullen. Handhaving berust op zowel bestuurlijke als strafrechtelijke pijlers. Deze pijlers richten zich op twee doelen: afdwingen dat overtredingen worden opgeheven en bestraffen van gepleegde overtredingen. Het uitgangspunt is om eerst zoveel mogelijk via het bestuursrecht op te treden en strafrecht als ultimum remedium in te zetten. Tenzij direct al blijkt dat het bestuursrecht te beperkte mogelijkheden biedt om op te treden. Dan worden beide pijlers complementair ingezet.

 

Omdat de toezichthouders van de Veiligheidsregio MWB geen opsporingsbevoegdheid hebben zullen deze toezichthouders in de daarvoor in aanmerking komende gevallen aangifte doen bij een opsporingsambtenaar. Deze gevallen worden in dit beleid beschreven.

 

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een algemene beschrijving van de relevante wet- en regelgeving. Daarbij gaat het om de wettelijke verplichtingen waaraan bedrijven moeten voldoen en waarop het toezicht en de handhaving zich dus richten.

Hoofdstuk 3 en 4 bevatten de toezicht- en nalevingstrategie die door de Veiligheidsregio MWB worden toegepast. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de organisatorische aspecten.

2 Wettelijk kader industriële veiligheid

De tabel hieronder benoemt de relevante wettelijke artikelen waarvoor het bestuur van de veiligheidsregio de wettelijke verantwoordelijkheid heeft deze te handhaven. Daarbij geeft de tabel aan wie verantwoordelijk is om deze verplichtingen na te leven. Sancties moeten over het algemeen worden gericht tot de overtreder. De overtreder is degene die een voor hem geldende verplichting niet heeft nageleefd. Bij bedrijven kan over het algemeen de directie verantwoordelijk worden gehouden voor de juiste naleving van de wettelijke verplichtingen. Handhavingsbesluiten kunnen dan ook meestal worden gericht tot de directie.

 

Verplichting

Artikel

Verantwoordelijk voor de naleving

A.Wvr

Informatieverschaffing voordat ramp of zwaar ongeval heeft plaatsgevonden

48, lid 1

Iedereen

B.Brzo

PBZO aanwezig, beoordeling en herziening bij veranderingen

5, lid 2 en 4

Drijver v/d inrichting

VBS aanwezig en beoordeling en herziening bij veranderingen

5, lid 3 en 4

Drijver v/d inrichting

Melden significante wijzigingen

6

Drijver v/d inrichting

Uitwisseling gegevens domino-inrichtingen

7, lid 3

Drijver v/d inrichting

Actueel VR is aanwezig

10, lid 1

Drijver v/d inrichting

Bij aanvraag omgevingsvergunning bepaalde gegevens in VR

13

Drijver v/d inrichting

Eens per vijf jaar evalueren en bijwerken VR

14

Drijver v/d inrichting

Verstrekken aanvullende inlichtingen

16, lid 5

Drijver v/d inrichting

Bijhouden stoffenlijst

21 Brzo

Drijver v/d inrichting

Intern noodplan aanwezig die voldoet aan eisen

22, lid 1 en 2 Brzo

Drijver v/d inrichting

C.Wvr

Voordat inrichting is aangewezen: verstrekken nodige inlichtingen

31, lid 5

Hoofd of bestuurder v/d inrichting

Bedrijfsbrandweer voldoet aan eisen van de aanwijzing

31, lid 2

Hoofd of bestuurder v/d inrichting

Bedrijfsbrandweer volgt aanwijzingen op van brandweercommandant

31, lid 7

Hoofd of bestuurder v/d inrichting

Voor 1 februari toezenden overzicht bedrijfsbrandweersterkte

31, lid 6

Hoofd of bestuurder v/d inrichting

Opmerkingen:

  • -

    de drijver van de inrichting is meestal dezelfde als het hoofd of de bestuurder van de inrichting; hierbij gaat het in de meeste gevallen om de directie van het bedrijf die verantwoordelijk kan worden gehouden voor de naleving van de wettelijke verplichtingen;

  • -

    in aanwijsbeschikkingen worden eisen opgenomen waarbij gebruik wordt gemaakt van standaardvoorschriften (voorheen aangeduid als algemene bepalingen); de nalevingstrategie in dit handhavingsbeleid is gedifferentieerd naar de verschillende standaard voorschriften.

3 Toezichtstrategie

Onder toezicht/controle verstaan we het erop toezien dat wettelijke voorschriften worden nageleefd. Deze taak wordt uitgevoerd door toezichthouders/inspecteurs. Dat zijn personen die bij of krachtens een wettelijk voorschrift zijn belast met het houden van toezicht. Voor het toezicht op de in hoofdstuk 2 genoemde wettelijke verplichtingen is het bestuur van de veiligheidsregio bevoegd om de toezichthouders aan te wijzen. Deze bevoegdheid is met het mandaatbesluit van 14 november 2011 gemandateerd aan de Regionaal Commandant Brandweer.

De toezichtstrategie legt vast met welke intensiteit en frequentie toezicht wordt gehouden. Dat dient er toe om prioriteiten te kunnen stellen. Over het algemeen is het namelijk onmogelijk om de naleving van ieder voorschrift intensief te controleren. Op basis van een analyse is vastgesteld waar en in welke situatie(s) de kans het grootst is dat regels worden overtreden. Tevens is bepaald waar zich bij overtredingen de grootste negatieve effecten voor (kunnen) doen. Dit alles heeft geresulteerd in de hieronder weergegeven prioriteitenlijst van wettelijke voorschriften waar de risico’s het grootst zijn.

3.1 Prioriteiten voor het toezicht

De tabel hieronder bevat een overzicht met de prioriteiten en de verschillende wijzen waarop toezicht wordt gehouden.

 

Verplichting

Prioriteit

Wijze van

Toezicht

Bedrijfsbrandweer voldoet aan eisen van de aanwijzing (31, lid 2 Wvr)*

1

Actief

VBS aanwezig, beoordeling en herziening bij veranderingen (5, lid 3 en 4 Brzo)**

1

Actief

Melden significante wijzigingen (6 Brzo)**

1

Actief

Voor 1 februari toezenden overzicht bedrijfsbrandweersterkte (31, lid 6 Wvr)

1

Actief

Actueel VR aanwezig (10 Brzo)

2

Steekproefsgewijs

Eens per vijf jaar evalueren en bijwerken VR (14 Brzo)

2

Steekproefsgewijs

PBZO aanwezig en beoordeling en herziening bij veranderingen (5, lid 2 en 4 Brzo)

2

Steekproefsgewijs

Bijhouden stoffenlijst (21 Brzo)

2

Steekproefsgewijs

Intern noodplan aanwezig die voldoet aan eisen (22 Brzo)

2

Steekproefsgewijs

Uitwisseling gegevens domino-inrichtingen

(7, lid 3 Brzo)**

3

Passief

Opmerkingen

* In de tabel in paragraaf 4.1 zijn de standaardvoorschriften opgenomen die de Veiligheidsregio MWB hanteert bij de formulering van eisen die aan aanwijsbeschikkingen worden verbonden. Daarbij is tevens aangegeven welke voorschriften de Veiligheidsregio MWB beschouwt als kernbepalingen. Voor het toezicht op de naleving van deze kernbepalingen geldt prioriteit 1. Voor de niet-kernbepalingen geldt prioriteit 2.

** De artikelen 5, 6 en 7 van het Brzo kunnen alleen door het bestuur van de veiligheidsregio worden gehandhaafd als het gaat om VR-plichtige inrichtingen. Dat volgt uit artikel 63 van de Wvr in samenhang met artikel 48 van die wet en artikel 6.1.1 van het Besluit veiligheidsregio’s. Het bestuur van de veiligheidsregio is ook alleen bevoegd om toezichthouders aan te wijzen voor VR-plichtige inrichtingen.

 

In de tabel ontbreken de artikelen 31, vijfde en zevende lid en 48 Wvr en de artikelen 13 en 16, vijfde lid Brzo. Gezien de aard van de verplichtingen in deze artikelen is het niet logisch om daar toezicht op te houden.

3.2 Wijze van toezicht en frequentie

Actief toezicht vindt plaats op voorschriften met prioriteit 1. Deze voorschriften worden aangemerkt als kernbepalingen (zie ook paragraaf 4.1). Op de naleving van deze verplichtingen wordt ten minste eenmaal per jaar actief toegezien. Dit is tevens in lijn met artikel 24 Brzo dat voorschrijft dat in elk geval toezicht moet worden gehouden op onder andere de artikelen 5, 6 en 10.

 

Op de naleving van een voorschrift met prioriteit 2 vindt steekproefsgewijs controle plaats.

 

Ten aanzien van de voorschriften met prioriteit 3 vindt geen gericht en stelselmatig toezicht plaats. Het toezicht is passief: er wordt alleen actie ondernomen naar aanleiding van meldingen, incidenten of klachten.

3.3 Toezicht op eisen bedrijfsbrandweeraanwijzing

Voor het toezicht op de verplichtingen voor bedrijfsbrandweren geldt de in deze paragraaf beschreven aanpak.

3.3.1 Opleveringscontrole

Deze controle markeert de overgang van het aanwijzen van de inrichting naar de toezichtfase. Wanneer tijdens deze eerste controle wordt geconstateerd dat de bedrijfsbrandweer niet (volledig) voldoet geeft de Veiligheidsregio MWB concrete aanwijzingen en voorlichting. Daarbij wordt in een brief vastgelegd binnen welke termijnen welke maatregelen het bedrijf moet treffen om aan de aanwijsbeschikking en de daarin opgenomen eisen te voldoen. Deze fase is niet gericht op sanctionering.

3.3.2 Reguliere controle

Deze controle is aan de orde nadat de opleveringscontrole heeft plaatsgevonden. Een inrichting beschikt geheel of gedeeltelijk over een eigen bedrijfsbrandweer. Hierbij wordt een uitgebreide controle gehouden, in de vorm van een audit. Naast de controle op de aanwezigheid en het onderhoud van technische voorzieningen wordt nader ingegaan op de organisatie van de bedrijfsbrandweer. Aandachtspunten zijn opleiding en oefening van de bedrijfsbrandweer.

De controles worden vooraf aangekondigd. Vooral in het geval van de audits is een vroegtijdige planning van belang omdat de aanwezigheid van meerdere personen binnen de inrichting verlangd is voor de uitvoering van de audit.

3.3.3 Toezicht op de geoefendheid bedrijfsbrandweer

Deze taak bestaat uit twee delen:

  • 1.

    Beoordelen van de jaarlijkse oefenroosters en –programma’s.

  • 2.

    Bijwonen en beoordelen van bedrijfsbrandweeroefeningen.

 

Deze beoordelingen worden bij iedere inrichting die beschikt over een bedrijfsbrandweer ten minste eenmaal per jaar uitgevoerd.

 

Ad. 1: beoordelen oefenroosters en –programma’s

In de standaardvoorschriften is bepaald dat een aangewezen inrichting jaarlijks voor 1 februari een oefenrooster en -programma in moet dienen voor het lopende jaar. De inhoudelijke eisen aan het oefenprogramma maken onderscheid tussen:

  • -

    onderhouden van de kennis en vaardigheden op het vastgestelde opleidingsniveau;

  • -

    onderhouden van kennis en vaardigheden op specifieke bedrijfsbrandweerelementen, zoals de inrichting, stationaire voorzieningen en incidentbestrijdingsmiddelen;

  • -

    aansluiten van de interne noodorganisatie op de commandostructuur van de overheidsbrandweer.

 

Ad. 2: Beoordelen van bedrijfsbrandweeroefeningen

De daadwerkelijke beoordeling van het behalen van de oefendoelen en de implementatie van procedures bij de bedrijfsbrandweer vindt plaats tijdens het bijwonen van bedrijfsbrandweeroefeningen. De beoordeling richt zich niet alleen op de bedrijfsbrandweer, maar ook op de bedrijfsonderdelen die een taak verrichten in de bedrijfsnoodorganisatie.

 

Het bijwonen van een bedrijfsbrandweeroefening vindt in principe eenmaal per jaar plaats.

3.4 Toezicht op eisen Brzo

Voor het toezicht op de verplichtingen van het Brzo is het regionaal bestuurlijk toezichtprogramma van belang. Dat is een programma waarin, voor een periode van vijf jaar, de uitgangspunten voor de uitvoering en de wijze van samenwerking bij het toezicht worden vastgelegd. Zo wordt aangegeven welk instrumentarium wordt ingezet, aan welke eisen de toezichtpartners voldoen en hoe de kwaliteit is geborgd. Het regionaal bestuurlijk toezichtprogramma beschrijft de hoofdlijnen, in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma worden de details opgenomen over de uitvoering van inspecties.

 

De Brzo-controle wordt voorbereid en uitgevoerd conform de NIM2. Tijdens het vooroverleg stelt het controleteam gezamenlijk een inspectieplanning op. Onderdelen van deze planning zijn de te inspecteren onderwerpen en de samenstelling van het controleteam.

Bij de voorbereiding van de close-out is het inspectieteam alert op afstemming van eventuele handhaving en de termijnen voor naleving hiervan. Dit betekent meestal dat de close-out moet worden uitgesteld en niet als afsluiting van de laatste inspectiedag kan worden gehouden. Uiteraard wordt er wel een nabespreking direct na de inspectie gehouden en wordt aangegeven dat er een uitgebreidere close-out volgt. Tijdens de close-out wordt de te volgen werkwijze van de gezamenlijke rapportage, de afgestemde handhaving en de wijze van aanbieding duidelijk gecommuniceerd.

 

Na de close-out wordt het gezamenlijk inspectierapport samen met de handhavingsbrieven en een aanbiedingsbrief aan het bedrijf toegezonden. Dit geschiedt binnen 8 weken na afronding van de inspectie. Als tijdens de inspectie echter ernstige overtredingen zijn geconstateerd waarbij direct handhavend optreden is geboden, dan wordt de handhavingsbrief (beschikking) eerder verzonden dan het inspectierapport.

Indien een bedrijf een ondernemingsraad heeft krijgt deze altijd een afschrift van het inspectierapport en ook van eventuele handhavingscorrespondentie.

 

Verzending wordt door het bevoegd gezag Wabo verzorgd. Er wordt ook een afschrift gestuurd naar de inspectiepartners, zodat later kan worden aangetoond dat handhavingscorrespondentie daadwerkelijk naar de drijver/werkgever is opgestuurd.

 

De hercontrole (na afloop van de hersteltermijn) geschiedt ook zoveel mogelijk gezamenlijk met de inspectiepartners. Het streven is om de gehele handhaving zoveel mogelijk gezamenlijk in te zetten en af te handelen. De hercontrole wordt kort na het verstrijken van de hersteltermijn uitgevoerd. Voor verstrijken van de termijn wordt afgestemd welke teamleden de hercontrole uitvoeren. Hierbij wordt ook bekeken of hercontrole van onderdelen door inspecteurs van een andere dienst kan plaatsvinden (signaaltoezicht).

 

Alle handhavingcorrespondentie wordt in de Inspectieruimte Brzo gekoppeld aan de inspectiezaak. Pas als alle geconstateerde overtredingen zijn opgeheven kan de zaak in de Inspectieruimte Brzo worden afgesloten.

 

Voor zover mogelijk neemt de Veiligheidsregio MWB het toezicht op de verplichtingen voor bedrijfsbrandweren (artikel 31 Wvr) mee met de controles die samen met het bevoegd gezag Wabo en de Inspectie SZW worden uitgevoerd.

 

In artikel 24 Brzo is bepaald dat ten minste 1 inspectie per jaar moet plaatsvinden. Van die frequentie kan worden afgeweken op grond van een systematische evaluatie van de gevaren van zware ongevallen(artikel 24, lid 6).

3.5 Signaaltoezicht

Geconstateerde overtredingen van voorschriften waarvoor niet het bestuur van de veiligheidsregio maar het bevoegd gezag Wabo of de Inspectie SZW bevoegd is, worden aan deze organisaties doorgegeven. Dat zaken worden doorgegeven wil niet zeggen dat de verantwoordelijkheid van de VR MWB voor een goede afhandeling eindigt. De veiligheidsregio zal wel degelijk bij de opvolging betrokken blijven.

3.6 Incidenten, klachten en meldingen

Naast het geplande toezicht voeren toezichthouders van de veiligheidsregio ook controles en onderzoeken uit naar aanleiding van een incident, een klacht of een melding. Op de afhandeling van de bevindingen is de nalevingsstrategie van dit handhavingsbeleid van toepassing. Indien nodig wordt bij deze niet reguliere controles afgeweken van de hiervoor in dit hoofdstuk beschreven aanpak.

4 Nalevingstrategie

Dit hoofdstuk geeft weer op welke wijze de Veiligheidsregio MWB reageert op geconstateerde overtredingen van de in hoofdstuk 2 weergegeven wettelijke verplichtingen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • -

    Overtredingen van kernbepalingen en niet-kernbepalingen;

  • -

    Ernstige overtredingen en niet-ernstige overtredingen

4.1 Kernbepalingen en niet-kernbepalingen

 

Kernbepalingen zijn bepalingen die binnen de regeling (of bedrijfsbrandweeraanwijzing) waarvan zij deel uitmaken, de kern vormen van de bescherming van de belangen waartoe die regeling strekt. Dit zijn uit oogpunt van veiligheid en rampbestrijding de bepalingen die werkelijk relevant zijn, gelet op de aard en de risico’s van de activiteit en de gevoeligheid van de omgeving. Overtreding van een kernbepaling kan leiden tot aanzienlijke onveilige of gevaarlijke situaties.

De tabel hieronder geeft voor de verschillende wettelijke verplichtingen aan of de Veiligheidsregio MWB deze wel of niet beschouwd als kernbepalingen.

  • Verplichting

    Artikel

    Kernbepaling

    Informatieverschaffing voordat ramp of zwaar ongeval heeft plaatsgevonden

    48, lid 1Wvr

    Ja

    PBZO aanwezig, beoordeling en herziening bij veranderingen

    5, lid 2 en 4 Brzo

    Nee*

    VBS aanwezig, beoordeling en herziening bij veranderingen

    5, lid 3 en 4 Brzo

    Ja*

    Melden significante wijzigingen

    6 Brzo

    Ja*

    Uitwisseling gegevens domino-inrichtingen

    7, lid 3 Brzo

    Nee*

    Actueel VR is aanwezig

    10, lid 1 Brzo

    Ja

    Bij aanvraag omgevingsvergunning bepaalde gegevens in VR

    13 Brzo

    Nee

    Eens per vijf jaar evalueren en bijwerken VR

    14 Brzo

    Ja

    Verstrekken aanvullende inlichtingen

    16, lid 5 Brzo

    Ja

    Bijhouden stoffenlijst

    21 Brzo

    Ja

    Intern noodplan aanwezig die voldoet aan eisen

    22 Brzo

    Ja

    Voordat inrichting is aangewezen: verstrekken nodige inlichtingen

    31, lid 5, onder a Wvr

    Ja

    Bedrijfsbrandweer voldoet aan eisen van de bedrijfsbrandweeraanwijzing

    31, lid 2 Wvr

    **

    Bedrijfsbrandweer volgt aanwijzingen op van brandweercommandant

    31, lid 7 Wvr

    Ja

    Voor 1 februari toezenden overzicht bedrijfsbrandweersterkte

    31, lid 6 Wvr

    Ja

Opmerkingen

* De artikelen 5, 6 en 7 van het Brzo kunnen alleen door het bestuur van de veiligheidsregio worden gehandhaafd als het gaat om VR-plichtige inrichtingen. Dat volgt uit artikel 63 van de Wvr in samenhang met artikel 48 van die wet en artikel 6.1.1 van het Besluit veiligheidsregio’ s.

** In de tabel hieronder zijn de eisen opgesomd die in de standaard voorschriften van de Veiligheidsregio MWB zijn opgenomen. Daarbij is tevens aangegeven welke bepalingen de Veiligheidsregio MWB beschouwt als kernbepalingen.

Eisen bedrijfsbrandweeraanwijzing (standaardvoorschriften, voorheen algemene bepalingen)

  •  

    Verplichting

    Artikel

    Kernbepaling

    Bedrijfsbrandweerbeheerssysteem

    3.1/3.3

    Ja

    Bedrijfsbrandweerjournaal

    3.2

    Nee

    Operationele basissterkte aanwezig

    4.1/4.3

    Ja

    Aanwezigheid deskundig personeel voor bediening middelen

    4.2

    Ja

    Personeel lichamelijk goedgekeurd

    4.4

    Nee

    Binnen half uur beslissend persoon aanwezig

    4.5

    Ja

    Verantwoordelijk persoon

    4.6

    Nee

    Bekendheid taken en procedures

    4.7

    Nee

    Altijd middelen aanwezig

    5.1

    Ja

    Middelen zijn altijd bedrijfszeker en bereikbaar/ gebreken verhelpen

    5.2

    Ja

    Middelen geschikt en in voldoende mate beschikbaar

    5.3

    Ja

    Testen motorisch aangedreven middelen en uitkomsten in journaal

    5.4

    Nee

    SVM op juiste manier bewaard en voldoen aan inspectie-/onderh. eisen

    5.5

    Ja

    Mobiele middelen doelmatig opgeslagen

    5.6

    Nee

    Stationaire middelen functioneel testen 1x per jaar

    5.7

    Nee

    Installaties hebben geldig certificaat en opgenomen in journaal

    5.8

    Nee

    Verplaatsen SVM

    5.9

    Nee

    Passieve beschermingsmiddelen als LOD opgevoerd voldoen aan criteria

    5.10

    Nee

    Opleidingen

    H 6

    Nee

    Kennis/vaardigheid personeel voor bediening middelen

    6.5

    Nee

    Oefenprogramma voor 1 februari verstrekt aan bestuur VR

    7.1

    Nee

    Eisen aan oefenprogramma en oefeningen en evaluaties in journaal

    7.2

    Nee

    Aanwezigheid bluswatervoorziening

    8.1

    Ja

    Bluswaternetwerk 2x per jaar spoelen en vermelden in journaal

    8.2

    Nee

    Bluswaternetwerk minimaal eens per 3 jaar testen op opbrengst

    8.3

    Nee

    Incident binnen 1 minuut melden aan bemande meldpost

    9.1

    Ja

    Incident onmiddellijk melden aan (bedrijfs)brandweer

    9.2

    Ja

    Doormelding naar RAC voor registratie incidenten

    9.3

    Ja

    Procedures voor gehele noodsituatie

    9.4

    Ja

    Basissterkte aanwezig binnen de tijden aangegeven in aanwijzing

    9.5

    Ja

    Verbindingsmiddelen beschikbaar voor bedrijfsbrandweer

    10.1

    Ja

    Verbindingsmiddelen beschikbaar voor overheidsbrandweer

    10.2

    Ja

    Beschermende middelen

    H 11

    Ja

    Melding van elk niet voorzienbaar bijzonder voorval

    12.1

    Nee

    Actuele info voor overheidsbrandweer tijdens incident

    12.2

    Ja

    Bij aankomst overheidsbrandweer is gids of vergelijkbaar beschikbaar

    12.3

    Ja

    Leidinggevenden hebben kennis over structuur overheidsbrandweer

    12.4

    Nee

    Bedrijfsbrandweer volgt aanwijzingen op van overheidsbrandweer

    12.5

    Ja

    Overzicht sterkte bedrijfsbrandweer is beschikbaar

    13.1

    Nee

    Toelaten medewerkers van VR bij oefeningen

    13.2

    Ja

    Verzoek aantonen inzetbaarheid d.m.v. praktische inzet bij scenario

    13.3

    Ja

    Melden beperkte inzetbaarheid

    13.4

    Ja

    Kennisoverdracht naar aannemer die basissterkte verzorgt

    14.2

    Nee

    Melding van de overdracht operationele basissterkte aan derde

    14.3

    Nee

4.2 Ernstige overtredingen en niet-ernstige overtredingen

De omstandigheden waaronder een overtreding plaatsvindt en de (potentiële) gevolgen zijn van belang voor de wijze waarop de Veiligheidsregio MWB daartegen optreedt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen ernstige overtredingen en niet-ernstige overtredingen.

 

Ernstige overtredingen

Dit betreffen overtredingen:

  • -

    met aanzienlijke (potentiële) negatieve effecten (onveilige situatie, gevaar voor de omgeving, ramp of zwaar ongeval, ontbreken of niet functioneren van lines of defence), of

  • -

    die belemmerend (kunnen) werken voor het optreden van de brandweer, of

  • -

    die gevaar (kunnen) opleveren voor het brandweerpersoneel, of

  • -

    die door het bedrijf doelbewust (opzettelijk) zijn begaan; hieronder worden mede begrepen het willens en wetens nalaten van bepaalde verplichtingen, zoals het onderhoud van brandbeveiligingsinstallaties of het houden van bedrijfsbrandweeroefeningen, of

  • -

    die het gevolg zijn van calculerend gedrag (eventuele boetes kosten minder dan het naleven van de verplichting), of

  • -

    die opnieuw zijn/worden begaan (recidive).

     

Voorbeelden van ernstige overtredingen zijn:

  • -

    Geen stoffenlijst hebben

  • -

    Niet melden van incidenten

  • -

    Geen of te weinig schuimvormend middel aanwezig

  • -

    Ontbreken van veiligheidskritische (technische) maatregelen, of het onvoldoende functioneren van veiligheidskritische (technische) maatregelen.

  • -

    Bewust gevaarzettend gedrag.

  • -

    Het bedrijven van processen terwijl de voor de beveiliging daarvan noodzakelijke apparatuur (strippers, fakkelsystemen, gasdetectoren, brandalarm- en -blussystemen) niet bedrijfsvaardig is.

  • -

    Het in bedrijf hebben van apparatuur & processen met gevaarlijke stoffen , waarvan de risico’s niet zijn geïdentificeerd.

  • -

    Het in bedrijf hebben van gevaarlijke apparatuur, waaraan wijzigingen zijn uitgevoerd, die niet in overeenstemming zijn met het ontwerp van de apparatuur, en die de veiligheid in gevaar brengen.

  • -

    Het in afwezigheid van een adequaat beheerssysteem overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen.

  • -

    Het werken met brandgevaarlijke stoffen, dampen en gassen, die met de omgevingslucht brandgevaarlijke mengsels kunnen vormen, waarbij niet wordt voldaan aan de ATEX regelgeving.

  • -

    Het in bedrijf hebben van apparatuur & processen met gevaarlijke stoffen, zonder adequate borging: een (minimaal) redelijk functionerend VBS met het ontbreken of onvolledig zijn van de VBS elementen b, c, d, e, of f.

  • -

    Ontbreken van risico-identificatie en evaluatie, maar met benodigde maatregelen.

  • -

    Documentatie m.b.t. veiligheidskritische installaties en processen niet op orde.

  • -

    Ondeskundig personeel.

  • -

    Achterstallig onderhoud veiligheidskritische installaties.

  • -

    De PDCA cyclus in het VBS als geheel of in essentiële elementen werkt niet.

  • -

    ontbreken (uitvoering) onderhoudsbeleid veiligheidskritische (technische) maatregelen.

     

Niet-ernstige overtredingen

Dit zijn overtredingen:

  • -

    met geen of weinig (potentiële) negatieve effecten, of

  • -

    die niet belemmerend kunnen zijn voor het optreden van de brandweer en geen gevaar kunnen opleveren voor het brandweerpersoneel, of

  • -

    van wettelijke voorschriften die niet concreet zijn, of

  • -

    die niet doelbewust (opzettelijk) zijn begaan, kennelijk een incident betreffen en gering van omvang zijn; bovendien is er sprake zijn van een overigens goednalevend bedrijf die onverwijld afdoende maatregelen heeft getroffen, of

  • -

    overtredingen die worden geconstateerd tijdens een opleveringscontrole van een bedrijfsbrandweer en waarbij geen sprake is van negatieve effecten, belemmering of gevaar voor de brandweer.

     

Voorbeelden van niet-ernstige overtredingen zijn:

  • -

    Stoffenlijst niet helemaal compleet

  • -

    Incident niet helemaal correct gemeld

  • -

    Tijdelijke wijziging van bedrijfsbrandweervoorzieningen; vanwege uitval of reparatie kan tijdelijk niet aan de verplichting worden voldaan om de aanwezige bedrijfsbrandweervoorzieningen voor direct gebruik gereed te hebben. Dit is alleen een niet-ernstige overtreding wanneer dit direct door het bedrijf is gemeld (wijziging tijdelijke bedrijfsbrandweervoorzieningen) waarbij is aangegeven welke noodmaatregelen (zoals vervangend materiaal) zijn genomen om het brandveiligheidniveau te waarborgen. De Veiligheidsregio MWB beoordeelt deze noodmaatregelen en adviseert het bedrijf zonodig.

  • -

    Oefenprogramma en -rooster(bedrijfsbrandweer) schieten op onderdelen tekort.

     

De volgende voorbeelden zijn afkomstig uit de Landelijke Handhavingstrategie Brzo 1999: 2013 LAT-RB:

  • -

    Het in bedrijf hebben van apparatuur & processen met gevaarlijke stoffen, zonder adequate borging: een redelijk functionerend VBS met het ontbreken of onvolledig zijn van de VBS elementen g, of h

  • -

    Onvoldoende borging onderhoudsbeleid.

  • -

    Veiligheidsrapport niet actueel.

  • -

    Noodplan niet actueel.

  • -

    Documentatie niet op orde.

  • -

    (her)Keuringscertificaat verlopen

  • -

    Geen verbeterplan opgesteld.

4.3 Nalevingstrategie

 

Uit het hieronder opgenomen schema kan worden afgeleid op welke wijze de Veiligheidsregio MWB reageert op een geconstateerde overtreding.

 

 

Kernbepaling

Niet-kernbepaling

Ernstige overtreding

Reactie 1

Reactie 2

Niet-ernstige overtreding

Reactie 2

Reactie 3

Na constatering van:

  • -

    een ernstige overtreding van een kernbepaling volgt reactie 1;

  • -

    een ernstige overtreding van een niet-kernbepaling volgt reactie 2;

  • -

    een niet-ernstige overtreding van een kernbepaling volgt reactie 2;

  • -

    een niet-ernstige overtreding van een niet-kernbepaling volgt reactie 3.

4.3.1 Schema nalevingstrategie

4.3.2 Reacties op geconstateerde overtredingen

Reactie 1: ernstige overtreding van kernbepaling

Er wordt een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom opgelegd. Bijlage 2 bevat een afwegingskader voor de keuze tussen (spoedeisende) bestuursdwang en dwangsom.

Wanneer het gaat om een overtreding van het Brzo wordt samen met het bevoegd gezag Wabo en de Inspectie SZW bepaald welke van deze organisaties het sanctiebesluit neemt. Een en ander in overeenstemming met de uitgangspunten die daarover zijn opgenomen in de Landelijke Handhavingstrategie Brzo 1999: 2013 LAT-RB. In de beschrijving hieronder wordt ervan uit gegaan dat de Veiligheidsregio MWB de sanctie oplegt.

 

De procedure verloopt als volgt:

 

  • -

    Opstellen zienswijzebrief (hoorbrief)

    Er wordt een brief opgesteld waarin de bevindingen van de controle zijn opgenomen en waarin het bedrijf op de mogelijkheid wordt gewezen om binnen 2 weken een zienswijze in te dienen (mondeling of schriftelijk). Deze brief wordt binnen 8 weken na afronding van de inspectie toegezonden aan het bedrijf. Het vragen van een zienswijze is verplicht op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

     

  • -

    Opstellen handhavingsbeschikking

    De last onder bestuursdwang of last onder dwangsom wordt binnen 4 weken na binnenkomst van de zienswijze of na afloop van de zienswijzetermijn (2 weken) naar het bedrijf gezonden. De beschikking bevat over het algemeen een begunstigingstermijn waarbinnen de overtreding moet zijn beëindigd. Omdat de handhavingsbeschikking pas na afloop van de bezwaartermijn onherroepelijk is, is de begunstigingstermijn altijd langer dan zes weken, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie. Bij het bepalen van de termijn is van belang wat de risico’s zijn bij voortduring van de overtreding. In principe dient te worden gekozen voor de kortst mogelijke termijn. Het is echter ook relevant om te bezien hoeveel tijd het redelijkerwijs kost om de overtreding te beëindigen (bijvoorbeeld levertijden van leveranciers). De gestelde termijn dient met andere woorden ook haalbaar te zijn. In de uitzonderlijke situatie dat bestuursdwang zonder voorafgaande last wordt toegepast voeren de medewerkers (met machtiging van het bestuur van de VR MWB) direct de feitelijke handelingen (zoals stillegging) uit. De beschikking wordt dan achteraf naar het bedrijf gezonden. Hierbij gaat het om zeer spoedeisende situaties waarbij direct ingrijpen door het bestuur van de veiligheidsregio noodzakelijk is (zie ook bijlage 2).

     

  • -

    Hercontrole

    Na afloop van de begunstigingstermijn voert de toezichthouder een hercontrole uit. Wanneer blijkt dat de overtreding is beëindigd: - stopt het handhavingsproces (intrekken handhavingsbeschikking), of - wordt periodiek gecontroleerd of de beschikking wordt nageleefd (het bedrijf kan verzoeken om de handhavingsbeschikking in te trekken)

     

    Wanneer blijkt dat de overtreding niet is beëindigd brengt de veiligheidsregio de beschikking ten uitvoer. Bij een last onder bestuursdwang betekent dat feitelijk uitvoering geven aan de last (bijvoorbeeld stillegging en verzegeling van een installatie). Bij een last onder dwangsom is dat het innen van verbeurde dwangsommen met een invorderingsbeschikking. Wanneer uitvoering is gegeven aan de last onder bestuursdwang kunnen de daarmee gemoeide kosten worden verhaald op de overtreder met een kostenbeschikking. Dit moet dan wel in de last onder bestuursdwang zijn aangegeven.

     

Hieronder is een schematische weergave opgenomen van reactie 1.

 

Schema reactie 1

 

 

 

Reactie 2: ernstige overtreding van niet-kernbepaling/niet-ernstige overtreding van kernbepaling

Er wordt een waarschuwingsbrief opgesteld die naar het bedrijf wordt verzonden. Wanneer het gaat om een overtreding van het Brzo wordt samen met het bevoegd gezag Wabo en de Inspectie SZW bepaald welke van deze organisaties het handhavingstraject in gang zet. Een en ander in overeenstemming met de uitgangspunten die daarover zijn opgenomen in de Landelijke Handhavingstrategie Brzo 1999: 2013 LAT-RB. In de beschrijving hieronder wordt ervan uit gegaan dat de Veiligheidsregio MWB handhaaft.

 

De procedure verloopt als volgt:

 

  • -

    Opstellen waarschuwingsbrief

    Deze brief wordt binnen 8 weken na afronding van de inspectie aan het bedrijf gezonden. In de brief wordt aangegeven wat de overtreding is en binnen welke (redelijke) termijn deze moet worden beëindigd. Bij het bepalen van de termijn is van belang wat de risico’s zijn bij voortduring van de overtreding. In principe dient te worden gekozen voor de kortst mogelijke termijn. Het is echter ook relevant om te bezien hoeveel tijd het redelijkerwijs kost om de overtreding te beëindigen (bijvoorbeeld levertijden van leveranciers). De gestelde termijn dient met andere woorden ook haalbaar te zijn. De waarschuwingsbrief vermeldt ook dat indien de overtreding niet binnen de gestelde termijn is beëindigd de Veiligheidsregio MWB een bestuurlijke sanctie oplegt. Met de brief wordt het bedrijf tevens in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een zienswijze in te dienen.

     

  • -

    Hercontrole

    Naafloop van de termijn die in de waarschuwingsbrief is genoemd, wordt een hercontrole uitgevoerd. Als tijdens deze controle blijkt dat de overtreding nog steeds voortduurt dan wordt vanaf dat moment de aanpak bij reactie 1 gevolgd, beginnende met de handhavingsbeschikking (het vragen van een zienswijze hoeft niet want dat heeft al plaatsgevonden met de waarschuwingsbrief).

     

Hieronder is een schematische weergave opgenomen van reactie 2.

 

Schema reactie 2

 

Zie verder schema reactie 1 exclusief vragen zienswijze

 

Reactie 3: niet-ernstige overtreding van niet-kernbepaling

Er wordt een brief naar het bedrijf verzonden waarin de constateringen zijn beschreven en waarin is aangegeven welke concrete maatregelen het bedrijf moet treffen. Wanneer het gaat om een overtreding van het Brzo wordt samen met het bevoegd gezag Wabo en de Inspectie SZW bepaald welke van deze organisaties het handhavingstraject in gang zet. Een en ander in overeenstemming met de uitgangspunten die daarover zijn opgenomen in de Landelijke Handhavingstrategie Brzo 1999: 2013 LAT-RB. In de beschrijving hieronder wordt ervan uit gegaan dat de Veiligheidsregio MWB handhaaft.

 

De procedure verloopt als volgt:

 

  • -

    Opstellen brief De brief wordt binnen 8 weken na afronding van de inspectie aan het bedrijf gezonden. De brief vermeldt de geconstateerde tekortkomingen en bevat aanwijzingen voor verbetering. Tevens wordt in de brief aangegeven binnen welke termijn de Veiligheidsregio MWB verwacht dat het bedrijf de verbeteringen heeft doorgevoerd. Wanneer het een overtreding van een niet concreet voorschrift betreft, wordt in de brief concreet gemaakt waaruit de tekortkoming bestaat; dat geschiedt met een nadere invulling van de niet concrete verplichting (duidelijk omschrijven welke maatregelen het bedrijf moet treffen om de overtreding te beëindigen). Zonodig wordt aangeboden om het bedrijf te ondersteunen bij implementatie. Communicatie met het bedrijf speelt een belangrijke rol. Zonodig wordt een gesprek met het bedrijf aangegaan waarbij de Veiligheidsregio MWB zijn visie geeft op bepaalde zaken (bijvoorbeeld m.b.t. de geoefendheid van de bedrijfsbrandweer).

     

  • -

    HercontroleNa afloop van de in de brief gestelde termijn wordt een hercontrole uitgevoerd. Indien tijdens deze controle blijkt dat het bedrijf de geconstateerde tekortkomingen niet heeft verholpen en er geen goede redenen zijn aan te geven waarom het bedrijf het advies van de veiligheidsregio niet heeft opgevolgd, wordt de aanpak beschreven bij reactie 2 gevolgd, beginnende met de waarschuwingsbrief.

     

Hieronder is een schematische weergave opgenomen van reactie 3.

 

Schema reactie 3

 

4.3.3 Strafrechtelijke aanpak

Met betrekking tot de inzet van het strafrecht geldt het volgende. In de gevallen waarbij:

 

  • -

    de inzet van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang niet heeft geleid tot beëindiging van een overtreding, of

  • -

    een aanpak met een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang niet mogelijk is, wordt aangifte gedaan bij een opsporingsambtenaar.

     

In alle andere gevallen blijft aangifte achterwege. De strafrechtelijke aanpak geldt uiteraard alleen voor overtredingen die strafbaar zijn gesteld.

5 Organisatorische aspecten en bijlagen

De controletaak voor Brzo-bedrijven wordt ingevuld conform de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de LAT Brzo en het regionaal bestuurlijk toezichtprogramma. Dit handhavingsbeleid incorporeert deze afspraken. Daarnaast is dit beleid van toepassing op verplichtingen van artikel 31 en 48 Wvr en de wettelijke voorschriften die aan deze artikelen uitvoering geven, zoals de hiervoor genoemde bepalingen van het Besluit veiligheidsregio’s en het Brzo.

 

Beschikbare en benodigde capaciteit

Uiteraard moet er voldoende capaciteit beschikbaar zijn om dit beleid uit te voeren. Bij capaciteit gaat het zowel om het aantal benodigde fte’s als om kennis en vaardigheden. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat er voldoende menskracht en middelen voorhanden zijn om de inspecties uit te voeren. Juridische capaciteit is ingevuld met inhuur. Op termijn wordt gekeken naar een meer structurele oplossing.

 

Samenwerking met andere organisaties

De Veiligheidsregio MWB voert inspecties zoveel mogelijk integraal uit waarbij wordt samengewerkt met de Inspectie SZW en het bevoegd gezag Wabo.

 

Met betrekking tot de handhaving (sanctionering) vindt afstemming plaats met de andere bevoegde handhavingsorganisaties. Er worden bijvoorbeeld afspraken gemaakt over de uit te voeren nacontroles. Na de controle wordt door het controleteam bovendien afgestemd wie bevoegd is en welke organisatie de meest geëigende handhavingsmiddelen heeft om de overtreding te beëindigen. Handhaving wordt uitgevoerd conform het binnen de organisatie geldende handhavingsbeleid. Voor de Veiligheidsregio MWB is dit beleid neergelegd in onderhavig handhavingsbeleid.

 

Financiële middelen

Voor het uitvoeren van dit beleid worden voldoende financiële middelen beschikbaar gesteld.

 

Bijlage 1: Handhavingsmogelijkheden Brzo

De tabel hieronder is afkomstig uit weergegeven welke bestuursorganen bevoegd zijn om de verschillende wettelijke verplichtingen van het Brzo te handhaven. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving. Onder bestuurlijke handhaving wordt verstaan het toepassen van een bestuurlijke sanctie (bestuurlijke boete, last onder bestuursdwang/dwangsom). Het houden van toezicht op de naleving van de verplichtingen valt er dus buiten. Ook is aangegeven wat de wettelijke grondslag is voor de bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving.

De organisaties waarom het gaat zijn:

 

  • ·

    Inspectie SZW (SZW)

  • ·

    Bevoegd gezag Wm/Wabo (BG)

  • ·

    Bestuur van de veiligheidsregio’s (VR)

     

Onder de tabel is een toelichting opgenomen.

 

Artikel Brzo

Onderwerp

Wettelijke grondslag

handhaving

Handhaven via bestuursrecht (Br) en strafrecht (Sr)

 

 

 

 

SZW

BG

VR

3, tweede lid

Veiligheid en gezondheid van werknemers

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Br

+

-

-

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Sr

+

-

-

5, eerste lid

Maatregelen treffen om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Br

+

+

-

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

-

5, tweede lid

Preventiebeleid zware ongevallen

(PBZO)

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

-

5, derde lid

Veiligheidsbeheerssysteem (VBS) invoeren

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

-

5, vierde lid

Herzien van het PBZO en VBS

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

-

6, eerste lid

Significante wijziging melden

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

-

7, derde lid

Uitwisselen van gegevens tussen inrichtingen met domino-effecten

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

-

9

Actueel veiligheidsrapport (VR) moet aanwezig zijn

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Br

+

-

-

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Sr

+

-

-

10, eerste lid

VR moet aangegeven inhoud hebben

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

-

11, eerste lid

Werkgever moet VR openbaar maken

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Br

+

-

-

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Sr

+

-

-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13, eerste lid

Bij vergunningaanvraag VR met gegevens nodig voor voorbereiding rampenbestrijding

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

-

-

+

Artikel 48 en 64, zesde lid Wvr, art. 1a, onder 1 Wed en art. 25, eerste lid Brzo

Sr

-

-

+

13, tweede lid

VR completeren voordat (onderdeel) van inrichting in werking wordt gebracht

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

-

13, derde lid

VR herzien bij veranderingen inrichting

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

-

14, eerste lid

VR elke 5 jaar evalueren

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Artikel 48 en 64, zesde lid Wvr, art. 1a, onder 1 Wed en art. 25, eerste lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

+

14, tweede lid

Nieuw VR indienen bij nieuwe inzichten of ontwikkelingen en op verzoek bevoegd gezag

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Artikel 48 en 64, zesde lid Wvr, art. 1a, onder 1 Wed en art. 25, eerste lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

+

16, vijfde lid

Voldoen aan verzoek om aanvullende inlichtingen als VR onvolledig is

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Artikel 48 en 64, zesde lid Wvr, art. 1a, onder 1 Wed en art. 25, eerste lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

+

17

VR in zevenvoud indienen; meer exemplaren op verzoek bevoegd gezag

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

-

21, eerste lid

Stoffenlijst bijhouden van de gevaarlijke stoffen die aanwezig zijn

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Artikel 48 en 64, zesde lid Wvr, art. 1a, onder 1 Wed en art. 25, eerste lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

+

22, eerste lid

Intern noodplan moet aanwezig zijn met inhoud die in bijlage IV is opgesomd

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

-

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Sr

+

-

-

22, tweede lid

Intern noodplan eens per drie jaar evalueren en zonodig herzien

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

-

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Sr

+

-

-

22, derde lid

Overleg met werknemers over noodplan

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Br

+

-

-

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Sr

+

-

-

22, vierde lid

Intern noodplan moet door werkgever openbaar worden gemaakt

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Br

+

-

-

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Sr

+

-

-

23, eerste lid

Inrichting niet in werking bij onvoldoende maatregelen ter bescherming van werknemers

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 23 en 25, vierde lid Brzo

Br

+

-

-

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Sr

+

-

-

26 – 28

Kennisgeving doen, stoffenlijst opstellen en VR indienen (artikelen niet meer relevant)

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo

Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo

Artikel 48 en 63 Wvr

Br

+

+

+

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1 Wed

Sr

+

+

-

29

Bij regeling Minister SZW regels stellen over gegevens verstrekken na zwaar ongeval

bepaalde artikelen uit de Rrzo op bais hiervan

Br

+

-

-

Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo

Sr

+

-

-

 

Bijlage 2: Afwegingskader voor keuze bestuursdwang of dwangsom

 

Last onder bestuursdwang

Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

 

  • -

    een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

  • -

    de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

 

Bestuursdwang is bij uitstek een herstelsanctie waarmee de gevolgen van een begane overtreding ongedaan worden gemaakt. Indien een verplichting om iets te doen niet is nagekomen, dan kan de veiligheidsregio met bestuursdwang de handeling alsnog verrichten (op kosten van de overtreder). Bestuursdwang kan echter ook worden gebruikt om een herhaling van een overtreding te voorkomen of het voortduren van de overtreding tegen te gaan. Bij dat laatste kan worden gedacht aan het sluiten en verzegelen van een installatie die niet voldoet aan de veiligheidsvoorschriften.

 

Last onder dwangso

Onder last onder dwangsom wordt verstaan:

 

  • -

    de herstelsanctie, inhoudende: een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

  • -

    de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

 

Een last onder dwangsom is vooral geschikt om een herhaling van een overtreding te voorkomen en om een einde te doen maken aan het voortduren van een overtreding. Daarbij functioneert de dwangsom als financiële prikkel om het verboden gedrag niet te herhalen of om deze te beëindigen. De dwangsom kan echter ook worden gebruikt om de gevolgen van een overtreding ongedaan te maken. De financiële prikkel zal de overtreder ertoe moeten brengen om iets te doen.

 

Samenloop

Bestuursdwang en dwangsom mogen niet tegelijkertijd worden toegepast voor dezelfde overtreding (art. 5:6 Awb). Wel mogen ze na elkaar worden toegepast. Wanneer in eerste instantie een dwangsom is opgelegd en later blijkt dat dit geen effect sorteert, kan de last onder dwangsom worden ingetrokken en een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Uiteraard is het ook niet toegestaan om voor dezelfde overtreding tegelijkertijd meerdere lasten onder dwangsom of lasten onder bestuursdwang van kracht te laten zijn.

 

Welk middel?

In principe is het bestuursorgaan (bestuur veiligheidsregio) vrij in de keuze tussen een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. Wel hangt het van de situatie af welk middel het meest geschikt is. Zo heeft het toepassen van bestuursdwang als kenmerk dat onmiddellijk de illegale situatie wordt hersteld. Nadeel van bestuursdwang is dat de veiligheidsregio dit zelf moet uitvoeren en daarmee ook primair de kosten daarvan draagt (behoudens de mogelijkheid om de kosten te verhalen op draagkrachtige overtreders).

Het karakter van een dwangsom is meer indirect; de overtreder verbeurt een bedrag wanneer hij niet voldoet aan de voorwaarden. Hierbij moet de financiële prikkel het werk doen. De wet schrijft wel voor dat voor het opleggen van een last onder dwangsom niet wordt gekozen indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen zich daartegen verzet (art. 5:32 lid 2Awb). Hiermee wordt bijvoorbeeld gedoeld op een situatie waar de veiligheidsbelangen ernstig worden geschaad en op korte termijn herstel plaats dient te vinden. Dan is bestuursdwang een beter instrument om toe te passen.

 

De Veiligheidsregio MWB maakt in beginsel (de meeste situaties) gebruik van het opleggen van een dwangsom. Alleen wanneer het belang van de veiligheid of de rampbestrijding meer gebaat is bij het toepassen van bestuursdwang is dat anders. De ervaring leert dat het inzetten van een dwangsom een zeer effectief middel is om overtredingen ongedaan temaken. Tot innen van een dwangsom komt het maar zelden, meestal is voor die tijd de overtreding ongedaan gemaakt.

 

Spoedeisende bestuursdwang

Bij een calamiteit of een directe (ernstige) bedreiging van de belangen van de veiligheid of rampbestrijding kan de veiligheidsregio direct optreden. Op het moment dat ernstige overtredingen worden geconstateerd door een toezichthouder moet een afweging worden gemaakt. Wanneer er sprake is van een zodanige gevaarlijke of bedreigende situatie waarbij de belangen van de veiligheid of rampbestrijding ernstig in het gedrang komen, zullen de werkzaamheden of een installatie direct worden stilgelegd. Dit is ter beoordeling van de toezichthouder ter plaatse en hangt geheel af van de omstandigheden. Het stilleggen van werkzaamheden of een installatie is in feite het uitvoeren van bestuursdwang, een sanctie dus. Dit kan alleen in zeer spoedeisende situaties waarin de bedreiging voor de veiligheidsbelangen of rampbestrijding dermate ernstig is dat direct opgetreden moet worden.

 

De mogelijkheid om direct op te treden is vastgelegd in artikel 5:31, lid 2 Awb. De bedoeling van de wetgever is dat deze bevoegdheid met gepaste terughoudendheid wordt gebruikt. Het artikel schept de mogelijkheid direct op te treden, zonder dit besluit van te voren op schrift te stellen en zonder een termijn te gunnen. Hierbij geldt dat alleen díe maatregelen worden uitgevoerd die echt urgent nodig zijn. Wat kan wachten, kan via de normale procedure worden gerealiseerd. Ook wordt aan de overtreder de mogelijkheid geboden de maatregelen zelf uit te voeren, met daarbij de mededeling dat wanneer de overtreder niet direct maatregelen treft, de veiligheidsregio de overtreding zal herstellen en de kosten daarvan zal verhalen op de overtreder.

 

In een stappenplan:

 

  • 1.

    Geef aan dat het bedrijf in overtreding is en dat onmiddellijk maatregelen moeten worden genomen om de belangen van de veiligheid of rampbestrijding veilig te stellen. Omschrijf duidelijk welke maatregelen moeten worden genomen. Dit kan zijn het stilleggen van bepaalde werkzaamheden of een installatie, daarnaast kunnen nog andere maatregelen urgent nodig zijn.

  • 2.

    Stel het bedrijf voor de keuze om die maatregelen meteen zelf uit te (laten) voeren, anders doet de veiligheidsregio dit. Geef daarbij aan dat de kosten van de maatregelen zullen worden verhaald op het bedrijf (de overtreder).

  • 3.

    Meld dat na het toepassen van de bestuursdwang daarvan achteraf zo spoedig mogelijk het bestuursdwangbesluit op schrift wordt gesteld en wordt toegestuurd. Tegen dit besluit kan bezwaar en beroep worden ingediend.

 

Niet moet worden vergeten dat alleen in zeer spoedeisende gevallen deze bevoegdheden bestaan. In veel redelijk spoedeisende gevallen kan namelijk nog de normale procedure worden gevolgd, zonder of met een zeer korte begunstigingstermijn. Ook is van belang dat de toezichthouder, voordat hij spoedeisende bestuursdwang toepast, ruggenspraak heeft gehad met zijn manager. Ook kan het verstandig zijn af te stemmen met (een lid van) het bestuur.

 

In de landelijke handhavingsstrategie Brzo worden de volgende voorbeelden genoemd van overtredingen die een onmiddellijk gevaar opleveren en met bestuursdwang zullen worden aangepakt:

 

  • -

    Ontbreken van veiligheidskritische (technische) maatregelen, of het onvoldoende  functioneren van veiligheidskritische (technische) maatregelen

  • -

    Bewust gevaarzettend gedrag.

  • -

    Het bedrijven van processen terwijl de voor de beveiliging daarvan noodzakelijke apparatuur (strippers, fakkelsystemen, gasdetectoren, brandalarm- en -blussystemen) niet bedrijfsvaardig is.

  • -

    Het in bedrijf hebben van apparatuur & processen met gevaarlijke stoffen , waarvan de risico’s niet zijn geïdentificeerd.

  • -

    Het in bedrijf hebben van gevaarlijke apparatuur, waaraan wijzigingen zijn uitgevoerd, die niet in overeenstemming zijn met het ontwerp van de apparatuur, en die de veiligheid in gevaar brengen.

  • -

    Het in afwezigheid van een adequaat beheerssysteem overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen.

  • -

    Het werken met brandgevaarlijke stoffen, dampen en gassen, die met de omgevingslucht brandgevaarlijke mengsels kunnen vormen, waarbij niet wordt voldaan aan de ATEX regelgeving.

Inhoudsopgave

1 Inleiding

2 Wettelijk kader industriële veiligheid

3 Toezichtstrategie

3.1 Prioriteiten voor het toezicht

3.2 Wijze van toezicht en frequentie

3.3 Toezicht op eisen bedrijfsbrandweeraanwijzing

3.3.1 Opleveringscontrole

3.3.2 Reguliere controle

3.3.3 Toezicht op de geoefendheid bedrijfsbrandweer

3.4 Toezicht op eisen Brzo

3.5 Signaaltoezicht

3.6 Incidenten, klachten en meldingen

4 Nalevingstrategie

4.1 Kernbepalingen en niet-kernbepalingen

4.2 Ernstige overtredingen en niet-ernstige overtredingen

4.3 Nalevingstrategie

4.3.1 Schema nalevingstrategie

4.3.2 Reacties op geconstateerde overtredingen

4.3.3 Strafrechtelijke aanpak

5 Organisatorische aspecten en bijlagen