Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Onbekend
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 13-12-2012 Gemeenteblad, 24-01-2013 | 2013/013 |
Hoofdstuk 1: Algemene Bepalingen 4
Hoofdstuk 2: Sturing, beleid en producten 4
Hoofdstuk 4: Het Algemeen Bestuur 5
Hoofdstuk 5: Het Dagelijks Bestuur 7
Hoofdstuk 6: Inlichtingen en verantwoording 9
Hoofdstuk 10: Het personeel 12
Hoofdstuk 11: Financiële bepalingen 12
Hoofdstuk 14: Toetreding, uittreding, wijziging, geschillen en opheffing 15
Hoofdstuk 15 Externe klachtvoorziening 16
Hoofdstuk 16: Overgangs- en slotbepalingen 17
De gemeenteraden en colleges van Heusden, Loon op Zand en Waalwijk, ieder voor zover zij bevoegd zijn;
dat de voorgenomen invoering van de Wet Werken naar Vermogen gemeenten en de kerntaak van beide organisaties de mogelijkheid biedt om vanuit één organisatie effectief en efficiënt richting te geven aan de uitvoering van deze wet;
dat werken vanuit één organisatie gemeenten in staat stelt om de regio Midden Langstraat, en daarmee de deelnemende gemeenten, op sociaaleconomisch terrein te versterken;
dat de gemeenteraden in principe besloten hebben tot een gefuseerde organisatie te komen;
dat deze organisatie vanaf 1 januari 2013 onder de naam ‘Baanbrekers’ actief is op het terrein van werk en inkomen;
Waar in deze regeling artikelen en bepalingen van enige wet of andere regeling vanovereenkomstige toepassing worden verklaard, worden in die artikelen in plaats van ‘de gemeente’, ‘de raad’, ‘het college’ en ‘de burgemeester’ gelezen onderscheidenlijk: ‘de dienst’, ‘het Algemeen Bestuur’, ‘het Dagelijks Bestuur’ en ‘de voorzitter’.
1.Aan de bestuursorganen van de dienst worden de bevoegdheden tot regeling en bestuurovergedragen met betrekking tot de uitvoering van:
de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw) en de daarop gebaseerde (uitvoerings)regelingen, voor zover die uitvoering aan de gemeenten is opgedragen, dit met uitzondering van het vaststellen van de verordening wachtlijst (artikel 12, lid 2 Wsw), de verordening persoonsgebonden budget (artikel 7, lid 10 Wsw) en de verordening cliëntenparticipatie (artikel 2, lid 3 Wsw ).
het oprichten, exploiteren en in stand houden van activiteiten voor industriële werkzaamheden, facilitaire dienstverlening, detacheringen en trajectbegeleiding, welke gericht zijn op het behouden dan wel het bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van de werknemer mede met het oog op het kunnen gaan verrichten van arbeid onder normale omstandigheden.
of zoals deze wetten thans luiden of gaan luiden in de toekomst.
Het openbaar lichaam ‘Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers’ kent de volgende bestuursorganen:
De benoeming geschiedt zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen dertien weken na installatie van de nieuwe gemeenteraad. Voor de eerste maal geschiedt de benoeming binnen acht weken na het besluit tot instelling van de dienst. Aftredende leden en plaatsvervangende leden kunnen opnieuw worden benoemd.
Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met:
de betrekking van medewerker die werkzaam is in het kader van het besluit arbeidsinpassing en begeleiding sociale werkvoorziening (KB van 6 oktober 1997 Stb. 1997, 467) en waarvoor de dienst is aangewezen als de begeleidingsorganisatie als bedoeld in artikel 7, eerste lid sub b van de Wet sociale werkvoorziening;
Het Algemeen Bestuur kan binnen het kader van het in artikel 3 omschreven doel besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Voordat zij daartoe besluiten is het nodig om een zienswijze te verkrijgen van alle gemeenteraden van de deelnemende gemeenten.
Het Algemeen Bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal drie keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste vier leden van het Algemeen Bestuur dit verzoeken (onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen). In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken na het gedane verzoek plaats.
Tegelijkertijd met de oproep brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen – met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid Gemeentewet (stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd) bedoelde stukken – worden tegelijkertijd met de oproep en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
Uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing de bepalingen in artikel 20 (quorum voor opening van vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet-deelname aan de stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 30 (totstandkoming besluit), artikel 31 (geheime stembriefjes), artikel 32 (overige stemmingen) en artikel 33 (ambtelijke bijstand leden van het bestuur).
Het Algemeen Bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het Algemeen Bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen.
Het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van de dienst aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld Wsw-werknemers en gesubsidieerde werknemers in dienst van de uitvoeringsorganisatie, d, Stichting Bevordering Werkgelegenheid Midden-Langstraat , medewerkers in dienst van de Stichting Fidant en medewerkers in dienst van de Stichting Pijler Midden-Langstraat.
Een lid van het Dagelijks Bestuur kan door het Algemeen Bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het Algemeen Bestuur geniet. In dit geval is het bepaalde in artikel 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Een lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur verschaft de raad waardoor hij is aangewezen alle inlichtingen die door de raad of door één of meer leden van de raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van de desbetreffende raad aangegeven wijze en met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
1.De voorzitter wordt in de eerste vergadering van elke zittingsperiode door het AlgemeenBestuur uit zijn midden aangewezen.
De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente, die partij is in een geding waarbij de dienst is betrokken, wordt het samenwerkingsverband door een ander, door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen, lid vertegenwoordigd.
Het Algemeen Bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur. Voor elke benoeming dient het Dagelijks Bestuur een aanbeveling in. Onverminderd het gestelde in de eerste volzin kan de directeur door het Algemeen Bestuur op basis van een detacheringsovereenkomst worden aangetrokken van de Stichting Bevordering Werkgelegenheid Midden-Langstraat, waar hij op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst zal zijn. De arbeidsvoorwaarden en salaris van deze directeur worden door het bestuur van de Stichting Bevordering Werkgelegenheid Midden-Langstraat vastgesteld.
1.Het Dagelijks Bestuur draagt de bedrijfsvoering en de hem opgedragen uitvoering vanwettelijke voorschriften in mandaat op aan de directeur.
De regels bedoeld in het eerste lid, voorzien in de aanwijzing van 1 of meer accountants als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met het onderzoek van de in artikel 38 van deze regeling bedoelde jaarrekening, en met het ter zake uitbrengen van een verslag dat behalve bij de verklaring bij de jaarrekening bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.
Het Dagelijks Bestuur stelt de ontwerpbegroting, vergezeld van een memorie van toelichting, evenals de financiële beleidsuitgangspunten voor de komende jaren (meerjarenraming) op en zendt deze aan de raden van de deelnemende gemeenten uiterlijk negen weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.
4. a. De gemeentebesturen leggen de ontwerpbegroting twee weken ter inzage en stellen haar tegen betaling van de kosten verkrijgbaar;
Indien de raad van een deelnemende gemeente omtrent de ontwerpbegroting aan het Dagelijks Bestuur van zijn gevoelen heeft doen blijken, hetgeen dient te geschieden vóór eind juni, voegt dit bestuur de ontvangen commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerpbegroting zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.
De dienst ontvangt het volledige Wsw-budget, de uitkeringskosten, kosten van leningen en andere verstrekkingen die voortvloeien uit toepassing van wet en regelgeving, als bedoeld in artikel 6 van deze regeling onder aftrek van ontvangsten uit vorderingen. en het re-integratiedeel uit de Wet Participatiebudget exclusief de budgetten voor educatie en inburgering.
De deelnemende gemeenten dragen op basis van inwonerspercentage per 1 januari van het betreffende begrotingsjaar bij aan de kosten van de dienst. Het percentage per deelnemende gemeente wordt bepaald door het totaal aantal inwoners van de eigen gemeente te delen door het totaal aantal inwoners van de drie deelnemende gemeenten.
De directe kosten bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag en alle extra uitvoeringskosten van de dienst, die worden veroorzaakt door gemeentelijk bijstandsbeleid dat afwijkt van het gemeenschappelijke beleid dat is beschreven in het meerjarenplan wordt rechtstreeks toegerekend aan de gemeente waarvoor de kosten zijn gemaakt.
1.Het Dagelijks Bestuur biedt het ontwerp van de rekening van inkomsten en uitgaven, alsmede een berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen, vóór 1 juni van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft, ter vaststelling aan het Algemeen Bestuur aan.
Het Dagelijks Bestuur voegt daarbij een verslag van het getrouwheidsonderzoek van de jaarrekening en het onderzoek betreffende de rechtmatigheid, ingesteld door de overeenkomstig artikel 32 aangewezen deskundige, en verder hetgeen het Dagelijks Bestuur te zijner verantwoording dienstig acht.
Voorstellen uitgaande van één of meer deelnemende gemeenten worden toegezonden aan het Algemeen Bestuur, dat het voorstel met zijn beschouwingen ter zake binnen acht weken aan de deelnemende gemeenten doet toekomen, waarna deze deelnemende gemeenten en het Algemeen Bestuur verder handelen conform het bepaalde in het vorige lid van dit artikel.
De Nationale ombudsman is bevoegd tot de behandeling van verzoekschriften als bedoeld in
Deze regeling kan worden aangehaald als Gemeenschappelijke Regeling ‘Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers’.
In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslist het Algemeen Bestuur.
Het college van Heusden in zijn vergadering van: 18 december 2012
de burgemeester, de secretaris,
Het college van Loon op Zand in zijn vergadering van: 13 december 2012
de burgemeester, de secretaris,
Het college van Waalwijk in zijn vergadering van: 13 december 2012
De gemeenten Waalwijk, Heusden en Loon op Zand hebben begin 2011 besloten tot het voornemen om de ISD-ML en de WML zowel bestuurlijk als organisatorisch te fuseren. Met de fusie wordt een nieuwe uitvoeringsorganisatie beoogd die:
Wijziging Gemeenschappelijke Regeling
De fusie tussen de ISD-ML en de WML vereist een nieuwe Gr of een aangepaste Gemeenschappelijke Regeling van de WML en een liquidatie van de GR van de ISD. Voor de laatste variant is gekozen vanwege administratieve redenen. Hiervoor is advies ingewonnen bij Deloitte.
Bijstelling Gemeenschappelijke Regeling
Eind 2012 is de evaluatie van het Sociaal Economisch Team (SET) gepland met de gemeenteraden. Dat is ook het moment om de Gemeenschappelijke Regeling die 1 januari 2013 van kracht is in technische zin te wijzigingen. Dit zal ook het geval zijn als de opvolger van de huidige, in artikel 6 van de regeling genoemde wetten door het parlement is bekrachtigd. Dit heeft gevolgen voor o.a. artikel 6 en het financiële hoofdstuk van de Gemeenschappelijke Regeling. In artikel 6 is er sprake van een zogenaamde gemengde regeling. Dat wil zeggen dat zowel college- als raadsbevoegdheden overgedragen worden. Dit staat ook in relatie tot de regierol van de gemeenten. Bij de evaluatie van het SET is het dus nodig om te bezien welke regelingen niet alleen technisch gewijzigd worden, maar ook welke regelingen niet overgedragen worden aan de nieuwe uitvoeringsorganisatie omwille van de gewenste regierol door de gemeenten. De huidige wetten genoemd in de Gemeenschappelijke Regeling vervallen dan (deels). Anderzijds kan dan ook de nieuwe naam van de
uitvoeringsorganisatie opgenomen worden.
Toch is ervoor gekozen om al een Gemeenschappelijke Regeling te presenteren. Reden is dat in de Gemeenschappelijke Regeling alle fundamenten voor de fusie en de toekomst van de nieuwe uitvoeringsorganisatie zijn opgenomen. Dit maakt integraal onderdeel uit van het fusiebesluit samen met de meerjarenbegroting, visiedocument en hoofdstructuur.
In dit hoofdstuk zijn missie, doel, werkterrein aangegeven. In dit hoofdstuk blijkt duidelijk dat de gemeenten de regie voeren en dat er sprake is van opdrachtgever- en opdrachtnemerschap. Belangrijk is dan ook dat de uitvoeringsorganisatie een duidelijke opdracht van de gemeenten meekrijgt. Onder andere om dit goed vorm te geven, hebben de deelnemende gemeenten het Sociaal Economisch Team (SET) opgericht. Primair wordt ingezet op werk & inkomen. Niet uitgesloten is dat gemeenten vanuit hun regierol in de toekomst de uitvoeringsorganisatie voor meer zaken gaan inzetten.
Duidelijk is ook dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor een integraal beleid op het terrein van participatie, re-integratie en activering. Dit betekent dat de gemeenten minder bevoegdheden overdragen aan de nieuwe uitvoeringsorganisatie.
De gemeenten zijn anders geformuleerd verantwoordelijk voor het strategische beleid op het terrein van WWNV, jeugd en de AWBZ. Ook hier speelt het SET een nadrukkelijke rol. Belangrijk is om hier ook nadrukkelijk verbinding te zoeken met partners in het onderwijs, bedrijfsleven en overheid in de regio (regionaal arbeidsmarkt).
Uit het bovenstaande blijkt evident de ambitie die de Langstraatgemeenten hebben om meer met elkaar op te trekken op het gebied van sociaaleconomisch beleid.
De opdrachtformulering richting de nieuwe uitvoeringsorganisatie vindt jaarlijks zijn weerslag in een begroting en (meerjaren)plan en een jaarrekening achteraf. Dit biedt de mogelijkheid aan de raden van de drie gemeenten om zowel hun kaderstellende als controlerende uit te oefenen.
Op 7 maart 2002 is de “Wet dualisering gemeentebestuur” in werking getreden. Kern van deze wet is de ontvlechting – in samenstelling, posities en bevoegdheden – van de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders. De “Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden”, die op 8 maart 2006 in werking is getreden, betreft de tweede stap in het dualiseringsproces. Deze wet strekt er toe de bevoegdheidsverdeling in medebewindswetgeving in overeenstemming te brengen met de uitgangspunten van de Wet dualisering gemeentebestuur. Doorgaans betreft het de overheveling van bestuursbevoegdheden van de Gemeenteraad of het gemeentebestuur naar het college van burgemeester en wethouders.
Om die reden wordt voorgesteld om het AB te bemensen vooral met leden van het dagelijks bestuur van de deelnemende gemeenten. Dit doet recht aan het duale uitgangspunt. Door zes raadsleden op te nemen, ontstaat een gemengd model. Vanwege de sociaal-maatschappelijke en economische impact is toch gekozen om raadsleden deel te laten in het Algemeen Bestuur.
Daarnaast is gekozen om in het Dagelijks Bestuur te werken met twee onafhankelijk externen die ter zake deskundig zijn. Het idee is dat signalen uit de praktijk sneller en beter opgepakt kunnen worden.
Het Algemeen Bestuur is het hoogste orgaan van de Gemeenschappelijke Regeling. Het AB kan bevoegdheden delegeren of mandateren aan het Dagelijks Bestuur. Deze methodiek sluit aan bij het duale stelsel en het systeem van de Gemeentewet.
De leden van de gemeenteraad die zitting hebben in het AB hebben de taak om hun raden goed te informeren, zodat deze hun kaderstellende en controlerende taak goed kunnen uitoefenen. De leden van het AB dienen dan ook in de gelegenheid gesteld te worden om trainingen, opleidingen, etc. te kunnen volgen om deze taak op een adequate wijze te kunnen vervullen.
In dit hoofdstuk is opgenomen, dat de directeur de “secretariaatsfunctie” voor het algemeen en dagelijks bestuur vervult. Hiermee wordt bedoeld, dat de directeur zorgt voor de voorbereidingen van de vergaderingen, de verslaglegging e.d. Hiervoor kan hij uiteraard ander personeel inzetten, bijvoorbeeld voor de verslaglegging. De combinatie van deze functies ligt voor de hand, omdat de directeur als adviseur van het algemeen en het dagelijks bestuur deelneemt aan de vergaderingen. Daarmee is de directeur geen lid van het algemeen, noch dagelijks bestuur en draagt geen bestuurlijke verantwoordelijkheid
Ten aanzien van de ondertekening van stukken van het bestuur kan mogelijk door ondertekening door ‘de voorzitter’ en ‘de secretaris’ het beeld ontstaan dat wanneer de directeur (mede)ondertekent als ‘secretaris’ het een bestuurlijke verantwoordelijkheid betreft. Dit is niet het geval.
Er is gekozen voor een zo ruim mogelijke overdracht van bevoegdheden aan de directeur ten aanzien van de bedrijfsvoering en de uitvoering van wettelijke voorschriften. Uitwerking hiervan vindt plaats op basis van een directiestatuut, vast te stellen door het algemeen bestuur en een mandaat-en volmachtbesluit, vast te stellen door het dagelijks bestuur.
Op basis van dit artikel heeft de directeur als integraal manager en eindverantwoordelijke voor de uitvoeringsorganisatie de bevoegdheid tot aanstelling, schorsing en ontslag van medewerkers. Deel van de overweging hierbij is de gewenste afstand tussen bestuur en uitvoeringsorganisatie. Omdat deze bevoegdheid in mandaat verstrekt is aan de directeur kan het dagelijks bestuur zich het recht voorbehouden uitzonderingen te maken.
Budget Wet Werken Naar Vermogen
In artikel 34, lid 2 is vastgelegd welke budgetten ter beschikking staan van de uitvoeringsorganisatie. Bij de besluitvorming over de fusie is uitgangspunt en als zodanig ook vastgelegd dat de uitvoeringsorganisatie het volledige beschikbare budget voor de uitvoering van de beoogde Wet Werken naar Vermogen ontvangt. De deelnemende gemeenten storten het Rijksbudget gemoeid met de Wet Werken Naar Vermogen, exclusief de budgetten voor Educatie en Inburgering, door naar de nieuwe uitvoeringsorganisatie. Mocht de uitvoeringsorganisatie tot (nog meer) efficiency komen in enig boekjaar dan kan via de methode van de verdeelsleutel deze efficiency ten bate komen van de deelnemende gemeenten. Daarmee wordt ook recht gedaan aan het budgetrecht en de controlerende taak van de gemeenteraad.
In dit hoofdstuk is bepaald dat de uitvoeringsorganisatie mag beschikken over een eigen vermogen van 1.2 miljoen euro. Dit wordt gezien als noodzakelijk om zo lopende zaken te kunnen regelen. Wanneer in enig boekjaar een groter eigen vermogen ontstaat, kan dit bestemd worden om eventuele toekomstige tekorten (deels) te dichten. Ook kan besloten worden het geld niet te bestemmen en aan de gemeenten uit te keren.
Daarnaast is de verdeelsleutel bepaald. De verdeelsleutel is bedoeld om eventuele tekorten of overschotten te verdelen over deelnemende gemeenten (zie ook de toelichting onder het kopje Eigen Vermogen).
De methode voor de verdeelsleutel wordt 5 jaar na inwerkingtreding van de Gemeenschappelijke Regeling geëvalueerd. Mocht evenwel binnen deze periode blijken dat het Rijk een nieuwe stelselwijziging invoert, dan kan dit aanleiding zijn om sneller te evalueren.