Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Best

Algemene subsidieverordening gemeente Best 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening gemeente Best 2010
CiteertitelAlgemene subsidieverordening gemeente Best 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinancën, welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

gemeentewet, artikelen 108, 149, 149a

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-05-2013Nieuwe regeling

13-07-2009

Groeiend Best, 2009-07-21

Onbekend
01-01-2010Nieuwe regeling

13-07-2009

Groeiend Best, 2009-07-21

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Best 2010

 

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

De raad van de gemeente Best;

 

Raadsb e sluit

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 juni 2009 inzake het aanpassen van de Algemene subsidieverordening van de gemeente Best; de door de raad op 6 april 2009 vastgestelde kaders voor het subsidiebeleid; het subsidiebeleid zoals vastgelegd in “Nota Subsidiebeleid 2010 – 2013”;

gelet op de artikelen 108, 149, 149a van de Gemeentewet en titel 41. en 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Best 2010

Artikel 1.1 Omschrijving van gebruikte begrippen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    aanvraag: verzoek tot subsidieverlening of verzoek tot subsidievaststelling;

  • b.

    aanvrager: een rechtspersoon die in aanmerking wil komen voor een subsidie;

  • c.

    subsidieontvanger: aanvrager aan wie een subsidie wordt toegekend;

  • d.

    waarderingssubsidie: een subsidie als blijk van waardering voor een bepaald initiatief of organisatie zonder deze direct naar aard en inhoud te willen beïnvloeden;

  • e.

    accountantsverklaring: een in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde gewaarmerkte verklaring over het gevoerde financieel beheer en de financiële verantwoording daarover;

  • f.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • g.

    beleidsregel: een door het college vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan;

  • h.

    boekjaar: een kalenderjaar;

  • i.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best;

  • j.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Best;

  • k.

    eigen middelen: alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover de subsidieontvanger kan

    beschikken, waaronder inkomsten uit contributies van leden, deelnemersbijdragen, donaties,

    erfstellingen, legaten, reserves en voorzieningen;

  • l.

    normeringsubsidie: een subsidie gericht op het ontplooien van activiteiten waarbij een directe relatie bestaat tussen de omvang van een subsidie en genormeerde eenheden;

  • m.

    rechtspersoon: een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk wetboek die zich ten doel stelt om zonder winstoogmerk de belangen van ideële of materiële aard van de inwoners van de

    gemeente Best te behartigen;

  • n.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op

    bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten, en anders dan ter uitvoering van een door een hogere overheid opgelegde taak;

  • o.

    tijdvak: de in de vaststellingsbeschikking genoemde kalenderperiode waarvoor de subsidie wordt

    verstrekt;

  • p.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar wordt gesteld voor subsidies;

  • q.

    subsidieverlening: het geheel aan regels dat van toepassing is op het verstrekken van een subsidie;

  • r.

    subsidievaststelling: het geheel aan regels dat van toepassing is op het vaststellen een subsidie;

  • s.

    verplichting: een door het college aan een subsidieontvanger opgelegde taak;

  • t.

    voorziening: vermogensbestanddelen die worden gevormd voor toekomstige kosten die een periode van meerdere jaren omvatten en die niet binnen de reguliere exploitatie kunnen worden opgevangen, nu al zijn te voorzien, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak hebben in het verleden en kwantificeerbaar of

    berekenbaar zijn;

  • u.

    activiteitenplan: een activiteitenplan als bedoeld in artikel 4:62 AWB, dat in ieder geval vermeldt: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, de met de activiteiten nagestreefde doelstellingen en per activiteit de daarvoor benodigde middelen;

  • v.

    prestatieafspraak: een met een professionele organisatie gemaakte afspraak over het leveren

    product(en) of dienst(en);

  • w.

    Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • x.

    projectsubsidie: een incidentele subsidie gericht op de ontplooiing van niet reguliere, nieuwe en

    vernieuwende activiteiten;

  • y.

    budgetsubsidie: een subsidie die is gebaseerd op prestatieafspraken met een professionele organisatie;

  • z.

    waarderingssubsidie voor incidentele activiteiten: een subsidie als blijk van waardering voor één

    individuele activiteit, gebeurtenis of initiatief.

Artikel 1.2 Reikwijdte

  • 1.

    De bepalingen van de hoofdstukken één, twee, vier, vijf, zes, zeven en acht zijn van toepassing op aan organisaties te verstrekken subsidies voor activiteiten op gebieden van welzijn, opgenomen in één of meer deelterreinen van het subsidiebeleid.

  • 2.

    De bepalingen van de hoofdstukken één, twee, drie en acht zijn van toepassing op aan organisaties te verstrekken subsidies voor activiteiten op overige door de raad vast te stellen beleidsgebieden anders dan één of meer deelterreinen van welzijn zoals opgenomen in het subsidiebeleid.

HOOFDSTUK 2 WERKINGSSFEER VAN DEZE VERORDENING

Artikel 2.1 Tot subsidie gerechtigde partijen en te subsidiëren activiteiten

  • 1.

    Alleen rechtspersonen kunnen in aanmerking komen voor een subsidie.

  • 2.

    Een subsidie wordt alleen verstrekt als het geheel van activiteiten of een activiteit waarvoor een subsidie wordt aangevraagd in het directe belang is van de inwoners van de gemeente Best.

  • 3.

    Waar subsidies zijn gebaseerd op aantallen leden zijn daarmee bedoeld leden die woonachtig zijn in de gemeente Best op de datum van de subsidieaanvraag.

  • 4.

    Activiteiten die enkel zijn gericht op religieuze, levensbeschouwelijke, politieke of commerciële doeleinden worden niet gesubsidieerd.

  • 5.

    Activiteiten die door het college langs andere weg worden bekostigd komen niet in aanmerking voor een subsidie in het kader van deze verordening.

  • 6.

    Het bij of krachtens deze verordening bepaalde is niet van toepassing als het rijk of de provincie een regeling heeft vastgesteld, waarbij de rijks- of provinciale subsidie op andere dan in deze verordening gestelde voorwaarden afhankelijk wordt gesteld van de verlening van een gemeentelijke subsidie.

Artikel 2.2 Subsidieplafond en verdeling van de bevoegdheden

  • 1.

    De raad kan voor de terreinen waarop deze verordening van toepassing is kaders vaststellen waaruit het college voorwaarden kan afleiden voor de subsidieverlening.

  • 2.

    De raad stelt jaarlijks bij het vaststellen van de begroting de subsidieplafonds vast.

  • 3.

    Het college is door de raad belast met het uitvoeren van deze verordening.

  • 4.

    Het college kan in één of meer beleidsregels nadere voorschriften formuleren voor het uitvoeren van deze verordening.

Artikel 2.3 Het indienen van onvolledige aanvragen en het verzoek tot aanvullende informatie

  • 1.

    Het college kan binnen zes weken na ontvangst van een aanvraag aan de aanvrager verzoeken om

    binnen een redelijke termijn aanvullende informatie te verstrekken.

  • 2.

    Over deze termijn wordt met de aanvrager overlegd en bij onenigheid beslist het college.

  • 3.

    Als het verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld, dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 2.4 Het weigeren van subsidie

  • 1.

    Subsidie wordt naast het in artikel 4:25 van de Awb genoemde geval geweigerd als een gegronde

    reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de aanvrager verbonden is aan een commerciële instelling die dezelfde of een vergelijkbare

      geheel van activiteiten of eenzelfde activiteit aanbiedt of ontwikkelt;

    • b.

      het geheel van activiteiten of een activiteit niet of niet geheel zal plaatsvinden of worden

      uitgevoerd of ontwikkeld;

    • c.

      de subsidie niet wordt aangewend overeenkomstig het doel waarvoor die wordt verleend;

    • d.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie te verbinden verplichting(en);

    • e.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen over het verrichte geheel van activiteiten of een activiteit en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • f.

      de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • g.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente Best of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente Best;

    • h.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het

      algemeen belang of de openbare orde.

    • i.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het gevoerde beleid van de gemeente op het betreffende

      beleidsterrein dan wel dat de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben.

  • 2.

    Subsidie wordt geweigerd als de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 3.

    Subsidie wordt geweigerd voor zover met het vaststellen de subsidieplafonds worden overschreden.

Artikel 2.5 Begrotingsvoorbehoud; het verlenen van subsidie onder voorbehoud

Als de subsidie is of wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld door de raad, dan wordt de subsidie verleend onder voorwaarde dat de raad voldoende gelden beschikbaar stelt.

Artikel 2.6 Aanvullende verplichtingen voor de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger informeert het college per omgaande en schriftelijk over:

    • a.

      ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat het geheel van activiteiten of een activiteit niet kan plaatsvinden of worden uitgevoerd of ontwikkeld;

    • b.

      het geheel of gedeeltelijk beëindigen van het geheel van activiteiten of een activiteit;

    • c.

      wijzigingen in de statuten, het huishoudelijk reglement en de rechtsvorm, onder toezending van een afschrift van de notariële akte waarin de wijziging is opgenomen;

    • d.

      besluiten en procedures die leiden of kunnen leiden tot beëindiging van het geheel van activiteiten of een activiteit dan wel ontbinding van de rechtspersoon.

  • 2.

    Het college kan aan de subsidieontvanger aanvullende verplichtingen opleggen.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht een verzekering af te sluiten tegen de risico’s van wettelijke aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk wetboek, tenzij door het college daarvoor een passende voorziening is of wordt getroffen.

  • 4.

    Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten, dan doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het college onder vermelding van de oorzaak van de verschillen. Betreffende melding laat geheel onverlet dat iedere organisatie verantwoordelijk is voor zijn eigen financiële huishouding. Aan betreffende melding kan om die reden op geen enkele wijze aanspraak worden ontleend jegens de gemeente Best voor (additionele) financiële ondersteuning.

Artikel 2.7 Het recht op het treffen van voorziening

Subsidieontvangers mogen slechts met uitdrukkelijke toestemming van het college voorzieningen treffen zoals bedoeld in artikel 1 sub t.

Artikel 2.8 - Vermogensvorming

  • 1.

    Voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming,is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd aan het college. De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

    • a.

      de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b.

      de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor het verlies of beschadiging van voor de

      gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • d.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

    • e.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden;

    • f.

      het vermogen niet wordt aangewend om de statutaire doelstelling te dienen;

    • g.

      het deel van het eigen vermogen dat naar evenredigheid in de totale baten toe te rekenen is aan de gemeentelijke subsidie meer bedraagt dan 25% van de totale jaarlijkse gemeentelijke subsidie.

  • 2.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 3.

    Waardebepaling van onroerende zaken geschiedt door een onafhankelijke deskundige.

  • 4.

    De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het college op de hoogte is geraakt of zou kunnen zijn geraakt van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van de vergoeding.

Artikel 2.9 Rapportage en verantwoording

De leden 1 t/m 4 van artikel 4:78 van de Awb zijn niet van toepassing voor zover de verleende subsidie de grens van € 50.000 niet overschrijdt.

Artikel 2.10 Verslaglegging

Ten minste één keer in de vier jaar stelt het college een rapportage op over de effecten van subsidies.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIEVERSTREKKING

Aanvraag tot subsidieverlening

Artikel 3.1 - Indieningtermijn

  • 1.

    Een subsidieaanvraag wordt schriftelijk bij het college ingediend uiterlijk 1 april voorafgaande aan het jaar waarop de activiteiten betrekking hebben of een aanvang nemen.

  • 2.

    Als 2010 het eerste jaar is van het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, dan moet de aanvraag worden ingediend voor 21 september 2009.

Artikel 3.2 - Te verstrekken gegevens

  • 1.

    De in artikel 3.1 bedoelde aanvraag bevat in ieder geval:

    a. de in artikel 4:2 van de Awb genoemde gegevens, te weten:

    • i.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • ii.

      de dagtekening;

    • iii.

      een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

      • b.

        een begroting ex artikel 4:63 Awb en de daarbij behorende meerjarenraming plus een toelichting op de begrotingsposten;

      • c.

        een activiteitenplan ex artikel 4:62 Awb;

      • d.

        de balans van het voorafgaande jaar met een toelichting daarop;

      • e.

        de laatst vastgestelde jaarrekening;

      • f.

        opgave van bestuurssamenstelling.

  • 2.

    Voor zover de aanvrager voor dezelfde activiteiten tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet de aanvrager daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 3.

    Bij een eerste subsidieaanvraag legt de organisatie tevens over:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte dan wel de statuten;

    • b.

      een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 3.3 - Nadere voorschriften

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de indiening en inrichting van een aanvraag als bedoeld in artikel 3.2.

 

Beschikking tot subsidieverlening

Artikel 3.4 - Beslistermijn

    • 1.

      Het college neemt de beschikking op de subsidieaanvraag uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

    • 2.

      Deze beschikking wordt uiterlijk acht weken nadat zij is genomen, bekendgemaakt aan de organisatie.

    • 3.

      In de in het eerste lid bedoelde beschikking wordt in ieder geval aangegeven:

  • a.

    een omschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend en, indien nodig, de vermelding dat deze omschrijving later kan worden uitgewerkt in een overeenkomst of reeds uit een eerdere overeenkomst voortvloeit;

  • b.

    het (maximale) bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald of het

    bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

 

Verplichtingen

Artikel 3.5 - Verplichtingen

  • 1.

    Het college kan bij de subsidieverlening doelgebonden verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:37 van de Awb.

  • 2.

    Het college kan bij subsidieverlening ook andere dan in artikel 4:37 bedoelde verplichtingen opleggen.

  • 3.

    Voorts legt het college op grond van artikel 4:39 van de Awb de volgende verplichtingen op die niet strekken tot de verwezenlijking van het doel van de subsidie:

  • a.

    de beroepskrachten die de activiteiten uitvoeren dienen over een zodanige kennis en ervaring te beschikken, dat een verantwoorde uitoefening van de functie is gewaarborgd;

  • b.

    waar het werk wordt uitgevoerd in een ruimtelijke voorziening, moet deze voor de uitvoering van het werk geschikt en toegerust zijn en waar mogelijk bruikbaar zijn voor de in zijn bewegingen beperkte mens;

  • c.

    de organisatie betrekt de deelnemers, de eventuele vrijwilligers en beroepskrachten bij haar beleidsvoorbereidingen;

  • d.

    de organisatie werkt mee aan door het college in te stellen of door hen gesteunde of geïnitieerde onderzoekingen, die zijn gericht op het verkrijgen van gegevens voor het beleid van de gemeente of het rijk ten aanzien van de desbetreffende beleidsgebieden;

  • e.

    een wijziging van de statuten wordt ter kennisneming gebracht van het college.

  • 4.

    Het college kan met betrekking tot de in lid 3 onder b vermelde verplichting al dan niet voor beperkte tijd ontheffing verlenen.

 

Aanvraag tot subsidievaststelling

Artikel 3.6 - Indieningtermijn

Uiterlijk twaalf weken na afloop van het tijdvak of beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is

verleend, dient de subsidieontvanger bij het college een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

Artikel 3.7 - De te verstrekken gegevens

  • 1.De in artikel 3.6 bedoelde aanvraag bevat in ieder geval:

  • a.

    de in artikel 4:2 van de Awb genoemde gegevens, te weten:

  • i.

    de naam en het adres van de aanvrager;

  • ii.

    de dagtekening;

  • iii.

    een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

  • b.

    een financieel verslag, bevattende de exploitatierekening en de balans;

  • c.

    een activiteitenverslag.

  • 2.

    Het college kan verlangen, dat een accountantsverklaring wordt overgelegd. Het overleggen van een

    accountantsverklaring is in ieder geval verplicht indien de subsidieverlening een bedrag van € 50.000,00

    overstijgt.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat het in lid 1 sub b van dit artikel bedoelde accountantsverklaring tevens strekt tot onderzoek van de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 4.

    Indien het college toepassing geeft aan lid 3 van dit artikel stelt hij ingevolge artikel 4:79 lid 2 Awb een aanwijzing vast over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

Beschikking tot subsidievaststelling

Artikel 3.8 - Beslistermijn

  • 1.

    Het college beschikt binnen 16 weken na ontvangst over de in artikel 3.7 bedoelde aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid bedoelde termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

Artikel 3.9 - Ambtshalve vaststelling

Indien de subsidieontvanger niet binnen de in artikel 3.7 bedoelde indieningtermijn een aanvraag tot subsidievaststelling heeft ingediend, kan het college binnen 16 weken - gerekend vanaf het verstrijken van deze indieningtermijn - de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen.

 

Betaling

Artikel 3.10 - Termijn

Het subsidiebedrag wordt binnen acht weken na de beschikking tot subsidievaststelling betaald met verrekening van de reeds betaalde voorschotten.

 

Incidentele en meerjarige subsidies

Artikel 3.11 - Incidentele subsidies

  • 1.

    Een organisatie kan een aanvraag indienen voor de verstrekking van een incidentele subsidie ten behoeve van een incidentele activiteit.

  • 2.

    Het college is bevoegd tot verlening van incidentele subsidies.

  • 3.

    Een aanvraag voor de verstrekking van een incidentele subsidie moet ten minste twaalf weken voor aanvang van de activiteit worden ingediend.

  • 4.

    Bij de subsidieaanvraag worden in ieder geval de in artikel 3.2 genoemde bescheiden ingediend.

  • 5.

    Het college beslist over de aanvraag tot incidentele subsidieverstrekking binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 6.

    Het college kan de in het vijfde lid bedoelde termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 7.

    De incidentele subsidie kan geweigerd worden op grond van de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb en in artikel 2.4 van deze verordening genoemde gevallen.

Artikel 3.12 - Meerjarige subsidies

  • 1.

    Het college kan voor een langere periode dan één jaar subsidie verlenen.

  • 2.

    Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven op welk bedrag de organisatie voor ieder jaar recht heeft dan wel op welke wijze het verleende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 3.

    Op meerjarige subsidies zijn de bepalingen van hoofdstuk 3 van deze verordening en artikel 4:50 van de Awb onverkort van toepassing.

Artikel 3.13 - Investeringssubsidies

    • 1.

      Het college kan een subsidie als investeringssubsidie aanmerken, indien het de subsidiëring van kosten van aankoop, stichting, uitbreiding of verbouwing van een accommodatie en/of de inrichting hiervan betreft.

    • 2.

      De aanvraag voor een investeringssubsidie wordt uiterlijk vóór 1 februari voorafgaande aan het jaar waarvoor de investeringssubsidie wordt gevraagd, ingediend bij het college.

  • 3.

    Over het al dan niet opnemen van een budget ten behoeve van de gevraagde investering, beslist de raad middels vaststelling van de gemeentebegroting. Het college besluit vervolgens, in het jaar waarvoor de

    investeringssubsidie wordt gevraagd, over eventuele toekenning.

    3.Naast de in artikel 5 bedoelde bescheiden, dient de organisatie over te leggen:

  • a.

    een begroting van de totale kosten van het investeringsplan;

  • b.

    een financieringsplan.

     

    4.Aan de toekenning van een investeringssubsidie voor een accommodatie zijn in ieder geval de volgende voorwaarden verbonden:

  • a.

    de accommodatie mag zonder toestemming van het college niet worden vervreemd, verhuurd, met

    hypotheek of andere zakelijke rechten bezwaard;

  • b.

    de organisatie is verplicht ervoor zorg te dragen dat een verzekering tegen brand- en stormschade op basis van herbouwwaarde van de accommodatie is/wordt afgesloten.

    • 5.

      De aanvraag tot vaststelling omvat in ieder geval een gespecificeerde opgave van de werkelijke inkomsten en uitgaven.

    • 6.

      Onverminderd hetgeen is gesteld in de vorige leden van dit artikel zijn voor het overige de bepalingen van hoofdstuk 3 van toepassing.

Artikel 3.14 - Uitgaven en inkomsten

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen dewerkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten, dan doet de subsidieontvanger

daarvan onverwijld mededeling aan het college onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

HOOFDSTUK 4 HET AANVRAGEN EN VERLENEN VAN SUBSIDIE

Paragraaf 4.1 Procedure voor het aanvragen en verlenen van een waarderingssubsidie door een

vrijwill i gersorganisatie zijnde een rechtspersoon

Artikel 4.1.1 Het aanvragen van een waarderingssubsidie en beslistermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een waarderingssubsidie wordt voor 1 april voorafgaand aan het eerste kalenderjaar van het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, schriftelijk ingediend bij het college met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier.

  • 2.

    Als 2010 het eerste jaar is van het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, dan moet de aanvraag worden ingediend voor 21 september 2009.

  • 3.

    Bij de aanvraag worden door de aanvrager overgelegd:

  • a.

    Een omschrijving van de organisatie, de activiteiten die het onderneemt, de doelgroepen waar het zich op richt en de doelstellingen die het nastreeft;

  • b.

    een begroting van baten en lasten voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 4.

    Het college beslist over een aanvraag voor een waarderingssubsidie uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar voorafgaand aan het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 5.

    Als 2010 het eerste jaar is van het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, dan beslist het college op een aanvraag uiterlijk op 31 december 2009.

  • 6.

    De in het vierde en vijfde lid genoemde termijn kan eenmalig worden verlengd met vier weken.

Artikel 4.1.2 Duur van de subsidie en de beslistermijn

  • 1.

    Waarderingssubsidies die per 1 januari 2010 worden verleend, worden ten hoogste verleend voor een periode van vier jaar.

  • 2.

    Waarderingssubsidies die per 1 januari 2011, 2012 of 2013 worden verleend, worden ten hoogste verleend tot het einde van de planperiode i.c. 31 december 2013.

Artikel 4.1.3 Het verlenen van een subsidie als voorschot

Een waarderingssubsidie van meer dan € 7.500 wordt altijd verleend als een voorschot.

Artikel 4.1.4. Het verlenen is vaststellen

Als een waarderingssubsidie wordt verleend van minder dan € 7.500,= dan is het besluit tot verlening tevens aan te merken als het besluit tot het vaststellen van de subsidie, behoudens het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel 5.1 van deze verordening.

Artikel 4.1.5 Rapportage en verantwoording

Vrijwilligersorganisaties aan wie een waarderingssubsidie is verleend van meer dan € 7.500,= dienen uiterlijk op 1 april volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, een inhoudelijk en financieel verslag in met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier.

Artikel 4.1.6 Verzoek tot vaststellen

Bij het indienen van het inhoudelijk en financieel verslag dient de subsidieontvanger tevens het verzoek in om de subsidie voor het jaar waarop de verslaglegging betrekking heeft, vast te stellen.

Paragraaf 4.2 Procedure voor het aanvragen en verlenen van een incidentele waarderingsubsidie

Artikel 4.2.1 Tot subsidie gerechtigde partijen

  • 1.

    Initiatieven van natuurlijke personen kunnen alleen voor subsidie in aanmerking komen als ze worden uitgevoerd door een in artikel 1 sub b bedoelde rechtspersoon die ook de subsidieaanvraag indient;

  • 2.

    Rechtspersonen met een winstoogmerk kunnen niet optreden als aanvrager van een incidentele

    waarderingsubsidie.

Artikel 4.2.2 Beperking tot eenmalige aanvragen

Eenzelfde aanvraag voor een incidentele waarderingsubsidie kan in de planperiode 2010 t/m 2013 slechts

éénmaal worden gehonoreerd.

Artikel 4.2.3 Aanvraag- en beslistermijnen

  • 1.

    Aanvragen voor incidentele waarderingsubsidies kunnen twee keer per jaar worden ingediend, te weten vóór 1 april en vóór 1 oktober.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een incidentele waarderingsubsidie uiterlijk binnen vier weken na de in het voorgaande lid vermelde data;

  • 3.

    Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met vier weken.

Artikel 4.2.4 Het verlenen is vaststellen

Als een incidentele waarderingssubsidie wordt verleend dan is het besluit tot verlening tevens aan te merken als het besluit tot het vaststellen van de subsidie.

Artikel 4.2.5 Nadere uitwerking in een beleidsregel

Het college kan in een beleidsregel een nadere inhoudelijke uitwerking vastleggen van soorten activiteiten,

initiatieven en gebeurtenissen die voor een incidentele waarderingsubsidie in aanmerking kunnen komen, de criteria waarop de aanvragen worden beoordeeld en hoe de beoordeling wordt georganiseerd.

Paragraaf 4.3 Procedure voor het aanvragen van een projectsubsidie

Artikel 4.3.1 Tot subsidie gerechtigde partijen

  • 1.

    Initiatieven van natuurlijke personen kunnen alleen voor subsidie in aanmerking komen als ze worden uitgevoerd door een in artikel 1 sub b bedoelde rechtspersoon die ook de subsidieaanvraag indient.

  • 2.

    Rechtspersonen met een winstoogmerk kunnen niet optreden als aanvrager van een projectsubsidie.

Artikel 4.3.2 Beperking tot eenmalige aanvragen

Eenzelfde aanvraag voor een projectsubsidie kan in de planperiode 2010 t/m 2013 slechts éénmaal worden gehonoreerd.

Artikel 4.3.3 Aanvraag- en beslistermijnen

  • 1.

    Aanvragen voor projectsubsidies kunnen twee keer per jaar worden ingediend, te weten vóór 1 april en vóór 1 oktober;

  • 2.

    Bij de aanvraag worden door de aanvrager overgelegd:

  • a.

    een projectplan voor het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft en waarin de aard en omvang van het geheel van activiteiten, de doelgroepen, het aantal leden van de organisatie en de verwachte aantallen deelnemers en de beoogde doelstelling(en) worden beschreven.

  • b.

    een begroting van baten en lasten voor het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3.

    Het college beslist op een aanvraag voor een projectsubsidie uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag na in het voorgaande lid vermelde data.

  • 4.

    De in het vorige lid genoemde termijn kan eenmalig worden verlengd met vier weken;

  • 5.

    Als 2010 het eerste jaar is van het tijdvak waarvoor een aanvraag kan worden ingediend dan is 1 april 2010 de eerst mogelijke indieningtermijn.

Artikel 4.3.4 Rapportage en verantwoording

Subsidieontvangers die een projectsubsidie ontvangen, dienen binnen acht weken na afloop van het project een inhoudelijk en financieel verslag in over het verloop en de resultaten van het project. Het betreffende verslag omvat tenminste informatie over het verloop van het project en de mate waarin de doelgroep bereikt is en de voorgenomen activiteiten zijn uitgevoerd, effecten bereikt zijn en doelstellingen gerealiseerd zijn.

Artikel 4.3.5 Verzoek tot vaststellen

Bij het indienen van het inhoudelijk en financieel verslag dient de subsidieontvanger tevens het verzoek in om de subsidie waarop de verslaglegging betrekking heeft, vast te stellen.

Artikel 4.3.6 Nadere uitwerking in een Beleidsregel

Het college kan in een Beleidsregel een nadere inhoudelijke uitwerking vastleggen ten aanzien van de

voorwaarden waaraan een project dient te voldoen om voor subsidiëring in aanmerking te komen alsmede aan de criteria waarop de aanvragen worden beoordeeld en hoe de beoordeling wordt georganiseerd.

Paragraaf 4.4 Procedure voor het aanvragen en vaststellen van een normeringsubsidie

door een vrijwill i gersorganisatie zijnde een rechtspersoon

Artikel 4.4.1 Het aanvragen van een normeringsubsidie en beslistermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een normeringsubsidie wordt voor 1 april voorafgaand aan het eerste kalenderjaar van het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, schriftelijk ingediend bij het college met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier.

  • 2.

    Als 2010 het eerste jaar is van het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, dan moet de aanvraag worden ingediend voor 21 september 2009.

  • 3.

    Bij de aanvraag worden door de aanvrager overgelegd:

  • a.

    een activiteitenplan voor de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft en waarin wordt beschreven de aard en omvang van het geheel van activiteiten, de doelgroepen, de doelstellingen, het aantal leden van de organisatie of het verwachte aantal deelnemers;

  • b.

    een begroting van baten en lasten voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 4.

    Het college beslist over een aanvraag voor een normeringsubsidie uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar voorafgaand aan het tijdvak als bedoeld in het vorige lid waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 5.

    Als 2010 het eerste jaar is van het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, dan beslist het college op een aanvraag uiterlijk op 31 december 2009.

  • 6.

    De in het vierde en vijfde lid genoemde termijn kan eenmalig worden verlengd met vier weken.

Artikel 4.4.2 Duur van de subsidie

De duur van een normeringsubsidie is normaliter één kalenderjaar.

Artikel 4.4.3 Het verlenen van een subsidie als voorschot

Een normeringsubsidie wordt altijd verleend als een voorschot.

Artikel 4.4.4 Rapportage en verantwoording

Vrijwilligersorganisaties aan wie een normeringsubsidie is verleend dienen uiterlijk op 1 april volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, een inhoudelijk en financieel verslag in. Het betreffende verslag omvat tenminste informatie over het verloop van de genormeerde activiteiten, leden of andersoortige eenheden. Tevens wordt gerapporteerd over de mate waarin de doelgroep bereikt is, de voorgenomen activiteiten zijn uitgevoerd, effecten bereikt zijn en doelstellingen gerealiseerd zijn. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 4.4.5 Verzoek tot vaststellen

Bij het indienen van het inhoudelijk en financieel verslag dient de subsidieontvanger tevens het verzoek in om de subsidie voor het jaar waarop de verslaglegging betrekking heeft, vast te stellen.

Paragraaf 4.5 Procedure voor het aanvragen en vaststellen van een budgetsubsidie door

een profession e le organisatie zijnde een rechtspersoon

Artikel 4.5.1 Het aanvragen van een budgetsubsidie en beslistermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een budgetsubsidie wordt voor 1 april voorafgaand aan het eerste kalenderjaar van het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2.

    Bij de aanvraag worden door de aanvrager overgelegd:

  • a.

    een nadere specificatie van de producten en diensten die ter realisatie van de gemeentelijke

    beleidsdoelstellingen worden aangeboden inclusief beoordelingscriteria;

  • b.

    een gespecificeerde begroting van de bij het vorige lid genoemde diensten en producten.

  • 3.

    Het college beslist op een aanvraag voor een budgetsubsidie uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar voorafgaand aan het tijdvak als bedoeld in het vorige lid waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 4.

    De in het derde lid genoemde termijn kan eenmalig worden verlengd met vier weken.

Artikel 4.5.2 Duur van de subsidie

  • 1.

    De duur van een budgetsubsidie is één kalenderjaar.

  • 2.

    De basis en kaders voor een budgetsubsidie worden, in het kader van beleidsgestuurde contractfinanciering, op individuele basis met professionele organisaties vastgelegd in een budgetovereenkomst.

  • 3.

    De in het vorige lid genoemde overeenkomst beslaat doorgaans een tijdvak van meerdere kalenderjaren.

Artikel 4.5.3 Het verlenen van een subsidie als voorschot

Een budgetsubsidie wordt altijd verleend als een voorschot.

Artikel 4.5.4 Rapportage en verantwoording

  • 1.

    Een subsidieontvanger aan wie een budgetsubsidie is verleend, dient uiterlijk op 1 april volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, een inhoudelijk en financieel verslag in over de uitgevoerde activiteiten.

  • 2.

    In het in het vorige genoemde verslag wordt tenminste gespecificeerd:

  • a.

    Of en zo ja in welke mate voorgenomen activiteiten en diensten zijn uitgevoerd en/of geleverd;

  • b.

    Of en zo ja of de uitgevoerde activiteiten en geleverde diensten succesvol zijn uitgevoerd en/of

    geleverd op basis van de hiertoe opgestelde beoordelingscriteria;

  • c.

    De onder het vorige sublid genoemde beoordeling wordt voorzien van motivatie en argumentatie bij het (ten dele) uitblijven van het beoogde succes;

  • d.

    Een nadere specificatie en analyse van de begrote en feitelijke kosten voor uitvoering en levering van respectievelijk de voorgenomen activiteiten en diensten.

  • 3.

    Als de subsidie meer bedraagt dan € 50.000 dan wordt aan de in het vorige lid bedoeld inhoudelijk en financieel verslag een accountantsverklaring toegevoegd.

Artikel 4.5.5 Verzoek tot vaststellen

Bij het indienen van het inhoudelijk en financieel verslag dient de subsidieontvanger tevens het verzoek in

om de subsidie voor het jaar waarop de verslaglegging betrekking heeft, vast te stellen.

HOOFDSTUK 5 HET VASTSTELLEN VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5.1 Het vaststellen van de subsidie

  • 1.

    Het college kan aan een subsidieontvanger gedurende het tijdvak waarvoor een waarderingssubsidie van minder dan € 7.500,= is verleend een verzoek doen om

  • a.

    een actuele beschrijving aan te leveren over de organisatie, de activiteiten die het onderneemt, de

    doelgroepen waar het zich op richt en de doelstellingen die het nastreeft;

  • b.

    een actuele begroting van baten en lasten;

  • 2.

    Jaarlijks trekt het college een steekproef uit de verleende waarderingssubsidies van minder dan € 7.500,= waaraan het in het vorige lid bedoelde verzoek wordt gedaan.

  • 3.

    Als een waarderingssubsidie is verleend van € 7.500,= of meer, dan stelt het college binnen zestien

    weken na het indienen van het inhoudelijk en financieel verslag de subsidie vast.

  • 4.

    Als een normeringsubsidie is verleend, dan stelt het college binnen zestien weken na het indienen van het inhoudelijk en financieel verslag als bedoeld in artikel 4.4.4. de subsidie vast;

  • 5.

    Als een budgetsubsidie is verleend dan stelt het college binnen zestien weken na het indienen van het

    inhoudelijk en financieel verslag als bedoeld in artikel 4.5.4 de subsidie vast;

  • 6.

    Als een projectsubsidie is verleend, dan stelt het college binnen zestien weken na het indienen van het

    inhoudelijk en financieel verslag als bedoeld in artikel 4.3.4 de subsidie vast.

Artikel 5.2 Inhoud van de beschikking tot het vaststellen van de subsidie

  • 1.

    In de vaststellingsbeschikking voor een normering-, project- en budgetsubsidie staat:

  • a.

    de omschrijving van het geheel van activiteiten of activiteit waarvoor de subsidie is verleend;

  • b.

    de resultaten die met het geheel van activiteiten of de activiteit moeten worden bereikt of hadden

    moeten worden bereikt;

  • c.

    het bedrag van de subsidie, of het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden bepaald en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

  • d.

    het tijdvak waarvoor de subsidie is of wordt verleend;

  • e.

    door het college vast te stellen dan wel vastgestelde verplichtingen;

  • f.

    bezwaar en beroepsmogelijkheden.

  • 2.

    In de vaststellingsbeschikking voor waarderings- en incidentele waarderingssubsidies wordt gemotiveerd waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 5.3 Ambtshalve vaststelling

Indien de subsidieontvanger niet binnen de reguliere indieningtermijn een aanvraag tot subsidievaststelling heeft ingediend, kan het college binnen zestien weken – gerekend vanaf het verstrijken van de deze indieningtermijn – de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen.

HOOFDSTUK 6 HET WIJZIGEN OF INTREKKEN VAN SUBSIDIE

Artikel 6.1 Het wijzigen of intrekken van subsidie

Het college kan een verleende of vastgestelde subsidie met inachtneming van een redelijke

termijn geheel of gedeeltelijk wijzigen, dan wel geheel of gedeeltelijk intrekken als:

  • a.

    er feiten of omstandigheden bekend worden waarvan het college bij het verlenen of vaststellen van de subsidie niet op de hoogte was of redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn, en op grond waarvan de subsidie niet verleend zou zijn, of niet of anders zou zijn vastgesteld;

  • b.

    deze feiten of omstandigheden zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d.

    de subsidieverlening of subsidievaststelling anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of redelijker wijze behoorde te weten;

  • e.

    het geheel van activiteiten of het project waarvoor de subsidie is verleend niet, of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden, dan wel niet of niet geheel zijn of worden uitgevoerd;

  • f.

    de subsidieontvanger na de vaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichting(en);

  • g.

    de subsidieontvanger de subsidie niet aanwendt voor organisatieonderdelen waarvoor de subsidie is bedoeld;

  • h.

    de subsidieverlening onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 6.2 Het wijzigen van subsidie bij voorbehoud

Het college kan een verleende subsidie wijzigen na vaststelling van de gemeentebegroting en de subsidieplafonds.

Artikel 6.3 Het weigeren van subsidie voor een nieuw tijdvak

  • 1.

    Als een subsidie voor eenzelfde of in hoofdzaak hetzelfde geheel van activiteiten is verstrekt voor een tijdvak van vier opeenvolgende jaren of zoveel korter als waarvoor de waarderingssubsidie is verstrekt, dan kan bij veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten de subsidie voor een nieuw tijdvak worden geweigerd.

  • 2.

    Het college neemt een termijn van zes maanden in acht voor het aankondigen van de voorgenomen weigering voor een nieuw tijdvak.

  • 3.

    Bij het weigeren van subsidie voor een nieuw tijdvak wordt de organisatie of instelling door het college in staat gesteld haar op grond van al eerder verleende subsidie aangegane redelijke verplichtingen behoorlijk na te komen.

Artikel 6.4 Termijnen en werking

  • 1.

    Een wijziging of intrekking kan met terugwerkende kracht vanaf het tijdstip waarop de subsidie is

    verleend of vastgesteld, worden geëffectueerd.

  • 2.

    Het recht tot het wijzigen of intrekken van de subsidie vervalt vijf jaar na de dag waarop:

  • a.

    de subsidiebeschikking is bekendgemaakt;

  • b.

    de in artikel 6.1a bedoeld veranderde omstandigheden bekend zijn geworden;

  • c.

    bekend is geworden dat er is gehandeld in strijd met de bepalingen uit de subsidiebeschikking;

  • d.

    aan een of meerdere verplichtingen uit de subsidiebeschikking had moeten zijn voldaan.

HOOFDSTUK 7 HET VERLENEN VAN VOORSCHOTTEN, OPSCHORTEN VAN BETALING EN TERUGVORDEREN VAN SUBSIDIE

Artikel 7.1 Het verlenen van voorschotten

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de beschikking tot subsidieverlening voorschotten verlenen.

  • 2.

    De voorschotten worden als volgt beschikbaar gesteld:

  • a.

    Als de subsidie € 7.500,= of minder bedraagt, wordt het voorschot in één keer aan het begin van het tijdvak waarop de subsidie betrekking heeft beschikbaar gesteld;

  • b.

    Als de subsidie meer dan € 7.500,= en minder dan € 500.000,= bedraagt, wordt het voorschot in vier termijnen aan het begin van elk kwartaal van het subsidiejaar beschikbaar gesteld;

  • c.

    Als de subsidie meer dan € 500.000,= bedraagt, wordt het voorschot in 12 gelijke termijnen aan het begin van elke maand van het subsidiejaar beschikbaar gesteld;

  • d.

    Indien het tijdvak waarop een subsidie bestrekking heeft langer is dan één kalenderjaar wordt het onder sublid b en c gestelde vervangen door respectievelijk 4 en 12 gelijke termijnen van betreffend tijdvak.

Artikel 7.2 Opschorten van de betalingsverplichting

  • 1.

    De verplichting tot betalen van een subsidiebedrag, respectievelijk termijnbedragen wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college de subsidieontvanger schriftelijk informeert over het

    bestaan van een ernstig vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 6.1 en artikel 6.2.

  • 2.

    De opschorting duurt tot en met de dag waarop de beschikking over het wijzigen of intrekken bekend is gemaakt aan de subsidieontvanger, of de dag waarop sinds de kennisgeving bedoeld in artikel 6 een termijn van dertien weken is verstreken.

Artikel 7.3 Terugvorderen van onverschuldigd betaalde subsidie

  • 1.

    Onverschuldigd betaalde subsidie kan worden teruggevorderd:

  • a.

    op grond van artikel 4.57 Awb, en

  • b.

    bij overschrijding van het plafond voor de vorming van weerstandsvermogen zoals gespecificeerd in de nota subsidiebeleid.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Het college kan één of meer bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing - gelet op het belang waarvoor deze verordening tot stand is gebracht - leidt tot een

onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8.2 Overgangsbepalingen

Subsidies over voorgaande jaren worden afgehandeld volgens de algemene subsidieverordening 2007.

Artikel 8.3 Overgangsregeling

Mocht als gevolg van de invoering van het subsidiebeleid 2010 – 2013 en de voorliggende algemene

subsidieverordening sprake zijn van nadelige financiële gevolgen voor instellingen, verenigingen of organisaties dan kan een overgangsregeling worden gehanteerd zoals opgenomen in het subsidiebeleid.

Artikel 8.4 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010;

  • 2.

    Bij het inwerking treden van deze verordening vervalt de “Algemene subsidieverordening 2007”.

Artikel 8.5 Bekendmaking

  • 1.

    De subsidieplafonds worden bekendgemaakt voor het begin van het tijdvak waarvoor ze zijn vastgesteld. Hierbij wordt per jaar het verdelingssysteem aangegeven;

  • 2.

    Deze verordening wordt bekend gemaakt in Groeiend Best en via de website van de gemeente Best.

Artikel 8.7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Best 2010.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Best op 13 juli 2009.

Aldus besloten door de raad van Best

in zijn vergadering van

de griffier, de voorzitter,

M.J.H.J. Baijens drs. Y.C.Th.J. Kortmann