Organisatie | Aalsmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Horecabeleid |
Citeertitel | Horecabeleid |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
De datum van inwerkingtreding is 6 weken na publicatie.
De publicatiedatum is 4 augustus 2005.
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-09-2005 | 22-07-2016 | nieuwe regeling | 25-03-2004 Nieuwe Meerbode, 4-08-2005 | Onbekend |
Voor het jaar 2002 bestond bij diverse actoren de behoefte aan een geïntegreerd lokaal horecabeleid.
Bij alle partijen (horecaondernemers, de toenmalige Inspectie voor de drankwetgeving (tegenwoordig Voedsel en Warenautoriteit), de regiopolitie, de burgers alsmede de gemeente) bestond er de behoefte aan éénduidigheid en duidelijkheid. In dit kader is getracht om door middel van de beleidsnota Integraal Horecabeleid in een dergelijke behoefte te voorzien. Deze nota, die in werking getreden is in 2002, besteedt aandacht aan diverse horecafacetten die binnen de gemeente Aalsmeer aan de orde zijn. In 2003 is dit beleid geëvalueerd. Uit deze evaluatie is een aantal kleine aandachtspunten gekomen. Deze punten zijn verwerkt in deze herziene nota Integraal Horecabeleid gemeente Aalsmeer 2005.
Geïntegreerd horecabeleid kenmerkt zich door een beleidsmatige en integrale aanpak 1
Door middel van een geïntegreerd horecabeleid wordt voorkomen dat ad-hoc beleid ten aanzien van de horecainrichtingen gevoerd wordt. Daarnaast wordt willekeur ten aanzien van de horecaondernemers voorkomen. Tevens wordt duidelijkheid geschapen met geïntegreerd horecabeleid binnen de interne organisatie en zo wordt miscommunicatie voorkomen.
Tenslotte benadrukt de gemeente door middel van vaststelling van een dergelijk horecabeleid het belang dat wordt gehecht aan (een goed contact met) horecaondernemers voor de gemeente.
Ten aanzien van het horecabeleid voor 2002 bestonden de volgende knelpunten:
Deze beleidsnotitie kent de volgende opzet. In hoofdstuk 1 wordt de herziene nota Integraal Horecabeleid van de gemeente Aalsmeer uiteengezet. In hoofdstuk 2 is de wijze van handhaving van het beleid opgenomen. In hoofdstuk 3 worden aan de hand van de hierboven genoemde knelpunten doelstellingen geformuleerd en op welke wijze getracht wordt deze doelstellingen te behalen.
Tenslotte zullen in hoofdstuk 4 de personele en financiële consequenties worden weergegeven.
De totstandkoming van een integraal horecabeleid vergt een groot draagvlak en derhalve een integrale aanpak. Derhalve zijn bij de totstandkoming van het beleid van 2002 alle actoren, horecaondernemers, omwonenden, Koninklijk Horeca Nederland, regiopolitie Amsterdam-Amstelland, Voedsel en Warenautoriteit, omliggende gemeenten en de verschillende afdelingen van de gemeente betrokken geweest. Aan de herziene nota Integraal Horecabeleid ligt de evaluatie van het horecabeleid 2003 ten grondslag. In een bijlage, gevoegd bij deze beleidsnota, worden alle wijzigingen ten opzichte van het oude beleid opgesomd.
Hoofdstuk 1 Herziene Integraal horecabeleid gemeente Aalsmeer
De horeca binnen de gemeente Aalsmeer is zeer divers van aard en vrij omvangrijk van aantal. Bij het opstellen van het herziene Integraal horecabeleid van deze gemeente waren in 2004 circa 80 horecainrichtingen binnen de gemeentegrenzen. Een dergelijk aantal is vergeleken met de ons omliggende gemeenten, gemeten het aantal horecainrichtingen per 10.000 inwoners, als hoog te kwalificeren. In de meeste gemeenten rondom Aalsmeer zijn zo’n 15 horecainrichtingen per 10.000 inwoners, terwijl Aalsmeer per 10.000 inwoners meer dan 30 horecainrichtingen heeft. De belangrijke rol die horeca derhalve binnen deze gemeenschap inneemt, vraagt bijzondere aandacht van het bestuur van de gemeente. Ook de consequenties van de vestiging van horeca voor de leefomgeving, de openbare orde en de inwoners van deze gemeente vereisen een dergelijke bijzondere aandacht. Daarom is toentertijd gekozen voor het tot stand brengen van een nota Integraal Horecabeleid.
De volgende doelstellingen voor het integrale horecabeleid, voor zowel het ‘oude’ (2002) als het ‘nieuwe’ (2005), kunnen worden geformuleerd:
Met dit geïntegreerd horecabeleid wordt een helder en overzichtelijk beleid voor de horeca tot stand gebracht waar zowel de horeca-eigenaren, de gemeente, de regiopolitie en de inwoners van deze gemeente zich in kunnen vinden. Het horecabeleid is, met name voor wat betreft hoofdstuk 3, vormgegeven als beleidsregels op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat ze mede als toetsingskader kunnen dienen bij de afhandeling van aanvragen voor vergunningen en ontheffingen.
In de evaluatie van het Integrale Horecabeleid 2002 is gekeken of het Aalsmeerse horecabeleid voldoet aan de doelstellingen die hierboven zijn verwoord. Er is onder andere nagegaan of het Integrale Horecabeleid een doorzichtig en integraal beleid is voor horecainrichtingen en of de verstoringen van de openbare orde rondom horecainrichtingen zijn afgenomen.
Niet alle doelstellingen van het Integrale Horecabeleid zijn het afgelopen jaar behaald. Zo wordt er in de gemeente Aalsmeer nog onvoldoende integraal gewerkt, Drank/ en horecavergunningen niet binnen de wettelijk gestelde termijn afgegeven, onvoldoende klantgericht gewerkt, en niet gehandhaafd.
Het afsluiten van een horecaconvenant met de daarbij behorende geleidelijke sluitingstijden met de horecaondernemers van cafés en discotheken is een succes gebleken. Zowel uit de politiecijfers, de meningen van de horecaondernemers en de medewerkers van de gemeente komt naar voren dat de verstoringen van de openbare orde rondom horecainrichtingen zijn afgenomen.
Tenslotte wordt in de evaluatie een aantal aanbevelingen gedaan voor de verdere uitvoering van het Integrale Horecabeleid. Hieronder worden in het kort deze aanbevelingen weergeven.
Hieronder zal allereerst een aantal algemene uitgangspunten worden geformuleerd die gelden voor alle verschillende beleidsterreinen.
1.1.1. Categorieën Horecainrichtingen
De horecainrichtingen worden onderverdeeld in de volgende categorieën:
Ten aanzien van categorie a kan worden opgemerkt dat het hier niet alleen gaat om de paracommerciële instellingen. Voor indeling in deze categorie wordt gekeken naar de primaire functie/ aard van de betreffende inrichting. Dus ook al gaat het om exploitatie van een kantine in een sportcomplex, dan valt de betreffende inrichting voor wat betreft dit beleid onder categorie a.
Pas de laatste jaren is het begrip eetcafé opgedoken, zodat dit begrip aanvankelijk niet in de categorie-indeling was opgenomen. Een eetcafé is een horecagelegenheid die zowel in categorie b als in categorie c kan worden ingedeeld, maar aangezien de primaire functie van een eetcafé, zoals het woord reeds zegt, de functie van eetgelegenheid is, is ervoor gekozen de eetcafés in categorie b in te delen. Dit is de categorie waar ook de restaurants zijn ingedeeld. Shoarmazaken zijn niet in een afzonderlijke categorie ingedeeld. Deze worden geacht te vallen onder categorie b. Deze inrichtingen zijn immers qua primaire functie vergelijkbaar met restaurants. In dit verband zijn er ook diverse mengvormen ontstaan in de loop der tijden, zoals bijvoorbeeld shoarma- grillroom, shoarma- pizzeria, snackbar- shoarma, etc..
Slijterijen waren in het verleden geen categorie toebedeeld. De slijterijen zijn een aparte categorie e worden opgenomen.
Het Event Centre Aalsmeer alsmede The Beach als zijnde multifunctionele centra/ partycentra vallen onder categorie f.
Onder categorie g worden gelegenheden bedoeld waar men softdrugs danwel synthetische middelen (zoals o.a. paddestoelen) kan kopen en of gebruiken.
Bij eventuele toekomstige aanvragen zal van geval tot geval beoordeeld worden onder welke categorie de horecainrichting valt met inachtneming van het onderstaande.
Zoals uit het bovenstaande al blijkt is geen uitputtende opsomming te geven van alle diverse vormen die bestaan ten aanzien van horecainrichtingen en welke wellicht in de toekomst zullen ontstaan.
Bovenstaande categorie-indeling beoogt dan ook niet volledig te zijn. Afhankelijk van de omstandigheden zal bekeken worden in welke categorie een horecagelegenheid wordt ingedeeld, waarbij in ieder geval gekeken wordt naar de primaire functie van de horecainrichting.
Indien niet op grond van het bovenstaande duidelijk is in welke categorie een bepaalde horecainrichting valt, dan bepalen burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer in welke categorie een horecainrichting valt. Aangezien dit bepaalde gevolgen heeft voor de betreffende inrichting voor wat betreft rechten en verplichtingen voortvloeiend uit de Algemene plaatselijke verordening (APV) en dit beleid zal de aanvrager vooraf gaande aan het besluit van burgemeester en wethouders in de gelegenheid worden gesteld zijn of haar zienswijze hieromtrent kenbaar te maken.
Binnen het beleid blijft de volgende wijkindeling gehanteerd:
Er is niet voor gekozen om de wijkindeling in het beleid in zijn geheel af te stemmen op de wijkindeling van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland wijkteam Aalsmeer. De gemeente heeft in het kader van het wijkgericht werken een gebiedsindeling gemaakt. Dit houdt in dat naast de vier wijken die de regiopolitie hanteert, de wijk Westeinderplassen/ Uiterweg als afzonderlijke wijk is opgenomen. In het kader van dit horecabeleid is ervoor gekozen de gebiedsindeling van het wijkgericht werken te volgen, hetgeen de afstemming binnen de gemeente eenvoudiger maakt. Binnen de wijk Centrum/Zuid wordt het gebied Centrum nader onderscheiden in verband met de ontheffingen van de geluidsvoorschriften uit het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer voor het houden van incidentele festiviteiten (art. 4.1.3 van de APV).
De aanvragen voor de verschillende benodigde vergunningen, dan wel ontheffingen worden door de bevoegde bestuursorganen getoetst aan de Drank- en Horecawet en/of aan de APV met betrekking tot aspecten van openbare orde en veiligheid.
De vergunning of ontheffing wordt geheel of gedeeltelijk geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Hierbij worden de volgende toetsingsgronden gehanteerd:
Bij terrasvergunningen worden, op grond van het zesde lid van artikel 2.3.1.2 APV naast de hierboven genoemde toetsingsgronden nog twee andere toetsingsgronden gehanteerd te weten:
Het toetsingskader van de Drank- en Horecawet en de uitvoeringsbesluiten in het kader van deze wet blijft onverkort van toepassing.
1.1.4. Algemene Inherente Afwijkingsbevoegdheid
De bestuursorganen van de gemeente Aalsmeer handelen overeenkomstig de onderliggende beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding met de met de beleidsregels te dienen doelen.
1.1.5. Procedure Horecainrichtingen
Eén van de doelstellingen van dit Integraal Horecabeleid is het tot stand brengen van een integrale en efficiënte afhandeling van vergunningaanvragen voor horecagelegenheden alsmede de ontwikkeling van een beheerssysteem van alle horecarelevante vergunningen/ ontheffingen. Horecainrichtingen hebben niet alleen met de afdeling Publiekszaken te maken, maar ook met andere afdelingen voor wat betreft een eventueel benodigde bouwvergunning of een milieumelding alsmede een benodigde gebruiksvergunning. Teneinde de onderlinge afstemming tussen de verschillende afdelingen zo optimaal mogelijk te laten verlopen en de publieksvriendelijkheid zo hoog mogelijk te laten zijn wordt, een horecawerkgroep ingesteld waarin de verschillende afdelingen alsmede de regiopolitie vertegenwoordigd zullen zijn. Hier zal derhalve afstemming plaatsvinden tussen de verschillende afdelingen omtrent de vergunningverlening alsmede zullen openbare orde-, veiligheids- en handhavingsaspecten ten aanzien van de horeca worden besproken. Met name voor wat betreft nieuwe horecainrichtingen is een goede afstemming van groot belang, omdat als uitgangspunt zal worden gehanteerd dat een nieuwe horecainrichting niet eerder geopend mag zijn dan dat alle vergunningen afgegeven zijn. De horecawerkgroep zal zich tevens bezighouden met het volgen van de uitvoering en de effecten van dit Integraal Horecabeleid alsmede het coördineren van de controle en handhaving ten aanzien van horecainrichtingen.
De volgende functionarissen dienen, naar de aard van hun functie, al dan niet structureel, plaats te nemen in de horecawerkgroep:
Deze werkgroep staat onder voorzitterschap van de coördinator horeca en de beleidsmedewerker bijzondere wetten fungeert als secretaris.
Tevens zal een horeca-e-mail adres worden opengesteld waar een ieder, dus horeca-eigenaren maar ook omwonenden of andere belanghebbenden hun vragen en/of opmerkingen kwijt kunnen. De introductie van dit e-mail adres is afhankelijk gesteld van de ontwikkelideeën van de website, zodat nog geen definitieve datum van invoering kan worden bepaald. Hierover zal te zijner tijd uitgebreid worden gecommuniceerd.
In de beginfase van de uitvoering van het Integraal Horecabeleid werd voorgesteld om vier maal per jaar overleg te laten plaatsvinden met een afvaardiging van de plaatselijke horeca, vertegenwoordigers van Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Haarlemmermeer- Aalsmeer, de burgemeester, de horecacoördinator en de ambtenaar bijzondere wetten alsmede een vertegenwoordiger van de regiopolitie teneinde actuele zaken, problemen of ontwikkelingen te bespreken. Als voorzitter van dit overleg treedt de burgemeester op en als secretaris de ambtenaar bijzondere wetten. De agenda zal van gemeentewege worden opgesteld, na raadpleging van de diverse deelnemers. Uit de evaluatie bleek dat er geen structureel overleg plaatsgevonden heeft tussen de gemeente en afgevaardigden van de horeca. Horecaondernemers hebben wel behoefte aan een horecaoverleg 2.
Het is een taak van de horecacoördinator om ervoor te zorgen dat er overleggen gaan plaatsvinden. In dit kader heeft de horecacoördinator contact gezocht met Koninklijk Horeca Nederland. Er zijn inmiddels afspraken gemaakt om het overleg structureel te laten verlopen.
Er is inmiddels een aantal bijeenkomsten georganiseerd.
Intern is er een horecainformatiesysteem ontwikkeld waarin alle horecagegevens worden bijgehouden en geüpdate worden. Voordeel van zo’n systeem is dat alle gegevens in een systeem zitten. Alle gegevens zijn zo makkelijk opvraagbaar. In de toekomst zal gekeken worden of een Drank & Horeca Informatie Systeem voor Aalsmeer een haalbaar systeem is.
Afhandeling vergunningaanvragen
Het onderstaande heeft slechts betrekking op de afhandeling van vergunningaanvragen voor de in dit horecabeleid genoemde aspecten, kortheidshalve te noemen de Drank- horecavergunningen en dus geen betrekking op de aanvraag voor een bouwvergunning en/of een gebruiksvergunning of het indienen van een milieumelding. Ten aanzien van die laatste categorieën zijn immers afzonderlijke procedures vastgesteld, dan wel worden afzonderlijke procedures gevolgd.
De uitgangspunten bij de afhandeling van de Drank- horecavergunningen zijn als volgt:
Op grond van artikel 1.3, tweede lid APV worden de ontheffingen op grond van artikel 35 Drank- en Horecawet aangewezen als ontheffingen die minimaal acht weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de ontheffing nodig heeft, te worden aangevraagd. Indien hier geen gevolg aan wordt gegeven, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten.
De aanvraag dient te voldoen aan hetgeen in de Drank- en Horecawet, de Algemene wet bestuursrecht of enige andere van toepassing zijnde regeling is voorgeschreven;
Onvolledige aanvragen worden conform artikel 3:18 in samenhang met artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgehandeld. Dit betekent dat nadat de aanvrager een termijn van twee weken is gesteld de aanvraag aan te vullen en deze hieraan geen gevolg geeft, de aanvraag niet zal worden behandeld.
Voordat overgegaan wordt tot het geven van een afwijzende beschikking wordt de aanvrager op grond van artikel 4:7 Awb in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
Ten aanzien van vergunningaanvragen voor het vestigen van een nieuw horecabedrijf of bij wijziging van de vorm van exploitatie zal het voornemen tot vergunningverlening worden gepubliceerd waarbij de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4. Awb zal worden gevolgd. Voor elke aanvraag moet men aparte termijnen in acht nemen. Hierbij bestaat de mogelijkheid dat de afdoeningstermijn verlengd wordt. Immers voor sommige vergunningen geldt een langere afdoeningstermijn. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de gebruiksvergunning voor een nieuwe horecainrichting, waarvoor een afdoeningstermijn van dertien weken geldt.
Ten aanzien van vergunningaanvragen van rechtspersonen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet en bij toepassing van artikel 4, eerste of vierde lid of artikel 5, derde lid zal op grond van artikel 6 van de Drank- en Horecawet een openbare voorbereidingsprocedure worden toegepast.
Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat op aanvragen voor horecavergunningen binnen 3 maanden (art. 26 lid 3 Drank- & Horecawet) wordt beslist. Indien mocht blijken dat deze termijn niet wordt gehaald zal de aanvrager van de vergunning hiervan, voordat de termijn van 3 maanden is verstreken, schriftelijk op de hoogte worden gesteld met daarbij vermeld de verwachte termijn van afdoening. Ten aanzien van de beslissing op een aanvraag als bedoeld onder 5 wordt een termijn van drie maanden gehanteerd.
Uitgangspunt zal zijn dat zonder Drank- en horecavergunning in de betreffende inrichting geen alcoholhoudende drank tegen betaling verstrekt mag worden. Indien daarnaast ook nog een bouwvergunning, milieumelding en / of een gebruiksvergunning nodig zijn, mag de inrichting pas geopend worden indien alle benodigde vergunningen en meldingen van gemeentewege verstrekt c.q. geaccepteerd zijn.
Indien sprake is van wijziging van exploitant / leidinggevende mag de inrichting geopend blijven en mag gedurende de termijn dat de vergunningaanvraag in behandeling is, verstrekking van alcoholhoudende drank tegen betaling gecontinueerd worden. De nieuwe exploitant dient hiertoe binnen een maand na overname van het bedrijf een vergunningaanvraag in te dienen bij de gemeente.
Elke wijziging in de feiten en omstandigheden binnen of met betrekking tot de inrichting dienen zo spoedig mogelijk aan de horecacoördinator te worden doorgegeven, zodat bekeken kan worden of dit consequenties heeft voor de drank- en horecavergunning. Artikel 30 van de Drank- en Horecawet is hierbij onverkort van toepassing.
Na een periode van vier jaar zal dit herziene integrale horecabeleid weer worden geëvalueerd (2009), waarna bij gewijzigde inzichten of eventuele nieuwe ontwikkelingen het beleid opnieuw zal worden aangepast.
1.2 Horeca-exploitatievergunning
Hieronder wordt weergegeven welk beleid ten aanzien van horeca-exploitatievergunningen zal worden gevoerd vanaf 1 januari 2005. Ten aanzien van het tot nu toe gevoerde beleid doen zich een aantal wijzigingen voor, zo heeft o.a. de wijziging van de categorieën consequenties voor de horecaexploitatievergunningenplicht.
Daarnaast is in de APV een extra weigeringsgrond opgenomen ten behoeve van de Wet Bibob. In hoofdstuk 2 zal handhaving en de Wet Bibob verder besproken worden.
Op grond van artikel 2.3.1.2, eerste lid van de APV is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. Het betreft hier de horeca-exploitatievergunning.
Op grond van artikel 2.3.1.3 van de APV kan de burgemeester bepalen, dat het gestelde in dit artikel niet geldt voor een of meer in dat besluit aangeduide soorten horecabedrijven in de gehele gemeente dan wel in een of meer daarin aangewezen gedeelten van de gemeente. De exploitatie van een horecabedrijf, waarvoor op grond van hiervoor genoemd besluit geen vergunningplicht geldt, moet zodanig geschieden dat daardoor de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed.
Uitgangspunt van dit Integrale Horecabeleid is dat een horeca-exploitatievergunning verplicht wordt gesteld voor de exploitatie van een inrichting in de categorieën b, c, f en g voor de gehele gemeente, dus dat wil zeggen in de wijken 1 tot en met 5.
Voor de inrichtingen vallend onder de categorieën a, d en e wordt geen horeca-exploitatievergunning
verplicht gesteld, aangezien ten aanzien van de inrichtingen van categorie a, d en e de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Uitgangspunt is dat ten aanzien van categorie g de drugs- coffeeshops niet voor een horecaexploitatievergunning in aanmerking komen en derhalve zullen worden geweerd. Door de vestiging van een dergelijke inrichting wordt de woon-en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of de openbaar orde op ontoelaatbare wijze beïnvloed. De afstemming met de woonomgeving wordt door de vestiging van een dergelijke inrichting doorbroken.
Uitbreiding van het aantal Horecainrichtingen
Als algemeen uitgangspunt wordt gehanteerd dat het in de gehele gemeente Aalsmeer mogelijk moet zijn nieuwe horecainrichtingen te vestigen. De gemeente Aalsmeer wil zich profileren als een horecavriendelijke gemeente. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat de gemeente zich ook bewust is van de noodzakelijk afstemming van de horecainrichtingen op de woonomgeving en het voorkomen van verstoringen van de openbare orde en veiligheid en derhalve ook de belangen van de omwonenden van horecainrichtingen voor de gemeente zwaar wegen. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval en de situatie ter plaatse zal dan ook bekeken worden of een nieuwe horecainrichting vanuit ruimtelijk oogpunt en vanuit openbare orde oogpunt mogelijk en wenselijk is.
Hierbij zullen in ieder geval de toetsingsgronden 3 als in dit beleid opgenomen, worden gehanteerd.
De aanwezigheid van horecainrichtingen is van invloed op het woon- en leefklimaat alsmede de openbare orde en veiligheid in Aalsmeer. Door middel van een horeca-exploitatievergunning kan de aanwezigheid van horecainrichtingen zodanig gereguleerd worden dat sprake is van een voor een ieder acceptabele situatie en derhalve het woon- en leefklimaat en/of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Indien hier in Aalsmeer, voor zover van toepassing, wel sprake van is, zal de horeca-exploitatievergunning, op de weigeringsgrond en als hierboven genoemd en welke tevens in dit beleid is neergelegd, worden geweigerd.
Voor horecainrichtingen waarvoor geen horeca-exploitatievergunningplicht geldt, kan worden gesteld dat ten aanzien hiervan wordt geoordeeld dat geen sprake is of zal zijn van een op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloeden van het woon- en leefklimaat en/of de openbare orde door de aanwezigheid van de betreffende inrichtingen in Aalsmeer.
De horeca-exploitatievergunning geldt in principe voor vijf jaar. Bij nieuwe bedrijven of bij nieuwe ondernemers van bestaande bedrijven wordt eerst een vergunning verleend voor een periode van één jaar en vervolgens voor een periode van vijf jaar.
De horeca-exploitatievergunning heeft een persoonsgebonden karakter op grond van artikel 1.5 van de APV. De persoon van de exploitant speelt een belangrijke rol in de wijze van exploitatie van de inrichting en dus ook in de wijze waarop deze exploitatie het woon- en leefklimaat en de openbare orde beïnvloedt.
Op grond van artikel 1.4 van de APV kunnen voorschriften en beperkingen aan de horecaexploitatievergunning worden geboden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist. Het gaat hierbij dan met name om voorschriften en beperkingen teneinde de overlast voor de woon- en leefomgeving en verstoring van de openbare orde en veiligheid te voorkomen.
Bovenstaande heeft als consequentie dat bij wijziging van de exploitant van een horecainrichting een nieuwe horeca-exploitatievergunning dient te worden aangevraagd. Dit is eenvoudig te controleren, aangezien de nieuwe exploitant in ieder geval ook een nieuwe vergunning op grond van de Drank- en Horecawet dient aan te vragen.
Tabel 1 Horeca-expoitatievergunningsplicht
X= verplichting tot het hebben van een horeca-exploitatievergunning.
In diverse gemeenten (waaronder Uithoorn) is positieve ervaring opgedaan met een experiment van geleidelijke sluitingstijden. Dit houdt in dat na 02.00 uur geen nieuwe bezoekers meer tot de horecagelegenheid mogen worden toegelaten en het tijdstip waarop de ondernemer sluit vrij wordt gelaten, met inachtneming van een eindtijd van 05.00 uur.
Voordeel van het hanteren van een dergelijk sluitingsuur is dat bezoekers niet in groten getale het horecabedrijf verlaten, doch over een langere periode in kleinere groepjes huiswaarts zullen keren. Uit de evaluatie blijkt dat het een goed initiatief is van de gemeente Aalsmeer om een horecaconvenant af te sluiten met de ondernemers van cafés en discotheken. Met name door het instellen van het geleidelijke sluitingsuur is de overlast rondom horecainrichtingen afgenomen. Niet alle bezoekers van horecainrichtingen gaan meer tegelijk naar buiten, wat voor minder overlast op straat zorgt 4.
Door middel van het sluiten van het convenant verplichten de betreffende horecaondernemers zich een pakket aan maatregelen te treffen om overlast voor de woonomgeving en verstoring van de openbare orde en veiligheid te minimaliseren.
Uitgangspunten bij het hanteren van de sluitingstijden:
Het sluitingsuur geldt uitsluitend voor inrichtingen genoemd onder categorie c voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag. (De inrichting dient gesloten te zijn tussen 05.00 uur en 07.00 uur.) Dit houdt in dat om 02.00 uur de deuren gesloten dienen te zijn, geen nieuwe bezoekers meer mogen worden binnengelaten en dat het uiterste tijdstip van sluiting door de betreffende horecaondernemer zelf mag worden bepaald tot uiterlijk 05.00 uur.
Deze horecaondernemers komen derhalve in aanmerking voor een bijzondere ontheffingsluitingsuur, met dien verstande dat ze voor het verkrijgen van een dergelijke ontheffing tot ondertekening van het bij dit beleid behorende convenant dienen over te gaan. De ontheffing wordt niet verstrekt indien het convenant niet wordt ondertekend. Convenanten die al in een eerder stadium zijn ondertekend blijven van kracht.
Voor categorie f wordt een afzonderlijk regime gehanteerd. Op aanvraag kan ontheffing sluitingsuur voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag worden verleend gedurende het gehele jaar tot uiterlijk 02.00 uur. Aanvragen hiertoe zullen in ieder geval getoetst worden aan de toetsingsgronden als genoemd in dit beleid.
N.B. In bijzondere gevallen kan van het bovenstaande worden afgeweken, indien dit naar het oordeel van de burgemeester tot een onbillijke situatie zou leiden welke redelijkerwijs niet in stand kan blijven.
Hierbij zal de aanvraag in ieder geval getoetst worden aan de toetsingsgronden als genoemd in dit beleid.
Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat er bewust voor is gekozen om het stelsel van de geleidelijke sluitingstijden als uitgangspunt te hanteren. Hiervoor is gekozen om diverse redenen:
In het kader van de sluitingstijden is er niet voor gekozen per gebied te differentiëren, doch veeleer per categorie te bepalen in hoeverre een bepaald sluitingstijdstip geldt en in hoeverre ontheffing van het sluitingstijdstip kan worden verleend.
Ten aanzien van de inpandige inrichtingen als genoemd onder categorie d kan worden opgemerkt dat deze onder de sluitingstijden van de Winkeltijdenwet vallen, zodat het bovenstaande regime op die betreffende inrichtingen niet van toepassing is. Categorie e valt eveneens onder de sluitingstijden van de Winkeltijdenwet, zodat bovenstaand regime ook op deze categorie niet van toepassing is.
Er is voor gekozen het sluitingstijdstip voor doordeweekse dagen en voor de nacht van zondag op maandag op 01.00 uur te stellen om de afstemming op de woonomgeving zo optimaal mogelijk te laten zijn.
De ontheffingsmogelijkheid is gesteld op een uiterst tijdstip van 02.00 uur, gelet op de bovengenoemde afstemming op de woonomgeving. Dit vormt ook de reden waarom de ontheffingsmogelijkheid gemaximeerd is.
Voor categorie f is een apart regime opgenomen, gelet op het specifieke karakter van de inrichtingen vallend onder deze categorie. Gelet op de functie van de inrichting wordt het beoogde effect van spreiding van vertrekkende bezoekers naar verwachting niet bewerkstelligd. Teneinde een zo optimaal mogelijke afstemming op de woonomgeving te bewerkstelligen is derhalve gekozen voor een uiterst sluitingstijdstip van 02.00 uur.
Voor wat betreft de feestdagen zal het volgende regime worden gevoerd. Voor feestdagen voorafgaand aan een normale werkdag geldt het zondag-regime en voor (feest)dagen voorafgaand aan feestdagen geldt het zaterdag-regime, met uitzondering van de avond voor Oudejaarsavond.
Als feestdagen gelden de volgende dagen:
Voorgesteld wordt om indien sprake is van een horecainrichting welke op grond van de APV en dit Integraal Horecabeleid dient te beschikken over een horeca-exploitatievergunning geen afzonderlijke terrasvergunning te verlenen, doch indien sprake is van een terras en het plaatsen van een terras is getoetst aan de toetsingsgronden van dit beleid 5 dit op te nemen in de horeca-exploitatievergunning onder de navolgende voorwaarden:
Het terras mag geopend zijn tot uiterlijk 23.00 uur, met uitzondering van terrassen bij inrichtingen die zich dienen te houden aan de Winkeltijdenwet. Voor deze laatste categorie geldt een uiterst sluitingstijdstip van 22.00 uur.
Er zal derhalve een afzonderlijke toetsing plaatsvinden aan de toetsingsgronden van het beleid voor wat betreft het verkrijgen van toestemming voor het plaatsen van een terras en opname hiervan in de horeca-exploitatievergunning.
Het tijdstip van 23.00 uur is gekozen, na afweging tussen het belang van de horecaondernemer en het belang van de woonomgeving. Een sluitingstijdstip voor een terras van uiterlijk 23.00 uur wordt in zijn algemeenheid aanvaardbaar geacht. Het is mogelijk dat bij een afzonderlijke horecainrichting een ander sluitingstijdstip van het terras als voorschrift bij de vergunning wordt opgenomen.
Inrichtingen die niet behoeven te beschikken over een horeca-exploitatievergunning, dienen een afzonderlijke terrasvergunning aan te vragen. De terrasvergunning geldt in principe voor vijf jaar. Bij nieuwe bedrijven of bij nieuwe ondernemers van bestaande bedrijven wordt eerst een vergunning verleend voor een periode van één jaar en vervolgens voor een periode van vijf jaar. Dit is dezelfde periode als de duur van een exploitatievergunning. Ook voor deze inrichtingen gelden in ieder geval de hierboven genoemde voorschriften. De mogelijkheid bestaat dat de burgemeester aan de hierboven genoemde vergunningen nadere voorschriften verbindt.
Ook ten aanzien van de terrasvergunningen is er niet voor gekozen per gebied te differentiëren, doch algemene voorschriften te hanteren en met name een algemeen sluitingstijdstip van het terras vast te stellen, met uitzondering van inrichtingen die gebonden zijn aan de Winkeltijdenwet. Met name op het gebied van de handhaving levert het hanteren van een uniform sluitingstijdstip voor terrassen een voordeel op. Een dergelijk sluitingstijdstip wordt geacht, gelet op de afstemming met de woonomgeving, aanvaardbaar te zijn.
Incidentele Terrasvergunningen
Voor incidentele of tijdelijke terrasvergunningen dient een afzonderlijke aanvraag bij de burgemeester te worden ingediend. Deze aanvragen zullen beoordeeld worden met inachtneming van de toetsingsgronden van de APV en dit Integraal Horecabeleid. Ten aanzien van deze vergunningen gelden in ieder geval de voorschriften als hierboven genoemd. De burgemeester kan nadere voorschriften verbinden aan de incidentele of tijdelijke terrasvergunningen.
Horecabedrijven die geen drank & horecavergunning behoeven
Ook voor een terras behorend bij een horecabedrijf die geen drank- en horecavergunning behoeft, zal een aanvraag moeten worden ingediend. De terrasvergunning geldt in principe voor vijf jaar. Bij nieuwe bedrijven of bij nieuwe ondernemers van bestaande bedrijven wordt eerst een vergunning verleend voor een periode van één jaar en vervolgens voor een periode van vijf jaar.
Een dergelijke vergunning zal door burgemeester en wethouders kunnen worden verleend op grond van artikel 2.3.12 APV aangezien het reeds genoemde artikel vierde lid slechts betrekking heeft op terrassen bij horecabedrijven. In het kader van deze beleidsnota zal hier verder niet op worden ingegaan.
1.5. Paracommerciële Instellingen
Het gaat hierbij om rechtspersonen, niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.
Sinds 1991 zijn gemeenten verplicht aan nieuwe drank- en horecavergunningen voor deze instellingen voorschriften of beperkingen te verbinden. Doel hiervan is de uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer onwenselijke concurrentie met de reguliere horeca te voorkomen. De verplichting voor gemeenten geldt alleen als er geen zelfreguleringsregeling ter zake is tussen het Bedrijfschap Horeca en de vergunningaanvrager of een organisatie waarbij deze is aangesloten.
Ook ditmaal is een dergelijke verplichting opgenomen in artikel 4 van de Drank- en Horecawet. Op grond van artikel 2 van de Drank- en Horecaverordening worden nadere regels gesteld ter uitvoering van artikel 4, eerste lid van deze wet.
In Aalsmeer geldt dat paracommerciële horecainrichtingen, voor het verkrijgen van een Drank- & Horecavergunning, dienen te beschikken over een zogenoemd ‘bestuursreglement’ (artikel 9 Drank & Horecawet). In het reglement worden afspraken en voorschriften beschreven over het schenken van alcohol. Het bestuursorgaan verbindt in dit reglement voor inrichtingen van een paracommerciële instellingen een aantal voorschriften.
De vergunning slechts geldt voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, één uur voor, tijdens en twee uur na evenementen met een recreatief, sportief, sociaal-cultureel, educatief, levensbeschouwelijk of godsdienstig karakter in verenigingsverband georganiseerd of in het kader van activiteiten van de vereniging zelf;
De vergunning niet geldt voor het bedrijfsmatig verstrekken van alcohol voor het gebruik ter plaatse vóór, tijdens of na bijeenkomsten van persoonlijke aard als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet, met uitzondering van de dorpshuizen;
Het verboden is bijeenkomsten van persoonlijke aard als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet openlijk aan te prijzen, hiermee te adverteren of reclame te maken.
Uit het bovenstaande valt af te leiden dat het in de dorpshuizen, gelet op het karakter van deze instellingen en de specifieke functie die deze instellingen vervullen binnen de Aalsmeerse samenleving, wel is toegestaan bedrijfsmatig alcohol te verstrekken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard. Voor de dorpshuizen gelden wel de twee andere nadere voorschriften zoals hierboven genoemd.
Er is voor gekozen om ten aanzien van de paracommerciële instellingen het bovenstaande beperkende regime te voeren, gelet op de mogelijke concurrentiepositie ten aanzien van de reguliere horeca. Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat het hier gaat om rechtspersonen niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Hierbij is er niet voor gekozen deze instellingen een beperking op te leggen ten aanzien van het verstrekken van sterke drank voor wat betreft de inrichtingen die in gebruik zijn bij sportorganisaties of instellingen, die in gebruik zijn bij kerkelijke instellingen of organisaties of inrichtingen die kunnen worden aangemerkt als dorps- of buurthuis. Het verbod geldt wel ten aanzien van een aantal andere inrichtingen als genoemd in artikel 4 van de Drank- en horecaverordening, zoals jeugdinstellingen en snackbars. Ten aanzien van de in dat artikel opgenomen inrichtingen wordt het niet wenselijk geacht dat ter plaatse sterke drank wordt geschonken.
Dat voor een drietal categorieën inrichtingen een uitzondering is gemaakt laat zich verklaren door het feit dat in de betreffende categorieën een jarenlange praktijk wordt gehanteerd van het schenken van sterke drank, hetgeen ook algemeen maatschappelijk door het overgrote deel van de Aalsmeerse samenleving wordt aanvaard. De bedoelde inrichtingen vallen wel onder de beperkende voorwaarden van artikel 2 van de Drank- en Horecaverordening.
1.6. Overige Horeca-aangelegenheden
Op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet kan de burgemeester ten aanzien van het verstrekken van zwak- alcoholhoudende drank op aanvraag ontheffing verlenen van het in artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor de uitoefening van het horecabedrijf gestelde verbod, bij een in de beschikking aangewezen bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen, mits de verstrekking geschiedt onder onmiddellijke leiding van een persoon die voldoet aan artikel 8, tweede en vierde lid van de Drank- en Horecawet.
Uitgangspunt hierbij zal zijn dat afhandeling geschiedt conform de hiervoor reeds beschreven wijze van vergunning- en ontheffingverlening.
Het doel van gebruiksvergunningen is om panden brandveilig te gebruiken en de kans op brand en om ongevallen bij brand te voorkomen. Dit geldt natuurlijk voor alle panden maar ook voor panden die niet in aanmerking komen voor een gebruiksvergunning. De specifieke eisen en voorwaarden waar een pand aan moet voldoen voor het aanwezig hebben van een gebruiksvergunning zijn te vinden in de bijlage 3 en 4 van de bouwverordening van de gemeente Aalsmeer.
De eisen voor het verkrijgen van een gebruiksvergunning zijn als volgt:
Wet milieubeheer, AMvB “Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer”
Horecainrichtingen vallen in principe onder deze AMvB en dienen te voldoen aan de algemene regels en voorschriften van dit Besluit. Hiermee is de vergunningplicht ingevolge de Wet milieubeheer voor dit soort inrichtingen komen te vervallen en kan men volstaan met het indienen van een melding minimaal 4 weken voordat de inrichting in werking wordt gesteld of wordt veranderd.
Schriftelijke melding bij het ten gehore brengen levende muziek
In veel horecainrichtingen vinden regelmatig festiviteiten plaats waarbij levende muziek ten gehore wordt gebracht. Het is bekend dat levende muziek (met name elektrisch versterkt) aanzienlijke geluidsoverlast voor de omwonenden kan veroorzaken. Om inzicht te krijgen in dit soort muziekuitvoeringen en om de controle en handhaving van de geluidvoorschriften uit het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer daar beter op af te kunnen stemmen, is het gewenst dat deze festiviteiten van tevoren bij de gemeente worden gemeld.
Daarvoor is een kennisgevingsformulier opgesteld dat tenminste 3 weken van tevoren bij de gemeente moet worden ingediend (APV art. 4.1.3a).
Op grond van artikel 4.1.2 APV kan het college collectieve festiviteiten aanwijzen waarbij voor horecabedrijven de geluidsvoorschriften uit het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer niet van toepassing zijn gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. Deze collectieve festviviteiten dienen per kalenderjaar te worden aangewezen.
In ieder geval worden als collectieve festiviteiten aangewezen:
Het aantal collectieve en incidentele festiviteiten waarbij de horecabedrijven niet aan de geluidsnormen uit het Besluit hoeven te voldoen mag echter niet meer bedragen dan twaalf dagen of dagdelen per jaar bedragen. Dit aantal is gebaseerd op jurisprudentie waarin is bepaald dat omwonenden niet vaker dan twaalf dagen of dagdelen per jaar mogen worden blootgesteld aan hogere geluidniveaus dan de standaardgrenswaarden uit het Besluit.
Er blijven voor collectieve festiviteiten dus nog maximaal zeven dagen of dagdelen over dat de standaardgeluidgrenswaarden uit het Besluit mogen worden overschreden.
In het gebied Aalsmeer-centrum/ Stommeer mogen de daarbinnen gelegen horecabedrijven tijdens collectieve festiviteiten maximaal zeven dagen of dagdelen per jaar de standaardgeluidgrenswaarden uit het Besluit overschrijden. Deze zeven dagen of dagdelen dienen verdeeld te worden over de volgende collectieve festiviteiten: Aalsmeer Festival, de bandjesavond, koninginnedag en oudejaarsavond.
In het gebied Kudelstaart vindt maar één collectieve festiviteit plaats, de Feestweek. Tijdens deze festiviteit kunnen bij de binnen dit gebied gelegen horecabedrijven dus maximaal zeven dagen of dagdelen per jaar muziekuitvoeringen plaatsvinden waarbij de standaardgeluid-grenswaarden uit het Besluit niet gelden.
De kermis en het circus vinden plaats in het gebied Hornmeer. De zeven dagen of dagdelen dat de standaardgeluidgrenswaarden van het Besluit door de binnen dit gebied gelegen horecabedrijven overschreden mogen worden, dienen over deze festiviteiten verdeeld te worden.
Mochten op een later tijdstip meerdere collectieve festiviteiten in de bovenstaande gebieden aangewezen worden dan dienen de zeven dagen of dagdelen over het totaal aantal collectieve festiviteiten verdeeld te worden.
Op grond van artikel 4.1.3, eerste lid van de APV is het een inrichting toegestaan maximaal vijf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij een aantal geluidsvoorschriften uit het Besluit horeca-sport- en recreatie-inrichtingen niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting tenminste drie weken voor de aanvang van de festiviteit burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld.
Op grond van het tweede lid van dit artikel is het toegestaan maximaal twaalf festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij een aantal voorschriften omtrent lichthinder niet van toepassing is, zodat het voor met name sportverenigingen mogelijk is met gebruik van buitenverlichting na 23.00 uur wedstrijden te houden. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier om de voorschriften met betrekking tot lichthinder.
Dit aantal is in overeenstemming met het maximum als genoemd in de AMvB en wordt geacht te voldoen aan het vereiste van afstemming op de woonomgeving van de betreffende inrichting. Het betreft hier een maximum. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de toetsingsgronden van dit beleid, een lager aantal festiviteiten vaststellen.
Ten behoeve van de kennisgeving als bedoeld in artikel 4.1.3 lid 1 en 2 APV is door de gemeente een formulier opgesteld. Hiervan dient bij de kennisgeving gebruik te worden gemaakt. De kennisgeving wordt geacht eerst te zijn gedaan wanneer het betreffende formulier volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op het formulier vermeld. De kennisgeving zal van gemeentewege worden beantwoord met een schriftelijke acceptatie van de betreffende kennisgeving, waarbij de mogelijkheid bestaat dat nadere voorwaarden worden gesteld door het college van burgemeester en wethouders.
Dan wordt de kennisgeving geacht niet te zijn gedaan en zal handhavend worden opgetreden.
Voor wat betreft het vijfde lid van artikel 4.1.2 en 4.1.3 van de APV zal dit beperkt worden tot een maximum van drie keer per jaar. Over het algemeen moet redelijkerwijs zijn te voorzien dat bepaalde festiviteiten plaatsvinden, zodat van de bevoegdheid als bedoeld in lid 5 terughoudend gebruik zal worden gemaakt.
Begin- en eindtijden collectieve en incidentele festiviteiten
Bij de bepaling van de eindtijden is slechts onderscheid gemaakt tussen het gebied Centrum en de overige wijken van de gemeente. De achtergrond hiervan is gelegen in het feit dat het Centrum bij uitstek als horecagebied kan worden gekwalificeerd. De afstemming op de woonomgeving komt daarbij minder nadrukkelijk naar voren als bij de overige wijken in de gemeente Aalsmeer. Ten aanzien van de wijken 1, met uitzondering van het gebied Centrum, tot en met 5 kan worden gesteld dat deze geheel als woonwijk kunnen worden gekwalificeerd, dan wel in ieder geval als wijken met een dermate bebouwing dat te veel geluidsoverlast als ongewenst moet worden beschouwd.
Voor wat betreft de eindtijden van de incidentele en collectieve festiviteiten wordt het regime gehanteerd zoals dat hieronder in tabel 4 is weergegeven.
Tabel 4 Eindtijden incidentele en collectieve festiviteiten voor wat betreft geluid
Ter handhaving met betrekking tot de horeca staat het gemeentebestuur een zeer groot scala aan wettelijke regelgeving ter beschikking, zowel landelijke als gemeentelijke.
Wet op de Ruimtelijke Ordening en Woningwet;
Wet milieubeheer (Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen);
Het Integrale Horecabeleid heeft onder meer tot doel een richtinggevend kader te bieden waarbinnen de handhaving van de diverse handhavende instanties gestalte moet krijgen of waaraan de concrete handhavingspraktijk getoetst moet worden. De integraliteit richt zich niet zozeer op de concrete wijze of op de wijze van uitvoering van de handhaving als wel op de beleidsuitgangspunten die aan de handhaving ten grondslag liggen. Derhalve kunnen de verschillende handhavers hun eigen handhavingspraktijk volgen, mits deze past binnen het kader van het integrale beleid.
De handhavingsinstrumenten kunnen worden onderscheiden in preventieve instrumenten en repressieve instrumenten. Bij preventieve instrumenten kan worden gedacht aan de administratieve toetsing van aanvragen, waarbij bij beoordeling van de aanvraag reeds wordt besloten dat exploitatie van een horecainrichting niet mogelijk of niet gewenst is. Bij preventieve instrumenten kan ook gedacht worden aan het communiceren met de horecaondernemers. Hiermee wordt beoogd een draagvlak te creëren. Indien sprake is van een dergelijk draagvlak, zullen de handhavingsproblemen afnemen.
Ten aanzien van de repressieve instrumenten gaat het om het inzetten van sanctiemiddelen. Hierbij kunnen bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sanctiemiddelen worden ingezet of een combinatie van beide middelen.
De belangrijkste bestuursrechtelijke middelen zijn:
De belangrijkste strafrechtelijke sanctiemiddel is het opmaken van een proces verbaal.
De Wet Bibob biedt bestuursorganen, in dit geval de gemeente Aalsmeer, een preventief instrument om zich te beschermen tegen misbruik van vergunningen, subsidies en (gegunde) aanbestedingen.
Bij misbruik moet vooral gedacht worden aan het met behulp van deze beschikkingen en gunningen ontwikkelen van criminele activiteiten of het gebruik maken van uit criminele activiteiten verkregen voordelen. Middels de beleidslijn, welke is vastgesteld door burgemeester en wethouders bij besluit d.d. 01-02-’05, wordt voldaan aan de verplichting om een beleidslijn te formuleren hoe in de gemeente wordt omgegaan met de Wet Bibob. In hoofdlijnen regelt de wet twee zaken. Ten eerste wordt het mogelijk om bepaalde vergunningen, subsidies en aanbestedingen te weigeren (of in te trekken c.q. op te zeggen) wegens - globaal gezegd - het hebben van criminele banden.
Op grond van artikel 3 van de Wet Bibob kan een beschikking (vergunning of subsidie) geweigerd of ingetrokken worden wanneer:
Ten tweede voorziet de wet in een landelijk Bureau BIBOB dat gemeenten desgevraagd gaat adviseren over de mate van ernstig gevaar dat er sprake is van criminele banden en daartoe screeningen kan gaan uitvoeren.
De knelpunten die in het algemeen door gemeenten worden ervaren ten aanzien van het gebied van de handhaving zijn verschillend. Een aantal categorieën is daarbij te onderscheiden. Onderscheid kan worden gemaakt in knelpunten op juridisch, procedureel organisatorisch, financieel/ economisch, beleidsmatig en politiek vlak.
In onderstaand schema wordt een overzicht gegeven met daarbij de belangrijkste problemen per knelpunt weergegeven. In het kader van deze nota wordt volstaan met een globaal overzicht.
Tabel 5 Overzicht knelpunten bestuurlijke handhaving door gemeenten ervaren
Uit: Handhaven op niveau- rapport van de commissie bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke handhaving (commissie Korthals Altes 1998)
Een groot aantal van deze problemen wordt ook binnen de gemeente Aalsmeer ervaren op het gebied van handhaving ten aanzien van horecainrichtingen. Met name de problemen genoemd onder organisatorisch, praktisch, financieel en beleidsmatig doen zich binnen de gemeente Aalsmeer en in het bijzonder binnen de organisatie voor.
Om tot een oplossing voor de genoemde problemen te komen en daarmee een effectievere en efficiëntere handhaving te bewerkstellingen wordt het volgende voorgesteld:
De gemeente Aalsmeer heeft een eenduidig horecabeleid, waarin de gemeentelijke visie op horeca tot uitdrukking is gebracht, dan wel waardoor de gemeentelijke visie op de horeca binnen de gemeentegrenzen tot uitdrukking komt. Het beleid is tot stand gekomen in nauw overleg met de horeca waardoor er onder de horecaondernemers voor het integrale horecabeleid een groot draagvlak bestaat. Ook de bevolking kan zich, gelet op het geringe aantal reacties, vinden in dit nieuwe horecabeleid. Ook voor wat betreft de regionale afstemming op het gebied van de handhaving is eenduidigheid bewerkstelligd. De gemeente Aalsmeer hanteert hetzelfde handhavingsbeleid als de gemeente Uithoorn, hetgeen met name voor de wijkteams van beide gemeenten duidelijk en hanteerbaar is.
Ten aanzien van de bijzondere openingstijden van horecainrichtingen, dat wil zeggen de horecaondernemers die voor een bijzondere ontheffing sluitingsuur in aanmerking komen is een convenant gesloten. In dit convenant is ten aanzien van de bepalingen van het convenant een sanctiebeleid opgenomen. 6 Dit wordt aangeduid als het sanctiebeleid convenant. Dit sanctiebeleid wordt onverkort toegepast ten aanzien van de exploitanten van horecainrichtingen die tot ondertekening van het convenant zijn overgegaan.
2.4. Sanctiebeleid Drank- en Horecawet
Dit beleid ziet met name op de aanvragen in het kader van de Drank- en Horecawet, dat wil zeggen de vergunningen voor het verstrekken van alcoholhoudende drank als bedoeld in artikel 3 en 4 van de Drank-en Horecawet.
Een exploitant van een drank-en horecainrichting mag geen alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse schenken zonder in het bezit te zijn van de benodigde drank- en horecavergunning. Dit brengt met zich mee dat een vergunningaanvraag op tijd moet worden ingediend (drie maanden voor de geplande openingsdatum). Aanvragen worden gecoördineerd met de regiopolitie en de afdeling LE en de brandweer. Wordt geconstateerd dat er toch drank geschonken wordt zonder vergunning dan wordt de volgende handhavingsprocedure gestart:
overtreding: Proces-verbaal regiopolitie. VBG stuurt betrokkene(n) een aanschrijving tot sluiting van de inrichting op grond van de Gemeentewet of de Algemene wet bestuursrecht middels bestuursdwang;
Stap 1 kan worden overgeslagen als de Drank- en Horecavergunning expliciet is geweigerd.
Voor dit stappenplan geldt een verjaringstermijn van 1 kalenderjaar; na 1 jaar gaat de ondernemer 1 stap terug in het stappenplan.
2.4.2 Overname bestaand bedrijf
Bij de overname van een bestaand horecabedrijf dient rekening gehouden te worden met de continuïteit van het bedrijf. De realiteit is dat het vrijwel onmogelijk is dat aanvragen drie maanden van tevoren worden ingediend. Vaak zijn er ook factoren in het spel waarop de koper van het bedrijf of de gemeente niet of nauwelijks invloed op hebben. Als deze situatie zich voordoet dan wordt de volgende handhavingsprocedure gestart:
Als de betrokkene(n) niet binnen de onder a. gestelde termijn een ontvankelijke vergunningaanvraag indient dan wordt hetzelfde sanctiebeleid gehanteerd zoals hiervoor omschreven bij nieuwe vestigingen, met dien verstande dat de eerste stap achterwege wordt gelaten (de daarin bedoelde waarschuwing is immers al gegeven).
De horecaondernemer dient als bijlage bij zijn vergunningaanvraag een ‘leidinggevendeverklaring’ toe te voegen. Hierop moet o.a. door de leidinggevende(n) worden aangegeven op welke tijden zij in de horecainrichting werkzaam zijn.
De situatie van schijnbeheer is die waarbij een horecaondernemer in het bezit is van een drank- en horecavergunning maar de in de vergunning vermelde leidinggevende(n) (regelmatig) niet in de zaak aanwezig zijn. Als deze door de regiopolitie geconstateerde situatie zich voordoet wordt de volgende handhavingsprocedure gestart.
Als de betrokkene(n) niet binnen de onder b. gestelde termijn een ontvankelijke vergunningaanvraag indient en er is bij de hercontrole nogmaals schijnbeheer geconstateerd wordt door VBG een procedure gestart die leidt tot intrekking van de verleende vergunning. De betrokkene(n) wordt door VBG aangeschreven met de mededeling dat zijn/haar huidige drank- en horecawetvergunning één maand na de verzending van deze aanschrijving zal worden ingetrokken wegens schijnbeheer. Na één maand wordt de drank- en horecawetvergunning door VBG ingetrokken.
2.4.4 Vergunning niet in overeenstemming met feitelijke situatie
Dit is het geval indien de bedrijfsvoering niet overeenkomstig de verleende vergunning plaatsvindt.
Het gaat hierbij om het feit dat er sprake is van een wijziging van ondernemers en/of de ondernemingsvorm (bijvoorbeeld van eenmanszaak naar een BV of VOF).
Als deze door de regiopolitie geconstateerde situatie zich voordoet wordt de volgende handhavingsprocedure gestart.
Als de betrokkene(n) niet binnen de onder a. gestelde termijn een ontvankelijke vergunningaanvraag heeft ingediend dan wordt hetzelfde sanctiebeleid gehanteerd zoals hiervoor omschreven bij nieuwe vestigingen, met dien verstande dat de eerste stap achterwege wordt gelaten (de daarin bedoelde waarschuwing is immers al gegeven).
2.5. Sanctiebeleid Wet milieubeheer
Indien uit een controle blijkt dat een horecainrichting zich niet houdt aan de algemene regels en voorschriften uit het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, dan wordt eerst een schriftelijke waarschuwing gestuurd en wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld om de overtreding(en) binnen een bepaalde termijn ongedaan te maken. Indien uit een hercontrole na de gestelde termijn blijkt dat er nog steeds sprake is van een overtreding van de voorschriften, dan is het college in principe verplicht een handhavingsbesluit te nemen. Dit kan betekenen dat er kan worden besloten tot het opleggen van een nader te bepalen dwangsom of het toepassen van bestuursdwang.
Op een dergelijk besluit is de procedure van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Ten aanzien van de vergunningen en ontheffingen die op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening en dit beleid worden verleend is het volgende sanctiebeleid van toepassing:
Indien geconstateerd wordt dat:
overtreding: proces-verbaal regiopolitie. De afdeling VBG betrokkene een aanschrijving bestuursdwang op grond van de Algemene wet bestuursrecht.
Stap 1 kan worden overgeslagen indien de vereiste vergunning/ontheffing is geweigerd en indien niet is voldaan aan het gestelde in artikel 4.1.3 APV.
Voor dit stappenplan geldt een verjaringstermijn van 1 kalenderjaar; na 1 jaar gaat de ondernemer 1 stap terug in het stappenplan.
Indien sprake is van een overtreding van de voorschriften van vergunning of ontheffing geldt het volgende:
Bij elke volgende overtreding wordt de vergunning of ontheffing ingetrokken voor de periode van één jaar, dan wel de vergunning of ontheffing wordt gedurende de periode van een jaar niet verleend.
Voor dit stappenplan geldt een verjaringstermijn van 1 kalenderjaar; na 1 jaar gaat de ondernemer 1 stap terug in het stappenplan.
Ten aanzien van bezoekers van horecainrichtingen wordt het ontzeggingenbeleid gevoerd, dat als bijlage bij deze beleidsnota is gevoegd. 7 Verder wordt hierbij verwezen naar hetgeen reeds eerder in deze beleidsnota is opgenomen over de afhandeling van vergunningaanvragen. Indien de vergunningaanvraag of de aanvraag voor een ontheffing niet volledig is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen binnen een daarvoor gestelde termijn.
Indien de aanvrager hier geen gevolg aan geeft of pas buiten de gestelde termijn zal de aanvraag buiten behandeling worden gelaten. Het sanctiebeleid zal dan onverkort worden toegepast.
Hieronder wordt een korte samenvatting gegeven van de voorstellen die worden gedaan om de doelstellingen van het horecabeleid te behalen en daarmee aan het Integrale Horecabeleid in de gemeente Aalsmeer een impuls te geven waar zowel horeca, inwoners, gemeente en regiopolitie zich in kunnen vinden.
Doelstelling 1: Ontwikkeling van een doorzichtig en integraal beleid voor horecainrichtingen.
In het integraal horecabeleid is een groot aantal aspecten voor wat betreft de horecainrichtingen geïntegreerd opgenomen hetgeen een duidelijk, overzichtelijk en functioneel beleid tot gevolg heeft.
Integraal betekent niet dat dit beleid alles regelt, want zoals reeds is gesteld heeft dit beleid geen betrekking op bouwvergunningen en/of en gebruiksvergunningen en op het indienen van milieumeldingen. Integraliteit met deze vergunningen c.q. meldingen wordt wel bereikt door het instellen van een horecawerkgroep waarin ook de disciplines die zich met deze vergunningen bezighouden zijn vertegenwoordigd. Hierdoor kan ook met betrekking tot die terreinen afstemming plaatsvinden.
In het beleid is verder aansluiting gezocht bij de wijkindeling van het wijkgericht werken en van de politieregio Amsterdam-Amstelland. Ten aanzien van de handhaving is aansluiting gezocht bij het handhavingsbeleid van de gemeente Uithoorn, zodat binnen de regio ook op dat terrein sprake is van een integrale aanpak.
Inhoudelijke punten in het beleid zijn de volgende:
Doelstelling 2: integrale, efficiënte en klantgerichte afhandeling van vergunningaanvragen voor horecainrichtingen
Het beleid schept duidelijkheid voor horecaondernemers en inwoners van de gemeente Aalsmeer omtrent de wijze van afdoening van aanvragen voor vergunningen en ontheffingen. De aangegeven wijze van afdoening is afgestemd op een zo snel mogelijke afdoening van de ingediende aanvragen.
Ook de totstandkoming van een horeca e-mail adres geeft vorm aan een klantgerichte benadering van de horecaondernemers en de inwoners van de gemeente Aalsmeer. Instelling van de werkgroep en de daarmee beoogde werkwijze leveren een gecoördineerde en klantgerichte aanpak op.
Doelstelling 3: ontwikkeling van een beheerssysteem van alle horecarelevante vergunningen/ontheffingen;
Er zal een geautomatiseerd systeem worden opgezet of gekoppeld aan een reeds in gebruik zijnd systeem waarmee op een eenvoudige en snelle manier alle administratieve gegevens omtrent de horeca in beeld kunnen worden gebracht en up- to-date kunnen worden gehouden. Een dergelijk systeem biedt hulp bij de spoedige afhandeling van aanvragen en bij een consequente handhaving van regelgeving en beleid.
Doelstelling 4: het zoveel mogelijk voorkomen van verstoringen van de openbare orde en het tot stand brengen of in stand houden van een goede afstemming van de horecainrichtingen op het woon-en leefmilieu in en rondom die horecainrichtingen.
Door de introductie van een bijzonder sluitingsuur in 2002 wordt een spreiding van het aantal vertrekkende bezoekers bewerkstelligd hetgeen minder verstoring van de openbare orde en (geluids)overlast voor de woonomgeving met zich meebrengt. Door ondertekening van een convenant verplichten de betreffende horecaondernemers zich tot een goede afstemming van de horecainrichtingen met de woonomgeving rondom deze inrichting. Door een consequente handhaving wordt overtreding van regelgeving en beleid direct gesanctioneerd, hetgeen een positieve invloed zal hebben op het regelconform gedrag van horecaondernemers, waar zowel gemeente, horecaondernemers als de woonomgeving mee gebaat zijn.
Doelstelling 5: een consequente handhaving van regelgeving en beleid ten aanzien van horecainrichtingen Zoals hiervoor reeds is aangeven zal een consequente handhaving worden beoogd. Hiertoe is een duidelijk handhavingsarrangement in dit beleid op genomen. Hiermee wordt bereikt dat horecaondernemers zich ook daadwerkelijk aan de regelgeving en het Integraal Horecabeleid houden.
Daarnaast is in 2004 uitvoering gegeven aan de Kadernota Handhaving. Hierin is onder andere prioriteit gegeven aan de controle van horecainrichtingen. Dit alles geeft een heldere en eenduidige gedragslijn aan van de gemeente richting horecaondernemers die zich niet aan de regels houden.
Tussen de horecainrichtingen wordt in dat verband geen onderscheid gemaakt. Van gemeentezijde vergt dit handhavingsarrangement ook een concrete inzet bij overtreding van regelgeving en beleid om consequent handhavend optreden daarmee in de praktijk ook daadwerkelijk waar te maken.
Doelstelling 6: tot stand brengen een structureel en goed overleg met horecaondernemers, betrokken afdelingen van de gemeente, inwoners van de gemeente en de regiopolitie.
Structureel overleg vindt in ieder geval plaats binnen de horecawerkgroep. Deze zal eens per kwartaal bij elkaar komen. Daarnaast zal drie keer per jaar overleg plaatsvinden met een afvaardiging van de horeca in Aalsmeer. Daarvan zal in ieder geval eenmaal de burgemeester bij aanwezig zijn.
Hoofdstuk 4 Personele consequenties.
De voorgestelde maatregelen in het kader van het nieuwe Integraal Horecabeleid brengen geen extra personele consequenties met zich mee. Bij de invoering van het Integraal Horecabeleid in 2002 was, met name in de beginfase, extra ureninzet nodig om de feitelijke situatie in overeenstemming te brengen of te krijgen met het Integrale Horecabeleid. Met name de afdelingen Publiekszaken en Voorlichting, Bestuurs- en Grondzaken hebben indertijd veel tijd besteed aan de gehele vergunningverlening rondom horeca.
Horeca-convenant Aalsmeer 2002
1 Maatregelen die door de horeca-ondernemers, die in aanmerking wensen te komen voor ontheffing later sluitingstijdstip, worden genomen
Ter voorkoming van geluidsoverlast aan derden dient het ten gehore brengen van mechanische muziek te geschieden in overeenstemming met de bepalingen in het Besluit horeca -, sport- en recreatieinrichtingen milieubeheer of met de van toepassing zijnde vergunning ingevolge de Wet milieubeheer.
De horeca-ondernemer zorgt ter voorkoming van ongewenste situaties voor deugdelijk toezicht binnen, vóór en in de directe omgeving van de horecainrichting. Afhankelijk van de grootte van de horecainrichting en de mate van overlast worden tot dit doel toezichthouders aangesteld of verricht de horecaondernemer het toezicht zelf met zijn gebruikelijke personeel. (mits deze werkzaamheden niet vallen onder hetgeen is gesteld in artikel 1, onder c van de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en recherchebureaus)
1.5 Reiniging omgeving horecainrichting
1.7 Handel in en gebruik van drugs
Handel in en gebruik van drugs in of in de nabijheid van de horecainrichting is niet toegestaan.
2 Maatregelen die door de gemeente en/of de regiopolitie Amsterdam - Amstelland worden genomen 2.1 Toezicht/optreden regiopolitie
De gemeente onderneemt actie ten aanzien van donkere locaties waar de openbare verlichting onvoldoende is. Dit geldt eveneens voor horeca-ondernemers die eigen grond rond hun horecainrichting bezitten.
Op locaties waar onvoldoende parkeermogelijkheden aanwezig zijn voor motorvoertuigen en (brom)fietsen, wordt in overleg met de horeca-ondernemers onderzocht of een adequate oplossing voorhanden is. Bij nieuwe horecainrichtingen moet voldoende parkeergelegenheid worden gegarandeerd, hetzij op eigen terrein, hetzij in de omgeving van de horecainrichting.
De regiopolitie geeft op actieve wijze uitvoering aan het ontzeggingenbeleid.
Ten aanzien van de horeca-ondernemer die dit convenant (mede)ondertekent voert de gemeente het volgende sanctiebeleid:
Handel in en gebruik van drugs
Bij constatering van de bepaling zoals genoemd in 1.7 waarbij blijkens door de regiopolitie geconstateerde feiten welke ambtsedig zijn vastgelegd, dat in dan wel buiten de horecagelegenheid, doch in directe relatie daarmee, softdrugs en/of harddrugs worden verhandeld en/of gebruikt volgt intrekking van de horeca-exploitatievergunning.
Bij constatering van een overtreding van de bepalingen genoemd onder 1. 1. sub a, c en d; 1.2.2 en 1.2.3; 1.3. sub a en b; 1.4. sub a en c; 1.5. sub a en b; 1.6. sub a, b, c en d; 1.8. sub a en b een schriftelijke waarschuwing voor de horeca-ondernemer.
Bij constatering van een tweede overtreding binnen een periode van zes maanden na de eerste overtreding, wederom een schriftelijke waarschuwing en een gesprek met de horeca-ondernemer door de burgemeester en de wijkteamchef van regiopolitie (of diens vervanger) alsmede afhankelijk van de aard van de overtreding intrekking van de ontheffing sluitingsuur voor de duur van maximaal één week.
Bij constatering van een derde overtreding binnen een periode van zes maanden na de tweede overtreding een schriftelijke waarschuwing en een gesprek met de burgemeester en wijkteamchef van regiopolitie (of diens vervanger) alsmede afhankelijk van de aard van de overtreding intrekking van de ontheffing sluitingsuur voor de duur van maximaal vier weken.
Bij elke volgende overtreding binnen een periode van een jaar na de voorgaande overtreding een schriftelijke waarschuwing en een gesprek met de burgemeester en wijkteamchef van regiopolitie (of diens vervanger) alsmede intrekking van de ontheffing sluitingsuur voor de duur van maximaal zesentwintig weken.
Het in het kader van de Drank- en horecawet van toepassing zijnde sanctiebeleid blijft onverminderd van kracht.
3 Uitvoering van het convenant
Aan horeca-ondernemers die niet bereid zijn tot ondertekening van het convenant en aldus geen bijzondere inspanningsverplichting wensen te leveren bij het terugdringen van overlast, zal op hun verzoek tot het verlenen van een ontheffing van het algemene sluitingstijdstip van 01.00 uur niet tegemoet worden gekomen.
Dit convenant laat onverlet de mogelijkheid tot het verbinden van één of meer voorschriften of beperkingen aan vergunningen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (paracommerciële instellingen).
Op basis van een nadere uitwerking van de bepalingen in dit horeca-convenant kan een verdere bijdrage worden geleverd aan het creëren van een woon- en leefklimaat waarin evenwicht is bereikt tussen de belangen van horeca-ondernemers, bewoners, gemeente en de regiopolitie Amsterdam-Amstelland met betrekking tot overlast en criminaliteit in relatie tot de horeca.
Omdat de inhoud van dit convenant tot stand is gekomen na overleg tussen het bestuur van Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Haarlemmerneer-Aalsmeer alsmede de regiopolitie Amsterdam-Amstelland en de gemeente Aalsmeer en alle partijen hun verantwoordelijkheid onderkennen om tot een oplossing te komen met betrekking tot overlast in relatie tot de horeca, is dit convenant door betrokken partijen ondertekend.
Aalsmeer, 3 januari 2002
Koninklijk Horeca Nederland,
Afdeling Haarlemmermeer-Aalsmeer
.........................
(het bestuur)
gemeente Aalsmeer ...................................................Regiopolitie Amsterdam - Amstelland
(de burgemeester) ......................................................(de wijkteamchef Aalsmeer)
naam horeca-ondernemer:
adres horecainrichting:
naam horecainrichting:
............................
(de horeca-ondernemer)
De regiopolitie Amsterdam – Amstelland en het bestuur van Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Haarlemmermeer-Aalsmeer zijn in gezamenlijk overleg een ontzeggingenbeleid horeca overeengekomen gericht op beteugeling van overlast in horecainrichtingen als gevolg van agressieve/bedreigende gedragingen van bezoekers.
De inhoud van het ontzeggingenbeleid luidt als volgt :
horeca-ontzegging: een verbod om gedurende een bepaalde periode horecainrichtingen in deze gemeente te mogen betreden.
Het bestuur van Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Haarlemmermeer-Aalsmeer, daartoe gemachtigd, kan aan personen die in een horecainrichting of in relatie tot horeca overlast veroorzaken dan wel overtredingen/misdrijven plegen een zogenaamde "horeca-ontzegging" opleggen;
een horeca-ontzegging wordt in overleg met en na akkoordbevinding door de regiopolitie Amsterdam – Amstelland, opgelegd in de navolgende zich in een horecainrichting voorgedaan hebbende situaties :
een horeca-ontzegging wordt schriftelijk aan betrokkenen ter kennis gebracht en bevat tenminste :
een horeca-ondernemer dient personen waarvoor een horeca-ontzegging van kracht is en die desondanks de horecainrichting betreden, te sommeren de horecainrichting onmiddellijk te verlaten en indien dit niet tot het gewenste resultaat leidt direct de regiopolitie Amsterdam - Amstelland te informeren.
tegen personen die zich gedurende een periode waarop een horeca-ontzegging van kracht is in een horecainrichting ophouden, maakt de regiopolitie proces-verbaal op vanwege huisvredebreuk;
Bijlage 1 Wijzigingen ten opzichte van vorig vastgesteld Integraal Horecabeleid
Paragraaf 1.1.1 Categorie horecainrichting
De categorieën worden aangepast. De reden hiervoor is dat ze nu duidelijker benoemd zijn. In het vorige beleid werden de inrichtingen niet duidelijk omschreven. Er bestonden nog onduidelijkheden.
Hiermee probeert het nieuwe beleid duidelijker de verschillende categorieën onder te verdelen. De reden waarom drugs/ coffeeshops apart zijn benoemd is om duidelijk aan te geven dat zij niet gewenst zijn in Aalsmeer. Voorheen viel deze omschrijving onder categorie d. Omdat ervoor wordt gekozen om d inrichtingen geen exploitatie-vergunning te verlenen is een aparte categorie ingesteld. Zie later meer.
Paragraaf 1.1.6 Afhandeling vergunningaanvragen
Aanvragen voor horecavergunningen dienden in het vorig Integraal Horecabeleid minimaal acht weken van tevoren ingediend te worden alvorens de inrichting wordt geopend. De afdeling Publiekszaken, die belast is met de afhandeling van aanvragen, ondervond veel overlast hiervan. Zij hadden soms te weinig te tijd om de vergunning af te geven. Dit kwam vooral omdat de afdeling moest wachten op informatie van regiopolitie en justitie. Daarom is er nu voor gekozen om de wettelijke termijn in acht te nemen. Dit is drie maanden.
Paragraaf 1.2 Horeca-exploitatievergunning
In het vorige beleid werd voor de aanvrager verplicht gesteld een recente verklaring omtrent gedrag te overleggen die, uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven. Dit is komen te vervallen omdat voor de drank- en horecavergunning diverse justitiële gegevens opgevraagd worden.
Wijziging ten opzichte van het vorig beleid ten aanzien van categorie b is dat is dat nu voor heel Aalsmeer een horeca-exploitievergunning plicht is. Categorie d heeft geen horeca-exploitatieplicht meer. Dat komt omdat drugs/ coffeeshops in een aparte categorie benoemd zijn. Voordeel is dat eenduidigheid gecreëerd wordt. Voor alle wijken geldt nu hetzelfde. Daarnaast is aan de wens van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland gehoor gegeven om alle b- categorieën vergunningplichtig te laten zijn.
Op dit moment geldt nog dat voor categorie b alleen wijk 1 en 5 een exploitatievergunning moeten hebben. Dat zijn er 19. Wanneer alle categorie b- horecainrichtingen een exploitatievergunning moeten hebben, betekent dit dat er nog eens 20 bij komen (in totaal 40 inrichtingen categorie b in heel Aalsmeer. Dit betekent extra werk voor de afdeling PU.
Wijziging ten opzichte van vorig beleid is dat nu categorie b- inrichting nu wel de mogelijkheid hebben om een aantal keer (5) langer open te zijn. Een aantal restaurants hebben aangegeven om langer open te zijn. Middels deze wijzigingen voldoen we aan hun behoefte.
De schatting is dat hier niet veelvuldig gebruik van gemaakt wordt. Hooguit door een paar bedrijven.
Daarnaast is het aantal keer dat er een ontheffing aangevraagd kan worden gewijzigd. Deze zijn nu allemaal gelijk getrokken. Een voordeel is dat voor alle ontheffingen hetzelfde geldt. Zo creëert de gemeente eenduidigheid.
Voorgesteld wordt om horecabedrijven die geen drank & horecavergunning behoeven een terrasvergunning te verlenen voor 5 jaar. Nu is dat 1 jaar. Dit is niet eerlijk omdat Horecabedrijven die wel een drank en horecavergunning hebben deze geldt voor 5 jaar. Dit wordt hiermee gelijk getrokken.
Paragraaf 2.6 Sanctiebeleid APV
Voorgesteld wordt om inbeslagname drank uit het sanctiebeleid te halen. Bij een overtreding van een APV is het middel van inbeslagname erg zwaar. Daarnaast is dit voor de regiopolitie een zeer onpraktisch middel (vervoer, opslag, teruggave, vernietigen).
Bij sommige stappenplannen is een verjaringstermijn toegevoegd. Dit heeft te maken met het feit dat een ondernemer niet zijn hele leven lang achtervolgd wordt door een fout die hij/zij in het verleden heeft gemaakt.