Organisatie | Vlissingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Tijdelijke opslag mest |
Citeertitel | Beleid mestopslag |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
nieuwe regeling
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-01-2013 | Onbekend | 19-12-2012 Faam 9 januari 2013 | onbekend |
Het Besluit landbouw milieubeheer en de nadere invulling van het begrip milieu-inrichting heeft tot gevolg dat aan kortdurende of kleinschalige mestopslagen geen regels op grond van de Wet milieubeheer zijn gesteld. Dit betekent dat waar de Wet milieubeheer regels stelt om overlast te voorkomen en op te heffen, er hier geen regels gelden. Dit kan tot milieuhygiënisch ongewenste situaties leiden, zoals geurhinder of ongedierte.
Op basis van artikel 4:17 APV Vlissingen kan het college nadere regels stellen voor de opslag van mest. Er zijn momenteel geen nadere regels gesteld voor de opslag van mest. Hierdoor is het momenteel niet mogelijk overlast op te heffen bij geurhinder of overlast door ongedierte.
Met dit beleid worden nadere regels gesteld om overlast bij kortdurende (< 14 dagen) en kleinschalige (<10 m3) mestopslag op te heffen door regels te stellen voor:
In de APV Vlissingen is ten aanzien van het verbod mest op te slaan één bepaling opgenomen.
Artikel 4:17 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
1. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
2. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.
3. Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen.
4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de Landschapsverordening Zeeland 2001.
In het Algemeen aanwijzingsbesluit is ten aanzien van de aangewezen plaats voor mest één bepaling gereserveerd.
Artikel 1:9 Opslag voer- en vaartuigen, mest en afvalstoffen
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4:17, eerste lid, APV worden de volgende plaatsen aangewezen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid verboden is één of meer nader aangeduide voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
De beleidsregel geeft nadere invulling aan het opheffen van overlast door mestopslag. Het college bepaald of sprake is van overlast bij stankgevoelige objecten (zie paragraaf 1.4) door:
Het beleid richt zich op opslag van vaste mest zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit landbouw milieubeheer voor zover dit niet via hogere wetgeving is geregeld. Dit betekent dat het beleid zich richt op:
Het beleid richt zich niet op opslag van vaste mest op een perceel binnen de bebouwde kom waarvoor een ontheffing is verleend voor het houden van hoefdieren en de opslag van vaste mest daarmee verband houd.
Op basis van artikel 4:17 lid 2 APV Vlissingen kan het college plaatsen aanwijzen waar het verboden is mest op te slaan. Bij mestopslag onder de Wet milieubeheer worden regels gesteld in het Besluit landbouw milieubeheer om geurhinder te voorkomen en op te heffen. De afstanden uit het Besluit landbouw milieubeheer zullen voor kortdurende en kleinschalige mestopslag worden toegepast om overlast op te heffen:
onder objecten categorie I t/m V worden niet verstaan kampeerterreinen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, of derde lid, van de Wet op de openluchtrecreatie. Dit betreft gebouwen of als kamphuis of blokhut aan te merken bouwwerken, voor zover die gebouwen of bouwwerken deel uitmaken van een agrarisch verblijf en bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf.
Bij wijzigingen in het Besluit landbouw milieubeheer is hetgeen opgenomen in of overgenomen uit het Besluit landbouw milieubeheer leidend.
Op basis van artikel 4:17 lid 3 APV Vlissingen worden nadere regels gesteld om overlast door mestopslag op te heffen:
Ter voorkoming van geurhinder is voor de opslag van pluimvee- en nertsenmest een afdekplicht opgenomen en een mogelijkheid nadere eisen te stellen. Om agrariërs de mogelijkheid te geven mest uit te rijden over het land is pas na 48 uur bovenafdekking verplicht gesteld.
Er zijn geen regels gesteld voor opslag van andere mestsoorten dan pluimvee- en nertsenmest. Door de aard van de mestsoorten zal dit normaliter niet tot overlast leiden. Indien wel overlast ontstaat kan geëist worden dat de mest verplaatst wordt op grond van paragraaf 1.4.
Opslag langer dan 14 dagen valt niet onder deze beleidsregel. Indien noodzakelijk kunnen er dan nadere eisen worden gesteld aan afdekking voor de opslag van vaste mest op grond van voorschrift 4.7.1 Besluit landbouw milieubeheer.
2. Vereenvoudigd meldingsformulier
Indien tijdelijke mestopslag wel onder het Besluit landbouw milieubeheer valt, stelt Infomil formulieren digitaal ter beschikking. Door de reikwijdte van het Besluit is het formulier van Infomil tamelijk uitgebreid geworden en bevat het, toegespitst op de tijdelijke mestopslagen, een groot aantal niet relevante vragen. Om die reden is een alternatief formulier samengesteld dat door Zeeuwse gemeenten wordt toegepast.
In het kader van het verminderen van administratieve lasten biedt het formulier zoals opgenomen in bijlage 1 de voorkeur voor opslag van mest voor maximaal een half jaar. Bij opslag langer dan een half jaar moet alsnog het formulier dat Infomil digitaal ter beschikking stelt worden gebruikt.
Opslag korter dat 14 dagen valt niet onder het Besluit landbouw milieubeheer, daarbij is het niet verplicht een melding in te dienen.
MELDINGSFORMULIER OPSLAG VASTE DIERLIJKE MESTSTOFFEN
Het formulier moet 4 weken voor de eerste aanvoer van (mest)stoffen ingediend zijn.
U dient het formulier in tweevoud in te vullen. Eén exemplaar is bestemd voor burgemeester en wethouders van Vlissingen, t.a.v. afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving, Postbus 3000, 4380 GV Vlissingen. Het tweede exemplaar kunt u voor uw eigen administratie behouden.
Naam ______________________________________________
Adres ______________________________________________
Postcode en plaats____________________________________________
Telefoon/email ______________________________________________
Meldt voornemens te zijn vaste dierlijke meststoffen gedurende een aangesloten periode van ten minste twee weken doch korter dan 6 maanden op te slaan op een perceel gelegen aan:
per perceel een afzonderlijk meldingsformulier indienen
Adres ______________________________________________
Plaats ______________________________________________
Kadastrale ______________________________________________
Dit formulier gaat vergezeld van een afdruk van een kadastrale kaart 1 waarop het perceel, met daarop de aanduiding van de mestopslag op schaal, nader is aangegeven.
Aard van de meststof 2 ______________________________
Geschatte hoeveelheid (in m³) ______________________________
Datum eerste aanvoer ______________________________
Materiaal onderafdekking 3 ______________________________
Materiaal bovenafdekking 4 ______________________________
______________ __________________
het is verplicht om kippen- en nertsenmest binnen 48 uur na de eerste aanvoer af te dekken met een 15 cm dikke afdeklaag compost of aarde afkomstig van het desbetreffende perceel. Bij overige mestsoorten moet contact met hemelwater zoveel mogelijk worden voorkomen door een overkapping, zeil of een andere vorm van permanente bovenafdekking
Bepalingen en voorschriften uit het Besluit landbouw milieubeheer
Het niet nakomen van de voorschriften uit het Besluit landbouw milieubeheer is een economisch delict. Dit betekent dat strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie en/of bestuursrechtelijk optreden door de gemeente mogelijk is.
Onder vaste dierlijke mest wordt in het Besluit landbouw milieubeheer verstaan: mest die geheel of gedeeltelijk bestaat uit feaces of urine van landbouwhuisdieren en die niet verpompbaar is, met uitzondering van compost.
Onder het Besluit landbouw milieubeheer wordt ook het tijdelijk opslaan van vaste dierlijke mest op landbouwpercelen geregeld. Onder een tijdelijke opslag wordt in dit verband ten minste 14 dagen en maximaal 6 maanden begrepen.
Kleine en kortdurende opslagen vallen in principe buiten het Besluit of de milieuwetgeving en zijn op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) geregeld. Bij kortdurende opslag (minder dan 14 dagen) hoeft geen melding ingediend te worden.
Afhankelijk van de categorie waartoe een stankgevoelig object in de omgeving van de opslag behoort, moet tussen de mestopslag en dat object 100 m. (I en II) of 50 m (III, IV en V) in acht genomen worden.
Onder objecten categorie I t/m V worden niet verstaan kampeerterreinen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, of derde lid, van de Wet op de openluchtrecreatie. Dit betreft gebouwen of als kamphuis of blokhut aan te merken bouwwerken, voor zover die gebouwen of bouwwerken deel uitmaken van een agrarisch verblijf en bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf.
De opslag dient zodanig te worden ingericht dat contact met hemelwater zoveel mogelijk wordt voorkomen. Dat kan worden gerealiseerd door gedurende de hele periode de opslag te laten plaatsvinden onder een vaste constructie (zoals een overkapping, zeil of een andere vorm van permanente bovenafdekking).
De onderafdekking moet bestaan uit een ten minste 15 cm dikke laag met organisch materiaal die onder de mestopslag moet worden aangebracht.
Pluimvee- en nertsenmest moet binnen 48 uur na de eerste aanvoer te worden voorzien van een 15 cm dikke afdeklaag compost of aarde afkomstig van het desbetreffende perceel.
- object categorie I: 1. een bebouwde kom met stedelijk karakter; 2. een ziekenhuis, sanatorium en internaat en; 3. objecten voor verblijfsrecreatie.
- object categorie II: 1. de bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overigens agrarische omgeving; 2. objecten voor dagrecreatie.
- object categorie III: verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent.
- object categorie IV: 1. een woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning of een algemene maatregel van bestuur aanwezig mogen zijn; 2. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing.
- object categorie V: woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning of een algemene maatregel van bestuur aanwezig mogen zijn.
De hoeveelheid opgeslagen mest mag niet meer bedragen dan 600 m3. (Artikel 3, lid 1 onder m1)
De tijdelijke opslag van vaste mest dient plaats te vinden boven een absorberende laag met een dikte van ten minste 0,15 m. en een organische stof gehalte van ten minste 25%. (Voorschrift 2.2.2. onder a)
Contact met hemelwater dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. (Voorschrift 2.2.2. onder b)
De opslag van vaste mest moet plaats vinden:
Onder vaste dierlijke mest wordt in het Besluit landbouw milieubeheer verstaan: mest die geheel of gedeeltelijk bestaat uit feaces of urine van landbouwhuisdieren en die niet verpompbaar is, met uitzondering van compost.
Onder het Besluit landbouw milieubeheer wordt ook het tijdelijk opslaan van vaste dierlijke mest op landbouwpercelen geregeld. Onder een tijdelijke opslag wordt in dit verband ten minste 14 dagen en maximaal 6 maanden begrepen.
Kleine en kortdurende opslagen vallen in principe buiten het Besluit of de milieuwetgeving en zijn op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) geregeld. Bij kortdurende opslag (minder dan 14 dagen) hoeft geen melding ingediend te worden.
Afhankelijk van de categorie waartoe een stankgevoelig object in de omgeving van de opslag behoort, moet tussen de mestopslag en dat object 100 m. (I en II) of 50 m (III, IV en V) in acht genomen worden.
Onder objecten categorie I t/m V worden niet verstaan kampeerterreinen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, of derde lid, van de Wet op de openluchtrecreatie. Dit betreft gebouwen of als kamphuis of blokhut aan te merken bouwwerken, voor zover die gebouwen of bouwwerken deel uitmaken van een agrarisch verblijf en bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf.
De opslag dient zodanig te worden ingericht dat contact met hemelwater zoveel mogelijk wordt voorkomen. Dat kan worden gerealiseerd door gedurende de hele periode de opslag te laten plaatsvinden onder een vaste constructie (zoals een overkapping, zeil of een andere vorm van permanente bovenafdekking).
De onderafdekking moet bestaan uit een ten minste 15 cm dikke laag met organisch materiaal die onder de mestopslag moet worden aangebracht.
Pluimvee- en nertsenmest moet binnen 48 uur na de eerste aanvoer te worden voorzien van een 15 cm dikke afdeklaag compost of aarde afkomstig van het desbetreffende perceel.